Regeling vervallen per 01-01-2018

De beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

De beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015

Inleiding

De beleidsregels betreffen regels die gaan over de toegang tot de maatwerkvoorzieningen die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verstrekt kunnen worden.

Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4.81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: "Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid."

Bij beleidsregels gaat het om een besluit van algemene strekking niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omdat de bevoegdheid niet rechtstreeks aan de wet wordt ontleend. Feitelijk gaat het bij beleidsregels om geschreven geldend recht van een bepaalde gedragslijn met betrekking tot een bepaald beleid.

De beleidsregels bieden een referentiekader bij het bepalen van het ondersteuningsaanbod. De beleidsregels zijn geen dwingend kader en moeten vooral als richtlijnen worden gezien.

Bij de Wmo 2015 staat voorop dat iedereen zoveel mogelijk mee moet kunnen doen aan de samenleving. Het gaat om het bevorderen van de zelfredzaamheid, zelfregie en participatie van burgers. De eigen rol en mogelijkheden van de burger staan daarbij centraal. Als een burger zich meldt met een ondersteuningsvraag wordt samen onderzocht wat de beste aanpak is. Zo’n ‘keuktafelgesprek’ gesprek volgt een min of meer vast patroon. Gestart wordt met de vraagverheldering , dan wordt de ondersteuningsbehoefte bepaald en tenslotte worden de oplossingen en gewenste resultaten besproken. Eerst wordt gezocht naar oplossingen in eigen kring . Als dat niet afdoende is worden algemene en collectieve voorzieningen ingezet en als dat ook niet afdoende is worden er maatwerkvoorzieningen ingezet.

Om de mate van zelfredzaamheid, zelfregie en participatie te kunnen bepalen wordt gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidsmatrix. Op 11 verschillende leefgebieden wordt gekeken in welke mate men zich weet te handhaven. Verder kan met behulp van de zelfredzaamheidmatrix worden bepaald of de eventuele ondersteuning het gewenste resultaat heeft opgeleverd.

Het sociaal team bestaat uit professionele wegwijzers/verwijzers/ondersteuners die dichtbij de inwoners in de dorpen hun werk zullen doen. Vragen die de nadrukkelijke aandacht van het team hebben zijn: Is men tevreden over de invulling van wegwijzerrol? Is men tevreden over de zorg of geboden ondersteuning? Heeft de ondersteuning gewerkt?

Vraagverheldering, ondersteuningsbehoefte en aanbod Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid en participatie wordt uitgegaan van onderstaand beoordelingskader. Beoordelingskader

Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid en participatie wordt uitgegaan van onderstaand beoordelingskader.

Beoordelingskader

  • ·

    Heeft cliënt geobjectiveerde beperkingen bij het zelf uitvoeren van huishoudelijke taken, gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, zich sociaal handhaven ?

  • ·

    Welke mogelijkheden heeft de cliënt wel in het zelf uitvoeren van huishoudelijke taken, gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, zich sociaal handhaven?

  • ·

    Welke mogelijkheden heeft de cliënt niet in het zelf uitvoeren van huishoudelijke taken, gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, zich sociaal handhaven?

  • ·

    Wat zijn de resultaten die cliënt wil bereiken bij het voeren van een huishouden, de gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, zich sociaal handhaven?

  • ·

    Wat heeft cliënt zelf al gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen?

  • ·

    Welke mogelijkheden heeft cliënt om de gewenste resultaten te bereiken via eigen oplossingen al dan niet met zijn huisgenoten of sociale omgeving?

  • ·

    Welke mogelijkheden heeft cliënt om de gewenste resultaten te bereiken via wettelijke voorliggende voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen?

  • ·

    Welke mogelijkheden heeft cliënt om de gewenste resultaten te bereiken via algemene voorzieningen?

  • ·

    Welke weigeringsgronden/beperkende voorwaarden zijn van toepassing o.g.v. de verordening?

  • ·

    Welke mogelijkheden kan de gemeente bieden om de gewenste resultaten te bereiken via individuele maatwerkvoorzieningen?

Bij de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene/collectieve voorzieningen voorliggend aan een maatwerkvoorziening. Beoordeeld moet worden of de voorziening beschikbaar is, en in geval van kosten deze door cliënt financieel kan worden gedragen, en zich als voldoende compensatie laat kwalificeren. Bij toekennen van meerdere maatwerkvoorzieningen kan het onderbrengen bij één aanbieder raadzaam zijn.

- Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor burgers met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet veel duurder dan vergelijkbare producten.

- Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken en de mogelijkheden van de gebruiker, toegankelijk is en dat is gericht

o p de maatschappelijke ondersteuning (bv sociale alarmering, maaltijdservice) .

- Collectieve voorziening: algemene voorziening die individueel wordt verstrekt, maar met meerdere personen tegelijk wordt gebruikt (bv collectief vervoer).

