Regeling vervallen per 31-12-2022

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone bedrijventerrein Cornelisland over de jaren 2018-2022 (Verordening BI-zone Cornelisland 2018-2022)

Geldend van 01-01-2018 t/m 30-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone bedrijventerrein Cornelisland over de jaren 2018-2022 (Verordening BI-zone Cornelisland 2018-2022)

De raad van de gemeente Ridderkerk;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2017,

gelet op: artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de wet op de bedrijveninvesteringszones en de Gemeentewet; en gelet op de tussen de gemeente Ridderkerk en de Stichting BIZ Cornelisland gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 1 november 2017;

gezien het advies van de commissie Samen Leven van 30 november 2017;

besluit:

vast te stellen de Verordening BI-zone Cornelisland 2018-2022.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente Ridderkerk waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied van het bedrijventerrein Cornelisland te Ridderkerk, te weten alle bedrijven binnen het bedrijventerrein gevestigd op het Cornelisland. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart in de BIZ Plan van Aanpak (bijlage 1).

  • 2.

    De stichting: de stichting BIZ Cornelisland;

  • 3.

    De wet: de wet op de Bedrijveninvesteringszones;

  • 4.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • 5.

    Uitvoeringsovereenkomst: een tussen de gemeente Ridderkerk en de stichting gesloten Uitvoeringsovereenkomst voor de periode 2018-2022.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De stichting wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet op de bedrijveninvesteringszones .

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid, de veiligheid, de ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Een concreet overzicht van de objecten ter zake waarvan de BIZ-bijdrage geheven zal worden, is opgenomen in bijlage 1.

  • 2. De belasting wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per onroerende zaak.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      werken die zijn bestemd voor de elektriciteitsvoorziening (trafo’s) en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen.

  • 2. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 8 Belastingtarief

De BIZ-bijdrage per onroerende zaak bedraagt per jaar € 250,00 per gebruiker bij een WOZ-waarde van € 50.000 tot en met € 1.500.000 en € 500,00 per gebruiker van een onroerende zaak van € 1.500.001 en meer.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Ridderkerk van toepassing.

Artikel 13 Subsidievaststelling en wijze van betalen

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op het geraamde bedrag van de BIZ-bijdragen die in de artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst, zijnde 40.000,- euro.

  • 3. De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de stichting. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de stichting.

  • 4. In afwijking op de Algemene Subsidieverordening Ridderkerk 2014 brengt de stichting uiterlijk 1 juni van het kalenderjaar na afloop van het subsidiejaar een financieel en inhoudelijk verslag uit van de door haar gerealiseerde activiteiten. Het financieel deel van het jaarverslag dient eveneens uiterlijk 1 juni van het kalenderjaar na afloop van het subsidiejaar te zijn ingediend. Het inhoudelijk deel van het jaarverslag bevat in ieder geval een verantwoording van de uitvoering van het activiteitenplan en de in deze overeenkomst behorende afspraken.

  • 5. De stichting kan de gemeente schriftelijk en met redenen omkleed om maximaal 8 weken uitstel vragen voor het uitbrengen van de hiervoor benoemde verslagen.

  • 6. Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de subsidievaststelling en wijze van betalen.

Artikel 14 wijze van betalen

  • 1. De subsidie wordt betaald in gelijke jaarlijkse termijnen van 8.000,- euro voor 31 december van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.

  • 2. In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van verrekening van de meer- en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten opzichte van de betaalde voorschotten.

Artikel 15 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Artikel 16 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag nadat van voldoende draagvlak als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken..

  • 2. De verordening treed niet in werking indien er bij de draagvlakmeting geen sprake is van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4. Deze verordening vervalt op 31 december 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2017,

De griffier,

mr. J.G. van Straalen

De voorzitter,

A. Attema

Bijlage 1: Begrenzing BI-Zone Cornelisland

afbeelding binnen de regeling

De BI-zone Cornelisland omvat de volgende straten en huisnummers:

  • Florijnstraat 4 a

  • Florijnstraat 4 b

  • Florijnstraat 4 c

  • Florijnstraat 4 d

  • Florijnstraat 4 e

  • Florijnstraat 4 f

  • Florijnstraat 4 g

  • Florijnstraat 4 h

  • Florijnstraat 6 a

  • Florijnstraat 6 b

  • Florijnstraat 6 c

  • Florijnstraat 6 d

  • Florijnstraat 6 e

  • Florijnstraat 6 f

  • Florijnstraat 6 g

  • Florijnstraat 6 h

  • Florijnstraat 10

  • Florijnstraat 12

  • Schaapherderweg 4

  • Schaapherderweg 5 a

  • Schaapherderweg 5 b

  • Schaapherderweg 5 c

  • Schaapherderweg 5 d

  • Schaapherderweg 5 e

  • Schaapherderweg 5 f

  • Schaapherderweg 5 g

  • Schaapherderweg 5 h

  • Schaapherderweg 11

  • Schaapherderweg 21