Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de raadscommissies gemeente Rijnwaarden

Geldend van 01-10-2009 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de raadscommissies gemeente Rijnwaarden

De raad van de gemeente Rijnwaarden;

gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 augustus 2009;

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de raadscommissies gemeente Rijnwaarden

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van een raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

  • f.

    presidium: het gremium in de zin van artikel 3b van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 mei 2006.

Hoofdstuk 2: Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1. De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      Bestuur en Financiën;

    • b.

      Wonen en Werken;

    • c.

      Zorg en Welzijn.

  • 2. De raadscommissie BF adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • -

      personeel en organisatie;

    • -

      bestuurlijke organisatie;

    • -

      intergemeentelijke samenwerking;

    • -

      communicatie / interactief bestuur;

    • -

      kwaliteitszorg / deregulering;

    • -

      (volks)gezondheid;

    • -

      openbare orde en veiligheid;

    • -

      vreemdelingenbeleid;

    • -

      burgerzaken, gemeentewinkel, facilitaire zaken;

    • -

      financiën, belastingen;

    • -

      economische zaken;

    • -

      automatisering.

  • 3. De raadscommissie WW adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • -

      monumenten;

    • -

      bouwvergunningen;

    • -

      vastgoedbeheer;

    • -

      groenbeheer;

    • -

      grondzaken;

    • -

      milieu;

    • -

      natuur en landschap;

    • -

      nutsbedrijven;

    • -

      ruimtelijke ordening;

    • -

      volkshuisvesting;

    • -

      stads- en dorpsvernieuwing;

    • -

      waterbeleid;

    • -

      welstandsbeleid;

    • -

      gemeentewerf;

    • -

      openbare werken;

    • -

      verkeer en vervoer;

    • -

      toezicht en handhaving.

  • 4. De raadscommissie ZW adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • -

      WMO;

    • -

      WWB;

    • -

      minimabeleid;

    • -

      ouderenbeleid;

    • -

      minderheden;

    • -

      bibliotheek;

    • -

      gezondheidszorg;

    • -

      jeugdwerk;

    • -

      kinderopvang;

    • -

      onderwijs;

    • -

      sport en accommodaties;

    • -

      welzijnsinstellingen;

    • -

      kunt en cultuur;

    • -

      recreatie en toerisme.

  • 5. Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij het presidium beslist dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 6. Indien er een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd dan is de voorzitter van de raadscommissie BF de voorzitter van de gezamenlijke vergadering.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • -

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 2, tweede, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen;

  • -

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • -

    voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 2, tweede lid, derde of vierde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. Elk raadslid is in principe lid van elke commissie. In elk geval bestaat een raadscommissie ten minste uit één en maximaal twee leden per fractie.

  • 2. Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn waarbij de fracties er zorg voor dragen dat één lid tevens raadslid is. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. De in het eerste lid genoemde leden dienen lid te zijn van de partij van de betreffende fractie.

  • 3. Elke fractie wijst maximaal drie steunfractieleden aan, één per commissie.

  • 4. De in het tweede lid en derde lid genoemde niet-raadsleden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 5. Afhankelijk van het agendapunt kunnen namens de fracties ook andere raadsleden of niet-raadsleden het woord voeren. Lid 1 t/m 3 van deze bepaling zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Voor raadscommissies worden geen plaatsvervangende leden benoemd.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1. De voorzitters worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2. De voorzitters van de raadscommissies zijn elkanders vervangers.

  • 3. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 4. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid en de voorzitter eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een lid houdt op lid te zijn van een raadscommissie indien hij niet meer voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4. De raad kan de voorzitter ontslaan.

  • 5. Een lid en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5 van deze verordening.

  • 7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid, dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1. Ter ondersteuning van iedere raadscommissie fungeert de griffier als commissiegriffier.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door daartoe door de raad en het college aangewezen ambtenaar.

  • 3. De griffier of commissiegriffier stelt naar aanleiding van de vergadering een beslissingenlijst op, die verspreid wordt onder alle raadsleden, het college en de ambtelijke organisatie.

