Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en de invordering van haven-en kadegeld 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van haven-en kadegeld 2017

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HAVEN- EN KADEGELD 2017

De gemeenteraad;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d. 11 oktober 2016, no. 16.091634

gelet op artikel 229, eerste lid, onder a van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HAVEN- EN KADEGELD 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijk vaarwater: de door de gemeente in beheer en onderhoud zijnde haven, uitmondende in de Delftse Vliet;

  • b.

    vaartuig: een drijvend lichaam, dat bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

  • c.

    laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van een vaartuig bij grootste toegelaten diepgang en die van het ledige vaartuig, zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig behorende, mits in Nederland geldige meetbrief of daarmee gelijk te stellen document;

  • d.

    ton: een massa van 1.000 kilogram;

  • e.

    verblijf: het in artikel 2 bedoelde gebruik;

  • f.

    reis: het binnenkomen in gemeentelijk vaarwater, gevolgd door een ononderbroken verblijf van ten hoogste zeven dagen;

  • g.

    dag: een tijdvak van 24 uur, aanvangende te 00.00 uur;

  • h.

    kwartaal: een kalenderkwartaal.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘havengeld’ wordt een recht geheven voor het gebruik door vaartuigen van de voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren, alsmede van de bij dat water behorende en voor de scheepvaart bestemde gemeentelijke werken en voorzieningen.

  • 2. Onder de naam ‘kadegeld’ wordt een recht geheven wegens het gebruik van kaden die eigendom zijn van de gemeente of die voor rekening van de gemeente worden onderhouden door daarop goederen, materialen en/of voorwerpen, van welke aard ook, te plaatsen, te leggen of te hebben.

HAVENGELD

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belastingplichtige voor het havengeld is de reder, de eigenaar, de gezagvoerder, de schipper en de geleider van het vaartuig, met dien verstande dat betaling door de één de ander bevrijdt.

  • 2. Onder reder en eigenaar wordt ook verstaan hij, die tijdelijk het beheer over een vaartuig heeft.

  • 3. Onder gezagvoerder, schipper en geleider wordt verstaan hij, die de feitelijke leiding over het vaartuig heeft.

Artikel 4 Heffingsgrondslag

  • 1. Grondslag voor de berekening van het havengeld is het laadvermogen.

  • 2. Een gedeelte van een ton wordt gerekend naar een hele ton.

  • 3. Bij gebreke van een meetbrief of daarmee gelijk te stellen document, bij weigering om zulk een stuk te tonen of indien dit stuk het aantal tonnen laadvermogen niet vermeldt, wordt het laadvermogen van het vaartuig ambtshalve bepaald.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. Het havengeld bedraagt per reis € 0,15 per ton laadvermogen met een minimum van € 4,09.

  • 2. Het havengeld bedraagt bij abonnement bij een telkenmale ononderbroken verblijf in het gemeentelijk vaarwater van ten hoogste zeven dagen per kwartaal € 1,11 per ton laadvermogen met een minimum van € 48,93.

  • 3. De in lid 1 en lid 2 vermelde bedragen zijn inclusief omzetbelasting.

Artikel 6 Tijdstip ontstaan van de belastingschuld

  • 1. Het havengeld per reis wordt geheven met ingang van de dag, waarop het verblijf van het vaartuig in het gemeentelijk vaarwater een aanvang neemt.

  • 2. Bij een ononderbroken verblijf in het gemeentelijk vaarwater van langer dan zeven dagen wordt voor elke daarop volgende zeven aaneengesloten dagen of een gedeelte daarvan opnieuw havengeld geheven.

Artikel 7 Abonnementen

  • 1. Het havengeld bij wijze van abonnement wordt geacht te zijn ingegaan op de eerste dag van het kwartaal, waarop het abonnement betrekking heeft en wordt geheven zodra het verblijf van het vaartuig in de abonnementsperiode een aanvang neemt.

  • 2. Indien het verblijf van het vaartuig voortduurt na afloop van een abonnementsperiode, dan wordt bij aanvang van een nieuwe periode opnieuw havengeld geheven.

