Regeling vervallen per 15-04-2019

Antennebeleid

Geldend van 26-02-2002 t/m 14-04-2019

Intitulé

Antennebeleid

De raad van de gemeente Rijssen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouder d.d. 12 februari 2002, nummer 2002-II-8;

besluit:

  • 1.

    het gemeentelijk antennebesluit vast te stellen overeenkomstig de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte nota "antennebeleid";

  • 2.

    te bepalen dat dit besluit in werking treedt op 26 februari 2002.

1. Inleiding

Het is nu zo’n zeven jaar dat de GSM-communicatie beschikbaar is voor het bredere publiek. Naast het welbekende mobiele telefoontoestel (GSM-toestel) zijn onder meer antennes nodig om te kunnen bellen. De antennes kunnen worden geplaatst op gebouwen of op masten. In eerste instantie zijn in onze gemeente een aantal antennes geplaatst door KPN. In een volgend stadium zijn daar antennes van Libertel bijgekomen. In Rijssen zijn inmiddels diverse masten geplaatst voor de mobiele telefonie. Na het liberaliseren van de GSM-markt, eind 1999, is het aantal aanvragen om antennes snel gegroeid. Naast KPN waren het de nieuwkomers op de markt: Dutchtone, Libertel, Telfort en Ben, die op zoek gingen naar locaties om hun netwerk uit te breiden om zodoende hun landelijke dekking voor elkaar te krijgen. Mobiele communicatie is uitgegroeid tot een voorziening van openbaar nut. Deze nota geeft aan hoe, samen met de op de markt aanwezige operators, het beleid van de gemeente Rijssen inzake antennes voor de mobiele telefonie kan worden vormgegeven.

2. Algemeen

2.1 Wat zijn GSM-installaties?

GSM is een afkorting van de woorden 'Global System for Mobile communications'. Het gaat hier dus om een wereldwijd systeem voor mobiele communicatie. GSM is een techniek van mobiele communicatie die sinds 1 juni 1994 in Nederland in gebruik is. In de meeste Europese landen wordt GSM ook benut waardoor dit systeem de gebruiker de mogelijkheid biedt via een eigen mobiel abonneenummer binnen bijna heel Europa te bellen en gebeld te worden. Ook buiten Europa werkt een groeiend aantal landen aan communicatienetwerken volgens de GSM-standaard. Op dit moment zijn er 2 systemen in gebruik die werken op respectievelijk een frequentie van 900 Mhz en van 1800 Mhz (ook wel GSM 1800 genoemd). Mobiele telefonie is sterk in opkomst. Mobiel bellen gaat dus via GSM-installaties, opgebouwd uit mobiele telefoons en uit basisstations of antenne-installaties (hierna te noemen: antenne-installaties). De antenne-installaties zijn de schakel tussen de draadloze verbinding en het vaste telefoonnet. Een installatie bestaat uit een apparatuurkast, zo nodig een antennemast en een antenne die kan zenden en ontvangen. De antenne beslaat een klein verzorgingsgebied met een straal van een 100 meter tot maximaal 5 à 6 kilometer. Deze antenne(masten) moet(en) een bepaalde hoogte hebben en kunnen zowel op vaste masten als op gebouwen worden geplaatst. Op zich wordt gebruikgemaakt van antennes op bestaande gebouwen. Wanneer dit niet mogelijk is wordt gebruikgemaakt van masten (Greenfields genoemd) waarop één of meerdere antennes zijn geplaatst. De verzorgingsgebieden van de antenne-installaties overlappen elkaar om een aaneengesloten bedekking te krijgen. Deze cellulaire structuur (honingraat) is nodig om het mobiel bellen mogelijk te maken. Binnen elke cel kunnen meerdere bellers tegelijkertijd worden bediend. Elke mobiele telefoon zoekt zelf een vrije ruimte op. Met kleinere cellen ontstaat een grotere capaciteit; kleinere cellen betekenen ook meer antenne-installaties. De noodzaak van meer antenne-installaties vloeit voort uit een combinatie van dekking, capaciteit en gewenste kwaliteit. Anders gezegd: hoe meer mensen gebruikmaken van de mobiele telefoon, hoe meer antennes er in een bepaald gebied nodig zijn om de communicatie tot stand te brengen. Gebieden met hoge bevolkingsconcentraties zullen vele abonneehouders herbergen en vragen navenant om extra antenne-installaties. Als voorbeelden voor de gemeente Rijssen gelden hierbij de kern van Rijssen en het centrum van Holten waar in het seizoen een groot aantal mensen op een kleine oppervlakte bijeen zijn.

2.2 Zendgemachtigden

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft een aantal zendgemachtigden licenties verkocht om een netwerk te ontwikkelen voor mobiel bellen in Nederland. Deze zendgemachtigden (ook wel providers genoemd) zijn KPN Mobiel Nederland, Libertel, Telfort, Dutchtone en BEN. Op 15 december 1998 is de nieuwe Telecommunicatiewet (TW) in werking getreden. Met deze nieuwe wet wordt de liberalisering van de telecommunicatiesector afgerond. Nieuwe aanbieders op deze markt wordt zo weinig mogelijk in de weg gelegd. Door dit toenemend aantal commerciële partijen neemt het aantal aanbieders dat antennes en antennemasten wil plaatsen fors toe.

