Regeling vervallen per 19-10-2017

Verordening bijdrageregeling bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging

Geldend van 13-07-2015 t/m 18-10-2017

Intitulé

Verordening bijdrageregeling bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging

De raad van de gemeente Rijssen-Holten

overwegingen:

- gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

- gezien het advies van het college van burgemeester en wethouders van 1 juni 2015;

- gezien de behandeling in de commissie MDV van 15 juni 2015;

besluit: conform

  • 1.

    De verordening bijdrageregeling bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging vast te stellen en met ingang van de dag na bekendmaking in werking te laten treden.

  • 2.

    Gelijktijdig de verordening bijdrageregeling bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 in te trekken.

De gemeenteraad stelt deze bijdrageregelingen bijzondere bijstand in om inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid te geven deel te nemen aan of in aanmerking te komen voor:

  • 1.

    maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport, cultuur en vorming;

  • 2.

    maatschappelijke activiteiten in relatie tot school en verenigingen;

  • 3.

    een bijdrage in de kosten van een aantal limitatief opgesomde duurzame gebruiksgoederen.

 

De verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand bestaat uit:

  • 1.

    Bijdrageregeling maatschappelijke participatie;

  • 2.

    Bijdrageregeling schoolgaande kinderen;

  • 3.

    Bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen;

  • 4.

    PC-regeling.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: Participatiewet;

  • b.

    Schoolgaand kind: ten laste komende kinderen in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 17 jaar die op de peildatum een school bezoeken voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs;

  • c.

    Peuterspeelzaalgaand kind: ten laste komende kinderen vanaf 2 jaar die op de peildatum een peuterspeelzaal bezoeken;

  • d.

    Peildatum: 1 januari van het jaar van uitvoering;

  • e.

    Inkomen: het netto inkomen exclusief vakantietoeslag;

  • f.

    Student: studerende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

De wet is van toepassing, tenzij in deze verordening anders wordt geregeld.

Hoofdstuk 2 Doelgroepbepaling

Artikel 2 Belanghebbenden

Tot de doelgroep behoren inwoners van de gemeente Rijssen-Holten:

  • 1.

    met een inkomen dat direct voorafgaande aan de peildatum gedurende minimaal 12 aaneengesloten maanden lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij het vaststellen van het bijstandsniveau wordt geen rekening gehouden met het kunnen delen van kosten en het ontbreken van woonlasten;

  • 2.

    niet zijnde een student, die uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen in het jaar voorafgaande aan de aanvraag en/of op de datum van aanvraag;

  • 3.

    die niet beschikken over een vermogen als bedoeld in artikel 4;

  • 4.

    op de datum van aanvraag inwoner zijn van de gemeente Rijssen-Holten,

verder te noemen ‘belanghebbende’.

Artikel 3 Inkomen

Bij het vaststellen van het in artikel 2 sub a genoemde inkomen zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1.

    Direct voorafgaande aan de peildatum moet minimaal gedurende 12 aaneengesloten maanden worden voldaan aan de in artikel 2 sub a genoemde inkomensgrens.

  • 2.

    Het inkomen wordt getoetst aan de hand van het inkomen over de maanden januari en september van het jaar voorafgaand aan het jaar van aanvraag. Ingeval van een afwijzing of twijfel dient het inkomen te worden vastgesteld aan de hand van het inkomen over het gehele jaar exclusief extra eindejaarsuitkeringen.

  • 3.

    Het inkomen van een zelfstandige wordt aangetoond door het jaarverslag van het boekjaar voorafgaande aan de peildatum. Het jaarverslag bestaat uit de verlies- en winstrekening, de balans en de bijbehorende toelichting.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel wordt bij de vaststelling van het inkomen zoals bedoeld in artikel 2 sub a uitgegaan van het inkomen op de datum van aanvraag. Dit is van toepassing voor personen zoals genoemd in artikel 11, lid 2 en 3 van de wet en ingeval van verlating/echtscheiding.

  • 5.

    Het inkomen van een alleenstaande ouder die geen uitkering ontvangt van de gemeente wordt afgezet tegen de norm van een alleenstaande ouder vermeerderd met de alleenstaande-ouderkop, zoals deze door de Belastingdienst wordt uitbetaald.