- Maatwerkvoorziening: een op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen en woningaanpassingen e.a. maatregelen, ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie .

- Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee (deels) aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

Schoonhouden van de woning

Zie ook artikel 8 Verordening.

Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden.

Er kan een maatwerkvoorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk, beperkt tot schoon houden van met name de woonkamer, slaapkamer(s), keuken en sanitaire ruimten. Het gaat in ieder geval om de gebruiksruimten die voor de cliënt onder diens normale gebruik van de woning vallen. Kamers die niet in gebruik (hoeven te) zijn vallen hierbuiten.

De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

Indiceren zwaar huishoudelijk werk

Genoemde richtlijn geldt niet voor zwaar huishoudelijk werk. Er wordt niet gekeken naar het aantal personen maar naar de grootte van de woning:

woning met 1 slaapkamer: 1:30 uur

woning met 2 slaapkamers: 2:00 uur

woning met 3/4 slaapkamers: 3:00 uur

woning met 5 slaapkamers: 3:30 uur

woning met 6 of meer slaapkamers: 4:00 uur

Onder slaapkamers worden ook logeer- of hobbykamers verstaan. Een zolder in principe niet. Als niet alle (slaap)kamers in gebruik zijn dan wordt de indicatie, in afwijking van de richtlijn, daarop aangepast.

Indiceren dagelijkse organisatie

In afwijking van de genoemde Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden kan er alleen 0:30 uur organisatie worden geïndiceerd als:

-iemand moet worden aangespoord om mee te werken, uit de indicatie moet duidelijk blijken om welke taken het gaat, of;er een indicatie is voor boodschappen doen (dus zowel halen als opruimen) en ook de boodschappenlijst moet worden gemaakt door de hulp of;er sprake is van minimaal overname van het zwaar én licht huishoudelijk werk én de was kan er organisatie worden geïndiceerd afhankelijk van de diagnose van de cliënt. Bv bij een psychiatrische aandoening, een psychogeriatrische aandoening, psychosociale problemen of cognitieve problemen waardoor er tijdens de werkzaamheden overleg of interactie met de cliënt is.

Opname langer dan 4 weken

De thuiszorgorganisatie informeert de gemeente als er sprake is van vakantie of opname in een ziekenhuis, verpleeg- of verzorgingshuis langer dan 4 weken. Tijdens vakantie van de cliënt wordt in beginsel geen hulp geleverd. Immers hij verblijft dan niet in de woning. Tijdens opname wordt geen hulp geleverd, tenzij er sinds het moment van de indicatiestelling een partner inwoont, die de huishouding ook niet kan verzorgen. Gedurende de eerste 4 weken kan de hulp ongewijzigd worden doorgeleverd. Duurt de opname aanzienlijk langer dan 4 weken dan moet er een indicatie op naam van de partner worden aangevraagd en de hulp kan ongewijzigd worden voortgezet in afwachting van deze indicatie.

Overlijden van cliënt

Als de cliënt is overleden wordt de hulp beëindigd, tenzij er sinds het moment van de indicatiestelling een partner inwoont, die de huishouding niet kan verzorgen. Er moet een indicatie op naam van de partner worden aangevraagd, de hulp kan ongewijzigd worden voortgezet in afwachting van deze indicatie. De ingangsdatum van deze indicatie op naam van de partner zal worden gesteld op de datum van overlijden van de cliënt.

Woningen Zozijn

Er zijn woningen waar meerdere cliënten met een verstandelijke beperking wonen die begeleiding van Zozijn krijgen. Het uitgangspunt is dat we hulp bij het huishouden indiceren op naam van 1 bewoner (omdat er sprake is van een leefeenheid) en beoordelen in hoeverre de huisgenoten in staat zijn om gebruikelijke zorg te leveren.

Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Zie ook artikel 8 Verordening.

Het te bereiken resultaat bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Met het oog op dit resultaat kan een maatwerkvoorziening voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden dan wel klaarzetten van maaltijden.

De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

Het is doorgaans mogelijk en wordt als gangbaar beschouwd dat mensen boodschappen geclusterd doen door bijvoorbeeld eens per week of tweewekelijks een voorraad in huis te halen. Voor zover het gaat om de zware boodschappen kan daar in ieder geval van worden uitgegaan.

Bij een boodschappendienst wordt er van uitgegaan dat iemand de boodschappen via de telefoon of via de PC kan bestellen. Het gebruik maken van boodschappendiensten wordt daarom in beginsel als 'voorliggend' aangemerkt. Supermarkten hebben doorgaans een dergelijke service. Het is ook mogelijk dat vanuit de gemeente een boodschappendienst wordt opgezet. Ook kan het zijn dat de cliënt zelf nog in staat is om met bijvoorbeeld een scootmobiel dagelijkse boodschappen te doen.