2.3 GSM en gezondheid

Nieuw is onbekend en maakt ongerust. In opdracht van de gezamenlijke ministeries is door de Gezondheidsraad onderzoek gedaan naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden op de gezondheid. Hierbij wordt verwezen naar de ministeriële folders 'Gezondheidsaspecten van het gebruik van mobiele telefoons' (januari 1998) en 'Informatie over antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie' (augustus 1999). De conclusie in eerstgenoemde brochure is dat uit allerlei onderzoeken is gebleken dat mobiele telefoons ruim onder de geadviseerde limiet blijven. De Gezondheidsraad ziet dus geen aanleiding om het gebruik van mobiele telefoons af te raden. In laatstgenoemde folder - die overigens bedoeld is voor overheden en operators - wordt vooral aandacht besteed aan de antenne-installaties zelf. Er circuleren hardnekkige verhalen over aantasting van de volksgezondheid. In objectieve zin kan hierover het volgende worden gemeld: een GSM-antenne roept elektromagnetische velden (ook wel radiogolven genoemd) op. Op zich zijn deze velden heel gewoon; iedereen wordt op elk moment van de dag hieraan blootgesteld via zowel natuurlijke als kunstmatige bronnen (b.v. radio, tv, anti-diefstalpoortjes). Bij overschrijding van bepaalde niveaus (veldsterkten) kunnen elektromagnetische velden wellicht schadelijk zijn voor het menselijk lichaam (opwarming). Dat is met name het geval indien deze temperatuurstijging te groot wordt. Sterke temperatuurstijging treedt alleen op korte afstand en recht voor de antenne op. Dat komt omdat GSM-antennes in een horizontale bundel zenden die nauwelijks naar beneden uitstraalt. Dit houdt verband met het feit, dat antennes een bepaald richteffect hebben waardoor de uitstraling naar boven en naar beneden wordt verminderd en in horizontale richting wordt versterkt. De vorm van de uitstraling lijkt sterk op een horizontale pannenkoek met de antenne in het middelpunt. Recht naar beneden zendt een antenne minder dan een ½% van zijn totale vermogen uit. Gesteld kan worden dat de sterkte van het elektromagnetische veld in alle gevallen op de grond c.q. onder de antenne ruimschoots lager is dan de advieswaarde van de Gezondheidsraad. Bij antenne-installaties op hoge gebouwen is de sterkte van het elektromagnetische veld zelfs minder dan 1% van die advieswaarde. Naast de thermische effecten (opwarming menselijk lichaam) worden ook wel niet-thermische effecten genoemd, zoals concentratieverlies, slapeloosheid, hoofdpijn en/of de kans op ernstige ziekten. Ondanks veel onderzoek naar deze niet-thermische effecten is er (tot op heden) geen wetenschappelijk verantwoord bewijs geleverd dat er een verband bestaat tussen dergelijke klachten en elektromagnetische velden. Vanuit het voorzorgprincipe zou het goed zijn te proberen antennes zo ver mogelijk van het publiek af te plaatsen. Echter gelet op het feit dat de Gezondheidsraad veiligheidsmarges heeft bepaald met een voorzorgsfactor van 50 maal de veilig aanbevolen waarde, is het niet nodig als gemeente nog strengere eisen te gaan stellen. Antennes leveren geen gevaar op voor de volksgezondheid en daarom zullen antennes geaccepteerd moeten worden als een veilig en normaal verschijnsel.

3. GSM ruimtelijke gezien

In principe gaat het om 2 soorten antennes: op (bestaande) bebouwing of andere objecten en als een vrijstaande mast tot een hoogte van ca. 40 à 55 meter. Gelet op het beperkte aantal hoge gebouwen in de bebouwde kom van Rijssen is plaatsing op bebouwing op slechts enkele locaties mogelijk. Buiten de bebouwde kom is echter vanwege de veelheid van hoge bomen alsmede het ontbreken van hoge gebouwen, plaatsing op masten de oplossing. In praktijk zal een van de operators de mast bouwen en zullen de anderen zoveel mogelijk gebruik moeten maken van deze mast (site sharing). Zonder aandrang van buitenaf zullen de operators niet snel geneigd zijn de esthetische aspecten een belangrijke rol te laten spelen (meer de economische). Welstandshalve zal er dus per locatie goed naar de vormgeving gekeken moeten worden. Het Oversticht heeft intussen een beleid vastgesteld met betrekking tot antennemasten. In het kader van het in voorbereiding zijnde welstandsbeleid (naar aanleiding van de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2002) zal ook dit beleid worden meegenomen. Op voorhand kan worden gesteld dat het bedoelde beleid in ieder geval bij de toekomstige aanvragen zal worden betrokken.

