Aansluitregeling Riolering Ridderkerk 2006

Geldend van 04-07-2006 t/m heden

Intitulé

Aansluitregeling Riolering Ridderkerk 2006

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1.1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.Aansluitleiding

Het particulier riool, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding tezamen.

b.Aansluitpunt

1.Bij gemengde en gescheiden rioolstelsels het punt, waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding wordt aangesloten.

2.Bij een drukriool het punt waar het particulier riool wordt aangesloten op de pompput.

Als aansluitpunt wordt het ontstoppingspunt gebruikt. Het ontstoppingspunt kan bestaan uit een ontstoppingsput of een inspectieput.

c.Aanvrager

De natuurlijke of rechtspersoon, die een ondertekende aanvraag tot aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel bij de beheerder heeft ingediend of als geen aanvraag is ingediend de natuurlijke of rechtspersoon die is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel of de natuurlijke of rechtspersoon die belast is met het onderhoud van het particuliere riool.

d.Afvalwater

Al het water afkomstig van een perceel, met uitzondering van hemelwater en drainagewater.

e.Beheerder

De gemeente Ridderkerk, vertegenwoordigd door het hoofd van de afdeling Wegen, Verkeer en Riolering.

f.Gemengd stelsel

Het gemeentelijk riool met een buizenstelsel voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater.

g.Gescheiden stelsel

Het gemeentelijk riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater en een buizenstelsel voor de afvoer van het afvalwater.

h.Gemeentelijk riool

Het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater en drainagewater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen of werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de aansluitleidingen.

i.Ontstoppingspunt

De ontstoppingsmogelijkheid die deel uitmaakt van het particulier riool.

j.Particulier riool

De binnen en eventueel buiten de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen leidingen tot en met het aansluitpunt. Het particulier riool is niet in onderhoud en beheer bij de gemeente.

k.Perceelaansluitleiding

De leiding tussen het gemeentelijk riool en het aansluitpunt, in onderhoud en beheer bij de gemeente Ridderkerk.

l.Rechthebbende

1.De eigenaar of zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op het gemeentelijk riool wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

2.De rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel van de onder 1. bedoelde personen.

Hoofdstuk 2: Bepalingen omtrent de aanvraag

Artikel 2.1: De aanvraag

  • 1. Voor het aanbrengen, wijzigen of verwijderen van een rioolaansluiting dient bij de beheerder een schriftelijke aanvraag te worden ingediend. De aanvraag wordt gesteld op een formulier, dat verkrijgbaar is bij de beheerder.

  • 2. De aanvraag dient tenminste 10 werkdagen voor de datum waarop de desbetreffende rioolaansluiting wordt verlangd bij de beheerder te zijn ingediend. In spoedeisende gevallen kan de beheerder een kortere termijn toestaan.

  • 3. Nadat de beheerder zijn goedkeuring heeft gegeven aan de aanvraag verstrekt hij de aanvrager de van toepassing zijnde voorwaarden waaronder aan het verzoek wordt voldaan en mededelingen betreffende de financiële en technische afwikkeling van de aanvraag.

  • 4. Als de aanvrager een bestaande lozing op het gemeentelijk rioolstelsel gaat beëindigen is hij verplicht dit te melden aan de beheerder.

Hoofdstuk 3: De aansluiting

Artikel 3.1: Uitvoering van de werkzaamheden

  • 1. Het aanbrengen, wijzigen of verwijderen van een perceelaansluiting zal tot stand worden gebracht door of vanwege de beheerder, nadat:

    • a.

      de aanvrager heeft voldaan aan de nadere voorwaarden die door de beheerder zijn gesteld in hoofdstuk 2, artikel 1, derde lid.

    • b.

      het particulier riool volgens de door de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving goedgekeurde installatietekening(en) van het aan te sluiten pand is uitgevoerd.

    • c.

      ter vaststelling of het particulier riool is uitgevoerd volgens bovengenoemde voorwaarden kan door de beheerder een zogenaamde ‘controle in het werk’ geëist worden. Als de beheerder een ‘controle in het werk’ nodig acht, dient de aanvrager daaraan zijn medewerking te geven.

Artikel 3.2: Kosten van de aansluiting

  • 1.

    Als de kosten voor het aanbrengen van de aansluitleiding(en) in de door de gemeente vastgestelde grondprijs van het bouwkavel zijn begrepen, worden de aanvrager per woning geen kosten in rekening gebracht ten laste van de eerste aanleg van:

    • a.

      1 aansluiting op een afvalwaterriool;

    • b.

      1 aansluiting op een hemelwaterriool;

    • c.

      1 aansluiting op een gemengd riool;

al naar gelang het nabij het aan te sluiten pand gelegen type gemeentelijk rioolstelsel. Als het aan te sluiten pand geen woning is, bepaalt de beheerder naar redelijkheid het aantal aansluitingen waarvoor geen kosten in rekening worden gebracht.

  • 2.

    Als de kosten voor het aanbrengen van de aansluiting(en) niet in de door de gemeente vastgestelde grondprijs van het bouwkavel zijn begrepen, dient de aanvrager een door de beheerder op te stellen en op de aanvraag betrekking hebbende nota bij vooruitbetaling te voldoen.