Warme maaltijd huishouden meer dan 3 personen

Daar waar het gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of gebruik gemaakt kan worden van een vorm van maaltijdvoorziening of van (algemeen gebruikelijke) kant-en-klaar maaltijden. Als het huishouden bestaat uit 3 of meer personen wordt dit in beginsel niet als voorliggend beschouwd en kan er voor maaltijdbereiding worden geïndiceerd.

Broodmaaltijden

Bij de bereiding van de broodmaaltijd wordt in de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden 15 minuten per keer geïndiceerd uitgaande van twee broodmaaltijden. Indien cliënt in staat is een klaargemaakte maaltijd zelf uit de koelkast te halen wordt 15 min. per dag geïndiceerd en worden 2 broodmaaltijden tegelijkertijd bereid.

Begeleiden van en naar het restaurant

Als de warme maaltijd alleen moet worden opgewarmd wordt er 15 minuten per keer geïndiceerd uitgaande van 1x per dag. Deze 15 minuten mogen ook worden gebruikt om cliënt van en naar het restaurant in het complex waar iemand woont te begeleiden, om daar de warme maaltijd te gebruiken.

Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Zie ook artikel 8 Verordening.

Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel.

Met het oog op dit resultaat kan een maatwerkvoorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de was.

De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

Indiceren deel wasverzorging

Als de cliënt in staat is een deel van de wasverzorging (b.v. de wasmachine aanzetten, ophangen kleine stukken wasgoed, (zittend) strijken en opvouwen) zelf te doen wordt de helft van de normtijd uit de hierboven genoemde richtlijn geïndiceerd.

De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen. Uitgangspunt bij het strijken is dat er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en onderkleding etc. worden gestreken.

Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Zie ook artikel 8 Verordening.

Het te bereiken resultaat is dagelijks gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige minderjarige kinderen die nog niet voor zich zelf kunnen zorgen.

Met het oog op dit resultaat kan, in principe tijdelijk, een maatwerkvoorziening voorziening worden getroffen, voor zover de ouder(s) of huisgenoten geen gebruikelijke zorg kunnen leveren.

De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouder(s). Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beiden werken opvang voor de kinderen is. Dat kan in beginsel op de manier waarop zij dat willen (bijvoorbeeld een oppasoma, kinderopvang), het is hun eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat één of beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken.

De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen, als andere tijdelijke oplossingen door bv zorgverlof of calamiteitenverlof onvoldoende oplossing bieden, zodat de ruimte ontstaat om een oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden tijdelijk opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

Bij de beoordeling van een aanvraag wordt kinderopvang in al zijn verschijningsvormen in beginsel aangemerkt als algemeen gebruikelijke voorziening of algemene voorziening. De strekking is in ieder geval dat deze voorzieningen voorliggend zijn op het verlenen van een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden. Het College moet daarbij beoordelen of de algemene voorziening: beschikbaar is; en in geval van kosten door cliënt financieel kan worden gedragen; en

zich als voldoende compensatie laat kwalificeren.

Wordt aan de genoemde voorwaarden voldaan, dan wordt geen hulp bij het huishouden verleend. Wel wordt opgemerkt dat het desgevraagd (ook) op de weg van cliënt ligt om aan te tonen dat de algemene voorziening financieel kan worden gedragen.

Is de cliënt een eigen bijdrage verschuldigd voor de kinderopvang op grond van een wettelijke regeling, dan is het niet aan het College daar over te oordelen in het kader van de vraag of de voorziening financieel kan worden gedragen (Rechtbank Arnhem 19-07-2011, BR6375 Wmo).

Wonen in een geschikt huis

Zie ook artikel 8 Verordening

Het te bereiken resultaat bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waarover men beschikt en heeft betrekking op de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

Indien van toepassing wordt voor het bepalen van een programma van eisen voor een woningaanpassing gebruik gemaakt van het Handboek voor Toegankelijkheid.

Kernassortiment

Er is voor een aantal roerende woonvoorzieningen zoals tilliften of douchestoelen een kernassortiment waaruit in beginsel een voorziening gekozen wordt. Alleen als er geen goedkoopst adequate voorziening in dit assortiment beschikbaar is wordt een voorziening buiten het kernassortiment verstrekt.

Gebruik berging

Indien er sprake is van een berging op afstand van de woning zoals in een appartementencomplex zal individueel beoordeeld worden in hoeverre het kunnen bereiken van de berging noodzakelijk is.

Losse woonunit

Het college kan een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien:

  • ·

    de noodzakelijke bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, en

  • ·

    die woning het (mede)eigendom is van de cliënt, of

  • ·

    die woning het eigendom is van een verhuurder die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen met beperkingen.

