Regeling vervallen per 26-12-2004

Verordening Kinderopvang Ridderkerk 1998

Geldend van 26-12-2004 t/m 25-12-2004

Intitulé

Verordening Kinderopvang Ridderkerk 1998

RAADSBESLUIT

Gemeentestukken: 1998-73

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 augustus 1998, nr. 73;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 20 van de Welzijnswet 1994;

gelet op het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang van 23 november 1995;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende:

VERORDENING KINDEROPVANG RIDDERKERK 1998

28 september 1998

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Ridderkerk.

  • b.

    Kinderopvang: het op één of meer dagen per week in georganiseerd verband en tegen geldelijke vergoeding bieden van onderdak, verzorging, begeleiding en opvoeding aan kinderen afkomstig uit meerdere huishoudens in de leeftijd van 10 weken tot het moment waarop zij het basisonderwijs verlaten.

  • c.

    Kindercentrum: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang welke onderdak biedt gelijktijdig aan vier of meer kinderen.

  • d.

    Vraagouder: de persoon, die één of meer bij hem of haar inwonend kind(eren) in de leeftijd van 10 weken tot het moment waarop deze het basisonderwijs verlaat, opvoedt en verzorgt en die dat kind of die kinderen laat deelnemen aan kinderopvang.

  • e.

    Kinderdagverblijf: kinderopvang in een kindercentrum voor:

    • -

      hele of halve dagopvang: opvang gedurende de dag voor kinderen in de leeftijd tussen 10 weken en 4 jaar, met een minimale verblijfsduur van 2 uur en een maximale verblijfsduur van 12 uur per dag;

    • -

      24-uursopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts voor kinderen in de leeftijd tussen 10 weken en het moment waarop zij het basisonderwijs verlaten.

  • f.

    Buitenschoolse opvang: kinderopvang in een kindercentrum voor kinderen die basisonderwijs volgen, in de periodes voor en na schooltijd en gedurende de schoolvakanties, met een maximale verblijfsduur van 12 uur per dag;

naschoolse opvang: buitenschoolse opvang gedurende de periodes na schooltijd en in de vakanties.

  • g.

    Peuterspeelzaal: kinderopvang in een kindercentrum voor kinderen vanaf 2 ½ jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een maximale verblijfsduur van 3,5 uur per dag.

  • h.

    Gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie, die tot stand komt door bemiddeling van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen.

  • i.

    Gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouder en vraagouder regelt.

  • j.

    Gastouder: de persoon die gastouderopvang biedt.

  • k.

    Functionaris:

    • 1.

      een in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO, en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

    • 2.

      een in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft.

  • l.

    Begeleider: de in een kindercentrum of gastouderbureau werkzame persoon, die anders dan de functionaris activiteiten uitvoert in het kader van de doelstelling van de organisatie.

  • m.

    Houder: de natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum, gastouderbureau of een combinatie daarvan in stand houdt.

  • n.

    NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie Instituut vastgestelde norm.

Artikel 2 Vergunningsplicht

  • 1. Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden.

  • 2. Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden.

Artikel 3 Weigering en ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning, indien niet wordt voldaan aan de in hoofdstuk twee van deze verordening gestelde kwaliteitsregels.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in afwijking van lid 1, ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 18 en de op artikel 11 gebaseerde nadere regels.

  • 3. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen, in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

Artikel 4 Behandeling aanvragen

  • 1. Het aanvragen van een vergunning, als bedoeld in art. 2, geschiedt door middel van een daarvoor door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier, als bedoeld in art. 4.4 van de Awb.

  • 2. Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 5 Termijnen

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een vergunning of op een verzoek tot ontheffing binnen twaalf weken na de dag, waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 6 Aanhouding

  • 1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot ontheffing aan, totdat door hen, een beslissing is genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig art. 40 en art. 44 van de Woningwet, alsmede de aanvraag voor een gebruiksvergunning overeenkomstig art. 6.1.2 tot en met 6.1.4. van de bouwverordening van de gemeente Ridderkerk.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 nemen burgemeester en wethouders, voorzover de aanhouding, bedoeld in het eerste lid, langer duurt dan de in artikel 5 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot ontheffing zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 5 bedoelde termijnen.