  • 3.

    Als de in hoofdstuk 2 genoemde aanvraag betrekking heeft op een wijziging of verwijdering van een (tijdelijke) aansluiting, zijn de daaruit voortvloeiende kosten te allen tijde voor rekening van de aanvrager. In deze gevallen dient, voordat tot uitvoering wordt overgegaan, de nota bij vooruitbetaling te worden voldaan.

Artikel 3.3: Bepalingen omtrent het ontstoppingspunt

  • 1. Op het overgangspunt van het particulier riool naar de perceelaansluiting dient, door of vanwege de aanvrager en voor zijn rekening een ontstoppingspunt te worden aangebracht.

  • 2. Locatie van het ontstoppingspunt:

    • a.

      Als het gemeentelijk rioolstelsel is gelegen in grond anders dan van de aanvrager, dient in het particulier riool binnen een afstand van één meter binnen de erfscheiding (gemeten in de richting van het aan te sluiten pand) het ontstoppingspunt te worden aangebracht.

    • b.

      Als het gemeentelijk rioolstelsel in de bij het aan te sluiten pand behorende grond is gelegen, dient in het particulier riool binnen een afstand van één meter uit het hart van het gemeentelijk rioolstelsels het ontstoppingspunt te worden aangebracht.

    • c.

      Als de gevel van het aan te sluiten pand direct grenst aan gemeentegrond dient het ontstoppingspunt in gemeentegrond binnen een afstand van twee meter vanuit die gevel te worden aangebracht. I.v.m. mogelijke kabels en leidingen moet de exacte locatie altijd in overleg met de beheerder worden bepaald. Ook de keuze van het ontstoppingsstuk moet in overleg met de beheerder. In de aansluiting, tussen gevel en het ontstoppingspunt, dient verder een flexibele verbinding aanwezig te zijn. Het ontstoppingspunt en de flexibele verbinding behoeven de goedkeuring van de beheerder.

  • 3. Het ontstoppingspunt bestaat uit een kunststof ontstoppingsstuk.(met uitzondering van Artikel 3.3-2.c) De minimale diameter van de verticale toegang van dit ontstoppingsstuk is 315mm. De binnenwerkse doorstroomdiameter is niet kleiner dan de diameter van het aansluitende particuliere riool met een minimale diameter van 125 mm.

  • 4. In het ontstoppingsstuk is een stroomprofiel aanwezig. Het ontstoppingsstuk wordt afgesloten door middel van een deksel, dat een gronddekking heeft van tenminste 350 mm en maximaal 500 mm. Bij een afvalwater- of gemengde aansluiting heeft dit deksel de kleur ZWART. Bij een hemelwater aansluiting heeft het deksel de kleur ROOD.

Artikel 3.4: Tijdelijke aansluitingen

  • 1. Als de in hoofdstuk 2 genoemde aanvraag betrekking heeft op een tijdelijke aansluiting dient het ontstoppingspunt binnen een afstand van één meter vanuit het aan te sluiten object, door of vanwege de aanvrager en voor zijn rekening te worden geplaatst.

  • 2. Bij het buiten gebruik stellen van de tijdelijke aansluiting is de rechthebbende verplicht de beheerder hiervan in kennis te stellen.

Hoofdstuk 4: Beheer en Onderhoud

Artikel 4.1: Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de beheerder en voor rekening van de beheerder, tenzij de betreffende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.

  • 2. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de perceelaansluitleiding of het gemeentelijk riool veroorzaken;

    • b.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de perceelaansluitleiding of het gemeentelijk riool aantasten.

  • 3. De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door vervuiling vanuit het gemeentelijk riool.

  • 4. Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het gemeentelijk riool.

  • 5. Als het ontstoppingspunt op het terrein van de aanvrager is gelegen, dient de aanvrager toe te staan dat vanwege de beheerder het terrein wordt betreden en onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, inclusief de daarvoor benodigde graafwerkzaamheden.

  • 6. Als het ontstoppingspunt in gemeentegrond geplaatst is, is het de aanvrager voor het plegen van onderhoud toegestaan handgraafwerkzaamheden te verrichten in gemeentegrond; maar wel onder de voorwaarde dat deze werkzaamheden zich beperken tot het particuliere riool inclusief het ontstoppingspunt. Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, dient de aanvrager dit tijdig te melden bij de beheerder. Nadat de werkzaamheden zijn voltooid dient de aanvrager dit eveneens te melden bij de beheerder. De vanwege de beheerder naar aanleiding van de meldingen te geven aanwijzingen dienen nauwgezet door de aanvrager te worden opgevolgd. Op eerste aanzegging van de beheerder, binnen een onderhoudsperiode van 1 jaar, is de aanvrager verplicht voor zijn rekening herbestratingen te verrichten aan in gemeentegrond gelegen verhardingen, voorzover deze door de aanvrager opengebroken zijn geweest.

  • 7. Vermoedt de aanvrager een verstopping in de aansluitingleiding dan dient hij, voordat hij een aanvraag tot onderhoud doet, eerst het ontstoppingspunt op te graven en te openen om vast te stellen of de verstopping zich al dan niet in de perceelaansluitleiding bevindt.