4. GSM en juridische instrumenten

4.1. Bouwvergunning

Artikel 40 van de Woningwet bepaalt dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning). Voor het oprichten van een bouwwerk - zoals een antennemast - is op zich dus bouwvergunning nodig. Artikel 43 van die wet maakt hierop een uitzondering voor het achter de voorgevelrooilijn plaatsen van een antenne die niet meer dan vijf meter hoog is. Het begrip 'antenne' wordt zeer strikt ingevuld. Hiermee wordt bedoeld: de staaf of spriet (met dwarssprieten) voor het ontvangen en zenden van signalen. Een antenne-installatie bestaat echter meestal uit drie onderdelen: een apparatuurkast, (zo nodig) een mast en één of meer antennes. Deze 2 of 3 onderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien, waardoor er geen sprake is van een vergunningvrij bouwwerk. De antenne-installatie als geheel is dus vergunningplichtig. Antenne-installaties zoals hier aan de orde zijn dus in ieder geval bouwvergunningplichtig. De vraag of een installatie op een gebouw ook bouwvergunningplichtig is, werd inmiddels door de rechter bevestigend beantwoord (zie uitspraak president rechtbank Haarlem d.d. 14-06-1999, nr. 99/3865). Hieruit blijkt, dat - zelfs wanneer het gaat om een zendinstallatie waarbij antenne en mast niet in het oog lopen en de techniekkast van buiten niet zichtbaar en op zichzelf beperkt van omvang is, er toch een bouwvergunning wordt vereist. Een dergelijke zendinstallatie is namelijk niet aan te merken als een verandering van niet-ingrijpende aard in de zin van artikel 43, 1e lid, onder e. van de Woningwet. Alleen wanneer een antenne-installatie wordt geplaatst op of over een (openbare) weg, een spoorweg, een (openbaar) vaarwater of in de daarbijbehorende bermen is geen bouwvergunning nodig. De installatie moet dan wel beperkt in omvang zijn en voldoen aan de technische eisen van het Bouwbesluit (artikel 43 van de Woningwet). Van gemeentewege wordt (op voorhand) uitgegaan van deze interpretatie en wordt dus voor het plaatsen van antenne-installaties bouwvergunning geëist. Overigens is voornoemde rechterlijke uitspraak gedaan in het kader van een voorlopige voorziening. Vandaar dat door de providers is getracht in een bodemprocedure duidelijkheid te verkrijgen over het al dan niet bouwvergunningplichtig zijn van de verschillende verschijningsvormen van GSM-installaties. Ondanks het feit dat eind mei 2000 een uitspraak is geweest in de bodemprocedure bleven de providers zich op het standpunt stellen dat antenne-installaties op gebouwen (mits kleiner dan 5 m) vergunningsvrij zijn.

Tijdens de inspraakprocedure van deze nota heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) haar leden geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen van het Nationaal antennebeleid in relatie tot de aanstaande wijziging van de woningwet. De Tweede Kamer heeft zich op 14 mei 2001 achter het kabinetsstandpunt geschaard en zich uitgesproken voor het vergunningvrij maken van antennes tot 5 meter. De VNG adviseert haar leden dat binnen de kaders van de huidige wet de gemeenten al uitvoering kunnen geven aan het nieuwe antennebeleid. Monet heeft deze informatie aangegrepen en verwerkt in een inspraakreactie. De gemeente conformeert zich aan het standpunt van de VNG en komt in verband daarmee ook tegemoet aan de inspraakreactie van Monet. Antennes tot 5 meter zullen in het vervolg dan ook als vergunningvrij worden beschouwd

4.2. Vergunning Wet milieubeheer

Voor deze antenne-installaties is geen vergunning vereist in het kader van de Wet milieubeheer omdat de opgenomen vermogens veel lager zijn dan 4 kW. De huidige GSM zendmasten hebben een vermogen van 1 tot 2 kW. Er is eveneens geen sprake van een meldingsplicht. Wel wordt op dit moment gesproken over een algemene AmvB voor dergelijke installaties.

4.3. Bestemmingsplan en Bouwverordening

Toetsingsgronden voor het verlenen van de bouwvergunning zijn het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening (technische bepalingen en welstand). Gesteld kan worden dat veel bestemmingsplannen het plaatsen van hoge(re) antennes niet (zonder meer) toestaan. Dit wordt overigens mede veroorzaakt vanwege het feit dat veel bestemmingsplannen zijn vastgesteld toen GSM nog niet in beeld was. Bij toetsing aan de Bouwverordening zal met name het welstandsaspect meespelen: voldoet het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving en de te verwachten ontwikkelingen daarvan aan redelijke eisen van welstand? Wat dat betreft lijken er dus momenteel voldoende invalshoeken aanwezig te zijn om de plaatsing van dit soort installaties (op ongewenste plaatsen) tegen te gaan. Dat is de ene kant van de medaille. De andere kant van de medaille is dat deze bestemmingsplannen dus volgens huidige inzichten ook onvoldoende of geen mogelijkheden bieden antennes toe te staan op plaatsen die wel voor plaatsing aanvaardbaar worden geacht. In dit opzicht kan artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) worden genoemd. Dit artikel regelt het recht op vrije meningsuiting en is in zoverre van toepassing op telecommunicatie, dat een algemeen verbod in een bestemmingsplan om antenne-installaties op te richten zich in beginsel niet met dit artikel verdraagt. Beperkingen ten behoeve van de bescherming van openbare belangen (welstand) en belangen van anderen en in het bijzonder omwonenden zijn toelaatbaar. Het met succes een beroep doen op dit artikel kan betekenen dat er antennes komen op door de gemeente ongewenste plaatsen. Dit kan met een duidelijk en kenbaar beleid - dat ook in bestemmingsplannen zal moeten worden opgenomen - worden voorkomen.