Artikel 4 Vermogen

Bij het vaststellen van het in artikel 2, sub c genoemde vermogen zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1.

    Het vermogen op de peildatum is bepalend;

  • 2.

    Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als gebruikelijk is bij de uitvoering van de wet;

  • 3.

    Het maximaal vrij te laten vermogen is conform het bepaalde in artikel 34 van de wet.

  • 4.

    Het vermogen in de woning blijft buiten beschouwing, indien de bijzondere bijstand op jaarbasis minder bedraagt dan € 2.500,00. De bijstand wordt in dit geval om niet verstrekt. De Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015 worden niet toegepast.

  • 5.

    Naast de in artikel 2 genoemde geldende vermogensgrens wordt een aanvullende vrijlating van het vermogen toegepast van maximaal € 5.000,00 indien:

    • a.

      Het extra vrijgelaten vermogen is bedoeld als voorziening in de kosten van de uitvaart;

    • b.

      Een reguliere uitvaartverzekering voor belanghebbende in alle redelijkheid geen optie meer is in verband met de leeftijd.

Hoofdstuk 3 Bijdragenregelingen

Artikel 5 Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. schoolgaande kinderen

  • 1.

    Belanghebbende met schoolgaande en/of peuterspeelzaalgaande kinderen kan in aanmerking komen voor een financiële bijdrage voor kosten die voortvloeien uit schoolactiviteiten die schoolgaande kinderen hebben.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage bedraagt € 63,00 per kalenderjaar per schoolgaand kind dat de peuterspeelzaal bezoekt;

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage bedraagt € 63,00 per kalenderjaar per schoolgaand kind dat basisonderwijs volgt;

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage bedraagt € 175,00 per kalenderjaar per schoolgaand kind dat vervolgonderwijs volgt;

  • 5.

    Het schooltype dat bezocht wordt op de peildatum is bepalend binnen deze bijdrageregeling.

Artikel 6 Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. sport, cultuur en vorming

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een financiële bijdrage in de kosten van maatschappelijke participatie op het gebied van sport, cultuur en vorming.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage bedraagt € 110,00 per persoon per kalenderjaar.

  • 3.

    Deze bijdrage is naast belanghebbende van toepassing op alle tot het gezin behorende personen in de leeftijd van 2 tot en met 17 jaar. De peildatum is hiervoor bepalend.

Artikel 7 Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Belanghebbende, die een zelfstandige huishouding voert,  kan in aanmerking komen voor een financiële bijdrage in de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen.

  • 2.

    Als belanghebbende wordt tevens aangemerkt de overige tot het huishouden behorende personen van 4 jaar en ouder.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage bedraagt ten hoogste de maximale vergoeding die in lid 8 van dit artikel wordt genoemd, per kalenderjaar. Indien de aanschafkosten van het gebruiksgoed lager zijn dan of gelijk aan de richtprijs, dan wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld op de aanschafprijs;

  • 4.

    Men heeft de keuze uit 1 duurzaam gebruiksgoed per jaar. De bijdrage voor eenzelfde gebruiksgoed wordt één maal in de vijf jaar verstrekt;

  • 5.

    Naast de belanghebbende genoemd in lid 1 kan tegelijkertijd aan de belanghebbende genoemd in lid 2 één fiets of een matras worden verstrekt per jaar. Deze worden 1 maal in de 5 jaren verstrekt.

  • 6.

    Indien er sprake is van een volledige lening voor inrichtingskosten, bestaat er 5 jaar lang geen recht op een bijdrage voor duurzame gebruiksgoederen.

  • 7.

    De duurzame gebruiksgoederen moeten worden aangeschaft in een reguliere handel. Hier kan van worden afgeweken als, naar oordeel van het college, belanghebbende voldoende heeft aangetoond dat naleving van de bepalingen deze verordening gewaarborgd zijn. 

  • 8.

    De te declareren kosten zijn:

Duurzame gebruiksgoederen

maximale vergoeding

Matras 1-persoons

€ 75

Matras 2-persoons

€ 128

Kookplaat (4 pits)

€ 225

Koelkast

€ 180

Diepvriezer

€ 270

Wasmachine

€ 285

Stofzuiger

€ 143

Bankstel

€ 394

TV

€ 150

Computer

€ 341

Fiets

€ 250

  • 9.

