Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent voorschoolse educatie (Nadere regels voorschoolse educatie gemeente Roerdalen 2020)

Geldend van 01-08-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent voorschoolse educatie (Nadere regels voorschoolse educatie gemeente Roerdalen 2020)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen,

gezien het voorstel van 14 juli 2020;

gelet op artikel 2, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Roerdalen 2020;

besluit:

  • 1.

    de Nadere regels peuterprogramma gemeente Roerdalen 2020 in te trekken;

  • 2.

    de navolgende Nadere regels voorschoolse educatie gemeente Roerdalen 2020 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Verhouding tot de Algemene subsidieverordening

  • 1. De in deze nadere regels opgenomen bepalingen gelden naast de bepalingen uit de geldende Algemene subsidieverordening Roerdalen.

  • 2. Wanneer en voor zover de bepalingen in deze nadere regels afwijken van de geldende Algemene subsidieverordening Roerdalen, geldt niet de geldende Algemene subsidieverordening Roerdalen, maar deze nadere regels.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen;

  • b.

    algemene subsidieverordening: de geldende Algemene subsidieverordening van de gemeente Roerdalen;

  • c.

    wet: de Wet kinderopvang;

  • d.

    besluit: het Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • e.

    regeling: de ministeriële regeling, zoals genoemd in het besluit;

  • f.

    amvb: het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • g.

    aanvrager: degene die een kindercentrum in de gemeente Roerdalen in stand houdt;

  • h.

    voorschoolse educatie: een aanbod educatieve voorschoolse opvang voor reguliere peuters en VVE-peuters, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • i.

    peuterprogramma: een programma van voorschoolse educatie, zoals nader omschreven in de amvb;

  • j.

    kindercentrum: een voorziening van kinderopvang, zoals bedoeld in de wet, welke is ingeschreven in het register kinderopvang;

  • k.

    landelijk register kinderopvang: het register kinderopvang, zoals bedoeld in de wet;

  • l.

    reguliere peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, niet zijnde een VVE-peuter, waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • m.

    VVE-peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs;

  • n.

    VVE-peuter ZKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • o.

    VVE-peuter MKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • p.

    kinderopvangtoeslag: een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de wet;

  • q.

    uurtarief kinderopvangtoeslag: het door de Belastingdienst voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde maximaal uurtarief voor dagopvang bij een kindercentrum;

  • r.

    inkomensverklaring: een door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken, waaruit blijkt dat geen aanspraak wordt gemaakt, of kan worden gemaakt op een kinderopvangtoeslag.

  • s.

    locatieplan: in het locatieplan wordt beschreven hoe praktisch invulling gegeven wordt aan het pedagogisch beleid. In het locatieplan worden de pedagogische doelen uit het pedagogische beleid specifieker uitgewerkt.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het in 40 tot 46 weken per jaar aanbieden van een peuterprogramma aan een reguliere peuter, voor tenminste 280 en ten hoogste 322 uur. Het peuterprogramma wordt in 2 dagdelen per week aangeboden, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 4 uur per dag.

  • 2. Het in 40 tot 46 weken per jaar aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter voor tenminste 480 en ten hoogste 644 uur. Het peuterprogramma wordt in minimaal 3 dagdelen per week aangeboden, voor ten minste 3,5 uur en ten hoogste 6 uur per dag.

  • 3. Deelname aan netwerkbijeenkomsten in het kader van de activiteiten, zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters.

  • 4. Activiteiten die voortvloeien uit afspraken tussen kinderopvangorganisatie en basisschool die vastgelegd zijn in het locatieplan.

Hoofdstuk 2 Eisen aan aanvrager en aanvraag

Artikel 4 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

De aanvrager dient bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:

per kindercentrum, een overzicht van peuters, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, onderverdeeld naar regulier peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van:

    • -

      uniek registratienummer;

    • -

      cijfers postcode;

    • -

      woonplaats;

    • -

      geboortemaand en –jaar;

    • -

      datum VVE-indicatie GGD (alleen benodigd bij VVE-peuters);

    • -

      datum inkomensverklaring (alleen benodigd voor reguliere peuters en VVE-peuters ZKT);

    • -

      datum start deelname peuterprogramma;

    • -

      het aantal uren en weken opvang zoals met de ouder(s)/ verzorger(s) overeengekomen;

    • -

      (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma.

  • b.

    Het pedagogisch beleidsplan per kindcentrum, zoals bedoeld in het besluit en de amvb.

Artikel 5 Overige voorwaarden, ouderbijdrage

Ook ouders/verzorgers die geen kinderopvangtoeslag ontvangen, betalen voor deelname aan het peuterprogramma. Een voorwaarde voor subsidie is dat de navolgende ouderbijdragen worden gevraagd:

  • 1.

    De ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een reguliere peuter bedraagt per uur: 25% van het uurtarief kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    De ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een VVE-peuter ZKT bedraagt per uur: het uurtarief voor het 1e kind behorende bij de laagste inkomenscategorie, zoals dat voor het betreffende kalenderjaar is vastgelegd in de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk.

Hoofdstuk 3 Subsidiebedragen

Artikel 6 Subsidiebedragen

  • 1. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze nadere regels, aan een reguliere peuter, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de reguliere peuter per week aan het peuterprogramma deelneemt, vermenigvuldigd met het uurtarief dat als volgt wordt berekend: Het uurtarief kinderopvangtoeslag verhoogd met 25% en vervolgens verminderd met het uurtarief ouderbijdrage, zoals vermeld in artikel 6, sub a.

