Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de organisatie en de werkwijze van de ambtelijke organisatie

Geldend van 01-11-2002 t/m 31-12-2020

Intitulé

Organisatieverordening gemeente Rijnwaarden

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwaarden;

Gelet op de van toepassing zijnde bepalingen van de Gemeentewet;

Gelet op de instemming van de ondernemingsraad;

BESLUITEN:

Vast te stellen de:

Verordening op de organisatie en de werkwijze van de ambtelijke organisatie

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijnwaarden;

  • -

    gemeentesecretaris : de ambtenaar als genoemd in artikel 100 van de Gemeentewet;

  • -

    beleidscoördinator : de ambtenaar, als zodanig benoemd door het college, die is belast met en verantwoordelijk is gesteld voor de beleidsinhoud van een deel van de informatiecyclus;

  • -

    management : de gemeentesecretaris, managers, beleidscoördinator en stafmede-

  • -

    werkers bedrijfseconomische zaken, personeel en organisatie en financiën;

  • -

    managementoverleg : regulier overleg van het management;

  • -

    organisatorische : clustering van uitvoerende, dienstverlenende of faciliterende eenheid werkzaamheden;

  • -

    manager : de ambtenaar, als zodanig benoemd door het college, die is belast met en verantwoordelijk gesteld is voor de dagelijkse leiding van een cluster, stafeenheid of gemeentewinkel;

  • -

    portefeuillehouder- : periodiek overleg tussen de portefeuillehouder en de beleidsmedewerker overleg en/of de manager, waarvan door de beleidsmedewerker een actiepunten- lijst wordt opgesteld;

  • -

    bestuursopdracht : een besluit van een bestuursorgaan waarbij opdracht wordt gegeven tot beleidsvoorbereiding c.q. uitvoering van bepaalde activiteiten, teneinde op hoofdlijnen te sturen, betrokken te worden bij en greep te houden op het product;

  • -

    horizontale : project- en werkgroepen, ingesteld door het college, die gericht zijn op werkverbanden tot stand komen van een bepaald product of het laten verlopen van een bepaald proces dan wel het uitvoeren van een bepaalde opdracht waarbij meerdere onderdelen of personen uit de organisatie betrokken zijn;

  • -

    budgethouder : de ambtenaar, aangewezen door het college, die zoals beschreven in de budgethoudersregeling, verantwoordelijkheid draagt voor het tot stand brengen van een product en die zorgt dat anderen tijdig hun bijdrage hieraan leveren.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN VAN BESTUUR EN BEHEER

Artikel 2

  • 1. De organisatiefilosofie wordt als leidraad gehanteerd voor zowel het bestuurlijk als het ambtelijk handelen en wordt als uitgangspunt genomen bij de uitwerking van verantwoor-delijkheden en bevoegdheden van zowel de bestuursorganen als de ambtelijke organisatie.

  • 2. De essentie van de organisatiefilosofie is dat de medewerkers open, enthousiast en klantgericht werken en dat het gemeenbestuur interactief bestuurt en dus samen met de inwoners beleid ontwikkelt.

HOOFDSTUK 3 STRUCTUUR AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 3

De ambtelijke organisatie van de gemeente Rijnwaarden bestaat uit een aantal organisatorische eenheden:

  • 1.

    Cluster Wonen en Werken;

  • 2.

    Cluster Zorg en Welzijn;

  • 3.

    Gemeentewinkel;

  • 4.

    Financiën en Facilitaire Zaken;

  • 5.

    Staf.

Artikel 4

De in artikel 3 genoemde organisatorische eenheden bevatten werkzaamheden op het terrein van o.a.:

  • 1.

    Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, milieu, infrastructuur en openbare werken;

  • 2.

    Sociale dienstverlening, welzijn, onderwijs, recreatie en toerisme;

  • 3.

    1e lijns contacten met en producten voor de burgers;

  • 4.

    Financiën, belastingen, facilitaire zaken, archief, automatisering en de salarisadministratie;

  • 5.

