Regeling vervallen per 26-01-2012

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Ridderkerk 2003

Geldend van 20-07-2007 t/m 25-01-2012

Intitulé

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 november 2003, nummer 158A;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Ridderkerk 2003

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.dienst:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

b.administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Ridderkerk en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c.financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Ridderkerk, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

de financieel-economische positie;

het financiële beheer ;

de uitvoering van de begroting;

het afwikkelen van vorderingen en schulden;

alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

d.administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

e.financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Ridderkerk.

f.rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

g.doelmatigheid:

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

h.doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titel 1 Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2 Programmabegroting

1.De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programmaindeling

vast.

2.De raad stelt per programma vast:

de beoogde maatschappelijke effecten;

de te leveren goederen en diensten;

de baten en lasten.

  • 3.

    Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4.

    De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3 Producten

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma’s.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk 7 mei van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de maandelijkse afwijkingsrapportage op programmaniveau bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2.

    De raad stelt deze nota uiterlijk 30 juni vast.

Uitvoering

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de

(gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6 Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college biedt ten minste eens per raadsperiode een nota aan inzake de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. De raad stelt deze nota vast binnen 3 maanden nadat deze is aangeboden.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

Ieder bedrijfsonderdeel van de gemeente wordt minimaal eens per raadsperiode getoetst.

  • 4.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het derde lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 5.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen regels vast voor een maandelijkse rapportage over afwijkingen in de productenramingen. Voorzover afwijkingen niet binnen de geautoriseerde bedragen van een programma kunnen worden opgevangen, worden deze afwijkingen per omgaande in een begrotingswijziging van de programmabegroting opgenomen en ter vaststelling aan de raad voorgelegd.

  • 2.

    Het college informeert de raad vóór 1 september van het lopende begrotingsjaar over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste zeven maanden.

  • 3.

    De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4.

    De rapportage gaat in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten. In de rapportages

wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

inkomsten uit de algemene uitkering;

de rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

resultaten uit grondexploitatie;

realisatie op begrote subsidieverwachtingen.

5.Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan €25.000,--.

Artikel 8 Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de diensten naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

  • 2.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      welke goederen en diensten zijn geleverd;

    • c.

      wat de kosten zijn;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9 Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10 Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    De afschrijving van een investering geschiedt in het aantal jaren dat is vastgelegd in de afschrijvingstabel behorende bij deze verordening, tenzij in deze verordening of bij een afzonderlijk besluit anders is bepaald.

  • 2.

    Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald - hetzij bij afzonderlijk besluit, hetzij in de afschrijvingstabel behorende bij deze verordening - geschiedt de afschrijving van investeringen met economisch nut naar een vast percentage per jaar van de aanschaffingswaarde van een object en wordt zo lang voortgezet tot het object geheel is afgeschreven.

  • 3.

    Uitgezonderd gronden, terreinen en aandelen, worden investeringen kleiner dan € 10.000,- of met een levensduur korter dan 3 jaar niet geactiveerd maar ineens als kosten verantwoord.

  • 4.

    Kosten van uitbreidingen of verbeteringen aan een object worden afgeschreven over de resterende afschrijvingstermijn van dit object, c.q. tezamen met de boekwaarde over de nieuw te schatten levensduur van het object.

  • 5.

    Objecten met uitsluitend een maatschappelijk nut worden regulier afgeschreven.

  • 6.

    Indien voor een object een bijdrage in de aanschaffingswaarde is verkregen, wordt deze bijdrage in mindering op de aanschaffingswaarde gebracht en wordt over het verschil afgeschreven.

  • 7.

    Indien investeringen in een periode langer dan één kalenderjaar worden gerealiseerd,

wordt jaarlijks rente over de boekwaarde per 31 december bijgeschreven.

8.Indien de gebruiksduur van een afzonderlijk object aanmerkelijk korter is dan in de afschrijvingstabel is aangegeven, kunnen burgemeester en wethouders onder opgaaf van redenen van de afschrijvingstabel afwijken.

Artikel 11 Voorziening voor oninbare vorderingen

1.Voor openstaande vorderingen betreffende:

onroerende-zaakbelasting gebruikers;

onroerende-zaakbelasting eigenaren;

precariobelasting;

hondenbelasting;

rioolrechten;

en reinigingsrechten;

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks gelijktijdig met de in artikel 4 genoemde nota de (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan.