  • ·

    de unit naar verwachting kortdurend (minder dan 2 jaar) in gebruik zal zijn

Voordeel van een losse woonunit is dat deze relatief snel geplaatst kan worden en er in de meeste gevallen geen vergunning voor nodig is. Dit is vooral bij (zeer) progressieve ziektebeelden een voordeel.

Woonwagen en woonschip

Een voorziening voor een woonschip en een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:

  • ·

    het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening op een door de gemeente aangewezen ligplaats lag, dan wel de woonwagen op een gemeentelijke standplaats stond, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1, onder H van de Woningwet;

  • ·

    de technische levensduur van het woonschip dan wel de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • ·

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen, dan wel de standplaats van de woonwagen niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

Bezoekbaar maken

  • Er kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling of in een kleinschalige woonvorm met 24-uurs-adl-assistentie.

  • De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, meer specifiek de woonkamer en een toilet kan bereiken.

  • De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van tot het door het College in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

Er worden geen maatwerkvoorzieningen verstrekt

  • ·

    bij hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur,

  • ·

    als het voorzieningen betreft in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen in gemeenschappelijke ruimten omdat dit de verantwoordelijkeheid van de verhuurder/instellling is en daarmee is het een voorliggende voorziening,

  • ·

    die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden omdat dit algemeen gebruikelijke kosten zijn.

    Zich verplaatsen in en om de woning

    Zie ook artikel 8 Verordening.

    Het te bereiken resultaat bestaat uit het in staat zijn de woning (voordeur), woonkamer, keuken, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken, zodat normaal gebruik van de woning kan worden gemaakt.

Kernassortiment

Er is een kernassortiment waaruit in beginsel een voorziening gekozen wordt. Alleen als er geen goedkoopst adequate voorziening in dit assortiment beschikbaar is wordt een voorziening buiten het kernassortiment verstrekt.

Bergingen in appartementencomplexen

Indien de berging zich in een appartementencomplex op afstand van de woning bevindt wordt individueel beoordeeld of het kunnen bereiken en gebruiken van deze berging noodzakelijk is.

Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en deelnemen aan activiteiten

Zie ook artikel 8 Verordening.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen onderhouden van sociale contacten en het deelnemen aan activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Kernassortiment

Er is een kernassortiment waaruit in beginsel een voorziening gekozen wordt. Alleen als er geen goedkoopst adequate voorziening in dit assortiment beschikbaar is wordt een voorziening buiten het kernassortiment verstrekt.

Een rolstoel

Rolstoelen worden in bruikleen verstrekt.

Een scootmobiel

Een scootmobiel is een open elektrische buitenwagen bestemd voor gebruikers met een matige tot slechte sta-loopfunctie.

Voorwaarden

Een scootmobiel wordt alleen verstrekt als:

  • ·

    er sprake is van een zekere sta- en loopfunctie, ook gelet op het kunnen maken van transfers,

  • ·

    de cliënt een beperkte loopafstand heeft en gelet op de beperkingen en de vervoersbehoefte op de korte afstand (directe omgeving) is aangewezen op een scootmobiel,

  • ·

    er niet op een andere wijze kan worden voorzien in deze vervoersbehoefte zoals met een hand- of duwstoel of een aangepaste (niet algemeen gebruikelijke) fiets,

  • ·

    het collectief vervoer alleen niet in de vervoersbehoefte kan voorzien,

  • ·

    de cliënt zelf het voertuig veilig kan bedienen en besturen,

  • ·

    er een mogelijkheid is om de scootmobiel te stallen en op te laden.

In geval een scootmobiel niet dagelijks maar 3x per week of minder gebruikt wordt, wordt geen individuele scootmobiel verstrekt maar kan gebruik gemaakt worden van de scootmobielpool of een gehuurde scootmobiel

Driewielfietsen en andere bijzondere fietsen

Bijzondere fietsen kunnen voor verstrekking in aanmerking komen. Te denken valt daarbij aan driewielfietsen of handbikes. Driewielfietsen worden speciaal gebruikt door personen met beperkingen op evenwichtsgebied. Deze beperking maakt het gebruik van een normale fiets - al dan niet hulpmotor - gevaarlijk. Ook andere groepen personen met beperkingen kunnen gebaat zijn bij een driewielfiets, zoals personen met een gestoorde motoriek. Om aanspraak te maken op een dergelijk voorziening gelden dezelfde voorwaarden als voor een scootmobiel.

Verder geldt dat een normale kinderdriewieler voor kinderen tot 4 jaar als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd en daarom niet voor verstrekking in aanmerking komt. Driewielfietsen voor kinderen in speciale uitvoering kunnen in beginsel voor verstrekking in aanmerking komen

Bevorderen, behouden of compenseren sociale zelfredzaamheid

Zie ook artikel 8 Verordening.