    De bijdrage voor de computer kan alleen verwerkt worden als er geen beroep wordt gedaan op de PC-regeling bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

Artikel 8 Voorwaarden PC-regeling in geval van schoolgaande kinderen

  • 1.

    Belanghebbende met schoolgaande kinderen vanaf groep 6 tot en met de middelbare school kan in aanmerking komen voor een computer/laptop.

  • 2.

    De maximale vergoeding voor de computer/laptop bedraagt € 650.

  • 3.

    Per huishouden bestaat recht op één verstrekking van een computer/laptop, ook indien meerdere schoolgaande kinderen tot het huishouden behoren.

  • 4.

    De vergoeding bedoeld in lid 2 kan inhouden:

    • a.

      een computer/laptop;

    • b.

      een printer;

    • c.

      software

    • d.

      virusprogramma;

  • 5.

    Na het verstrijken van 5 jaar kan opnieuw een aanvraag voor deze regeling worden gedaan.

  • 6.

    Als er sprake is geweest van een bijdrage voor een computer op grond van artikel 7 van deze verordening bestaat er binnen 5 jaar geen recht op een computer/laptop op grond van dit artikel.

  • 7.

    Indien er bijzondere bijstand is toegekend voor de lening van een woninginrichting, kan er toch aanspraak worden gemaakt op deze regeling indien vanuit de lening geen computer is aangeschaft.

  • 8.

    De aanschaf dient te gebeuren bij een officiële leverancier.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsbepalingen

Artikel 9 Aanvraag

  • 1.

    De financiële bijdrage moet bij burgemeester en wethouders op een daartoe ontworpen formulier worden aangevraagd. De aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 januari tot en met 31 december van het betreffende jaar van aanvraag.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de bijdrageregeling maatschappelijke participatie van 15 augustus tot 1 december worden aangevraagd.

  • 3.

    Belanghebbende en kind(eren) moeten op de datum van de aanvraag inwoner zijn van de gemeente Rijssen-Holten.

  • 4.

    Bij de aanvraag dienen bewijsstukken met betrekking tot het inkomen te worden ingeleverd. Bij een aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen moet ook het aankoop- en betalingsbewijs worden ingeleverd. Daarnaast dient een verklaring te worden ondertekend met betrekking tot het vermogen, waaruit blijkt dat aan de in deze verordening gestelde vermogensvoorwaarden ter verkrijging van de tegemoetkoming is voldaan.

Artikel 10 Verificatie

  • 1.

    Verificatie van het inkomen vindt in alle gevallen plaats;

  • 2.

    Verificatie van het vermogen zal steekproefsgewijs plaatsvinden;

  • 3.

    Verificatie van de betalingsbewijzen van de bijdrageregeling maatschappelijke participatie en schoolgaande kinderen vindt steekproefsgewijs plaats.

  • 4.

    Bij aanvragen op grond van artikel 7 en 8 vindt verificatie van het vermogen plaats, voor zover deze geen uitkering ingevolge de Participatiewet ontvangt;

  • 5.

    Belanghebbende is verplicht aan het verificatieonderzoek mee te werken en dient aanvullende gegevens te verstrekken.

Artikel 11 Uitbetaling

Een bijdrage op grond van de artikelen 5, 6, 7 en 8 wordt uiterlijk 8 weken na het indienen van de aanvraag uitbetaald.

Artikel 12 Voorliggende voorziening

Artikel 15 van de wet is onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Er kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afgeweken worden van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening worden aangehaald als: Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    De Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging in werking laten treden de dag na afkondiging.

  • 2.

    De Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 gelijktijdig intrekken.

Bijlage 1 Overzicht duurzame gebruiksgoederen WT4 gemeenten

Rijssen-Holten

Hellendoorn*

Wierden**

Twenterand***

Matras 1 pers

 

 

Matras incl. bed

Matras 2 pers

 

 

 

Kookplaat

 

 

Gasfornuis

Koelkast

 

 

Koelkast

Diepvries

 

 

 

Wasmachine

 

 

Wasmachine

Stofzuiger

 

 

Stofzuiger

Bankstel

 

 

Bankstel

TV

 

 

TV

Computer

 

 

 

Fiets

 

 

 

 

 

 

Vloerbedekking

 

 

 

Eethoek

 

*Hellendoorn

Op dit moment geen duurzame gebruiksgoederen. Mogelijk dat dit wordt

uitgevoerd door het Hulpfonds. Alleen noodzakelijke vergoedingen komen

in aanmerking voor een max. bedrag van € 286,00.

