Uitvoeringsbesluit Financiële Tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten Gemeente Ridderkerk 2005

Geldend van 01-07-2005 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Financiële Tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten Gemeente Ridderkerk 2005

Burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;

gelet op de Wet Voorzieningen Gehandicapten en de hierbij horende nadere regelingen van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Ridderkerk 2004,

b e s l u i t en:

vast te stellen het volgende gewijzigde

Uitvoeringsbesluit

Financiële Tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten

Gemeente Ridderkerk

2005

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: verordening voorzieningen gehandicapten 2004, gemeente Ridderkerk.

  • b.

    Ruimte in inkomen: het verschil tussen 1,5 maal het norminkomen, zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel c van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen.

  • c.

    Inkomen: het inkomen als vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 onder c van de verordening.

  • d.

    Draagkrachtpercentage WVG; het draagkrachtpercentage WVG is maximaal een kwart van het percentage dat de gemeente in het kader van de WWB (Wet werk en bijstand) hanteert bij vaststelling van de WWB draagkracht.

  • e.

    Draagkracht WVG; het Wvg draagkrachtpercentage van de ruimte in inkomen.

  • f.

    Financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing; de bijdrage die burgemeester en wethouders aan de eigenaar van de woonruimte verstrekken ten behoeve van het aanbrengen van aanpassingen als bedoeld in artikel 2.1, onder b, van de verordening

  • g.

    Stijging van de woonlasten van huurders (netto huurstijging); de stijging van de huur die optreedt ten gevolge van het doorberekenen in de huur van het niet voor subsidie in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten, overeenkomstig artikel 10 Huurprijzenwet woonruimte, minus de toename van de individuele huursubsidie ten gevolge van deze huurstijging

  • h.

    Stijging van de woonlasten van eigenaar bewoners: de extra lasten (bv. de rente en aflossing van deze woonlasten, afgesloten lening of hypotheek) die per jaar ontstaan als gevolg van de meest voordelige financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de aanpassingskosten.

  • i.

    Vervoersmiddelen; in dit besluit wordt begrepen alle vervoersvoorzieningen waarvoor in het kader van de Verordening voorzieningen gehandicapten een financiële tegemoetkoming kan worden verleend met uitzondering van de voorzieningen bedoeld in artikel 3.1, onder b, van de verordening.

  • j.

    Eigen betalingen Wvg: het ten eigen laste van de gehandicapte blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend.

  • k.

    Eigen bijdrage: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden en op welk bedrag de bepalingen van de regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg van toepassing zijn.

  • l.

    Norminkomen: het in een jaar van toepassing zijnde bedrag ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan overeenkomstig het bepaalde in de WWB.

  • m.

    Voorzieningen in natura: niet in geld, maar in goederen of producten.

  • n.

    Normbedrag: een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding.

  • o.

    Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

  • p.

    Gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

Artikel 2 Overige kosten voortvloeiend uit de handicap

  • 1. Bij de vaststelling van de Wvg draagkracht wordt rekening gehouden met de overige kosten voortvloeiend uit de handicap. Het betreft kosten die:

    • a.

      niet vanuit andere regelingen geheel of gedeeltelijk worden vergoed;

    • b.

      niet algemeen gebruikelijk zijn;

    • c.

      gemaakt zijn in het kalenderjaar waarop de Wvg draagkracht betrekking heeft.

Hoofdstuk 2. Financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen ingevolge hoofdstuk 3 van de Verordening

Artikel 3. Eigen bijdragen en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Op vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, onder 2, sub a,b,c en d van de Verordening wordt geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

  • 2.

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1, onder 3, is een forfaitaire vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen:

    • a.

      Voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van taxi of eigen auto geldt een normbedrag van € 803,39 op jaarbasis;

    • b.

      voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 803,39 op jaarbasis

    • c.

      voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een auto in bruikleen geldt een normbedrag van € 519,10 op jaarbasis

    • d.

      Op grond van de Regeling Sociaal Vervoer AWBZ-instellingen (artikel 1, lid 2) hebben gehandicapten in AWBZ-instellingen ook recht op bovengenoemde normbedragen. Naast vervoerskostenvergoedingen kunnen gehandicapte bewoners van een AWBZ instelling ook in aanmerking komen voor andere vervoersvoorzieningen.

    • e.

      Voor gehandicapte kinderen geldt dat bovenstaande normbedragen als volgt worden toegepast:

Voor de leeftijdsgroep 0 – 6 jaar

is de vergoeding nihil

Voor de leeftijdsgroep 6 – 12 jaar

bedraagt de vergoeding 50% van de bovenvermelde normbedragen.

Voor de leeftijdsgroep 12 – 15 jaar

bedraagt de vergoeding 75% van de bovenvermelde normbedragen.

Vanaf 15 jaar bedraagt de vergoeding 100% van de bovengenoemde normbedragen.

  • f.