Het te bereiken resultaat bestaat uit bevordering, behoud of compensatie van de sociale zelfredzaamheid en tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing.

Definitie sociale zelfredzaamheid

Bij sociale zelfredzaamheid gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren.

Er is sprake van sociale zelfredzaamheid als de cliënt:

• het vermogen heeft om zelfzorghandelingen uit te voeren of de regie te voeren over de zelfzorghandelingen;

• het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met

vrienden en familie;

• het vermogen heeft om zelf in zijn dagstructurering te voorzien;

• zelf besluiten kan nemen en regie kan voeren.

Begeleiding

Begeleiding omvat activiteiten aan cliënten met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:

  • a.

    de sociale redzaamheid;

  • b.

    gedrag;

  • c.

    het psychisch functioneren;

  • d.

    het geheugen en de oriëntatie;

De activiteiten bestaan uit:

  • 1.

    het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie;

  • 2.

    het ondersteunen bij praktische vaardigheden of handelingen;

  • 3.

    het oefenen van recent aangeleerde vaardigheden of bestaande vaardigheden in een andere situatie kunnen gebruiken

  • 4.

    het overnemen van toezicht op de cliënt.

Ondersteunen bijhet aanbrengen van structuur/voeren van regie.

In de eerste plaats kan begeleiding gericht zijn op het compenseren en/ of actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de cliënt binnen zijn woonsituatie, waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren.

Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. De grens tussen de persoonsgebonden sociale omgeving en participatie is niet altijd scherp te trekken. Daarom kan het ook gaan om ondersteuning in de vorm van het stimuleren tot, en het voorbereiden van, gesprekken met instanties op het terrein van bijvoorbeeld wonen, opleiding en werk.

Ondersteunen bij praktische vaardigheden en handelingen

In de tweede plaats kan begeleiding de vorm aannemen van praktische hulp en ondersteuning bij het aanleren van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben.

Aanleren/oefenen

Begeleiding richt zich in eerste instantie op de cliënt en kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op mantelzorg in de directe omgeving van cliënt als dit ten goede komt aan een cliënt. Het oefenen, in de vorm van begeleiding, dient ter ondersteuning van de behandeling, om de aangeleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten en is nadrukkelijk geen behandeling.

De begeleiding is dan gericht op het oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger, hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt. Ook kunnen de mantelzorger of anderen uit het cliëntsysteem begeleiding nodig hebben om hun naaste te kunnen ondersteunen. De indicatie is echter gesteld op naam van cliënt en niet op naam van degene op wie de oefening zich direct richt.

Overnemen van toezicht

Dit betreft cliënten die permanent toezicht nodig hebben.

Hierbij gaat het om toezicht op- en aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders op regelmatige en onregelmatige momenten en wordt geboden op basis van actieve observatie.

Denk aan het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij valgevaar, of complicaties bij een ziekte. Overnemen van toezicht kan ook nodig zijn bij cliënten met regieverlies, die niet zelf om hulp of zorg vragen of omdat er sprake is van ernstige gedragsproblemen.

Begeleiding groep en begeleiding individueel

Er zijn 2 vormen van begeleiding; individuele begeleiding en groepsbegeleiding.

Begeleiding individueel wordt bijvoorbeeld ingezet voor woonbegeleiding of thuisbegeleiding. Onder begeleiding groep vallen bijvoorbeeld dagbesteding voor cliënten met een verstandelijke beperking of psychiatrische aandoening en dagopvang voor ouderen.

Begeleiding groep is in principe voorliggend op begeleiding individueel. Of de cliënt is aangewezen op begeleiding individueel of begeleiding groep, wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is.

Op basis van het zorgdoel voor de cliënt kunnen begeleiding individueel en begeleiding in groepsverband gecombineerd zijn aangewezen. Bij de indicatiestelling wordt er rekening mee gehouden dat deze vormen van zorg niet op hetzelfde moment van de dag kunnen plaatsvinden en dat zij ieder een ander doel beogen.

Indicatiecriteria begeleiding

Om in aanmerking te komen voor begeleiding moet zijn vastgesteld dat de cliënt matige tot

zware beperkingen heeft op een of meer van de volgende vier terreinen:

1. Sociale redzaamheid

Bij sociale redzaamheid gaat het o.a. om de volgende aspecten:

• begrijpen wat anderen zeggen;

• een gesprek voeren;

• zich begrijpelijk maken;

• initiëren en uitvoeren eenvoudige taken;

• kunnen lezen, schrijven en rekenen;

• communicatiehulpmiddel gebruiken;

• dagelijkse bezigheden (ADL zoals huishoudelijke taken, boodschappen doen, adequate zelfzorg)

• problemen oplossen en besluiten nemen;

• dagelijkse routine regelen;

• zelf geld beheren;

• initiëren en uitvoeren complexere taken;

• zelf administratieve zaken bijhouden.

