Regeling vervallen per 01-01-2009

Verordening hondenbelasting 2008

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2008

Intitulé

VERORDENING HONDENBELASTING 2008

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2007, nummer 24;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b.

    die door de “Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland” als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c.

    die geregistreerd staan als geleidehond in het dierenpaspoort;

  • d.

    die geregistreerd staan als politiehond of politie in opleiding waarbij de houder van een hond een registratie van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging kan overleggen;

  • e.

    die geregistreerd staan als hulphond in opleiding bij de hieronder genoemde stichtingen en verenigingen en waarbij de belastingplichtige het uitsluitend doel heeft, een in bruikleen gekregen hond, op te leiden voor mensen met een lichamelijke of auditieve handicap. - Stichting Hulphond Nederland; - Stichting de hond kan de was doen;

  • f.

    die door de ‘Stichting Hulphond Nederland’ of ‘Stichting de hond kan de was doen’ als hulphond aan een persoon met een lichamelijke of auditieve handicap ter beschikking zijn gesteld;

  • g.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • h.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • i.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

  • j.

    in eigendom zijn van regionale politiekorpsen en die worden gebruikt voor politiedoeleinden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. Het belastingtarief bedraagt per belastingjaar:

    • a)

      voor een eerste hond € 58,73

    • b)

      voor iedere volgende hond € 100,82

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt het belastingtarief voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland € 159,67 per kennel.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op de voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,--

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten aanslagen worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-- , doch minder is dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 2.000,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 – Verlenen kwijtschelding

  • 1. Bij de invordering van de hondenbelasting wordt per kalenderjaar kwijtschelding verleend voor ten hoogste het belastingtarief voor de eerste hond, zoals genoemd in artikel 5, lid 1, onderdeel a.

  • 2. Bij de invordering van de hondenbelasting wordt in afwijking van de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op 100%.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Verordening hondenbelasting 2007”, van 14 december 2006, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2007.
De raad voornoemd,
De griffier,
De voorzitter,