Hoofdstuk 3: Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

  • 1. De wethouders en/of de burgemeester zijn aanwezig in de commissievergadering waarin onderwerpen betreffende hun portefeuille behandeld worden.

  • 2. De voorzitter kan de burgemeester en één of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 3. Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 4. De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 5. De raadscommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

  • 6. Bij toepassing van het eerste lid is de uitnodiging schriftelijk met vermelding van het agendapunt of de agendapunten.

Artikel 9 Gemeentesecretaris

De raadscommissie kan het college verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

Hoofdstuk 4: Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1. In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissies op de dinsdagavond plaats.

    De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 19.30 uur of na afloop van een raadsvergadering aan en vinden plaats in de raadszaal van het gemeentehuis. Het presidium stelt jaarlijks een vergaderschema voor de raadscommissies vast.

  • 2. Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 11 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste tien werkdagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 12 De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter de agenda van de vergadering voorlopig vast op basis van de uitkomsten van de vergadering van het presidium.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. Het presidium bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in een huis-aan-huisblad of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

  • a.

    een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

  • b.

    benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • c.

    een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend

  • 2.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit binnen een redelijke termijn voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 3.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 4.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 18 Digitale verslaglegging

  • 1. De griffier draagt zorg voor de opstelling van de agenda, het bijhouden van een presentielijst en digitale verslaglegging.

  • 2. Het digitale verslag bevat een woordelijke weergave van hetgeen de deelnemers in de vergadering hebben gezegd. Het verslag is te allen tijde op de gemeentelijke website raadpleegbaar.

  • 3. Het digitale verslag wordt in de eerstvolgende vergadering aan de orde gesteld.

  • 4. Zorg voor digitale verslaglegging gebeurt onder verantwoordelijkheid van de griffier.

Artikel 19 Spreekregels

  • 1. Een lid, de voorzitter, de burgemeester, een wethouder en de secretaris spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid, de burgemeester, een wethouder of de secretaris, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten minste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

  • 1. Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

  • 2. Ook het presidium kan voorstellen doen over de behandeling van voorstellen/agendapunten.

  • 3. De voorstellen, genoemd in het eerste en tweede lid, kunnen afwijken van de geldende spreekregels.

  • 4. In alle in dit artikel genoemde gevallen, beslist de commissie.

Artikel 23 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

  • a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

  • b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1. De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 27 Advies

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3. Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4. In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen. Indien er sprake is van een te behandelen raadsstuk dan wordt aangegeven of het onderwerp aldaar als hamerstuk of discussiestuk geagendeerd kan worden. De raad kan over het advies en de status van een stuk anders beslissen.

  • 5. Indien één van de commissieleden vindt, dat een bepaald voorstel nader besproken dient te worden in de raadsvergadering, dan honoreert de voorzitter dit verzoek, ook wanneer hiervoor in de commissie geen meerderheid te vinden is. Dit stuk komt op de raadsagenda als zogenaamd discussiestuk.

Hoofdstuk 5: Besloten vergadering

Artikel 28 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 29 Korte samenvatting

  • 1. De korte samenvatting van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 2. Deze korte samenvatting wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze korte samenvatting. De vastgestelde korte samenvatting wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 30 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 31 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6: Toehoorders en pers

Artikel 32 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 34 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan. Voor aanvang van de vergadering wordt hiervan mededeling gedaan.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 35 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 36 Intrekking oude regeling

De Verordening Raadscommissies Rijnwaarden 2006, zoals vastgesteld op 20 april 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 37 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening op de raadscommissies.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2009.
De griffier, De voorzitter,

Toelichting op de Verordening op de Raadscommissies

In de Gemeentewet zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet Dualisering Gemeentebestuur (WDG) wordt een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden. De bepalingen met betrekking tot het nieuwe commissiestelsel zijn op in 2002 in werking getreden.

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wet Dualisering Gemeentebestuur verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissies is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld. Een overweging die een rol kan spelen bij het handhaven van raadscommissies, is dat vooralsnog bestuursbevoegdheden in de medebewindswetgeving en de autonome bevoegdheden bij de raad blijven berusten.