4.4. Telecommunicatiewet

In het kader van de liberalisatie van de telecommunicatiemarkt werd eind 1998 de Telecommunicatiewet (TW) van kracht. Voor de gemeente betekent deze wet:

  • -

    meer gegraaf in de openbare grond, wat de gemeente moet gedogen;

  • -

    een nieuwe gemeentelijke coördinatietaak bij het leggen, in stand houden en opruimen van kabels in de openbare grond;

  • -

    het opstellen van een Telecommunicatieverordening en bijbehorende Legesverordening, waarin de opgelegde wettelijke taken geregeld worden.

De telecommunicatieverordening is zeer recent voor de nieuwe gemeente vastgesteld (23 april 2001). Ten aanzien van het gedogen van het leggen van kabels in gemeentelijke grond moet nadrukkelijk gesteld worden dat de gemeente bepaalt welk tracé gevolgd zal worden. De verordening is als bijlage toegevoegd.

4.5. Privaatrechtelijke contracten

Daar waar de gemeente het verzoek krijgt toe te staan dat antenne-installaties worden gebouwd op gemeentelijke grond of opstallen, heeft de gemeente de mogelijkheid de aanleg van de installatie door middel van contracten privaatrechtelijk aan banden te leggen en commerciële prijzen te vragen voor het geven van die toestemming. Uit oogpunt van prijsontwikkeling (indexering en marktwerking) stellen wij voor de contracten voor 3 jaar af te sluiten en daarna de contracten stilzwijgend met 1 jaar te verlengen met een opzegtermijn van 1 jaar. De gemeente stelt zich positief op ten aanzien van het beschikbaar stellen van gemeentegrond voor het plaatsen van masten en is daarnaast bereid samen met de providers te zoeken naar mogelijke locaties voor nieuwe opstelpunten.

5. GSM verleden, heden en toekomst

5.1. Huidige situatie Rijssen

In eerste instantie is in de gemeente Rijssen een mast geplaatst door de KPN (Turfweg). In de gemeente Holten is een mast geplaatst voor meerdere providers (coördinatie KPN, locatie sportvelden Larenseweg). Sinds 1 januari jongstleden is daar nog een mast bijgekomen ten gevolge van de grenscorrectie Markelo (steenfabriek Smeijers-Voortman). Na het liberaliseren van de GSM-markt, eind 1999, is het aantal aanvragen om antennes snel gegroeid. Naast KPN waren het de nieuwkomers op de markt: Dutchtone, Libertel, Telfort en Ben, die op zoek gingen naar locaties om hun netwerk uit te breiden om zodoende hun landelijke dekking voor elkaar te krijgen. Voor plaatsing kon tot op heden worden volstaan met voornoemde masten en bestaande hoge bebouwing.

Inmiddels zijn 2 aanvragen voor nieuwe antennemasten ingekomen (Telfort Holterstraatweg en Dutchtone Tolweg/A1). Beide aanvragen passen niet binnen het bestemmingsplan. Alvorens over te gaan tot het verlenen van vrijstelling wordt het noodzakelijk geacht dat de aanvragen worden getoetst aan een nog op te stellen antennebeleid. De 1e stap om te komen tot beleid is het inzichtelijk maken van de huidige situatie en een beeld schetsen voor de gewenste situatie. In verband hiermee is contact opgenomen met MoNet. MoNet is de overkoepelende organisatie van de mobiele netwerkoperators in Nederland. Er heeft inmiddels een bespreking plaatsgevonden. Resultaat hiervan is dat een kaart van deze gemeente is geproduceerd met daarop aangegeven het huidige netwerk en de locaties waar de 5 operatoren hun opstelpunten het liefst geplaatst willen zien. Hierbij is rekening gehouden met het zoveel mogelijk gebruikmaken van elkaars masten. Dit plan dient nu als basis voor het gemeentelijk beleid dat nu dient te worden geformuleerd. Hier zal in paragraaf 6.4. nader op in worden ingegaan.

5.2. Ontwikkelingen

Het gebruik van mobiele telefonie ontwikkelt zich in ons land in hoog tempo. Inmiddels telt ons land circa 8 miljoen gebruikers. Om te kunnen voldoen aan de vraag naar de mobiele bereikbaarheid zullen nu in een hoog tempo nog vele antennes moeten worden geplaatst om de capaciteit en de dekking van het netwerk op peil te houden. Inmiddels kan men de mobiele bereikbaarheid beschouwen als een voorziening van openbaar nut.