  • 3. Wordt havengeld bij wijze van abonnement geheven, dan vindt geen verrekening plaats van tijdens de abonnementsperiode reeds op andere wijze geheven havengeld.

  • 4. Een abonnement per kwartaal kan voor de verdere duur, waarvoor het geldt, worden overgeschreven op een vervangend vaartuig, mits het vervangend vaartuig wordt gebezigd door dezelfde reder of eigenaar.

  • 5. Heeft het vervangend vaartuig een groter laadvermogen dan het te vervangen vaartuig, dan vindt over elke maand van de nog niet verstreken abonnementsperiode bijbetaling plaats, gelijk aan een derde deel van het verschil tussen hetgeen een abonnement voor het vervangende vaartuig, ingevolge artikel 5, tweede lid, zou kosten en hetgeen voor het abonnement van het te vervangen vaartuig is geheven. Een gedeelte van een maand wordt daarbij voor een gehele maand gerekend.

  • 6. Bij vervanging van een vaartuig door een vaartuig met een minder laadvermogen vindt geen teruggaaf plaats van geheven havengeld.

Artikel 8 Teruggaaf

Indien havengeld bij wijze van abonnement is geheven, wordt voor een vaartuig, ten aanzien waarvan aan burgemeester en wethouders schriftelijk is aangetoond, dat het in de loop van de abonnementsperiode het gemeentelijk vaarwater heeft verlaten en daarin door overmacht niet heeft kunnen terugkeren, op verzoek restitutie van havengeld verleend naar evenredigheid van het aantal volle maanden, gedurende welke van het abonnement geen gebruik kan c.q. kon worden gemaakt.

Artikel 9 Vrijstellingen

Geen havengeld wordt geheven voor:

  • a.

    vaartuigen, die in opdracht van de gemeente worden gebruikt voor werkzaamheden ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde wateren, werken en voorzieningen;

  • b.

    rijksvaartuigen, voor zover bij wet of algemene maatregel van bestuur vrijstelling is voorgeschreven;

  • c.

    hospitaalschepen, bedoeld in de Wet van 30 december 1905 (Stbl. no. 383);

  • d.

    vaartuigen, welke bij besloten water of een andere vorm van overmacht niet kunnen doorvaren na een ononderbroken verblijf van zeven dagen in het gemeentelijk vaarwater.

KADEGELD

Artikel 10 Belastingplicht

Het kadegeld wordt geheven van degene die, al dan niet met vergunning, het gebruik heeft als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 11 Heffingsgrondslag

Grondslag voor het berekenen van het kadegeld is de oppervlakte van de met de goederen, materialen en/of voorwerpen ingenomen oppervlakte.

Artikel 12 Maatstaf en tarief van heffing

  • 1. Het kadegeld bedraagt € 0,51 per vierkante meter ingenomen kade per dag of per gedeelte van een dag.

  • 2. Het in het eerste lid vermelde tarief is inclusief omzetbelasting.

INVORDERING

Artikel 13 Wijze van heffing en betaling

  • 1. De rechten worden geheven bij wege van een gedagtekende nota of kennisgeving, vermeldende het verschuldigde bedrag. Het havengeld bij wege van abonnement wordt door middel van een nota geheven.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de modellen van de in het eerste lid bedoelde stukken vast.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het havengeld, bepaald voor een ononderbroken verblijf van een vaartuig in het gemeentelijk vaarwater van ten hoogste 7 dagen, bij de aanvang van het verblijf worden betaald.

  • 4. Indien het verblijf van het vaartuig voortduurt na afloop van de in het derde lid bedoelde termijn, moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, wederom havengeld worden betaald op de eerste dag van de nieuwe termijn.

  • 5. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het havengeld, geheven bij wijze van abonnement, bij de eerste aankomst in het gemeentelijk vaarwater in het desbetreffende kwartaal worden betaald.

  • 6. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is het kadegeld verschuldigd bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van haven- en kadegeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van haven- en kadegeld.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. De “Verordening haven- en kadegeld 2016” van 10 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 17 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening haven- en kadegeld 2017”.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 10 november 2016.

De gemeenteraad,

de griffier, de voorzitter, J.A. Massaar, bpa drs. M.J. Bezuijen