    Bedrijfseconomische zaken, voorlichting en juridische controlling, personeel en organisatie, bestuurs- en managementondersteuning, openbare orde & veiligheid.

Artikel 5

Het college stelt, op voorstel van de gemeentesecretaris, op hoofdlijnen de structuur van de organisatorische eenheden en de wijziging daarvan vast.

Artikel 6

  • 1. Het algemeen beheer en de inrichting van een organisatorische eenheid berust bij de manager of de gemeentesecretaris.

  • 2. Onder toezicht van het college is het dagelijks beheer opgedragen aan de gemeente-secretaris.

HOOFDSTUK 4 MANDATERING VAN BESTUURSBEVOEGDHEDEN AAN DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 7

  • 1. Tenzij de regeling waarop zijn bevoegdheid steunt zich daar tegen verzet, kan het college voor nader door haar aan te geven categorieën van werkzaamheden de uitoefening van één of meer bevoegdheden en de ondertekening van stukken mandateren aan door haar aan te wijzen ambtenaren.

  • 2. De gemandateerde bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het college uitgeoefend. De uitgevoerde bevoegdheden worden minimaal 1 x per maand gerapporteerd aan het college.

  • 3. Het college verwerkt de besluiten tot het verlenen van mandaat in één verzamelbesluit.

Artikel 8

Het bepaalde in het vorige artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester als bestuursorgaan.

HOOFDSTUK 5 UITVOERENDE BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE AMBTELJKE ORGANISATIE

Artikel 9

  • 1. Het aan de gemeentesecretaris respectievelijk de manager opgedragen dagelijks beheer van de organisatorische eenheid omvat de verantwoordelijkheid voor het doelmatig functioneren van die organisatorische eenheid.

  • 2. Tot het dagelijks beheer van een organisatorische eenheid wordt eveneens gerekend het realiseren van de met het college overeengekomen omvang en kwaliteit van de dienstverlening en de verantwoordelijkheid voor de daartoe ter beschikking te stellen middelen.

  • 3. Het college stelt vast welke gegevens aan haar ten behoeve van een goed beheer van de gemeentelijke organisatie moeten worden verstrekt. De aard, inhoud en vorm en de frequentie van de gegevensverstrekking worden daartoe nader bepaald.

HOOFDSTUK 6 DE GEMEENTESECRETARIS

Artikel 10

De gemeentesecretaris staat onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college aan het hoofd van de ambtelijke organisatie.

Artikel 11

Onverminderd de gezamenlijke bevoegdheid van het management en met in achtneming van

de bevoegdheden van de managers heeft de gemeentesecretaris de eindverantwoordelijkheid voor:

  • a.

    een voldoende kwaliteit van de ambtelijke advisering en ondersteuning van de bestuursorganen;

  • b.

    het tijdig en voldoende voorzien van de bestuursorganen van de nodige ambtelijke adviezen en ondersteuning;

  • c.

    een voldoende planning van de door de ambtelijke organisatie te verrichten werkzaamheden met inachtneming van het ter zake voorgestelde beleid;

  • d.

    een voldoende systeem van voortgangs- en afdoeningsignalering;

  • e.

    de algehele coördinatie en integratie van de processen van beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering;

  • f.

    een goede kwaliteit van het management en de organisatie van de ambtelijke organisatie;

  • g.

    het te voeren sociale beleid;

  • h.

    het goed functioneren van het management;

  • i.

    het voeren van regulier overleg met het management;

  • j.

    de afstemming van werkwijze, taken en procedures tussen organisatorische eenheden onderling en tussen het bestuur en de ambtelijke organisatie;

  • k.

    de sturing en beheersing van horizontale werkverbanden;

  • l.

    de planning en control functie;

  • m.

    het op doelmatige wijze ter zijde staan van de bestuursorganen door de ambtelijke organisatie.

Artikel 12

  • Het college regelt, in een instructie nadere richtlijnen voor het functioneren van de gemeente-secretaris. Hierin is tevens de 1e en 2e loco-secretaris geregeld.