De veiling van de frequenties voor de 3e generatie mobiele systemen UMTS (Universal Mobile Telecommunications System) heeft onlangs plaatsgevonden. Door deze ontwikkeling worden nieuwe functionaliteiten toegevoegd zoals transport van videobeelden. Door deze nieuwe frequenties zal het aantal te plaatsen antennes in de nabije toekomst alleen nog maar toenemen.

Andere ontwikkelingen zijn verder de concurrentie ten aanzien van de huisaansluitingen waar KPN nu nog een bijzondere positie kent. In de nabije toekomst zullen de huisaansluitingen via draadloze systemen gaan plaatsvinden. De vaste verbinding zal per wijk of straat eindigen in een kast. Via een antenne op die kast zullen de huizen en bedrijven worden aangesloten. De frequenties voor deze systemen zullen in 2001 worden geveild. Door dit systeem zal een groot aantal, weliswaar kleine, antennes noodzakelijk zijn. Niet uitgesloten kan worden dat via dit systeem ook wijkgebonden en “traditioneel” mobiel gebruik mogelijk zal zijn.

Een andere ontwikkeling, hoewel deze voor de hier aan de orde zijnde mobiele telefonie niet van belang is, is het antennesysteem dat Binnenlandse Zaken ontwikkelt voor politie en brandweer (C2000). Het bepaalt echter wel het beeld voor deze gemeente inzake zichtbare antennemasten. Er wordt nu wel onderhandeld met Binnenlandse Zaken om tot site-sharing te komen. In dit verband speelt ook mee of er een wettelijke regeling komt inzake het vergunningsvrij plaatsen van bepaalde masten.

Ook in het kader van de nieuwe digitale technieken voor de omroep (radio en televisie) zal door overschakeling op die technieken een aanzienlijke toename van opstelplaatsen van antennes nodig zijn. Ook voor deze technieken zal de overheid binnenkort de frequenties gaan veilen.

In algemene zin geldt dat de digitalisering de telecommunicatiekaart er heel anders zal doen uitzien. De digitale techniek maakt het mogelijk data te transporteren waarbij het niet uitmaakt of dit voor telefonie, omroep of wat anders is. De mobiele telecommunicatiesystemen zijn dus volop in ontwikkeling. Hoe precies is niet duidelijk. Wel duidelijk is dat bij toename van het gebruik het zendernet moet verdichten en er dus meer zenders moeten komen. Door de kleine zendafstand en de technische mogelijkheden zullen de zenders steeds kleiner worden, waardoor de mogelijkheden om deze in de omgeving en gebouwen te integreren vergroot worden.

6. GSM-beleid

6.1. Uitgangspunten voor beleid

Ondanks alle onzekerheden zoals hierboven geschetst in toekomstontwikkelingen, kan de gemeente toch beleid ontwikkelen. Voorkomen moet worden dat de installaties overal worden geplaatst en op die manier zullen leiden tot overlast (b.v. horizonvervuiling, verkeerde ruimtelijke inpassing, strijd met welstand). Het beleid van de gemeente dient daarom enerzijds gericht te zijn op het mogelijk maken van de realisering van een dekkend netwerk voor de aanbieders, zulks ook in het belang van de gebruikers. Anderzijds moeten in dat beleid ook andere belangen worden betrokken, te weten die van de omwonenden, van de goede leefomgeving, van het landschapsschoon in het buitengebied en van de stedenbouwkundige aspecten.

6.2. Beleid provincie Overijssel

In de handleiding en beleidsregels voor de ruimtelijke ordening geeft de provincie aan op welke wijze zij om wensen te gaan met telecommunicatie en antennemasten. De provincie onderkent het belang van de mobiele telefonie. Gelet op het maatschappelijke belang en de snelheid waarmee de ontwikkeling van het mobile net zich ontwikkeld acht de provincie de procedure van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aanvaardbaar. De provincie stelt daarbij de volgende ruimtelijke voorwaarden:

  • -

    voorkeur voor gebruik van bestaande hoge elementen zoals hoge gebouwen en torens;

  • -

    als deze mogelijkheid niet aanwezig is dan wordt de voorkeur gegeven aan plaatsing van een solitaire antennemast in of bij bebouwd gebied op bedrijfsterreinen. Ook is plaatsing bij aanwezige artificiële infrastructurele elementen zoals wegen, viaducten, benzinestations en dergelijke mogelijk.

In beginsel dienen de volgende gebieden te worden ontzien:

  • -

    landschappelijk waardevolle gebieden (natuurgebieden en waardevolle cultuurlandschappen);

  • -

    open landschappen;

  • -

    bebouwde gebieden met een woonfunctie;

  • -

    - waardevolle bebouwing/beschermde stads- en dorpsgezichten.

Plaatsing in de hiervoor genoemde gebieden kan alleen bij uitzondering onder de volgende voorwaarden plaatsvinden;

  • -

    alternatieve locaties moeten goed onderzocht zijn op ruimtelijke (on)aanvaarbaarheid;

  • -

    er dient inzicht te bestaan in de functionele inpassing in het technisch netwerk (inzicht in dekking mast en zoekgebied plaatsing/technisch netwerk.