  • 2.

    De nota behandelt:

de vorming en besteding van reserves;

de vorming en besteding van voorzieningen;

de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen,

in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 17.

3.De raad stelt deze nota uiterlijk 30 juni van het jaar waarin deze wordt aangeboden vast

Artikel 13 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Ridderkerk wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en voorzieningen.

Artikel 14 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een

voldoende rendement op de uitzettingen;

  • d.

    het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

    • 2.

      Het Financieringsstatuut 2001, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juli 2001 nr. 414 blijft onverkort van toepassing.

Artikel 15 Registratie bezittingen, activa en vermogen

1.Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie

worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eens per raadsperiode.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3 Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

1.Het college biedt tenminste eens per raadsperiode een (bijgestelde) nota lokale heffingen aan.

Deze nota behandelt in ieder geval:

de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

de kostendekkendheid van de heffingen;

de druk van de lokale belastingen en heffingen;

het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2.

    De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3.

    Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

  • 4.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 17 Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. Het college biedt tenminste eens per raadsperiode een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

1.Het college biedt tenminste eens per raadsperiode een nota onderhoud openbare ruimte aan.

De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    Het college biedt ten minste eens per raadsperiode een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3.

    Het college biedt ten minste eens per raadsperiode een nota onderhoud gebouwen aan. De nota geeft het kader weer voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 4.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.

Artikel 19 Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag

van:

  • 10.

    de kasgeldlimiet;

  • 11.

    de renterisico norm;

  • 12.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar;

  • 13.

    de rentevisie en

  • 14.

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

  • 1.

    Het college stelt tenminste eens per raadsperiode een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden. In de nota wordt speciale aandacht geschonken aan de relatie tussen het gemeentelijk apparaat en de inwoners van de gemeente.

  • 2.

    In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

  • 3.

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel

213a Gemeentewet, en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 21 Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt tenminste eens per raadsperiode een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2. Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 3. De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 4. In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt ten minste eens per raadsperiode een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

2.In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/ winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

Artikel 23 Verstrekking subsidies

[ vervallen]

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 24 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de diensten;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch

nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts.;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende weten regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 26 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de diensten van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

Artikel 27 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 28 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Ridderkerk.

Titel 5 Slotbepalingen

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 6 weken na de bekendmaking, met dien verstande dat de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van het begrotingsjaar 2004 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 30 Intrekking oude verordeningen

Met ingang van 16 december 2005zijn vervallen:

  • a.

    de Verordening op het beheer van de bedrijven der gemeente Ridderkerk;

  • b.

    de Afschrijvingsverordening 1983, behoudens de bij die verordening behorende Afschrijvingstabel;

  • c.

    de Beheersverordening concern 1996.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente

Ridderkerk 2003”.

Ridderkerk, 12 juli 2007

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

Afschrijvingstabel behorende bij de 1 e wijziging van de Financiële verordening gemeente Ridderkerk 2003 (raadsbesluit 19 december 2005 ingaande 1-1-2005 )

omschrijving

termijn in jaren

toelichting

Immateriële vaste activa

1

kosten sluiten geldleningen en saldo van agio/disagio

looptijd nieuwe geldlening

alleen bij oversluiten van een geldlening kunnen bijkomende kosten worden geactiveerd gedurende de looptijd van de nieuwe lening die voor de oude in de plaats komt.

2

kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

5

dit betreft kosten nodig voor het verkrijgen van informatie om een besluit over de aanschaf/vervaardiging van het desbetreffende actief te kunnen nemen. Het gaat dus niet om voorbereidingskosten van het actief zelf. Indien het actief toch niet wordt vervaardigd moeten de kosten van onderzoek alsnog ineens worden afgeschreven.

Materiële vaste activa

gronden en terreinen

3

Grond

0

grond slijt niet door gebruik zodat er van een waardevermindering geen sprake is.

4

inrichting van terreinen

20

dit betreft kosten voor het geschikt maken van een terrein voor het beoogde gebruik; bijvoorbeeld aanleg paden en verharding, recreatieve voorzieningen, speeltoestellen, groeninrichting, hekwerken, aanleg sportvoorzieningen, inrichting weekmarkt.