**Wierden

Duurzame gebruiksgoederen worden alleen verstrekt in de vorm van een

lening. Er is geen limitatieve lijst. Beoordeling gebeurt door de consulent.

***Twenterand

Duurzame gebruiksgoederen worden in principe alleen verstrekt in de

vorm van een lening. Personen met lange afstand tot de arbeidsmarkt

(langer dan drie jaar een uitkering) komen in aanmerking voor een

toekenning om niet. Hoogte van toekenning is gebaseerd op Nibud.

 

 

 

Huidige richtprijs

Huidige max. vergoeding

Huidige uitgaven

Aantallen (bedrag delen door max tegemoetkoming)

Nieuwe richtprijs/Nibud

Nieuwe max. tegemoetkoming o.g.v. 75% van Nibudnorm

Totaal (uitgaven bij gelijke aantal aanvragen 2014)

Matras 1-persoons

€ 90

€ 90

 € 1.635,00

14

€ 100

€ 102

€ 1.421

Matras 2-persoons

€ 155

€ 155

 

 

€ 170

 

€ 0

Kookplaat gas (4 pits)

€ 110

€ 110

 € 350,05

3

€ 300

€ 225

€ 675

Koelkast

€ 300

€ 250

 € 5.144,85

20

€ 240

€ 180

€ 3.600

Diepvriezer

€ 235

€ 235

 € 1.388,00

6

€ 360

€ 270

€ 1.620

Wasmachine

€ 435

€ 250

 € 8.155,60

33

€ 380

€ 285

€ 9.405

Stofzuiger

€ 100

€ 100

 € 694,88

7

€ 190

€ 143

€ 998

Bankstel (2+3 zits)*

€ 935

€ 250

 € 2.599,00

10

€ 525

€ 394

€ 3.938

TV

€ 265

€ 250

 € 4.748,00

19

€ 200

€ 150

€ 2.850

Computer

€ 900

€ 250

 € 5.561,96

22

€ 455

€ 341

€ 7.508

Fiets*

€ 500

€ 250

 € 19.985,39

80

€ 500

€ 250

€ 20.000

 

* Bij de matras is het gemiddelde genomen van een 1- en 2-persoons matras.

*Bij de bedragen voor een fiets en bankstel wordt afgeweken van de Nibudnorm

Fiets: De praktijk heeft de laatste jaren uitgewezen dat een tegemoetkoming van € 250,00 volstaat voor de aanschaf van een fiets.

Bank: Nibud hanteert alleen een norm voor een bankstel (2+3 zits bank). Hierbij wordt uitgegaan van de helft van dit bedrag voor één bank. 

Ondertekening

besluit genomen in de openbare vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 2 juli 2015
drs. H.A.J. van de Vliert, A.C. Hofland,
griffier, voorzitter

Nota-toelichting Toelichting Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging

Algemeen

Mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aanzienlijk beperkt

Op grond van artikel 12 Participatiewet 2015 (voormalig artikel 35 Wet werk en bijstand (WWB)) is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Degene, die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden geconfronteerd wordt met noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die niet uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen boven bijstandsniveau kunnen worden betaald (de zogenaamde financiële draagkracht), heeft recht op bijzondere bijstand. Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de individuele omstandigheden van het geval. Het is een kwestie van maatwerk: een individuele beoordeling is vereist.

Tot 1 januari 2015 was het op grond van artikel 35 WWB ook mogelijk om, in afwijking van de algemene regel, categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan de belanghebbende die:

  • 1.

    de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

  • 2.

    behoort tot de categorie chronisch zieken of gehandicapten;

  • 3.

    een ten laste komende kind heeft dat onderwijs volgt. 