Pas als uit deze gegevens blijkt dat geen beter alternatief beschikbaar is, kan als uitzondering ingestemd worden met plaatsing van een solitaire mast. Hierbij geldt als voorwaarde dat gelet op de in het geding zijnde ruimtelijke kwaliteiten de aantasting beperkt blijft tot een enkele mast. Met andere woorden voor deze gebieden wordt het gastgebruik voorgeschreven. Ten aanzien van de masthoogte dient in de afweging over de aanvaardbaarheid van de hoogte een relatie gelegd te worden met de hoogte en de schaal van de aanwezige bebouwing en/of landschap.

Tevens dienen aanvragen voor solitaire masten voorgelegd te worden aan het Ministerie van Defensie in verband met het aspect van vliegveiligheid.

6.3. Opnemen in het bestemmingsplan

Denkbaar is, dat in alle in aanmerking komende bestemmingsplannen op gewenste plaatsen de mogelijkheid van het plaatsen van GSM-installaties wordt mogelijk gemaakt. Dit kan op zich op een vrij eenvoudige manier door per voorkomende bestemming desgewenst steeds te bepalen, dat deze bestemming ook bestemd is voor de plaatsing van een antenne-installatie met een hoogte van maximaal 50 meter. Hieraan zijn echter nadelen verbonden. Indien de plaatsing mogelijk is kan de gemeente alleen nog via welstand invloed uitoefenen op de exacte plaats van de antenne. Het afdwingen van een plaats zo ver mogelijk verwijderd van een concentratie van bewoners is op die basis niet mogelijk. Bovendien kan later blijken dat er toch nog gewenste plaatsen over het hoofd zijn gezien. Het is daarom beter in elk bestemmingsplan standaard een vrijstellingsbepaling op te nemen die het mogelijk maakt een GSM-installatie te plaatsen. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend- en/of ontvangstmasten wordt vergroot tot niet meer dan

55 meter. Ook voor bouwwerken ten behoeve van zend- en/of ontvangstmasten moet een vrijstelling worden opgenomen in het bestemmingsplan. De volgende criteria worden voorgesteld.

6.4. Criteria voor vrijstellingen

Het gaat hierbij in het algemeen om de volgende criteria:

  • -

    bij plaatsbepaling binnen de bebouwde kom verdienen bedrijfsterreinen de voorkeur;

  • -

    Verder verdienen bij plaatsing binnen de bebouwde kom bestaande hoge elementen zoals kantoren, flats en silo´s de voorkeur;

  • -

    bij plaatsbepaling van antennes in het landelijk gebied dient te worden aangetoond dat plaatsing binnen de bebouwde kom niet mogelijk is en dient vervolgens aansluiting te worden gezocht bij bestaande (hogere) bebouwing en/of bij de infrastructuur (knooppunten/kruispunten/viaducten van (spoor)wegen) met als doel de landschappelijke verstoringen zo beperkt mogelijk te laten zijn. Gebieden met natuur en/of bosbestemming en agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde zijn in beginsel van plaatsing uitgesloten;

  • -

    bij plaatsing van antennes dient waar mogelijk te worden aangesloten op of bij bestaande gebouwen. Indien dat niet mogelijk is dient de plaats en/of de vormgeving zodanig te worden gekozen dat de antenne zo min mogelijk als zelfstandig onderdeel in het oog springt. In dat kader kan worden gedacht aan een uitvoering als kunstobject of als onderdeel van een kunstwerk (brug, viaduct of iets dergelijks). Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en (beschermde) dorpsgezichten dienen zo veel als mogelijk te worden ontzien. Met plaatsing op of aan een cultuurhistorisch waardevol gebouw kan worden ingestemd wanneer bij plaatsing aan of op een gemeentelijk monument dan wel rijksmonument de desbetreffende monumentenvergunning is verleend. Ook kan met plaatsing worden ingestemd indien geen sprake is van een monument als hiervoor bedoeld en terzake een positief advies ligt van de gemeentelijke monumentencommissie waaruit blijkt dat het cultuurhistorisch karakter dan wel het waardevolle (beschermde) dorpsgezicht niet wordt aangetast;

  • -

    alle aanbieders zullen per locatie zoveel mogelijk gebruik moeten maken van 1 steunpunt/object (site-sharing). Op die manier kan worden voorkomen dat 5 (of meer aanbieders) op korte afstand van elkaar een eigen installatie bouwen. Gezien het feit dat alle operators een eigen netwerk hebben moeten we ons realiseren dat dit niet altijd mogelijk is. Waar mogelijk moet gebruik worden gemaakt van bestaande masten. Hiervan kan worden afgeweken wanneer de onmogelijkheid hiervan uit een voldoende onderbouwde motivering blijkt c.q. duidelijk is dat één mast bezwarender is dan meerdere afzonderlijke antenne-installaties.