Artikel 7 Inhoud van de vergunning

  • 1. In de vergunning worden vermeld:

    • a.

      naam van de houder;

    • b.

      naam van de voorziening voor kinderopvang;

    • c.

      het soort voorziening;

    • d.

      de openingstijden van de voorziening;

    • e.

      de plaatselijke aanduiding van het perceel dan wel de percelen waarin de voorzieningen voor kinderopvang zijn gevestigd;

    • f.

      de ligging en de oppervlakte van de lokaliteiten, waarin de kinderen verblijven;

    • g.

      het aantal kinderen, naar leeftijd uitgesplitst, dat per dagdeel maximaal aanwezig kan zijn;

    • h.

      het maximum aantal groepen;

    • i.

      voorwaarden en beperkingen, als bedoeld in art. 3 lid 3.

  • 2. Het in het eerste lid onder e tot en met h gestelde is niet van toepassing op de vergunning voor een gastouderbureau.

Artikel 8 Duur van de vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing wordt verleend voor maximaal vier jaar.

  • 2. De vergunning of ontheffing wordt geacht telkens stilzwijgend voor 1 jaar te worden verlengd, mede op basis van de door burgemeester en wethouders gehouden controle op naleving van deze verordening. Als burgemeester en wethouders reden hebben de vergunning of ontheffing niet te verlengen, dan doen zij hiervan uiterlijk 12 weken voor de afloop van de termijn de houder schriftelijk bericht. Dit bericht is met redenen omkleed.

Artikel 9 Verplichtingen van de houder

  • 1. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht.

  • 3. De houder is voorts verplicht om, indien de bij de vergunning-aanvraag overgelegde gegevens wijziging ondergaan, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4. De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht, de vergunning of ontheffing op een zichtbare plaats in het kindercentrum of het gastouderbureau op te hangen.

Artikel 10 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen, dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen de termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang

Artikel 11 Nadere regels

  • 1. Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben. Het kindercentrum moet beschikken over voldoende en geschikt speel-, spel- en ontwikkelingsmateriaal.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen, waaraan een kindercentrum, een houder en de in een kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid van een kindercentrum, voorzover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan functionarissen en begeleiders te stellen eisen van gezondheid en gedrag;

    • d.

      de aanwezigheid van gegevens in een kindercentrum of gastouderbureau.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen, waaraan een gastouderbureau, een houder, de bij een gastouderbureau werkzame functionarissen en begeleiders en de gastouders moeten voldoen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de woning van de gastouders;

    • b.

      de accommodatie van het gastouderbureau;

    • c.

      veiligheids- en kwaliteitseisen waaraan de onder de verantwoordelijkheid van het gastouderbureau tot stand gekomen gastouderopvang moet voldoen.

Artikel 12 Invloed functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van een houder

  • 1. De houder zorgt er voor dat de invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde houder regelt schriftelijk, hoe die invloed wordt gewaarborgd, hoe bij meningsverschillen daarover wordt gehandeld en welke procedure wordt gevolgd bij de afhandeling van bezwaren.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde houder verstrekt aan iedere functionaris, gastouder en begeleider een exemplaar van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke regeling.

Artikel 13 Informatie aan en medezeggenschap van ouders/verzorgers

  • 1. De houder van een kindercentrum of gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers, voorafgaand aan de overeenkomst, schriftelijk over:

    • a.

      het te voeren beleid, waaronder het pedagogische beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 16, derde lid, van deze verordening;

    • b.

      de wijze, waarop klachten worden behandeld;

    • c.

      de wijze, waarop de inspraak is geregeld;

    • d.

      de wijze, waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

  • 2. De houder van een kindercentrum of gastouderbureau stelt een reglement voor medezeggenschap van ouders/verzorgers op, waarin tenminste geregeld wordt:

    • a.

      het instellen van een ouderraad en de wijze van benoeming van de leden van die raad, die minimaal uit drie vertegenwoordigers van ouders/verzorgers bestaat;

    • b.

      de middelen, die aan de ouderraad ter beschikking worden gesteld voor het naar behoren kunnen uitoefenen van haar taak. Tot die middelen behoort in elk geval het aan de ouderraad verstrekken van volledige informatie over de zaken, waarover zij advies kan uitbrengen;

    • c.

      de procedures voor de adviserende taak van de bedoelde raad op het terrein van:

      * het opheffen, fuseren, verhuizen en veranderen van de organisatie;

      * het benoemen van de eerst verantwoordelijke leidinggevende functionaris;

      * het vaststellen van de procedures voor plaatsing van kinderen in het kinder- centrum of het gastgezin of op de wachtlijst;

      * het vaststellen van de openingstijden en sluitingstijden;

      * het pedagogische beleid;

      * het beleid inzake de veiligheid en gezondheid van de kinderen en de

      hygiëne.