    De mogelijkheden voor categoriale bijstand zijn met de komst van de Participatiewet 2015 aanzienlijk beperkt. Uit de Memorie van Toelichting bij de Participatiewet 2015 blijkt dat de regering groot belang hecht aan het maatwerkprincipe van de individuele bijzondere bijstand. De verlening van categoriale bijzondere bijstand aan categorieën personen bij wie niet is vastgesteld of de betreffende kosten daadwerkelijk nodig of gemaakt zijn, wil de regering in de Participatiewet 2015 daarom beperken. De regering stelt zich op het standpunt dat algemeen, generiek inkomensbeleid voorbehouden dient te zijn aan het Rijk en dat de beleidsruimte voor colleges om een eigen generiek inkomensbeleid te voeren moet worden beperkt.

    De regering heeft ervoor gekozen om alléén de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering (CAV) of een tegemoetkoming in de premie van een dergelijke verzekering te handhaven.

    De overige bestaande vormen van categoriale bijzondere bijstand voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten en voor ouders met schoolgaande kinderen worden – in verband met de ongerichtheid van deze vorm van generieke inkomensondersteuning – afgeschaft.

    Met het vervallen van de mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verlenen aan mensen met schoolgaande kinderen ten behoeve van de bevordering van de participatie van die kinderen, vervalt ook de verplichting van het college om terzake een verordening vast te stellen.

     

    Alternatief voor categoriale bijstand

    In het kader van de bevordering van de deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten wijst de regering op andere mogelijkheden, zoals het bestaan van het inkomensondersteunende instrument van de zogenaamde stadspas die colleges op grond van artikel 108 Gemeentewet – ook voor de hiervoor genoemde doelgroepen – kunnen verstrekken. De verstrekking van een stadspas valt niet onder de bijstand. De regering vindt het zeer belangrijk dat met name kinderen de kans krijgen om deel te nemen aan activiteiten zoals sport, muziek of danslessen.

    Verder stelt de regering dat colleges de mogelijkheid hebben om deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten – al dan niet in plaats van een stadspas – langs de weg van het instellen van een declaratiefonds te bevorderen. Het declaratiefonds is in feite een maatwerkvoorziening op grond van de Gemeentewet, in die zin dat mensen die deelnemen aan bovengenoemde activiteiten, binnen de door de colleges gestelde kaders, de daadwerkelijke kosten van deelname aan genoemde activiteiten vergoed krijgen.

     

    Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad verordeningen maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Zo kan de gemeenteraad er in deze verordening dus voor kiezen om een aantal regelingen in het leven te roepen die als inkomensondersteuning voor haar inwoners kunnen gelden met het doel dat alle inwoners kunnen participeren in de samenleving.

    Van belang daarbij is dat de hierboven genoemde regelingen geen ‘verboden’ categoriale bijzondere bijstand inhouden, maar als inkomensondersteuning gelden.

     

    Iets wordt beschouwd als inkomensondersteuning (en geen 'verboden' categoriale bijzondere bijstand) in de zin van artikel 149 Gemeentewet als:

  • 1.

    de ondersteuning niet alleen toegankelijk is voor een van de groepen die tot 1 januari 2015 in aanmerking konden komen voor categoriale bijzondere bijstand, maar voor iedereen of een bredere groep dan de groepen die tot 1 januari 2015 in aanmerking konden komen voor categoriale bijzondere bijstand;

  • 2.

    het doel van de regeling is het stimuleren van het uitgeven van geld en niet het vergoeden van kosten;

  • 3.

    in het kader van deze regeling vaker gevraagd wordt om bonnetjes te overleggen (declareren). 

    Voorwaarde a:

    Categoriale bijstand op grond van artikel 35 WWB was tot 1 januari 2015 bestemd voor de doelgroepen: pensioengerechtigden, chronisch zieken of gehandicapten en schoolgaande kinderen. De in deze verordening in het leven geroepen regelingen zijn bestemd voor alle inwoners van de gemeente Hellendoorn met een laag inkomen (met uitzondering van studenten). Het staat vast dat deze groep extra kosten hebben, die hun financiële draagkracht te boven gaat, waardoor het voor hen lastiger is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

     

    Voorwaarde b en c:

    Het doel van beide in deze verordening in het leven geroepen regelingen is het kunnen deelnemen van inwoners aan maatschappelijke activiteiten.

    Er is dus zeker sprake van een stimulans om geld uit te geven. Er wordt in dat kader steekproefsgewijs ook gevraagd naar verificatiegegevens (bonnetjes) om vast te kunnen stellen of het geld ook aan het bestemde doel is uitgegeven.