  • -

    aan masten die – in uitzonderlijke situaties - worden geplaatst in of nabij gebieden met natuur en/of bosbestemming en in agrarisch gebied van landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde, kunnen extra eisen worden gesteld ten aanzien van het uiterlijk van die masten.

6.5. Situatie gemeente Rijssen

Zoals in paragraaf 5.1 al is vermeld, is in overleg met de providers/MoNet een inventarisatie gemaakt van de al aanwezige masten in deze gemeente. Voorts is door de diverse operators aangegeven waar op korte- en of langere termijn een opstelpunt is gewenst. De bijgevoegde overzichtskaart laat deze opstelpunten zien. Ter toelichting het volgende:

  • -

    Rijssen, mast aan de Bevervoorde 4. Hierop bevinden zich antennes van KPN en BEN. De mast is in 1987 opgericht ten behoeve van een straalverbinding;

  • -

    Rijssen, mast aan de Turfweg. Hierop bevindt zich een antenne van KPN. De grond waarop de mast staat is eigendom van de gemeente. KPN beschikt over een huurcontract voor een periode van 10 jaar;

  • -

    voormalige gemeente Markelo, mast op parkeerplaats A1 Elsenerveld. Hierop bevinden zich antennes van KPN, Libertel, Dutchtone, Telfort en BEN. Dit is de enige mast binnen de gemeente waar alle providers op zitten;

  • -

    voormalige gemeente Markelo, mast bij steenfabriek Smeijers-Voortman. De mast is eigendom van KPN maar nog niet in gebruik;

  • -

    Holten, mast sportvelden Larenseweg. Hierop bevinden zich antennes van KPN, Libertel, Telfort en Dutchtone. De mast staat op gemeentegrond;

  • -

    Holten, mast bij voormalige BB-bunker Blikkertweg 1A. Hierop bevinden zich antennes van KPN en Telfort;

  • -

    Holten, mast bij gemeentewerf Waagweg 6, hier zal Dutchtone een antenne plaatsen (vergunning nog niet verleend). De mast is eigendom van de gemeente Rijssen en is opgericht ten behoeve van een straalzender tussen Holten en Rijssen. De mast is geplaatst met toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor een periode van 5 jaar. Voor het eventueel instandhouden van de mast is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan te zijner tijd wordt aangepast;

  • -

    Rijssen, Molendijk Zuid 3, silo Slaghekke. Hierop bevinden zich antennes van Telfort, Dutchtone en Libertel;

  • -

    Rijssen, Diekjansweg, verzorgingstehuis Maranatha. Hierop bevinden zich antennes van KPN, Libertel en Dutchtone;

  • -

    Rijssen, Ambachtsstraat 2, silo Tulp keukens. KPN nog niet in gebruik (wel bouwvergunning);

Daarnaast hebben de providers ook aangegeven wat de geplande opstelplaatsen voor antennes zijn. De geplande opstelpunten zijn separaat aangegeven op de overzichtskaart.

6.6. Veel gestelde vragen

Sommige zaken op het gebied van de mobiele telefonie lijken ogenschijnlijk heel logisch. Waarom zet je bijvoorbeeld niet 1 grote mast neer met een groot vermogen, alle providers erop en klaar is kees. Of waarom maak je geen gebruik van de al aanwezige hoogspanningsmasten? Een antenne-installatie heeft toch gewoon een cirkelvormig dekkingsgebied? En waarom kunnen de providers slechts 1,5 jaar vooruit plannen?

Zo simpel als hiervoor omschreven is het echter niet. Het plaatsen van minder antenne-installaties met een groot vermogen is volledig in strijd met de werkelijkheid. Een betere dekking wordt juist verkregen door meerdere en lichtere installaties. Grote installaties storen elkaar en veroorzaken daardoor een slechte ontvangst bij met name de overlapgebieden. Bij het plaatsen van antennes moet een onderlinge tussenafstand van circa 3 meter in acht worden genomen omdat de antennes elkaar onderling anders verstoren. Als alle providers op 1 mast zitten betekent dit dat de hoogst geplaatste antenne de beste positie heeft en dat de laagst geplaatste zo´n 12 meter lager zit met alle gevolgen van dien. Daarom komt het soms voor dat niet alle providers op dezelfde mast geplaatst kunnen worden. Plaatsing op hoogspanningsmasten is een optie die echter niet altijd realiseerbaar is. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan de bereikbaarheid van de mast en heel belangrijk is of de spanning tijdens werkzaamheden kan worden uitgeschakeld. Dit laatste is bij sommige masten onhaalbaar. Het dekkingsgebied van een antenne-installatie is niet cirkelvormig. Er zijn allerlei factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van de ontvangst. In bijlage 3 is dit grafisch weergegeven. De omvang van het netwerk van de onderlinge providers wordt sterk bepaald door het aantal abonnees dat gelijktijdig binnen het bereik van de antenne belt. Kleine pieken kunnen enigszins worden opgevangen door het vermogen tijdelijk iets op te schroeven. Komt dit echter te vaak voor dan zal het netwerk moeten worden uitgebreid. Voorspellingen over het aantal abonnees zijn moeilijk in te schatten. Daarom plannen de providers uitbreidingen van het netwerk slechts 1,5 jaar in het voren.