  • 3. In de in het tweede lid bedoelde procedures voor de adviserende taak van de ouderraad wordt vastgelegd, dat van een advies van die raad inzake het pedagogische beleid en het beleid inzake de veiligheid en gezondheid van de kinderen, uitsluitend kan worden afgeweken na schriftelijke rapportage over de afweging van de belangen van de betrokkenen.

Artikel 14 Aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering

  • 1. De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

  • 2. De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de bij het bureau werkzame functionarissen en begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten gastouders en door hen opgevangen kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

paragraaf 2 Specifieke kwaliteitsregels voor kindercentra

Artikel 15 Groepsgrootte

  • 1. De opvang van kinderen vindt in groepen plaats. Het aantal kinderen in één groep bedraagt maximaal:

    • a.

      8 in de leeftijd van vier weken tot 1 jaar;

    • b.

      10 in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      12 in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      16 in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      20 in de leeftijd van 4 jaar en ouder.

  • 2. Een groep die bestaat uit kinderen van de in het eerste lid onder a tot en met d genoemde leeftijdscategorieën, omvat niet meer dan 12 kinderen. Van dit aantal mogen er ten hoogste 3 jonger zijn dan 1 jaar.

  • 3. Voor een groep die bestaat uit de in het eerste lid onder b tot en met e genoemde leeftijdscategorieën geldt het gemiddelde aantal kinderen.

Artikel 16 Aantallen functionarissen

  • 1. Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging van gelijktijdig ten hoogste:

    • a.

      4 kinderen in de leeftijd van vier weken tot 1 jaar;

    • b.

      5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      10 kinderen in de leeftijd van 4 jaar en ouder.

  • 2. Het aantal functionarissen van een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij voor de bepaling van het aantal functionarissen naar boven wordt afgerond.

  • 3. In afwijking van lid 1 en 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur na opening en voor sluiting van een kindercentrum en in bijzondere omstandigheden, één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat minimaal één functionaris aanwezig is.

  • 4. Als slechts één functionaris ingezet wordt, wordt naast deze functionaris ten minste één begeleider ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

  • 5. In afwijking van lid 1 en 2 geldt voor peuterspeelzalen dat de groepen onder leiding staan van één functionaris en één begeleider.

Artikel 17 Verblijfsruimte

  • 1. Elke groep heeft een afzonderlijke vaste verblijfsruimte.

  • 2. In de verblijfsruimte is er per kind drie vierkante meter netto speel/werkoppervlak aanwezig, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3. Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 4. Kinderen tot anderhalf jaar beschikken naast een verblijfsruimte over slaapgelegenheid in een aparte ruimte en kinderen ouder dan anderhalf beschikken over slaapgelegenheid in een rustige af te scheiden ruimte.

  • 5. Het in lid 4 bepaalde geldt niet voor peuterspeelzalen.

Artikel 18 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1. Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet aanwezig is.

  • 2. Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven, dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

paragraaf 3 Specifieke kwaliteitsregels voor gastouderopvang

Artikel 19 Overeenkomsten

  • 1. Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten:

    • -

      een overeenkomst van bemiddeling tussen het gastouderbureau, de ouders/verzorgers en de gastouder;

    • -

      een overeenkomst van opdracht tussen de ouders/verzorgers en de gastouder.

  • 2. In deze overeenkomsten wordt in ieder geval vermeld de vergoeding voor opvang en de kwaliteitsnormen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

Artikel 20 Kwaliteitsnormen

Als kwaliteitsnormen zijn in ieder geval opgenomen dat:

  • a.

    de woning waar gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning als op de slaap- en rustruimte;

  • b.

    de gastouder over te controleren deskundigheid beschikt.