Hoofdstuk 5: Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 5.1: Plicht

  • 1. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het gemeentelijk riool aangesloten perceel, dienen door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool te worden getroffen dat (bijvoorbeeld) verzanding van het openbare riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2. Indien de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven plicht, heeft de beheerder de bevoegdheid de aansluiting op het gemeentelijk riool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

  • 3. Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht een aanvraag in te dienen bij de beheerder.

  • 4. Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt het particulier riool op kosten van de rechthebbende door de beheerder verwijderd.

Hoofdstuk 6: Bedrijfsterreinen

Artikel 6.1: Benoeming bedrijfsterreinen

Op de aansluitingen in bepaalde bedrijfsterreinen zijn mede de artikelen van dit hoofdstuk 6 van toepassing. De bedoelde bedrijfsterreinen zijn:

1) Donkersloot-Noord;

2) De Schans;

3) Boelewerf;

4) Woude;

5) Verenambacht.

De beheerder is bevoegd aan deze opsomming meerdere bedrijfsterreinen toe te voegen.

Artikel 6.2: Voorschrift tot aansluiting op een inspectieput

Bij aansluitingen in de in artikel 6.1 genoemde bedrijfsterreinen, kan door de beheerder worden voorgeschreven dat de aansluitingen op een inspectieput worden aangesloten. In dat geval zijn de bepalingen in deze voorwaarden betreffende het ontstoppingspunt niet van kracht.

Artikel 6.3: Uitvoering van de aansluiting op een inspectieput

Een in artikel 6.2 genoemde aansluiting dient door middel van een (meestal al aanwezige) pvc-instortmof plaats te vinden.

De afvalwateraansluiting dient (in het horizontale vlak, gerekend vanuit het hart van het afvalwaterriool) over een afstand van minimaal 1500 mm loodrecht op de richting van het afvalwaterriool te worden ingegraven.

De hemelwateraansluiting dient (in het horizontale vlak, gerekend vanuit het hart van het hemelwaterriool) over een afstand van minimaal 3000 mm loodrecht op de richting van het hemelwaterriool te worden ingegraven.

Artikel 6.4: Controle op de uitvoering

Ter controle of het werk wordt uitgevoerd volgens de gestelde voorwaarden, mag de sleuf van de aansluiting niet aangevuld worden voordat de met het toezicht belaste ambtenaar daarvoor toestemming heeft gegeven.

Als de sleuf is aangevuld voordat de met het toezicht belaste ambtenaar daarvoor toestemming heeft gegeven, kan de beheerder eisen dat voor rekening van de aanvrager de aansluiting weer zichtbaar wordt gemaakt.

Artikel 6.5: Kosten van de aansluiting op een inspectieput

De gehele aansluiting, inclusief de aansluiting op de inspectieput, dient door of vanwege en voor rekening van de aanvrager te worden uitgevoerd.

De door de beheerder op te stellen nota dient bij vooruitbetaling te worden voldaan.

Artikel 6.6: Onderhoud van een aansluiting op een inspectieput

Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de aansluiting is voor rekening van de aanvrager. Zonder dat daartoe toestemming is verkregen vanwege de beheerder is het de aanvrager, ook in het kader van onderhoudswerkzaamheden, niet toegestaan het inspectieputdeksel van het gemeentelijk rioolstelsel te (laten) lichten. De door of vanwege de beheerder te geven aanwijzingen dienen nauwgezet te worden opgevolgd.

Hoofdstuk 7: Vrijwaringsclausule

Artikel 7.1: Vrijwaring

De aanvrager vrijwaart de beheerder voor alle aanspraken van derden, die ontstaan zijn zowel direct als indirect, ten gevolge van de uitvoering, het gebruik, het hebben of aanwezig zijn van een aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel, die ingevolge of in verband met deze regeling tot stand is of zal worden gebracht, behoudens opzet of grove schuld van de beheerder.

Artikel 7.2: Vergoeding van schade

De aanvrager is verplicht alle schade aan gemeente-eigendommen, die ontstaan is als gevolg van het uitvoeren, het gebruik, het hebben of aanwezig zijn van een aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel, op eerste aanzegging door de beheerder te vergoeden. De aanvrager is hiertoe niet verplicht als sprake is van opzet of grove schuld van de beheerder.

Artikel 7.3: Afstand van aanspraken

De aanvrager doet bij voorbaat afstand van alle aanspraken, die hij tegenover de gemeente zou kunnen doen gelden wegens schade aan de krachtens deze voorwaarden aanwezige werken, behoudens opzet of grove schuld van de zijde van de gemeente.

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

Artikel 8.1: Hardheidsclausule

De beheerder kan van de bepalingen in deze regeling afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.2: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 4 juli 2006.

Met ingang van genoemde datum vervallen de “Aansluitvoorwaarden Riolering Ridderkerk (1982)”, vastgesteld 1 december 1981.

Ridderkerk, ………………….

Burgemeester en wethouders van Ridderkerk,

de secretaris, de burgemeester,