     

    Financiële bijdrage

    Het verstrekken van de bijdragen op grond van deze verordening vindt plaats in de vorm van een geldelijke bijdrage. Het verstrekken in natura is, gelet op de verscheidenheid van de kosten, niet doelmatig.

     

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2015 eerste wijziging

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Begrippen die in deze verordening gebruikt worden en toegelicht dienen te worden, worden in dit artikel nader beschreven.

 

Artikel 2. Belanghebbenden

Bij de bepaling van de doelgroep voor deze regelingen is aansluiting gezocht bij de uitgangspunten van het minimabeleid van de gemeente Rijssen-Holten. De inkomensgrens is gesteld op 110% van de bijstandsnorm. Studenten die op het moment van aanvraag of in het voorgaande jaar onderwijs hebben gevolgd of konden volgen, worden uitgesloten van een bijdrage. Bij de controle op het volgen van onderwijs met betrekking tot het voorgaande jaar, is de periode van studeren niet van belang. Ook studenten die in het voorgaande kalenderjaar niet een volledig jaar onderwijs hebben gevolgd, worden uitgesloten van het recht op een bijdrage.

 

Artikel 3. Inkomen

De beoordeling of de aanvrager gedurende het gehele jaar een inkomen heeft dat lager is dan de inkomensgrens, wordt beoordeeld aan de hand van twee peilmaanden: januari en september. Is het inkomen in één van die maanden hoger dan de inkomensgrens, dan wordt het inkomen over het hele jaar bekeken om zo te controleren of belanghebbende het voorgaande jaar een inkomen heeft gehad wat gemiddeld genomen onder de betreffende inkomensgrenzen valt. Uitgangspunt is het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit is nadrukkelijk in zowel de verordening geregeld zodat niet-uitkeringsgerechtigden bij hun aanvraag kunnen volstaan met een salarisspecificatie exclusief de vakantietoeslag.

Inkomen waarop aanspraak bestaat, bijvoorbeeld de voorlopige teruggave inkomstenbelasting, wordt overeenkomstig de wet, in ogenschouw genomen.

 

Artikel 4. Vermogen

De vermogensbepalingen van de Participatiewet zijn van toepassing. Indien de aanvrager een eigen woning heeft blijft het vermogen in de woning buiten beschouwing indien de totale bijzondere bijstand op jaarbasis minder bedraagt dan € 2.500,00.

Bepalend is de vermogenspositie op 1 januari van het jaar van uitvoering.

Artikel 5. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. schoolgaande kinderen

Voor de hoogte van de bijdrage die wordt toegekend, geldt dat gekeken wordt naar de situatie zoals deze was op de peildatum.

 

Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. sport, cultuur en vorming

De kosten die gedeclareerd kunnen worden moeten te maken hebben met sport, cultuur en vorming. Dit kan verschillende zaken zijn zoals contributies voor sport, kosten voor gebruik van internet, telefoon, een krantenabonnement, muzieklessen etc. Dit is ter beoordeling aan de behandelend medewerker.

Voor deze bijdrage geldt dat voldaan moet worden de voorwaarden van inkomen en vermogen zoals beschreven in de artikel 3 en 4 van deze verordening. De toekenning van de bijdrage bedraagt een bedrag per persoon.

 

Artikel 7. Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen

Op grond van dit artikel wordt een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van de aanschaf en vervanging van een gelimiteerd aantal duurzame gebruiksgoederen. Bij het vaststellen van het recht op een tegemoetkoming wordt individueel vastgesteld of het betreffende gebruiksgoed inderdaad is aangeschaft. De besteding van de bijstand is dus niet vrij. De doelgroep van deze verordening zijn belanghebbenden die een zelfstandige huishouding voeren en die voldoen aan de voorwaarden die genoemd worden in artikel 2, 3 en 4. Inwonenden van 4 jaar en ouder kunnen slechts in aanmerking komen voor een matras en een fiets. Voor de overige zaken geldt dat de overige medebewoners niet een beroep op overige duurzame gebruiksgoederen kunnen doen, omdat er vanuit wordt gegaan dat de overige zaken gezamenlijk gedeeld kunnen worden met de hoofdbewoner.