HOOFDSTUK 3 UITZONDERINGS-, STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 en 9 en het bepaalde in hoofdstuk 2 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 22 Toezicht en opsporing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen personen of een instantie aanwijzen, die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2. De opsporing van de in artikel 21 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen, die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voor zover het de feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 23 Betreden dan wel binnentreden woningen, andere gebouwen en terreinen

  • 1. Personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en opsporingsambtenaren, die voorzover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2. Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de hygiënische toestand en veiligheid of inrichtingseisen of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde last is te allen tijde uitvoerbaar.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten aanzien van die ruimten waarvan het betreden of binnentreden, buiten het geval van ontdekking op heterdaad, voor het opsporen van een strafbaar feit ingevolge het bepaalde in artikel 12 van de Algemene wet op het binnentreden niet is toegelaten.

Artikel 24 Controle

  • 1. De in artikel 15 bedoelde aantallen kinderen worden minimaal een keer per jaar op door burgemeester en wethouders vast te stellen peildata vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders controleren ten minste eenmaal per jaar de houders op naleving van de bepalingen van de verordening.

Artikel 25 Uitzonderingsbepalingen

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    voorzieningen waarin de kinderopvang is geregeld bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift dan deze verordening;

  • b.

    lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen incidenteel voor de duur van het bezoek te doen verblijven.

  • c.

    andere vormen van kinderopvang, als genoemd in artikel 1.

Artikel 26 Overgangsbepaling

  • 1. Een jaar na inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van kindercentra en gastouderbureaus te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.

  • 2. Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de 'Verordening kinderopvang Ridderkerk' van 23 november 1993, blijven nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Verordening kinderopvang Ridderkerk van 23 november 1993 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is afgekondigd.

  • 2. Onverminderd het gestelde in art. 26 lid 2 worden de Verordening Kinderopvang Ridderkerk, vastgesteld op 20 december 1993, en de hierop gebaseerde besluiten, zijnde Uitvoeringsbesluit Kindercentra en Uitvoeringsbesluit Gastouderbureaus, beiden vastgesteld op 1 maart 1993, ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Kinderopvang Ridderkerk 1998.

Ridderkerk, 28 september 1998

de raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

Toelichting bij de Verordening Kinderopvang Ridderkerk 1998

Hoofdstuk 1

Art. 1 lid a t/m i

De verordening is van toepassing op alle georganiseerde kinderopvang: formeel geregelde kinderopvang waarop een natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon kan worden aangesproken. Bijna altijd zal het gaan om kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst. Opvang die door ouders zelf op informele basis wordt geregeld, bijvoorbeeld oppas door buren, familie, valt niet onder deze verordening. Wanneer dit echter gebeurt op een dusdanige wijze dat tegelijkertijd vijf of meer kinderen uit andere huishoudens worden opgevangen, valt de opvang wel onder deze verordening.

Art 1 lid k en l

De functionaris onderscheidt zich van de begeleider doordat zij voldoet aan bepaalde opleidingseisen. De meeste functionarissen zullen dan ook een arbeidsovereenkomst hebben op grond van de CAO-welzijn.

In een kindercentrum of gastouderbureau kunnen ook mensen werkzaam zijn die niet direct betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. Deze personen behoren niet tot de functionarissen in de zin van deze verordening. Te denken valt aan functies in de administratie, het beheer of staffunctionarissen.

Tot de begeleiders worden gerekend vrijwilligers, stagiaires of ouders die bij de begeleiding van de kinderen worden ingezet. Ook personen met een Melkert-baan worden tot de begeleiders gerekend. Zij hebben weliswaar een arbeidsovereenkomst gebaseerd op de CAO-welzijn, maar zij behoeven niet te voldoen aan de daarin opgenomen opleidingseisen.

Art. 2

Houders van voorzieningen voor kinderopvang zijn verplicht bij burgemeester en wethouders een vergunning aan te vragen.

Ook houders van een gastouderbureau dienen hiervoor een vergunning aan te vragen. Gastouders zijn niet vergunningsplichtig. Dit betekent dat het gastouderbureau verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de bemiddelde gastouderopvang.

Art. 4

Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Deze procedure ziet er als volgt uit:

* de aanvraag wordt met de daarop betrekking hebbende stukken voor alle belanghebbende ter inzage gelegd voor een periode van ten minste vier weken;

* er wordt kennisgeving gedaan van de terinzagelegging in een of meer dag- nieuws- of huis-aan-huisbladen, dan wel op andere geschikte wijze;

* burgemeester en wethouders stellen de aanvrager van de vergunning op de hoogte van de toepassing van het geregelde in afdeling 3.4;

* belanghebbenden kunnen hun zienswijze over de aanvraag schriftelijk of mondeling naar voren brengen;

* nadat de periode van het naar voren brengen van de zienswijzen is verstreken, dient burgemeester en wethouders de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid te stellen op de zienswijzen te reageren.

