Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening precariobelasting 2009

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 17-12-2009

Intitulé

VERORDENING PRECARIOBELASTING 2009

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2008, nummer 201;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

jaar

:

een kalenderjaar;

b.

half jaar

:

een periode van zes achtereenvolgende maanden;

c.

maand

:

een kalendermaand;

d.

week

:

een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

e.

dag

:

een periode van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur;

f.

vergunning

:

een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “precariobelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen in, onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond , degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • c.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • d.

    voorwerpen, door of vanwege een andere gemeente, de provincie, het Rijk, de waterschappen en zuiveringsschappen, noodzakelijk voor de uitoefening van hun taak aangebracht of geplaatst;

  • e.

    voorwerpen, uitsluitend een openbaar belang dienende;

  • f.

    voorwerpen, aangebracht aan uitsluitend voor bewoning gebruikte gebouwde eigendommen;

  • g.

    vlaggen zonder teken of opschrift en vlaggenstokken met bijbehorende vlaggenstokkenhouders;

  • h.

    materieel, bouwmaterialen, bouwsteigers, stortkokers of bouwketen, indien en voor zover krachtens het in de Woningwet bepaalde geldelijke steun wordt verleend in het belang van de volkshuisvesting aan toegelaten instellingen, aan de gemeente of aan rechtspersonen bedoeld in artikel 10 van het Besluit geldelijke steun Volkshuisvesting, dan wel krachtens de Woningwet geldelijke steun wordt verleend voor zover deze strekt tot het in eigendom verkrijgen van een nieuwe woning als bedoeld in de Beschikking geldelijke steun woningen 1979 van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 17 april 1979;

  • i.

    voorwerpen ten behoeve van bouwwerken die voor rekening van de gemeente worden gebouwd, verbouwd of hersteld en door haar worden of zullen worden gebruikt;

  • j.

    een onverlicht naambord, mits de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,60 meter en het bord niet meer vermeld dan de naam, het bedrijf of de aard van het bedrijf – eventueel aangevuld met zakelijke mededelingen hierop betrekking hebbende waarmee geen reclame wordt beoogd – van de persoon of onderneming, gevestigd in het perceel waaraan het bord is aangebracht;

  • k.

    voorwerpen in verband met tijdelijke activiteiten met niet-commerciële doeleinden van culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen instellingen met ideële motieven;

  • l.

    voorwerpen in verband met tijdelijke activiteiten die mede door inzet, niet zijnde sponsoring, van de gemeente Ridderkerk tot stand zijn gekomen;

  • m.

    voorwerpen aangebracht of geplaatst voor de duur en in het kader van door winkeliersverenigingen of wijkorganen georganiseerde braderieën, uitsluitend voor zover de voorwerpen rechtstreeks verband houden met de verkoop van waren;

  • n.

    voorwerpen aangebracht of geplaatst door de ANWB dan wel de KNAC, voor zover deze voorwerpen uitsluitend een openbaar belang dienen of een verkeersaanwijzing bevatten;

  • o.

    kabels en andere apparatuur behorende bij een centraal antennesysteem;

  • p.

    deuren, welke krachtens een wettelijk voorschrift naar buiten moeten openslaan;

  • q.

    voorwerpen welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden;

  • r.

    brievenbussen en telefooncellen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in hoofdstuk 8 van het Besluit tarieven gemeentelijke heffingen en invordering 2009, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a)

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b)

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,--

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Verordening precariobelasting 2008” van 13 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2008.
De raad voornoemd,
De griffier,
De voorzitter,