De instelling van raadscommissies geschiedt veelal bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2

Naarmate er meer taken aan het college zijn gedelegeerd, is wellicht het verminderen of afschaffen van raadscommissies een meer voor de hand liggende keuze. De raad zal deze keuze moeten maken. Bij het vaststellen van het bijgestelde vergaderschema 2006 heeft de gemeenteraad van Rijnwaarden op 11 april 2006 uitgesproken nog wel te willen werken met commissies, die dan zoveel mogelijk gecombineerd dienen plaats te vinden.

Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden.

Hier is ervoor gekozen om de voorzitters van de betrokken raadscommissies hierover zeggenschap te geven. Nu er in de gemeente Rijnwaarden een agendacommissie is ingesteld (het presidium) bestaande uit de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad, de griffier en één vertegenwoordiger per fractie, zitting hebbende in de gemeenteraad ((inclusief de (plaatsvervangende) voorzitters van de raadscommissies)) ligt het voor de hand, dat het presidium hierover beslist.

In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de commissievoorzitter BF de rol van voorzitter.

Artikel 3

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De meerwaarde van de commissievergadering ten opzichte van de raadsvergadering is dat in de commissievergadering informatie vergaard kan worden over onderwerpen om te kijken of een stuk wel of niet in de raad besproken moet worden. De commissievergadering is bij uitstek de gelegenheid om argumenten te verzamelen, die de kwaliteit van het debat in de raad verbeteren.

Waar het zwaartepunt wat betreft het politiek debat dient te liggen; in de raad of in de commissie is mede afhankelijk van het onderwerp. Als het stuk een hamerstuk is, zou het politieke zwaartepunt in de commissie kunnen liggen. Het presidium doet hier al wat voorbereidend werk door aan te geven in welke categorie een stuk valt (budgetrecht, verordenende taak etc.). Het presidium kan ook aan de commissievoorzitter meegeven hoe een bepaald onderwerp behandeld zou moeten worden, opiniërend, oriënterend, adviserend, besluitvormend e.d.

De commissievoorzitter heeft hier ook een belangrijke rol. Hij vraagt aan het eind van de discussie aan de raadsleden wat de status van een stuk is. Moet het wel of niet besproken worden in de raadsvergadering?

Onderwerpen waaraan geen beleidsaspecten zijn verbonden en die geen discussie hebben opgeroepen in de raadscommissies kunnen onder één agendapunt samengebracht op de raadsagenda (ster stukken). Deze onderwerpen die onder dit verzamelpunt zijn opgenomen vormen in de raadsvergadering geen onderwerp van bespreking meer. Wanneer de raad zich tot de hoofdlijnen beperkt zal dit agendapunt steeds meer onderwerpen gaan bevatten.

Voor iedereen moet helder zijn dat deze onderwerpen geen discussie meer opleveren in de raad.

Wanneer een stuk als een * stuk (ster-stuk) in de raad komt, betekent dit dat in de commissie het politieke debat heeft plaatsgevonden. De discussie hoeft in de raad niet meer te worden overgedaan. Wel krijgen fracties de mogelijkheid om in de raad hun standpunt naar voren te brengen wanneer ze dit willen. Dit betekent dat één woordvoerder (in principe de fractievoorzitter) nog eenmaal een opmerking mag plaatsen. Deze opmerking mag echter niet leiden tot een debat. Zo wordt aan de fracties de kans gegeven over een ster-stuk in de raad hun “kleur” te bekennen. Wanneer een fractie hier gebruik van wil maken dient hij/zij dit bij het vaststellen van de agenda te melden.

Terzijde: ieder raadslid kan overigens tijdens de raadsvergadering bij het vaststellen van de agenda verzoeken een hamerstuk alsnog als discussiestuk geagendeerd te willen zien.

Artikel 4

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal twee leden per fractie.

De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden.