Matige beperkingen houden dan in:

dat het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) voor de cliënt niet vanzelfsprekend zijn. Dit levert af en toe zodanige problemen op dat de cliënt afhankelijk is van hulp.

De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de cliënt soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf soms niet voldoende begrijpelijk kan maken.

Zware beperkingen houden dan in:

dat complexe taken voor de cliënt moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De cliënt kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen, hij kan steeds minder activiteiten zelfstandig uitvoeren. De zelfredzaamheid wordt problematisch. Voor de dagstructuur en het voeren van de regie is de cliënt afhankelijk van de hulp van anderen.

2. Gedrag

Bij gedragsproblemen gaat het om de volgende aspecten:

• destructief gedrag (gericht op materialen);

• dwangmatig gedrag;

• lichamelijk agressief gedrag;

• manipulatief gedrag;

• verbaal agressief gedrag;

• zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag;

• grensoverschrijdend seksueel gedrag

Matige beperkingen houden dan in:

dat de cliënt gedrag vertoont dat bijsturing en soms (gedeeltelijke) overname van taken vereist. Het cliëntsysteem kan slechts gedeeltelijk in de bijsturing van de cliënt voorzien. Het vertoonde gedrag vereist bijsturing door een deskundige professional. Als er geen deskundige bijsturing wordt geboden, verslechtert de situatie van de cliënt.

Zware beperkingen houden dan in:

dat de cliënt ernstig probleemgedrag vertoont en hierdoor ontstaan zelfredzaamheidproblemen. Er is deskundige professionele sturing nodig om het gedrag in goede banen te leiden. Omdat er risico’s zijn voor veiligheid van de cliënt of zijn omgeving is er continu hulp of begeleiding nodig.

Gedragsproblemen leiden niet tot een hogere indicatie omdat deze doorwerken in de sociale redzaamheid en daarmee al beoordeeld en meegewogen zijn.

3. Psychisch functioneren

Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:

• concentratie;

• geheugen en denken;

• perceptie van omgeving.

Matige beperkingen houden dan in:

dat de cliënt vaak zodanige problemen heeft met de concentratie en informatieverwerking dat hiervoor hulp noodzakelijk is. Als er niet met regelmaat deskundige hulp wordt geboden, ervaart de cliënt in het dagelijks leven problemen bij de zelfredzaamheid.

Zware beperkingen houden dan in:

dat de cliënt ernstige problemen heeft met de concentratie, het geheugen en denken en ook de waarneming van de omgeving. Hierdoor is volledige overname van taken door een deskundige professional noodzakelijk.

Beperkingen in het psychisch functioneren leiden niet tot een hogere indicatie omdat deze doorwerken in de sociale redzaamheid en daarmee al beoordeeld en meegewogen zijn.

4. Geheugen- en oriëntatiestoornissen

Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:

• oriëntatie in persoon;

• oriëntatie in ruimte;

• oriëntatie in tijd;

• oriëntatie naar plaats.

Matige beperkingen houden dan in:

dat de cliënt problemen heeft met het herkennen van personen en zijn omgeving. De zelfredzaamheid van de cliënt staat onder druk. De cliënt heeft vaak hulp nodig van anderen bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een normaal dagritme. Als er geen deskundige begeleiding wordt geboden, verslechtert de situatie van de cliënt.

Zware beperkingen houden dan in:

dat de cliënt ernstige problemen vertoont in het herkennen van personen en van zijn omgeving. Hij is gedesoriënteerd en zijn zelfredzaamheid is aangetast. Ondersteuning bij dagstructurering en bij het uitvoeren van taken is noodzakelijk, ook is het overnemen van taken aan de orde.

Oriëntatiestoornissen leiden niet tot een hogere indicatie omdat deze doorwerken in de sociale redzaamheid en daarmee al beoordeeld en meegewogen zijn.

Indiceren begeleiding individueel

Bij het indiceren wordt onderzocht of de cliënt problemen ondervindt bij onderstaande activiteiten en in welke mate. Op grond daarvan wordt de omvang van indicatie bepaald. Het resultaat is dus de samenhang van alle activiteiten/onderdelen waarop de cliënt beperkingen ervaart en ondersteuning of overname nodig heeft.

Ondersteunen bij aanbrengen van structuur/voeren van regie

- Hulp of overname bij problemen oplossen

Dit betreft oplossingen vinden voor een probleem rond een onderwerp of vraagstuk, door het herkennen, analyseren van het probleem, het ontwikkelen van oplossingen, het evalueren van eventuele effecten van oplossingen en het uitvoeren van de gekozen oplossing. Denk bijvoorbeeld aan het begrijpen van een toegezonden brief, kan cliënt bepaalde goederen aanschaffen in relatie tot zijn financiën.