HOOFDSTUK 7 DE BELEIDSCOÖRDINATOR

Artikel 13

  • De beleidscoördinator:

    • a.

      is verantwoordelijk voor het stimuleren en initiëren van integrale beleidsvorming;

    • b.

      stuurt en coördineert integrale beleidsprojecten en processen;

    • c.

      draagt zorg voor de aansluiting van het beleid op het bestuurlijk geformuleerde of gewenste beleid.

Artikel 14

    • 1.

      De beleidscoördinator voert periodiek overleg met het college en beleidsambtenaren om te komen tot de vertaling van het collegeprogramma in beleidsplannen en deelbeleidsplannen.

    • 2.

      De beleidscoördinator is verantwoordelijk voor het beleidsinhoudelijk deel van de informatiecyclus.

HOOFDSTUK 8 DE ORGANISATORISCHE EENHEID

Artikel 15

    • 1.

      Een organisatorische eenheid behandelt de zaken die tot zijn taakgebied behoren.

    • 2.

      Indien een zaak zich over het taakgebied van meer dan één organisatorische eenheid uitstrekt, wijst de gemeentesecretaris, na overleg met het management, één organisa-torische eenheid aan als eindverantwoordelijke voor de zaak.

HOOFDSTUK 9 DE MANAGER

Artikel 16

    • 1.

      De manager geeft sturing en directe leiding aan de medewerkers van de organisatorische eenheid.

    • 2.

      De manager is eindverantwoordelijk voor de coördinatie, voortgang, behandeling, afdoening en uitvoering van zaken binnen het taakgebied van de organisatorische eenheid, zowel ten aanzien van de voorbereiding als de uitvoering.

    • 3.

      De manager is verantwoordelijk voor een professionele, integrale en mensgerichte stijl van leidinggeven, de kwaliteit van de geleverde producten binnen de organisatorische eenheid en de wijze waarop de arbeidsomstandigheden worden vormgegeven.

Artikel 17

  • 1. De manager informeert de gemeentesecretaris regelmatig in hoofdlijnen over de voortgang van de werkzaamheden.

  • 2. Ter bewaking van de eenheid binnen de organisatorische eenheden en ter bevordering van de onderlinge coördinatie vindt (cluster)overleg plaats.

  • 3. Het overleg heeft tot doel:

    • -

      doorkoppeling van het besprokene in het managementoverleg en vergaderingen van het gemeentebestuur;

    • -

      planning en coördinatie van de werkzaamheden van de organisatorische eenheid;

    • -

      het bespreken en aanpakken van nieuwe zaken;

    • -

      het bespreken van personele- en arbozaken;

    • -

      overige zaken.

  • 4. Aan het overleg nemen alle medewerkers van de organisatorische eenheid deel.

  • 5. Het overleg vindt minimaal eenmaal per zes weken plaats.

  • 6. De manager draagt zorg voor de agendering.

  • 7. Van het overleg wordt een beknopt verslag gemaakt, waarvan een kopie naar alle managers gaat.

Artikel 18

    • 1.

      De manager zorgt voor regelmatig en gestructureerd overleg met en tussen de individuele medewerkers van zijn organisatorische eenheid. Verder zorgt hij voor geregeld overleg met de portefeuillehouder. Hij stelt het management op de hoogte van de belangrijke aangelegenheden uit zijn organisatorische eenheid.

    • 2.

      Het overleg met en tussen de medewerkers omvat in ieder geval:

    • a.

      uitvoeren van zaken die in het management afgesproken zijn;

    • b.

      het voorbereiden van zaken die op korte termijn voor een besluit in aanmerking komen;

    • c.

      de voorbereiding en planning van diverse zaken van de organisatorische eenheid/de portefeuille;

    • d.

      bespreking van zaken in het kader van de mandatering;

    • e.

      het bespreken van nieuwe zaken voor de organisatorische eenheid/de portefeuille;

    • f.

      de realisatie van de planning van de organisatorische eenheid.

Artikel 19

  • 1. De manager wordt bij afwezigheid, na bespreking in het managementoverleg, vervangen door een collega-manager of door de gemeentesecretaris.

  • 2. Er worden per jaar afspraken gemaakt over wederzijdse vervanging.