    Gehandicapten die een werk/ leefkilometervergoeding van de bedrijfsvereniging ontvangen kunnen in aanmerking komen voor een pasje van het aanvullend openbaarvervoersysteem voor gehandicapten.

  • g.

    Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1, onder b, van de Verordening hoger is dan 1,5 maal de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag voor een echtpaar, wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt in de kosten van een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1, onder 3, dan wel een vervoersvoorziening als bedoeld onder artikel 3.1, onder 2, sub 2 van de Verordening.

Artikel 4. Financiële tegemoetkoming in de kosten van huur of van de aanschafkosten van een vervoersvoorziening genoemd in artikel 3.1, onder 3 van de Verordening

Indien een vervoersvoorziening voor de kortere afstand of voor de langere afstand ingevolge artikel 3.1, onder 3, van de Verordening wordt verstrekt in aanvulling op de onder 1 en 2 van artikel 3.1 van de Verordening genoemde voorzieningen, wordt bezien of op grond van de individuele omstandigheden van de gehandicapte overgegaan dient te worden tot een gedeeltelijke inhouding van de tegemoetkoming in de kosten van een verplaatsing met een vervoermiddel genoemd onder 2 van artikel 3.1 van de Verordening.

Hoofdstuk 3 Financiële tegemoetkomingen van rolstoelvoorzieningen ingevolge hoofdstuk 4 van de verordening

Artikel 5. Eigen bijdrage bij voorzieningen ingevolge artikel 4.1, onder a. van de Verordening

Voor de voorzieningen genoemd onder artikel 4.1, onder a, van de Verordening kan op grond van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen WVG geen eigen bijdrage worden gevraagd.

Artikel 6 Sportrolstoelen

  • 1. De hoogte van de forfaitaire vergoeding voor de aanschaf van een sportrolstoel zoals bedoeld onder artikel 4.3, tweede lid, van de verordening wordt bepaald op € 2.300.

  • 2. Voor de in het eerste lid vermelde forfaitaire vergoeding is geen eigen bijdrage verschuldigd;

  • 3. Kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering komen voor rekening van de cliënt.

Hoofdstuk 4. Financiële tegemoetkomingen woningaanpassingen ingevolge hoofdstuk 2 van de Verordening.

Artikel 7 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van de door de burgemeester en wethouders te verlenen forfaitaire vergoeding voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, onder 1, van de Verordening, bedraagt voor een echtpaar € 2828,86 en voor een alleenstaande € 2.357,38. Voor inwonende kinderen geldt een extra toelage van € 353,61 per kind.

  • 2.

    a. De hoogte van de door de burgemeester en wethouders vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, onder 1, van de Verordening bedraagt bij inkomens tot en met 1,5 * het norminkomen 100% van de voor de subsidie in aanmerking komende kosten.

    • b.

      De hoogte van de door burgemeester en wethouders vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 2.1, onder 1, van de verordening, bedraagt bij inkomens boven 1,5* het norminkomen: de voor subsidie in aanmerking komende kosten minus de Wvg draagkracht. De WVG draagkracht wordt eenmalig, in het kalenderjaar van de verstrekking in mindering gebracht.

  • 3.

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen maximale financiële tegemoetkoming in de werkelijke kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening is afhankelijk van het type voorziening.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten voor de keuring van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming: deze bedragen worden in correspondentie naar cliënten ook vermeld:

De onderstaande kosten voor keuring zijn exclusief 19% BTW en exclusief voorrijkosten (€ 40,50 per keer) in euro:

Keuring van liften

Kosten begingkeuring excl. 19% BTW

Kosten periodieke keuring excl. 19% BTW

Geldigheidstermijn certificaten

Traplift

122.55

77.20

48 maanden

Hefplateaulift

213,60

104,15

18 maanden

Woonhuislift

210,05

102,10

18 maanden

Platformlift

210,05

102,10

18 maanden

Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op de Tarieven 2004 voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het Liftinstituut; www.liftinstituut.nl

De onderstaande kosten voor onderhoud zijn excl. 19% BTW en exclusief voorrijkosten (€ 40,50 per keer) in euro:

Onderhoud

Onderhoud van:

Frequentie

Kosten excl. BTW

Trapliften

1 * per jaar

140,50

Platformlift

1 * per jaar

140,50

Woonhuislift

2 * per jaar

203,67

Hefplateaulift

2 * per jaar

140,50

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.

De maximale vergoeding van de werkelijke kosten voor onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen (prijsniveau 2005) is overeenkomstig de bedragen zoals deze in 2001 door de VNG zijn voorgeschreven, gecorrigeerd met de prijsindex voor de tussenliggende jaren.

Bij de vaststelling van de gemaximeerde vergoeding wordt geen inkomensgrens in acht genomen.

  • 4.

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, onder 1, sub.e, van de verordening bedraagt:

    • a.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 471,47 als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 235,83 ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte. Op deze forfaitaire vergoeding wordt geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

  • 5.

