Regeling vervallen per 13-06-2018

Verordening Jeugdhulp Rijswijk 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 12-06-2018

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Rijswijk 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014; gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1, vierde lid, en 12.4, tweede lid, van de Jeugdwet, artikel 149 van de Gemeentewet; gezien het advies van het forum;

 

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

 

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

 

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Rijswijk 2015.

Hoofdstuk 1 - Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Lid 1. andere voorziening

Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

Lid 2. gesprek

Het gesprek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening. Het gesprek kan uit meerdere gesprekken bestaan.

Lid 3.hulpvraag

Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid

van de wet.

Lid 4. overige voorziening

Overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid waarvoor geen (verlenings) beschikking van het college vereist is.

Lid 5. individuele voorziening

Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid door het college in natura of bij pgb verstrekt.

Lid 6. familiegroepsplan:

hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

Lid 7. Ondersteuningsplan

Hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

Lid 8. melding

Melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Lid 9. pgb

Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

Lid 10. Sociaal wijkteam/ Centrum Jeugd en Gezin (CJG)

Door het college ingesteld team van deskundigen die het gesprek kunnen voeren.

Lid 11. Voorziening in natura

Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken.

Lid 12. Ouder

gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

Lid 13. Wet

Wet over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet).

Lid 14. Woonplaats

  • 1°.

    woonplaats als bedoeld in artikel 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 2°.

    ingeval de voogdij over de jeugdige berust bij een instelling als bedoeld in artikel 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige;

  • 3°.

    ingeval de woonplaats, bedoeld onder 1° en 2°, onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Basishulp:

      • -

        ambulante opvoedhulp;

      • -

        begeleiding en verzorging jeugdigen met een verstandelijke,lichamelijke, of zintuiglijke beperking;

      • -

        kortdurende generalistische basis-ggz bij enkelvoudige

        problematiek;

      • -

        jongerentrajecten en intensief casemanagement, mede met het oog op jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

      • -

        gezinsondersteuning waaronder gezinscoaching.

    • b.

      Informatie, trainingen en (opvoed)advies;

    • c.

      Jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      Jongerencoaching en participatiebevordering;

    • e.

      Schoolmaatschappelijk werk.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    Specialistische hulp:

    • -

      crisisopvang;

    • -

      forensische hulp;

    • -

      gesloten jeugdhulp;

    • -

      langdurige specialistische ggz bij complexe problematiek;

    • -

      medische kinderdagbehandeling;

    • -

      pleegzorg;

    • -

      residentiële hulp;

    • -

      specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek;

    • -

      specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van verstandelijk beperkte jeugd.

  • 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp, melding hulpvraag

  • 1.

    De jeugdige en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college en het college verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening.

  • 2.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de behandelend huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, indien en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 3.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel. Deze kinderbeschermings-maatregel kan worden opgelegd door een rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijkevoorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld inartikel 6.1.3 juncto artikel 6.1.8 van de wet. In het geval dat de jeugdige of zijn oudershierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 5.

    De jeugdige en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening,niet zijnde basishulp, kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening.

Artikel 4 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt in overleg met de jeugdige of zijn ouders alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5 Gesprek/onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van de in te zetten jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6 Gespreksverslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 5.

  • 2. Binnen uiterlijk tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. De jeugdige of zijn ouder tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen uiterlijk tien werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de jeugdige of zijn ouder tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden

    is waarom hij niet akkoord is.

  • 5. Als de jeugdige of zijn ouder van mening is dat hij in aanmerking komt voor een individuele voorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

  • 6. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7 Aanvraag

  • 5. De jeugdige of zijn ouder kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 6. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouder dat op het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk 2 – Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 8 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het voor akkoord ondertekende onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geenoplossing of gedeeltelijke oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening;

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe in de gevallen als bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Artikel 9 Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      de hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura

      en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 3. Het college bepaalt bij nadere regels over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 4. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden een pgb beheert en besteed mag worden via tussenpersonen of een belangbehartiger.

  • 5. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een jeugdige en ouders aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid hebben om diensten, hulpmiddelen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

  • 6. Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent. Het college kan hierover nadere regels stellen.

Artikel 10 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval gemotiveerd aangegeven of deze voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van toezicht en verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

  • 5. In de volgende gevallen verstrekt het college altijd een beschikking:

    • a.

      bij verstrekking van een pgb;

    • b.

      bij weigering van een aanvraag voor een individuele voorziening, waarbij onder een aanvraag mede wordt begrepen een niet voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan dat door de jeugdige of zijn ouders als aanvraag is bedoeld;

    • c.

      bij een verzoek van de jeugdige of zijn ouders om een beschikking te ontvangen, binnen 3 weken na het voor akkoord ondertekenen van een onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan.

Hoofdstuk 3 - Overige bepalingen

Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Het college onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het pgb.

Artikel 12 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 13 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 14 Klachtregeling

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 15 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 18. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijswijk geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 19 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 oktober 2014
de raad van de gemeente Rijswijk
de griffier, de voorzitter,
J.A. Massaar, bpadrs. M.J. Bezuijen

Bijlage

Bijlage: begripsbepalingen Jeugdwet

Toelichting

Toelichting verordening Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2015