- Hulp of overname bij initiëren van eenvoudige taken

Dit betreft het voorbereiden, starten, tijd en ruimte organiseren die nodig zijn voor een eenvoudige taak bijvoorbeeld: thee zetten, bed opmaken ed. Deze activiteiten doen zich meermalen daags voor.

- Hulp of overname bij initiëren van complexe taken

Dit betreft het voorbereiden, starten, tijd en ruimte organiseren die nodig zijn voor een complexe taak. Kenmerkend hierbij is dat het meervoudige taken betreft die gelijktijdig of achtereenvolgens uitgevoerd worden. Denk aan: reis plannen, weekboodschappen doen, warme maaltijd bereiden, huishoudelijke weekplanning.

Ondersteunen cq overnemen bij praktische vaardigheden en handelingen

- Het regelen van de dagelijkse routine

Dit betreft dat activiteiten zodanig uitgevoerd worden, dat iedere dag de energie en de tijd wordt verkregen die nodig zijn voor de routine handelingen of verplichtingen. Te denken valt aan het maken van een dagelijkse planning, verstoring van het dag/nachtritme.

- D agelijkse bezigheden uitvoeren

Dit betreft het uitvoeren van eenvoudige en complexe acties, die nodig zijn om de dagelijkse routinehandelingen of verplichtingen te plannen, uit te voeren en te voltooien. Denk aan een adequate volgorde in de uitvoering van de activiteiten.

Overige activiteiten

Voor onderstaande activiteiten kan worden geïndiceerd omdat deze van invloed zijn op de sociale redzaamheid van de cliënt, en daarmee ook op de tijd die noodzakelijk is voor de begeleiding op de andere gebieden. De oplossing van onderstaande problemen ligt niet binnen de begeleiding maar bij voorliggende/ andere voorzieningen.

- Hulp bij lezen, schrijven en rekenen

Dit betreft het begrijpen en interpreteren van geschreven materiaal, het gebruiken van symbolen om informatie over te brengen en het toepassen van berekeningen.

Norm: 15 minuten per week.

- Geld beheren

Betreft activiteiten in het kader van eenvoudige financiële transacties.

Norm: 15 minuten per week.

-Afhandelen van administratie

Betreft hier openen en ordenen van de post, bespreken en acties uitzetten.

Norm: 15 minuten per week.

- Gesproken taal begrijpen

Betreft begrijpen van gesproken boodschappen en taalgebonden uitdrukkingen.

Norm: 15 minuten per week.

-Begrijpelijk maken naar anderen

Betreft het produceren van woorden, zinnen in spreektaal en het gebruik maken van gebaren en tekeningen om een boodschap over te brengen.

Norm: 15 minuten per week.

-Een gesprek voeren

Betreft het starten, continueren en beëindigen van het uitwisselen van gedachten en ideeën via spreken, schrijven, gebarentaal of andere vormen van taal.

Norm: 30 minuten per week.

De normtijden in de tabel hieronder zijn gebaseerd op de huidige richtlijnen zoals die door het CIZ werden gebruikt. De genoemde normtijden zijn een richtlijn, gemotiveerd kan zowel naar boven als naar beneden worden afgeweken

Frequentie problemen met een activiteit

Duur begeleiding per keer

Indicatie in uren per week

1 x per week

60 minuten

1 uur

2 x per week

60 minuten

2 uur

3 x per week

30 minuten

1,5 uur

4 x per week

30 minuten

2 uur

5 x per week

15 minuten

1,25 uur

6 x per week

15 minuten

1,5 uur

Duur begeleiding per week

1 x per dag

90 minuten

1,5 uur

2 x per dag

45 minuten

1,5 uur

3 x per dag

30 minuten

1,5 uur

4 x per dag

30 minuten

2 uur

Er kan extra worden geïndiceerd als:

·er sprake is van ouders met matige tot ernstige beperkingen in de zelfredzaamheid die zorgdragen voor de opvoeding van een gezond kind, dan kan voor deze ouder(s) extra begeleiding van toepassing zijn. Dit is het geval wanneer het doel van de begeleiding is het ondersteunen bij, of het oefenen met het aanbrengen van structuur, of het voeren van de regie over de (nieuwe) gezinssituatie.

Normtijd: 1 uur per week, maximale duur 1 jaar

·er sprake is van oefenen naast de te geven begeleiding. Oefenen van vaardigheden /handelingen voor het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, dient aangeleerd te zijn vanuit behandeling en kan zowel betrekking hebben op de cliënt als de mantelzorger. Doel van het oefenen is het verbeteren van de zelfredzaamheid.