5

(her)inrichting van begraafplaatsen

20

dit betreft kosten voor het geschikt maken van een terrein voor het gebruik als begraafplaats; bijvoorbeeld aanleg paden en verharding, groeninrichting, hekwerken, aanleg graven, aanleg urnentuin, ruimen van graven.

6

levensduur verlengende en waardevermeerderende renovatie en aanpassing van (de inrichting van) terreinen en begraafplaatsen

restant levensduur of nieuwe levensduur

restant levensduur is alleen mogelijk bij waardevermeerdering; bij levensduurverlenging wordt door het college een nieuwe levensduur bepaald met een maximum van 20 jaar.

gebouwen

7

bouwkosten permanent

50

8

bouwkosten semi-permanent

25

9

noodlokalen voor onderwijs

15

10

overige noodgebouwen

10

11

levensduur verlengende en waardevermeerderende renovatie en aanpassing van (de inrichting van) aanpassing van gebouwen

restant levensduur of nieuwe levensduur

restant levensduur is alleen mogelijk bij waardevermeerdering; bij levensduurverlenging wordt door het college een nieuwe levensduur bepaald met een maximum van

a.50 jaar voor permanente gebouwen

b.25 jaar voor semi-permanente gebouwen

c.15 jaar voor installaties

d.10 jaar voor inrichting

12

liftinstallatie

15

13

verwarmings- en luchtbehandelingsinstallaties

15

dit betreft bijvoorbeeld een cv-installatie en cv-leidingen, een luchtbehandelingsinstallatie, een luchtkoelinstallatie, een klimaatbeheersingsinstallatie

14

overige technische installaties

10

15

verlichting

10

dit betreft bijvoorbeeld TL-verlichting, noodverlichting,

16

inrichting

10

dit betreft bijvoorbeeld sanitaire voorzieningen, meubilair, stoffering, vloerbedekking, wandversiering

17

(dak)isolatie

30

dit betreft vooral bestaande investeringen in gebouwen die niet of onvoldoende geïsoleerd waren en die tussentijds van isolatie zijn voorzien.

18

aanpassingen tbv van gebruiksvergunningen

15

dit betreft vooral kosten van bestaande investeringen in gebouwen die gedaan zijn voor het verwijderen van asbest, de bestrijding van legionella en het aanpassen van gebouwen aan nieuwe eisen voor het verkrijgen van een gebruiksvergunning. In de praktijk ligt de nadruk op aanpassing van installaties maar er zijn ook bouwkundige aanpassingen gedaan.

materieel

19

lichte voertuigen

7

voorbeelden hiervan zijn personenauto's en kleine bedrijfsauto's, electrowagens

20

zware voertuigen

10

voorbeelden hiervan zijn zoutstrooiers, sneeuwdweil/-schuif, marktwagen, vuilophaalwagens, vrachtwagens, bulldozer

21

zware brandweervoertuigen

15

voorbeelden hiervan zijn blus- en hulpverleningsvoertuigen, brandweervaartuig

22

onderhoudsmaterieel

5

voorbeelden hiervan zijn veegmachines, trekkers, versnipperaars,

informatie- en communicatiemidd e len

23

netwerken en bekabeling

10

voorbeelden hiervan zijn glasvezelkabels, computer- en telefoonnetwerken in gebouwen

24

netwerkcomponenten en computerapparatuur

4

dit betreft bijvoorbeeld computers, beeldschermen, laptops, printers, servers, telefooncentrale

25

audio-visuele middelen

5

televisie, projectoren, projectieschermen

26

zend- en ontvanginstallaties

8

dit betreft bijvoorbeeld zend- en ontvangapparatuur, alarmontvangers

27

overige tele-communicatieapparatuur

5

dit betreft bijvoorbeeld portofoons, telefoontoestellen

28

software: basisadministraties

7

dit betreft bijvoorbeeld vastgoedregistratie, financiële administratie, GBA, uitkeringsadministratie; grote systemen met een groot aantal gebruikers