Artikel 20

  • 1. Met inachtneming van door het college gestelde regels treft de manager de maatregelen en voorzieningen die hij omwille van een doelmatige uitvoering van de aan zijn organisatori-sche eenheid opgedragen taken nodig acht.

  • 2. Indien daartoe maatregelen door het college te nemen zijn, rapporteert hij, na overleg met het management, daaromtrent aan de gemeentesecretaris.

HOOFDSTUK 10 DE BUDGETHOUDER

Artikel 21

  • 1. De budgethouder draagt verantwoordelijkheid voor een product.

  • 2. De budgethouder moet er voor zorgen dat bijdragen die door anderen aan het tot stand komen van het product moeten worden geleverd, tijdig en met voldoende kwaliteit tot stand komen.

  • 3. Indien de bijdragen van anderen door redenen buiten de schuld van de budgethouder niet of niet op tijd kunnen worden verkregen, rapporteert hij dit tijdig aan de betrokken manager en/of de gemeentesecretaris.

HOOFDSTUK 11 HET MANAGEMENT

Artikel 22

  • 1. De gemeentesecretaris is voorzitter van het managementoverleg.

  • 2. Het management stelt een vergaderprotocol vast.

  • 3. De voorzitter kan niet-leden uitnodigen om aan de bespreking deel te nemen.

Artikel 23

  • 1. De gemeentesecretaris bepaalt de vergaderdata en de agenda van de vergaderingen. Als regel wordt een keer per week vergaderd. In bijzondere gevallen belegt de gemeente-secretaris een extra vergadering.

  • 2. De leden kunnen agendapunten bij de gemeentesecretaris indienen.

Artikel 24

Het management beslist bij meerderheid van stemmen.

Artikel 25

  • 1. Het management bespreekt naast actuele zaken in het bijzonder ontwikkelingen die op lange termijn voor de organisatie of gemeente van belang zijn.

  • 2. Onverlet de eindverantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris en het bepaalde in artikel 10, heeft het management de taak in gezamenlijke verantwoordelijkheid zorg te dragen voor:

    • a.

      de bewaking van de eenheid in de uitoefening van de aan de ambtelijke organisatie opgedragen taken;

    • b.

      de coördinatie van het ambtelijk handelen;

    • c.

      de planning- en voortgangsbewaking;

    • d.

      de informatieverstrekking van het bestuur aan de ambtelijke organisatie en vice versa;

    • e.

      de ontwikkeling, evaluatie, advisering, kwaliteit en integratie van beleid en uitvoering.

  • 3. In ieder geval komt in het managementoverleg aan de orde:

    • a.

      de voortgang en bewaking van het beleidsplan, de meerjarenbegroting, de beleids- en (producten)begroting, de beleidsjaarrekening, bestuurs- en managementrappor-tages;

    • b.

      het personeels- en organisatiebeleid;

    • c.

      informatiserings- en automatiseringsbeleid;

    • d.

      de inrichting van werk- en projectgroepen.

Artikel 26

Het college en de medewerkers ontvangen een verslag van elke vergadering.

Artikel 27

Het management heeft tenminste 2 maal per jaar overleg met het college ten behoeve van een goede afstemming tussen ambtelijke organisatie en bestuur.

Artikel 28

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van samenstelling, taak en werkwijze van het management, op voorstel van de gemeentesecretaris.

HOOFDSTUK 12 HORIZONTALE WERKVERBANDEN

Artikel 29

In het managementoverleg wordt de noodzaak om horizontale werkverbanden in te stellen besproken. De gemeentesecretaris adviseert het college tot het instellen van horizontale werkverbanden. Na bespreking in het managementoverleg stelt hij zonodig regels ten aanzien van de door het werkverband uit te voeren werkzaamheden en rapportage.

HOOFDSTUK 13 DE PORTEFEUILLEHOUDER

Artikel 30

  • 1. De portefeuillehouder heeft met beleidsmedewerkers periodiek overleg over de:

  • a. uitwerking van nieuw door het college genomen besluiten;

  • b. voortgang van en ontwikkelingen in beleid;

  • c. afstemming van bestuurlijk/politieke wensen en ambtelijk ideeën van de inhoud van beleidsvoorstellen in de ontwikkelingsfase.