Elk raadslid is in principe lid van elke commissie (eerste lid) en kan derhalve ook voor alle agendapunten als woordvoerder worden aangewezen. Afspraak is wel dat slechts twee commissieleden per fractie aan “tafel zitten” tijdens de vergadering (eerste lid). Wanneer voor de onderwerpen op de agenda meer dan twee woordvoerders per fractie zijn, wordt tijdens de vergadering van plaats gewisseld. De voorzitter vraagt bij de vaststelling van de agenda of er nog andere woordvoerders zijn dan bij aanvang van de vergadering aan tafel zitten.

Zoals ook uit het tweede lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen.

Hoewel niet opgenomen in de Rijnwaardense Verordening, bestaat er ook de mogelijkheid om buitengewone leden niet-raadsleden tot commissieleden te benoemen. Dit kunnen burgers die niet op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan, maar bijvoorbeeld op basis van hun deskundigheid tot lid van een raadscommissie worden benoemd. Er wordt van uitgegaan dat dit niet raadsleden zijn. Het aantal buitengewone raadsleden dat de raad wil benoemen is opengelaten. Om tot een nog enigszins aanvaardbare verhouding tussen de omvang van de raadsfractie en een bepaald aantal personen als commissieleden, zijnde niet-raadsleden, te komen is (in het derde lid) bepaald, dat er per fractie in totaal niet meer dan twee bepaalde personen, zijnde niet-raadsleden, lid kunnen zijn van de raadscommissies.

Op grond van het derde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun (neven)functies openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

Omdat er voor is gekozen dat, afhankelijk van het agendapunt, ook andere leden of steunfractieleden het woord kunnen voeren namens hun fractie, bestaat er geen noodzaak om per fractie een plaatsvervangend lid voor te dragen en door de raad te laten benoemen.

Artikel 5

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. De voorzitters van de raadscommissies zijn tevens elkanders plaatsvervangers. Er zijn dus geen andere plaatsvervangers benoemd.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de verordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.

Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.

De commissievoorzitter vervult verschillende taken:

  • ·

    Hij organiseert als lid van het presidium mede de politieke sturing vanuit de raad richting het college. Daarbij is hij verantwoordelijk voor de agendering in zijn commissie.

  • ·

    Hij is technisch voorzitter en leidt als zodanig de vergadering.

  • ·

    Hij is procesbewaker, hij bewaakt de kwaliteit van de besluitvorming.

  • ·

    Ook is hij moderator, hij draagt zorg voor het goed verlopen van de discussie en geeft de status van de stukken aan. Hierdoor kan en mag in de raad geen conflict meer ontstaan over de status van het stuk of het stuk nogmaals besproken moet worden of voldoende afgedaan is.

  • ·

    Hij draagt zorg voor de goede omgangsvormen in de commissie.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, derde lid.

Artikel 6

De zittingsperiode van de leden en de voorzitters is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie, die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen commissielid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling op initiatief van en door de raad met betrekking tot commissieleden, zijnde niet-raadsleden: deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden, of in geval van het derde lid of het zevende lid. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid: de (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan door de raad ook zonder voorstel van een fractie worden ontslagen, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.

Artikel 7

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. De gemeente Rijnwaarden heeft voor een beperkt aantal uren een plaatsvervangend griffier benoemd.

De griffier of commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 26 van deze verordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen.

De griffier of commissiegriffier stelt naar aanleiding van de vergadering een beslissingenlijst op. Deze wordt zo spoedig mogelijk verspreid onder de raadsleden, college, directie, het Management Overleg en de rest van de ambtelijke organisatie. Gesproken wordt van een lijst van “beslissingen” en niet van “besluiten”, omdat niet alle beslissingen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en opdat aldus begripsverwarring wordt voorkómen.

Artikel 8

De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet Dualisering Gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend.

Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen dat de wethouders, van wie een onderwerp uit hun portefeuille op de agenda staat, standaard aanwezig zijn in de commissievergadering. Zij hoeven dan ook niet nog eens schriftelijk te worden uitgenodigd.

De raadscommissie kan per vergadering beslissen of een collegelid aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt.