29

overige software

5

dit betreft bijvoorbeeld software voor het netwerk en het systeembeheer, werkplekautomatisering, specifieke applicaties met een beperkt aantal gebruikers

grond- weg- en waterbouwkundige werken

30

technische haveninstallaties

15

dit betreft bijvoorbeeld havenlichten

31

rioleringen

40

dit betreft de bijvoorbeeld rioolleidingen zoals rioolbuizen en persleidingen, bouwkundige voorzieningen zoals rioolgemalen en pompstations

32

elektrische installaties riolering

10

33

mechanische installaties riolering

15

34

aanleg wegen, straten en paden incl kunstwerken

20

dit betreft bijvoorbeeld wegen, straten, pleinen, rotondes, viaducten, tunnels, voet- en fietsbruggen, fiets- en wandelpaden, dijktrappen, kabels en leidingen openbare verlichting

35

restant investeringen aanleg Rotterdamseweg c.a.

termijnen volgens verfijnings-uitkering WUW

in een bijlage is een overzicht opgenomen van de investeringen Rotterdamseweg met de restant levensduur overeenkomstig het verloop van de verfijningsuitkering WUW; deze termijnen zijn bepalend.

36

straatmeubilair en verkeersregelinstallaties

12

verkeerslichten, busbeïnvloedingsinstallaties, abri's. lantaarnpalen,

37

milieuparken

20

38

mechanische afvalinzameling

20

39

technische installaties afvalinzameling

10

dit betreft bijvoorbeeld klepinstallaties van mechanische afvalinzameling

40

apparaten

10

dit betreft bijvoorbeeld een waterpasinstrument, een theodoliet.

overige bedrijfsmiddelen

41

brandweeruniformen

7

dit betreft uniformen voor de brandweer

42

overige brandweerkleding

10

dit betreft bijvoorbeeld beschermende kleding voor de brandweer zoals helmen

43

brandweergereedschappen en -apparaten

10

dit betreft bijvoorbeeld hydraulische apparaten, aggregaten

financiële vaste activa

44

geldleningen

duur van de overeen-komst

de duur van de overeenkomst betreft de aflossingsperiode.

45

waardepapieren

0

dit betreft bijvoorbeeld obligaties en aandelen; van een slijtage door gebruik is geen sprake zodat er van een waardevermindering geen sprake is.

Bijlage afschrijvingstermijn restant investeringen Rotterdamseweg

nr.

omschrijving

termijn in jaren

35a

Aanleg Rotterdamseweg

8

35b

Aanleg Rotterdamseeg, Populierenlaan-Industrieweg (1)

1

35c

Grondwerk Rotterdamseweg, Populierenlaan-Industrieweg (2)

1

35d

Grondwerk Rotterdamseweg, Populierenlaan-Industrieweg (3)

2

35e

Aanleg Rotterdamseweg, Rijnsingel-Populierenlaan (2)

2

35f

Verharding Rotterdamseweg

3

35g

Busstroken t.b.v. kruispunten

3

35h

Busbaan Industrieweg-Vondellaan

3

35i

Busbaan Ringsingel-Populierenlaan

3

35j

Bouw tunnel Sportlaan (2)

1

35k

Bouw tunnel Sportlaan (3)

2

35l

Bouw tunnel Sportlaan (4)

3

35m

Bouw viaduct Ringdijk en tunnel Benedenrijweg (1)

1

35n

Bouw viaducten Havenkade, Ringdijk en tunnel Benedenrijweg (2)

2

35o

Aanpassen viaduct Havenkade

3

Toelichting algemeen

Deze verordening is gebaseerd op de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Aanpassing van deze modelverordening aan de opvattingen van het gemeentebestuur van Ridderkerk moet nog plaats vinden. Om toch voor de aanvang van het begrotingsjaar 2004 over een verordening ex art.212 van de Gemeentwet te beschikken is gekozen voor een “tweetrapsraket”.

Vooralsnog wordt de modelverordening van de VNG – waar mogelijk aangepast aan de bestaande Ridderkerkse situatie – toegepast. Daarnaast wordt in samenspraak met de raad een aanpassing van de verordening voorbereid, waarin de nader uit te werken onderwerpen van regeling voorzien worden. In het eerste kwartaal van 2004 wordt deze aanpassing van de verordening ter vaststelling aan de raad aangeboden.