  • 2. De portefeuillehouder heeft, indien nodig, overleg met de manager over de planning,

    voortgang en uitvoering van werkzaamheden binnen de organisatorische eenheid en met de

    beleidscoördinator over de integrale beleidsvorming en -projecten.

  • 3. De portefeuillehouder, beleidsmedewerker en manager kunnen afspraken maken over

    de inschakeling van vakspecialisten bij het periodiek overleg.

HOOFDSTUK 14 BESTUURSOPDRACHTEN

Artikel 31

  • 1. Het college en de burgemeester (openbare orde en veiligheid) kunnen een bestuursopdracht geven, waarbij een kader wordt gegeven voor beleidsvoorstellen.

  • 2. In een bestuursopdracht wordt in ieder geval een aanduiding gegeven van:

    • a.

      de probleemstelling;

    • b.

      het beoogde resultaat van de opdracht;

    • c.

      de verhouding tot de bestuurlijke uitgangspunten;

    • d.

      de kaders van de beschikbaar te stellen middelen;

    • e.

      de procedure (inclusief termijnen) van de besluitvorming.

  • 3. Indien een aangelegenheid daartoe naar de aard en omvang aanleiding geeft, legt de betrokken manager deze aan de gemeentesecretaris voor ter beoordeling van de vraag of een bestuursopdracht dient te worden voorbereid.

  • 4. Na vaststelling van de bestuursopdracht door het college ziet de gemeentesecretaris toe op de uitvoering daarvan.

HOOFDSTUK 15 FINANCIEEL MANAGEMENT EN DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE VAN DE GEMEENTE

Artikel 32

  • 1. Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet stelt de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2. De uitgangspunten voor het financiële beleid betreffen onder meer het financieringsstatuut en een aantal statuten en paragrafen over de grondslagen voor berekening van tarieven en de uitgangspunten van het afschrijvingsbeleid.

  • 3. Bij de uitwerking van de in lid 1 genoemde verordening zullen de organisatorische randvoorwaarden voor het streven naar doelmatigheid en rechtmatigheid van het beheer en van de administratie en de doeltreffendheid van het beleid gewaarborgd moeten worden.

Artikel 33

  • 1. Op grond van de artikelen 213 en 213a, van de Gemeentewet stelt de raad bij verordening regels vast voor door het college te verrichten periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van het gemeentelijk beleid van de gemeentelijke organisatie en van het financiële beheer.

  • 2. De accountantsverklaring bevat een rechtmatigheidoordeel, naast het oordeel over het getrouwe beeld.

Artikel 34

  • 1. De managers, respectievelijk de gemeentesecretaris zijn er voor verantwoordelijk dat door de organisatorische eenheid bij het college ingediende beleidsvoorstellen zijn getoetst op:

    • a.

      rechtmatigheid;

    • b.

      doelmatigheid van het beheer;

    • c.

      de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de informatieverstrekking;

    • d.

      de effectiviteit van het beleid;

    • e.

      de juistheid van de gevolgde en te volgen procedure;

    • f.

      toedeling van verantwoordelijkheid voor de uitvoering van besluiten waartoe het voorstel leidt.

  • 2. Deze toetsing vindt in elk geval plaats aan de hand van de verordeningen als bedoeld in de artikelen 31 en 32.

HOOFDSTUK 16 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 35

In spoedeisende gevallen waarin deze verordening niet voorziet is het college bevoegd een maatregel te treffen.

Artikel 36

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 november 2002.

  • 2.

    Het “Reglement Organisatie Rijnwaarden”, zoals vastgesteld door de raad komt hiermede te vervallen.

  • 3.

    Deze verordening kan aangehaald worden als: Organisatieverordening Gemeente Rijnwaarden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 15 oktober 2002,
de secretaris, de burgemeester,
Ing. G.J. Visser mw. Chr. Scheurer