Normtijd: 1 uur per week maximale duur 1 jaar

·er sprake is van begeleiding bij de uitvoer van de zelfzorg, Het gaat hierbij om de zogenoemde ‘zorg met de handen op de rug’. De cliënt kan de handelingen wel uitvoeren maar komt niet tot actie. Het gaat dan om toezicht, aansturen en stimuleren bij het zelf uitvoeren van deze persoonlijke zorg door de cliënt,

Normtijd: 1 uur per week

·er sprake is van zeer ernstige gedragsproblematiek. Dat houdt in dat er op tenminste drie van de vier terreinen sprake is van zware beperkingen : oriëntatiestoornissen, stoornissen in psychisch functioneren, stoornissen op gebied van probleemgedrag/veiligheid en beperkingen in de sociale redzaamheid. Er dienen zich op deze terreinen meerdere malen per dag ernstige problemen voor te doen. De objectivering van de zeer ernstige gedragsproblematiek vindt plaats op basis van informatie van een ter zake deskundige.

Normijd: kan leiden tot maximaal 1 uur per dag

Indiceren begeleiding groep

Begeleiding groep wordt per dagdeel geïndiceerd tot maximaal 9 dagdelen per week. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal vier aaneengesloten uren.

Het aantal te indiceren dagdelen wordt bepaald door het doel/noodzaak (hoeveel structuur, activering is nodig) van de zorg en dient in verhouding te staan tot de doelmatigheid (zinvolle dagbesteding, ter vervanging van arbeid of school), belastbaarheid (fysiek en mentaal), draagkracht/draaglast, belasting van de activiteit, leeftijd en thuissituatie van de cliënt.

Doelen begeleiding groep:

  • 1.

    het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid of school te vervangen voor personen onder de pensioengerechtigde leeftijd;

    Normtijd: maximaal 9 dagdelen per week

  • 2.

    het bieden van activiteiten met als doel dagstructurering voor personen boven de pensioengerechtigde leeftijd;

    Normtijd: maximaal 9 dagdelen per week

  • 3.

    ontlasten mantelzorg; bij geobjectiveerde overbelasting partner/huisgenoten kan begeleiding groep worden geïndiceerd waardoor deze de mantelzorgtaken beter kan volhouden.

Normtijd: 2-4 dagdelen per week. Het is mogelijk deze dagdelen te sparen en daarmee kortdurend verblijf te regelen zoals een nacht of weekend elders logeren.

Overige afspraken met betrekking tot de indicaties

  • ·

    terugwerkend indiceren is in beginsel mogelijk tot max. 3 maanden als verlenging van een gelijkblijvende zorgvraag te laat wordt aangevraagd en op grond van de aandoening/ziekte de cliënt niet te verwijten is. De zorg dient die periode geleverd te zijn. De zorgaanbieder zal gevraagd worden de cliënt tijdig te wijzen op het verlopen van de indicatie.

  • ·

    Indicaties voor jongvolwassenen van 18-25 jaar worden maximaal voor 2 jaar afgegeven

  • ·

    Afhankelijk van o.a. te verwachten herstel of ontwikkeling, behandeling, het effect van oefenen van vaardigheden, leerbaarheid en de aandoening of ziekte wordt de indicatieduur gesteld op 1, 2 of 5 jaar.

Vorm van de voorziening Maatwerkvoorziening in natura

Maatwerkvoorziening in natura

Voorzieningen in natura zijn hulpmiddelen (of hulp bij het huishouden) die belemmeringen wegnemen of verminderen. Een maatwerkvoorziening in natura wordt door het College ter beschikking gesteld als aan de voorwaarden is voldaan. Het College is verantwoordelijk voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening.

Maatwerkvoorzieningen met een persoonsgebonden budget

Cliënten die een individuele maatwerk voorziening nodig hebben, kunnen kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Daarop geldt een uitzondering als er overwegende bezwaren zijn.

De aanvrager kan met dit budget zelf de voorziening(en) aanschaffen binnen het resultaatgebied waarop beperkingen worden ondervonden. In voorkomende gevallen kan het pgb verhoogd worden met een bedrag voor het repareren, onderhouden en verzekeren van de voorziening. Deze bedragen en voorwaarden zijn vastgelegd in het Besluit.

Eigen bijdrage

De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Een bijdrage wordt gevraagd voor een maatwerkvoorziening die in natura of als persoonsgebonden budget wordt verleend. Daarbij geldt ook dat rekening wordt gehouden met een bepaald maximum. Dit betekent dat als een cliënt gebruik maakt van meerdere voorzieningen er slechts tot een bepaald bedrag een eigen bijdrage kan worden gevraagd.

Voor het vragen van een eigen bijdrage of een eigen aandeel moeten de regels van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in acht worden genomen.

De eigen bijdrage mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening. De kostprijs van de voorziening is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Rijnwaarden 2015.