Bestaande verordeningen die met deze modelverordening moeten worden ingetrokken, maar onderwerpen regelen die onder de werking van artikel 212 van de Gemeentewet vallen, zijn zoveel mogelijk opgenomen in de modelverordening. In de modelverordening worden een aantal onderwerpen genoemd (met name in de artikelen betreffende de verplichte paragrafen) die regeling behoeven, maar waarover eerst bestuurlijke uitspraken gedaan moeten worden. De voorbereidingstijd voor het verkrijgen van deze uitspraken voorafgaand aan de vaststelling van de verordening is te kort voor een weloverwegen uitwerking van bedoelde onderwerpen. Daarom zijn deze onderwerpen uit de modelverordening vooralsnog niet overgenomen.

Veel onderwerpen zullen nadere uitwerking door, c.q. aanpassing van bestaande regelingen van

Burgemeester en wethouders behoeven. Over de planning en afdoening van deze nadere uitwerkingen moeten nog afspraken tussen de raad en het college gemaakt worden.

De hieronder vermelde toelichting op de artikelen is zoveel mogelijk gebaseerd op de modelverordening van de VNG en doorgaans letterlijk overgenomen, omdat deze toelichting een goed inzicht geeft in de motieven waarom een onderwerp regeling in de verordening behoeft.

Toelichting op de artikelen

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

In het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995 was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Zo kan een gemeente programma's indelen naar doelgroepen of indelen volgens de pijlers van het grote stedenbeleid. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.

Artikel 3. Producten

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college – zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productenraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productenraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

Artikel 4. Kaders begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Artikel 5. Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productenraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting. In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Artikel 6. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen.

De modelverordening geeft in het eerste en tweede lid aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter aanvullende onderzoeken nodig. In het derde lid van artikel 6 geeft de raad aan, welke onderzoeken hij nodig acht om de eisen van controle te waarborgen en met welke frequentie deze onderzoeken moeten worden uitgevoerd.

Het vierde en vijfde lid regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht.

De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 7, eerste tot en met vierde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Artikel 7 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor aansluiting bij de uitgangspunten voor de verbetering van de Planning & Control instrumenten. Daarin is gekozen voor een maandelijkse financiële rapportage over de uitvoering van de begroting met voorlegging aan de raad van budgettaire afwijkingen middels een begrotingswijziging. Eenmaal per jaar wordt een voortgangsrapportage over de programma’s van de begroting aan de raad aangeboden.

Door het vastleggen van de datum in het artikel kan de raad een maximale termijn vastleggen, waarbinnen de tussenrapportage moeten worden samengesteld en opgeleverd.

In het derde lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportage. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportage wil worden geïnformeerd.

Om de gemeentelijke organisatie niet op te zadelen met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportage niet te uitgebreid en overzichtelijk is.

De stand van zaken van en prognose voor het lopende begrotingsjaar kan overigens naast de jaarstukken van het afgelopen jaar mede een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen voor het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen.

Vooralsnog is het lid uit de modelverordening dat limitieten stelt aan door het college aan te gane verplichtingen niet opgenomen. Eerst moet nader bepaald worden welke limieten gewenst zijn.

Het vijfde lid gaat in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten. Dit artikel is gebaseerd op de huidige regelgrens voor afwijkingen op beleidsproducten.

De raad en het college zullen steeds moeten afwegen de kosten die aan de informatievoorziening is verbonden versus het nut, de toegevoegde waarde ervan. Al snel namelijk wordt er in de praktijk een overvloed aan informatie gevraagd.

Artikel 8. Jaarrekening

Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. In het eerste lid wordt daarvoor een kwaliteitseis gesteld. Het tweede lid is de tegenpool van artikel 2, lid 2.

Artikel 9. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de

investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma’s verantwoorde lasten.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 stelt onze regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Verwezen wordt naar de afschrijvingstabel behorend bij deze verordening.

Artikel 11. Waardering oninbare vorderingen

Artikel 11 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen.

Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is. In gemeenten betreft het hier veelal vorderingen facturen lokale heffingen en rechten.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente.

Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves.

Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Artikel 12 bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening

In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, letter b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en

tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. De salariskosten van de burgemeester hoeven dus niet worden meegenomen voor de kostprijsberekening van de rioolrechten. Het toe te rekenen deel van de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Veel gemeenten hanteren daarnaast het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen. Artikel 13, lid 2 van de modelverordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs.