Uit de praktijk blijkt dat het voor deze groep erg moeilijk is om duurzame gebruiksgoederen aan te schaffen. De kosten van duurzame gebruiksgoederen worden normaal gesproken aangemerkt als algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten moeten dus bestreden worden uit het reguliere inkomen. De eigen verantwoordelijkheid wordt ook teruggevonden in deze verordening. Er wordt namelijk een tegemoetkoming in de kosten verstrekt, zodat een deel van de kosten voor rekening van belanghebbende blijft.

Gekozen is voor een maximaal bedrag gelijk aan 75% van de Nibudnorm per jaar op grond van deze regeling. Belanghebbende heeft recht op één duurzaam gebruiksgoed. Lid 4 van deze verordening schrijft voor dat er per duurzaam gebruiksgoed eenmaal per vijf jaar een bijdrage kan worden verstrekt. Normaal gesproken moet een duurzaam gebruiksgoed minimaal vijf jaren meegaan. Het is daarom redelijk om deze minimale termijn te gebruiken. Wel kan ieder jaar een ander goed voor vergoeding in aanmerking komen. De noodzaak om eens in de zoveel jaren een duurzaam gebruiksgoed te vervangen is algemeen erkend.

In artikel 7 lid 6 van deze verordening wordt aangegeven dat er geen recht bestaat op een bijdrage indien er sprake is van een lening voor inrichtingskosten. Als er sprake is van eerste huisvesting na het verlaten van een AZC geldt dat er een lening vanuit de Stadsbank wordt toegekend waar de gemeente borg voor staat. De hoogte van de lening is gebaseerd op alle noodzakelijk zaken die nodig zijn voor de woning. Hierin zijn de duurzame gebruiksgoederen al meegenomen.

 

Lid 9 van dit artikel beschrijft dat het niet mogelijk is om een bijdrage te ontvangen voor een computer als er in de afgelopen vijf jaar sprake is geweest van een toekenning op grond van artikel 8 van deze verordening. Binnen vijf jaar kan men slechts aanspraak maken op één van de twee regelingen, waarbij de PC-regeling specifiek van toepassing is voor gezinnen met schoolgaande kinderen.

 

Artikel 8. Voorwaarden PC-regeling in geval van schoolgaande kinderen

Op grond van dit artikel is het mogelijk om een computer of laptop aan te schaffen als er sprake is van schoolgaande kinderen (groep 6 tot en met de laatste klas van de middelbare school). De computer/laptop is niet specifiek bedoeld voor één persoon, maar bestemd voor het hele gezin.

Deze regeling zal naast de regeling duurzame gebruiksgoederen bestaan op grond waarvan men voor een tegemoetkoming van € 250 in aanmerking kan komen. Voor beide regelingen geldt dat er maximaal 1 keer per vijf jaar een beroep op één van beide regelingen kan worden gedaan. Dus als een schoolgaand kind 16 jaar is en er wordt op grond van artikel 8 een beroep gedaan op de PC- regeling is het binnen vijf jaar niet opnieuw mogelijk om op grond van artikel 7 een bijdrage voor een computer aan te vragen.

Indien er sprake is geweest van een toekenning bijzondere bijstand voor een volledige woninginrichting, dan kan een balanghebbende die aan de voorwaarden voldoet toch aanspraak maken op een vergoeding voor een PC op grond van dit artikel. De bedoeling van dit artikel is dat het bewust ten goede komt van schoolgaande kinderen die op school werken met een PC.

Omdat op het gebied van ICT snel sprake is van veroudering, wordt er uitgegaan van aanschaf van nieuwe apparatuur. Tweedehands artikelen komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 9. Aanvraag

De uitvoering van de bijdrageregelingen wijken af van de reguliere aanvragen bijzondere bijstand. Daarom zijn enkele uitvoeringsbepalingen opgenomen, die alleen voor de uitvoering van deze verordening gelden.

 

Artikel 10. Verificatie

In dit artikel komt naar voren dat de verificatie afhankelijk is van de bijdrage die wordt aangevraagd. Zo wordt bijvoorbeeld het inkomen altijd geverifieerd, terwijl het vermogen steekproefsgewijs geverifieerd wordt. Ook voor bewijsstukken die overlegd moeten worden geldt dat dit niet voor iedere bijdrage gelijk is.

 

Artikel 11. Uitbetaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 12. Voorliggende voorziening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 13. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 14. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.