6.7. Conclusie

Voor de eerstkomende periode van 5 jaar kan voor de plaatsing van antennes worden verwezen naar dit plan. Slechts in die gevallen waarin dit voldoende gemotiveerd wordt aangegeven kan van dit plan worden afgeweken. Voldaan moet dan worden aan de hierboven vermelde criteria. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkelingen dienen in ieder geval de genoemde criteria te worden gehanteerd. In de praktijk blijkt ook dat de providers steeds meer gaan samenwerken. Als bijvoorbeeld wordt gekeken naar de huidige opstelpunten dan blijkt dat op bijna alle opstelpunten zich meerde providers bevinden. Ook in verband met de kosten, er zijn inmiddels forse investeringen gedaan, zoeken providers naar gezamenlijke opstelpunten en vindt site-sharing plaats. Verder moeten we ons als gemeente realiseren dat de providers sterk afhankelijk zijn van de eisen van hun radioplan. De samenwerking tussen de providers wordt nog eens bekrachtigd door het feit dat een overkoepelend orgaan is opgericht, te weten MoNet. Met name bij het opzetten van het UMTS-netwerk hebben de providers aangekondigd, mede gelet op de enorme investeringen die zijn gedaan, nauwlettend te zullen samenwerken. Wij zullen als gemeente bij het uitbreiden van het netwerk een actieve houding innemen.

7. Overgangssituatie

Zolang in de geldende bestemmingsplannen geen toegesneden vrijstellingsbepaling voor GSM-installaties is opgenomen zullen aanvragen op een andere manier moeten worden afgehandeld. De gedachten gaan hierbij op dit moment uit naar artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voor de ruimtelijke onderbouwing kan worden verwezen naar het voorliggend gemeentelijk antennebeleid. Gelet op de te verwachten ontwikkelingen in de wetgeving, Wet op de Ruimtelijke Ordening/Besluit op de Ruimtelijke Ordening en Woningwet, ligt het niet voor de hand nu allerlei planologische zaken te gaan regelen. Het merendeel van de aanvragen zal straks na toetsing aan het antennebeleid met toepassing van artikel 19, lid 3 van de Wet op de ruimtelijke Ordening kunnen worden afgehandeld. De providers moeten bij een verzoek om vrijstelling aantonen waarom vrijstelling nodig is. De overzichtskaart met opstelpunten zal hierbij een belangrijke rol vervullen. Het is daarbij van groot belang dat de kaart goed wordt bijgehouden. Hiervoor is het van belang dat de providers elke wijziging in het net melden aan de gemeente. Op grond van de Woningwet is het overigens verplicht hiervoor een bouwvergunning aan te vragen. Ook gelet op het feit dat het vergunningenregime voor antennes zich beweegt naar een steeds lichter regime, over enige tijd misschien zelfs wel beperkt vergunningsvrij, ligt het niet voor de hand om bij bestemmingsplanherzieningen een vrijstellingsregeling in te bouwen. Mocht het plaatsen van antennes in de toekomst vergunningvrij worden dan is het van groot belang dat de providers wijzigingen blijven doorgeven aan de gemeente. Wellicht speelt de Wet milieubeheer hierop in door het opleggen van een meldingsplicht.

Gelet op het tempo waarmee de ontwikkelingen elkaar opvolgen is het zaak dit goed in de gaten te houden en zo nodig tussentijds hierop in te spelen.

8. Handelswijze bouwvergunning

Op dit moment is het nog verplicht voor het plaatsen van een antenne een bouwvergunning aan te vragen. De providers zijn hiermee bekend. Bij het beoordelen van de bouwaanvraag voor een antenne zijn 2 mogelijkheden; de aanvraag voldoet aan de voorschriften van het bestemmingsplan of de aanvraag past niet. Als de aanvraag past binnen het bestemmingsplan kan de vergunning worden verleend en de kaart met opstelpunten worden bijgewerkt. Als de aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan moet worden bezien of vrijstelling kan worden verleend. Allereerst is het noodzakelijk dat de aanvrager de noodzaak voor plaatsing aantoont. Als dit voldoende is aangetoond moet aan de hand van het gemeentelijk beleid worden bepaald of vrijstelling kan worden verleend. Als in het bestemmingsplan een vrijstelling is opgenomen kan worden volstaan met een procedure ex artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Als niet kan worden volstaan met een binnenplanse vrijstelling moet vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden verleend. Als de strijdigheid alleen betrekking heeft op het gebruik kan binnen de bebouwde kom vrijstelling worden verleend via artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. In ander gevallen kan slechts vrijstelling worden verleend via artikel 19, lid 1. Voor de ruimtelijke onderbouwing kan worden verwezen naar het gemeentelijk antennebeleid. Wel moet met de aanvrager een overeenkomst worden afgesloten om mogelijke planschade op de aanvrager te kunnen verhalen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 februari 2002.
D.R. van der Borg, J.A.H. Lonink,
secretaris, voorzitter