Indien is gekozen voor het systeem van het toerekenen van bespaarde rente dan is het verplicht deze rente als lasten mee te nemen in de kostprijs.

Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. Indien men voor de bouw van een school een lening heeft afgesloten, kan men er voor kiezen de rentelasten op de kosten van het schoolgebouw te laten drukken. Dit wordt in de gemeentelijke boekhouding bereikt door de zogenaamde rente-omslagmethode. Het rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode, is van invloed op de kostprijs. Het rentepercentage valt zodoende onder het budgetrecht van de raad. Daarnaast is bij de renteomslag van de kapitaallasten toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen toegestaan. Artikel 13, lid 3 legt het te hanteren rentepercentage voor de omslagrente van de kapitaallasten vast.

Artikel 14. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In de modelverordening van de VNG

wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden en draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).

Bij besluit van 16 juli 2001 heeft de raad vastgesteld de Verordening financieringsstatuut gemeente

Ridderkerk 2001, gebaseerd op art. 212 lid c van de Gemeentewet. Nader bepaald moet worden welke aanpassingen aan deze verordening nodig zijn om ook voor dit onderwerp inhoud te geven aan het dualistisch bestel. Vooralsnog kan de verordening gehandhaafd worden.

Artikel 15. Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 16. Lokale heffingen

Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212

Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de modelverordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen.

Het eerste lid van artikel 16 regelt, dat het college eens per raadsperiode een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling van de lokale lasten.

Op grond van de vastgestelde nota moeten vervolgens de bijbehorende belastingverordeningen

worden aangepast en door de raad worden vastgesteld. De nota bevat eveneens een overzicht van de overige verordeningen, waarin heffingen, tarieven en prijzen zijn vastgelegd. Zo kan de raad op grond van de nota ook de actualisatie van deze verordeningen agenderen.

Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15.33Wet milieubeheer stellen echter randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geraamde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig.

In afwijking van de voorgaande alinea is bij meer producten en diensten opgenomen in één verordening het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening.

Voor inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de raad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het tweede lid regelt, dat het college de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst aan de raad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen.

Het derde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de

paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast kan men bijvoorbeeld opnemen:

  • a.

    de kostendekkendheid van de rioolrechten, reinigingsheffing en afvalstoffenheffing;

  • b.

    de lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudens, meerpersoonshuishoudens en bedrijven;

  • c.

    het aantal en het bedrag aan kwijtscheldingen;

  • d.

    de waardeontwikkeling van onroerende zaken in de gemeente.

Artikel 17. Weerstandsvermogen

Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval.

Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren.

De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst.

Het uitsluiten van risico’s is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opvangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.

Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college eens per raadsperiode een nota aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s.

Dit zijn bijvoorbeeld regels over welke bezittingen van de gemeente moeten worden verzekerd en welke procedures hiervoor gelden. Een ander voorbeeld van een regel voor de beheersing van

risico’s is, dat er jaarlijks een rentevisie wordt gemaakt, waarmee de gemeente het renterisico op haar leningportefeuille op een aanvaardbaar niveau houdt. Ieder college kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Ten tweede moet het college in deze nota de risico’s kwantificeren en aan de hand ervan de gewenste weerstandscapaciteit bepalen.

Het tweede lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd.

Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:

  • a.

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • b.

    een inventarisatie van de risico’s;

  • c.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

Nog nader bepaald moet worden aan welke onderwerpen speciale aandacht geschonken moet worden, waarbij gedacht kan worden aan risico’s zoals:

  • a.

    tegenvallende rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

  • b.

    tegenvallende resultaten uit grondexploitatie;

  • c.

    tegenvallende realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

  • d.

    lopende en te verwachten claims van derden;

  • e.

    nog niet getaxeerde kosten van (vermoede) milieuverontreiniging;

  • f.

    overschrijding openeinde regelingen en subsidies;

  • g.

    dreigend faillissement van verbonden partijen;

  • h.

    dreigend faillissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan.