    De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen forfaitaire vergoeding vergoeding voor het verwijderen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1, onder f, van de verordening wordt bepaald door alleen het meerdere van bovengenoemde kosten boven de € 7.000 in aanmerking te nemen. Op deze vergoeding wordt geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

De in het tweede lid, onder sub b, genoemde draagkracht Wvg wordt als volgt bepaald: a. indien het inkomen 1,5 * het norminkomen of lager is wordt de eigen bijdrage nihil. c. indien het inkomen hoger dan 1,5 * het norminkomen bedraagt wordt 5% van de ruimte in het inkomen (het meerdere boven 1,5* het norminkomen) genomen (voor WVG-norminkomens, zie bijlage 1).

Artikel 8 Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven

1.Het aantal m2 extra te verwerven grond waarvoor ten hoogste een financieel tegemoetkoming, bedraagt aangegeven per verstrekt in een zelfstandige woning:

Soort vertrek

aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek en van nieuwbouwwoningen

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoonskamer

10

4

Tweepersoonskamer

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer:

-wastafeltuimte

2

1

-doucheruimte

3

2

-badruimte

Berging

6

4

Entree/ gang/ hal/ berging

5

2

  • 2.

    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20m2.

  • 3.

    Het aantal m2 verharding ten behoeve van de aanleg van een nieuw terras dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor de financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 6m2.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 8 Aanhalingen en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten 2005.

  • 2.

    Het besluit treedt in werking op 1 juli 2005.

  • 3.

    Op dat tijdstip wordt het op 23 oktober 2001 vastgestelde Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten Ridderkerk ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk,

Het college voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

L.E./560/

Bijlage 1.

WVG-norminkomen per 1 januari 2005

Met ingang van 1 januari 2005 zijn de uitkeringen van een aantal sociale verzekeringswetten gewijzigd. Als gevolg van het besluit van het kabinet het wettelijk minimumloon te bevriezen blijft het bruto bedrag van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2005 ongewijzigd (€ 1.264,80). De nieuwe WVG-norminkomens per 1 januari 2005 zijn:

Wvg-norminkomens, mensen tussen 21 en 65 jaar, op jaarbasis in euro

WVG-norm 1 bijstand inclusief vakantiegeld

Inkomensgrens van WVG-norm 1

Wg-norm 2 bijstand inclusief vakantiegeld + € 237,68

Inkomensgrens van Wvg-norm 2

Echtpaar

13.797,96

20.696,94

14.035,64

21.053,46

Alleenstaande ouder

12.418,20

18.627,30

12.655,88

18.983,82

Alleenstaand

9.658,68

14.488,02

9.896,36

14.844,54

In instelling gehuwd

4.779,00

7.168,50

5.016,68

7.525,02

In instelling alleenstaand

3.072,24

4.608,36

3.309,92

4.964,88

Wvg-norminkomens, mensen ouder dan 65 jaar, op jaarbasis in euro

WVG-norm 1 bijstand inclusief vakantiegeld

Inkomensgrens van WVG-norm 1

Wg-norm 2 bijstand inclusief vakantiegeld + € 237,68

Inkomensgrens van Wvg-norm 2

Echtpaar

10.399,56

15.599,34

10.637,24

15.955,86

Alleenstaande ouder

13.098,12

19.647,18

13.335,80

20.003,70

Gehuwd beide 65+

14.592,72

21.889,08

14.830.40

22.245,60

Gehuwd één 65+

14.592,72

21.889,08

14.830,40

22.245,60

Bedragen zijn gebaseerd op de wijzigingen van de bijstandsuitkering per 1 januari 2005, SZW nr. 04/265 (zie voor jaarlijkse actualisatie: www.gemeenteloket.szw.nl)

Indien bij mensen de procentuele premie ziektekostenverzekering in mindering is gebracht op het inkomen, is de Wvg-norm gelijk aan de Wet Werk en Bijstandsnorm (WWB-norm, voorheen Abw-norm). Het Wvg-norminkomen is dan gelijk aan 1,5* de WWB-norm (= Wvg-1 norminkomen). Moet iemand van zijn inkomen zelf de premie ziektekostenverzekering betalen, dan bestaat het Wvg-norminkomen uit de WWB-norm plus een opslag voor de zelf te betalen premie ziektekostenverzekering. Voor de opslag kan in vrijwel alle gevallen een bedrag van € 229,97 bij de WWB-norm worden opgeteld (bruto minimumloon + bruto vakantie-uitkering maal 12 en daar 1,45% van). Het Wvg-norminkomen is dan gelijk aan 1,5 keer de Wvg-norm + opslag (= Wvg-2 norminkomen). Als iemand voor een standaardpakket ziektekostenverzekering een (extreem) hogere procentuele premie betaalt, moet een individuele berekening van het Wvg-norminkomen plaatsvinden. De WWB-norm moet dan worden vermeerderd met de individuele ziektekostenpremie minus (12 * 1,45% van € 1.264,80). Het norminkomen is dan 1,5 * (WWB-norm + individuele opslag).