Art. 10

Burgemeester en wethouders hebben een sluitingsbevoegdheid bij bijzondere omstandigheden. Daarnaast zijn zij bevoegd bestuursdwang uit te oefenen krachtens art. 125 van de Gemeentewet. Voordat zij daartoe overgaat, dient de houder schriftelijk te worden gewaarschuwd. Een voorbeeld van dringende omstandigheid is een disfunctionerend management van een kindercentrum.

Hoofdstuk 2 paragraaf 1

Art. 12

De formulering is overgenomen uit de AMvB. Toegevoegd is 'en begeleiders', hetgeen zeker voor peuterspeelzalen van belang is.

Overigens is voor functionarissen in de CAO-welzijn en in de Wet op de ondernemingsraden de medezeggenschap van werknemers op het beleid van de werkgever geregeld.

Art. 13

De informatie aan ouders/verzorgers is gebaseerd op de AMvB. De toelichting zegt hierover: 'een goede informatie aan ouders/verzorgers van de kinderen die gebruik maken van een kindercentrum of gastouderopvang is één van de instrumenten die kwaliteitsbevorderend werken.' Er wordt gesteld dat in de gemeentelijke verordening de eis wordt opgenomen van een schriftelijke informatieplicht over een aantal essentiële onderwerpen.

De medezeggenschap van ouders is voor gesubsidieerde instellingen vastgelegd in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Om gelijke medezeggenschap van gesubsidieerde en ongesubsidieerde houders te bereiken, zijn de relevante bepalingen van deze wet overgenomen.

Het klachtrecht is geregeld in de Wet klachtrecht cliënten zorgsector.

Hoofdstuk 2 paragraaf 2

Art. 15

De groepsgrootte en het aantal functionarissen is overgenomen uit de oude Ridderkerkse verordening, waarbij alleen het aantal kinderen van 4 jaar en ouder in één groep is gewijzigd, van 18 naar 20.

Art. 16 en 17

Het aantal functionarissen werd in de oude verordening al weergegeven, als 'het aantal kinderen in een groep staat onder leiding van ten minste twee functionarissen'. Het artikel is weergegeven in de geest van de AMvB.

Het aantal vrijgestelde managementuren wordt niet weergegeven. Dit wordt geregeld voor de diverse vormen van kinderopvang in de CAO's.

De peuterspeelzaal onderscheidt zich van andere vormen van kinderopvang in organisatie, doel van de opvang en duur van de opvang, waardoor er aan deze vorm van opvang andere eisen gesteld kunnen worden.

De peuterspeelzaal is, anders dan andere vormen van kinderopvang, primair gericht op het ontmoeten, spelen en ontwikkelen van kinderen, en minder op de opvang, opvoeding en verzorging. Ouders brengen hun kinderen gedurende enkele uren naar de peuterspeelzaal, niet vanwege werk of studie, maar vooral omdat het goed wordt gevonden voor de ontwikkeling van het kind.

Hoofdstuk 2 paragraaf 3

De gemeente dient eisen te stellen aan de wijze waarop de relatie tussen gastouderbureau, aangesloten gastouders en vraagouders onderling geregeld is.

In een overeenkomst moet in ieder geval de bemiddeling door het gastouderbureau en de betaling van een vergoeding aan de gastouder geregeld worden. Onder de bemiddeling van het gastouderbureau wordt tevens verstaan de bevordering van deskundigheid van gastouders en het regelen van de ouderbijdrage.

Hoofdstuk 3

Art. 24

Burgemeester en wethouders geven aan wie toeziet op de naleving van de bepalingen van de verordening. Tevens wordt bepaald welke bevoegdheden daarbij worden verstrekt.

Art. 26

Voorzieningen die niet onder deze verordening vallen zijn bijvoorbeeld een gezinsvervangend tehuis, een medisch kleuterdagverblijf en lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid wordt geboden kinderen voor de duur van het bezoek te doen verblijven, bijv. opvang bij kerken, warenhuizen. Babysitcentrales vallen niet onder deze verordening.