In het onderhavige artikel is er voor gekozen om de beleidslijnen uit te zetten in een nota. De desbetreffende, volgens het Besluit begroting en verantwoording voorgeschreven paragraaf informeert dan vooral over de uitvoering en toepassing van de nota. Alhoewel niet voor de hand liggend, is het ook mogelijk om niet met een nota te werken, maar om de beleidsmatige contouren en de uitvoering

beide in de paragraaf op te nemen. Deze opmerking geldt ook voor de artikelen 16, 18 tot en met 23.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 18 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De verantwoordingsinformatie wordt gesplitst. Het eerste tot en met het derde lid regelen, dat er nota’s aan de raad worden aangeboden over het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen. Hierin kan op de stand van zaken worden ingegaan en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten.

In tegenstelling tot de modelverordening van VNG is geen onderscheid gemaakt in de periodiciteit waarmee de kaders voor de verschillende categorieën kapitaalgoederen herzien moeten worden.

Daarvoor is aangehouden de termijn van eens per raadsperiode uit de modelverordening. De raad kan de nota’s natuurlijk tussentijds agenderen.

Artikel 18, vierde lid, regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld.

Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.

Artikel 19. Financiering

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 14. Artikel 19 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden zoals de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en van de uitzettingen en de liquiditeitspositie.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In het eerste lid van artikel 20 van de modelverordening over het financieel middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt dan ook slechts een nota over de bedrijfsvoering ter kennisgeving aan de raad overlegd.

Het tweede lid regelt verder over welke feiten aangaande het financieel beheer van de bedrijfsvoering de raad in de verplichte paragraaf bedrijfsvoering geïnformeerd wordt. In dit artikel kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de middelen bedrijfsvoering. Nog nader bepaald moet worden welke onderwerpen dit betreft. Te denken valt aan:

  • a.

    aantal personeelsleden in dienst onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;

  • b.

    de instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van personeel;

  • c.

    de directe loonkosten;

  • d.

    de personeelskosten;

  • e.

    de kosten inleenkrachten;

  • f.

    de kosten van ingehuurde externen;

  • g.

    de huisvestingskosten;

  • h.

    de automatiseringskosten;

  • i.

    vernieuwing, uitbreiding, herstructurering, reorganisatie en inkrimping van de ambtelijke organisatie, de gemeentelijke huisvesting, het gemeentelijk materieel en de gemeentelijke automatiseringssystemen.

Artikel 21. Verbonden partijen

Artikel 21 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. De verantwoordingsinformatie

wordt gesplitst. Het eerste lid regelt, dat er een nota verbonden partijen aan de raad wordt aangeboden, waarin op de stand van zaken van de verbonden partijen wordt ingegaan en de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteen kan zetten. Deze nota wordt minimaal

één keer per raadsperiode door het college aan de raad aangeboden. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.

Artikel 21, lid 2 regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen. Wel schrijft het Besluit begroting en verantwoording enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

a.de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen

in de begroting;

b.de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.

Artikel 22. Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 22, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen.

Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd.

Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid.

Dit naast de verplichtingen die het Besluit begroting en verantwoording voorschrijft. Het besluit schrijft voor:

  • a.

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

  • b.

    een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • c.

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • d.

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • e.

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

Nog nader bepaald moet worden aan welke andere onderwerpen aandacht geschonken moet worden.

Te denken valt aan:

  • a.

    huidige vastgoedpositie;

  • b.

    de aan- en verkoop van vastgoed;

  • c.

    de deelname in PPS-constructies (Publiek Private Samenwerking);

  • d.

    de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project;

  • e.

    in erfpacht uitgegeven gronden;

  • f.

    inkomsten erfpacht en bijstelling erfpachtvergoedingen.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Artikel 23. Verstrekking subsidies

Vervallen bij de tweede wijziging van de verordening, raadsbesluit van 12 juli 2007.

Artikel 24. Administratie

In artikel 24 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In

hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme

– de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college.

Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 25, 26 en 27.

Artikel 25. Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 26. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven.

De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f

worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel

27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening

Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen.

Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing.

Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. De wetgever heeft bepaald, dat de nieuwe verordening artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten op het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn. De oude verordening blijft nog van kracht op de begroting en jaarrekening van 2003. Bij de redactie van dit artikel is er rekening mee gehouden dat voor de inrichting van de programmabegroting gekozen is voor een groeimodel.

Artikel 31. Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.