Dualisering vraagt een visie op het samenspel tussen raad/commissie en college. Raad en college zouden gericht moeten zijn op het versterken van elkanders positie en functioneren, om gezamenlijk bij te dragen aan een verbetering van kwaliteit van het bestuur.

Als vast agendapunt staat genoteerd de actieve informatieplicht van het college. Wethouders kunnen hier gebruik van maken om bijvoorbeeld de stand van zaken van bepaalde onderwerpen kort toe te lichten. De actieve informatieplicht leent zich er ook bij uitstek toe dat collegeleden zaken onder de aandacht van de commissie brengen, die in principe niet tot de bevoegdheid van de raad behoren maar waarvan het wel belangrijk is, bijvoorbeeld vanwege de zwaarte van het onderwerp of de politieke relevantie ervan, dat deze aan de raad gemeld worden.

De commissie kan dan voorstellen een dergelijk onderwerp voor de volgende vergadering te agenderen en op hoofdlijnen te bespreken.

De bedoeling van de actieve informatieplicht is dat de wethouder informatie kwijt kan aan de commissieleden. De commissieleden krijgen na de mededelingen van de wethouder(s) één keer de kans om informatieve vragen te stellen. De wethouder beantwoordt deze vragen waarmee de behandeling is afgerond. Verdere vragen of inlichtingen kunnen via de andere bevragingsinstrumenten worden verkregen, zoals vragenuur en schriftelijke vragen.

Artikel 9

Ook de aanwezigheid van de secretaris is in een gedualiseerd stelsel niet langer vanzelfsprekend. Indien de raadscommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een raadscommissie aanwezig is, zal de raadscommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers zijn werkgever. Ook deze bepaling geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen. Op basis van artikel 26 kan de raad ook andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen, ook hiertoe zullen zij een verzoek aan het college moeten doen.

Artikel 10

De gemeenteraad stelt op voorstel van het presidium jaarlijks een vergaderschema voor de commissies vast. Dit analoog aan de bevoegdheid van het presidium tot het aanbieden van het jaarlijkse vergaderschema voor de raad, zoals geregeld in het Reglement van Orde voor de werkzaamheden van de raad.

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruikmaken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier. Indien de commissiegriffier echter meer inhoudelijke taken vervult, is het ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 11

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste twee weken dagen voor de vergadering (tien werkdagen). Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 14, vierde lid).

Artikel 12

Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van een raadscommissie, naar aanleiding van de besprekingen in het presidium, de agenda voorlopig vast. Wel ligt het voor de hand dat de voorzitter hierover terugkoppelt naar de griffier en/of de commissiegriffier.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Het presidium bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

De commissievoorzitter speelt als lid van het presidium een belangrijke rol bij de agendering van de commissievergadering. De onderwerpen voor de agenda worden door college, individuele raadsleden, politieke partijen aangedragen. Het derde lid regelt immers het recht van elk individueel commissielid om zelf agendapunten voor te dragen. Alle commissieleden, ook niet-raadsleden (indien hiervan gebruik wordt gemaakt) hebben dit recht.

Dit kunnen zij doen op het moment dat de agenda wordt vastgesteld dus bij aanvang van de commissievergadering.

Echter, het heeft de voorkeur wanneer commissieleden, via de voorzitter van de commissie of hun fractievoorzitter, een onderwerp voordragen aan het presidium. Het presidium bepaalt dan of en wanneer het onderwerp op de agenda komt van de raad of commissie. Het presidium kan dan bepalen dat uitwerking door de ambtelijke organisatie nodig is.

Op deze wijze kunnen onderwerpen geagendeerd worden waar nog geen ambtelijk stuk van voorhanden is. Op deze wijze kan de raad druk uitoefenen op de portefeuillehouder om een stuk te laten voorbereiden. Raadsleden moeten echter wel realistisch plannen.

De commissievoorzitter doet er verstandig aan met de wethouder te overleggen over de onderwerpen op zijn agenda.

Artikel 13

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies ook bij de commissiegriffier in plaats van bij de griffier inzien. Deze keuze is aan de gemeente.

Artikel 14

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

Artikel 15

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de eventuele vergoedingen voor de leden (zijnde geen raadsleden) van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 16

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 17

Deze bepaling heeft een facultatief karakter. Indien een raadscommissie het wenselijk acht dat burgers de gelegenheid krijgen om in te spreken, biedt deze bepaling hiervoor de grondslag. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen — de belangen van — kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich voor de vergadering melden bij de griffier.

Op basis van artikel 18, eerste lid, wordt het verslag (ontwerpnotulen) toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

Artikel 18

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

Artikel 20

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 23 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

Artikel 21

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 22

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

In het presidium kunnen voorstellen worden gedaan betreffende de behandeling van voorstellen/agendapunten in de commissievergaderingen. Die voorstellen kunnen afwijken van de geldende spreekregels.

Wanneer zoveel mogelijk vragen gesteld worden voorafgaand aan de commissievergadering, kan in de commissie meer tijd worden besteed aan het onderling discussiëren over onderwerpen om zo eventueel argumenten op te doen voor het debat in de raadsvergadering.

Wanneer in eerste termijn nog aanvullende vragen worden gesteld aan de aanwezige wethouder naar aanleiding van zijn eerder gegeven antwoorden en vragen worden gesteld aan elkaar, kan de tweede termijn gebruikt worden om te komen tot uitwisseling van politieke standpunten.

Artikel 23

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 20, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie.

Artikel 24

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 32 van deze verordening.

Artikel 25

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

Artikel 26

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 9, 19 en 20 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 27

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

De commissievoorzitter speelt op deze manier een belangrijke rol bij de agendering van de raadsvergadering, niet alleen als lid van het presidium maar ook als moderator van de commissie. Hij vraagt immers na afloop van de discussie of een stuk nader besproken dient te worden in de raadsvergadering.

Als één van de commissieleden vindt dat een bepaald voorstel nader besproken dient te worden in de raadsvergadering dan honoreert de voorzitter dit verzoek, ook wanneer er hiervoor geen meerderheid te vinden is in de commissie. Dit stuk komt op de agenda als zogenaamd discussie stuk.

Het advies dat de commissie geeft over de status van een stuk is bindend voor het presidium. Het presidium kan niet tegen dit advies in gaan door een voorstel een andere status te geven. Commissieleden moeten erop kunnen vertrouwen dat dit advies uit de commissie wordt gerespecteerd. Dit legt een zware verantwoordelijkheid bij de voorzitter van de commissie, die de adviezen helder en duidelijk dient weer te geven.

Dit legt overigens niet alleen een verantwoordelijkheid op de schouders van de commissievoorzitters; ook de ambtelijke organisatie is verantwoordelijk voor een goede besluitvorming. Dit zal zijn weerslag moeten vinden in de opzet van de voorstellen. Idealiter zou elk voorstel voorzien moeten zijn van een A4tje waarop helder en duidelijk staat aangegeven:

  • ·

    Het onderwerp

  • ·

    Een korte probleemstelling

  • ·

    Het doel van het voorstel

  • ·

    Het besluit dat genomen moet worden; ter kennisneming of ter advisering of kaderstellend.

Wordt aangegeven dat een onderwerp ter kennis wordt gebracht, dan moet afgesproken worden dat daar in principe niet over gediscussieerd wordt. Hoogstens een korte vraag en een kort antwoord.

Wordt een advies gevraagd, dan moet getracht worden, dat zo goed en duidelijk mogelijk te formuleren. Wordt een richtinggevende uitspraak gevraagd, dan zal de voorzitter die aan het einde van de discussie helder moeten samenvatten.

Artikel 28

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 29

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van deze bepaling dat de korte samenvatting van een besloten vergadering ter inzage liggen bij de griffier. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van deze korte samenvatting.

Artikel 30

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 31

Zoals uit de toelichting op artikel 30 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 32

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 33

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 34

Artikel 34 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel standby te laten staan.