  • 2. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze subsidieregeling, aan een VVE-peuter ZKT, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de VVE-peuter per week aan het peuterprogramma deelneemt, vermenigvuldigd met het uurtarief dat als volgt wordt berekend: Het uurtarief kinderopvangtoeslag verhoogd met 43,75% en vervolgens verminderd met het uurtarief ouderbijdrage, zoals vermeld in artikel 6, sub b.

  • 3. De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze subsidieregeling, aan een VVE-peuter MKT wordt gebaseerd op het aantal uren dat de VVE-peuter per week aan het peuterprogramma deelneemt, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag.

  • 4. De subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze nadere regels, bedraagt op jaarbasis € 1.970,00 per aanvrager.

  • 5. De subsidie voor de activiteiten die voortvloeien uit het locatieplan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4 van deze nadere regels, bedraagt per kalenderjaar maximaal € 1.000,00 per locatie.

Hoofdstuk 4 Berekeningswijze subsidie bij subsidieverlening

Artikel 7 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een reguliere peuter en VVE-peuter bij de subsidieverlening

  • 1. Bij de verlening wordt de hoogte van de subsidie berekend op basis van de vastgestelde subsidie voor het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag.

  • 2. De subsidie wordt voor een lager bedrag verleend, indien de aanvrager dit verzoekt.

  • 3. Aan een aanvrager, die voor het eerst subsidie aanvraagt, wordt voor de eerste 2 kalenderjaren subsidie verleend op basis van een raming van het aantal deelnemers en de mate van deelname.

Artikel 8 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidieverlening

Bij de verlening is de subsidie per aanvrager, het bedrag zoals opgenomen in artikel 6, lid 4, van deze nadere regels.

Artikel 9 Berekeningswijze subsidie voor activiteiten die voortvloeien uit het locatieplan bij de subsidieverlening

Subsidie voor activiteiten die voortvloeien uit het locatieplan kan gedurende het gehele kalenderjaar verleend worden. Zoals genoemd in artikel 6, lid 5, van deze nadere regels bedraagt de subsidie maximaal € 1.000 per kalenderjaar per locatie. De subsidie wordt bij verlening direct vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Bevoorschotting en betaling van de subsidie na verlening

Artikel 10 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000,00 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot uiterlijk binnen 8 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2. Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie meer dan € 25.000 bedraagt, wordt 80% van het te subsidiëren bedrag bevoorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een hoger percentage en/of een andere termijn is bepaald.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 11 Aanvraag om vaststelling

  • 1. De subsidievaststelling vindt plaats op aanvraag van de subsidieontvanger.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend bij het college vóór 20 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      per kindercentrum, een overzicht van peuters in het betreffende kalenderjaar, onderverdeeld naar reguliere peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van:

      • -

        uniek registratienummer;

      • -

        cijfers postcode;

      • -

        woonplaats;

      • -

        geboortemaand en –jaar;

      • -

        datum VVE-indicatie GGD (alleen benodigd bij VVE-peuters);

      • -

        datum inkomensverklaring (alleen benodigd voor peuters ZKT en VVE-peuters ZKT);

      • -

        datum start deelname peuterprogramma;

      • -

        het aantal uren en weken opvang zoals met de ouder(s)/ verzorger(s) overeengekomen;

      • -

        (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma.

    • b.

      een overzicht waaruit de deelname aan netwerkbijeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 6, lid 4, van deze nadere regels, blijkt;

    • c.

      een jaarverslag met daarin beschreven de activiteiten, zoals genoemd in artikel 4, lid 2, sub b, van deze nadere regels, de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de daarbij getroffen maatregelen en de behaalde resultaten.

  • 4. Het college is bevoegd – naast de informatie en/of bescheiden als genoemd in het derde lid – andere informatie en/of bescheiden te verlangen, voor zover dat:

    • a.

      voor een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling nodig is;

    • b.

      nodig is voor het desgevraagd verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen of daaraan verbonden inspectiediensten.

  • 5. Het college is bevoegd genoegen te nemen met minder informatie en/of bescheiden dan genoemd in het derde lid, voor zover dat redelijkerwijs een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling niet in de weg staat.

Artikel 12 Vaststelling van subsidie

  • 1. Binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt het college de subsidie vast.

  • 2. De in het eerste lid genoemde beslistermijn kan door het college één maal worden verlengd met ten hoogste 8 weken. Een verlenging dient uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling schriftelijk aan aanvrager bekend te worden gemaakt.

  • 3. Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet tijdig is ingediend, stelt het college - na een éénmalige rappel waarbij de subsidieontvanger een redelijke termijn is geboden diens verzuim te herstellen - de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 13 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een reguliere peuter en VVE-peuter bij de subsidievaststelling

Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het werkelijke aantal uren deelname van een reguliere peuter, VVE-peuter ZKT en VVE-peuter MKT aan het peuterprogramma te vermenigvuldigen met de bedragen genoemd onder artikel 6, lid 1 tot en met 3, van deze nadere regels. Alleen het werkelijk aantal uren deelname in weken dat de volledige contracturen worden afgenomen, worden meegenomen in de berekening.

Artikel 14 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidievaststelling

  • 1.

    Bij de vaststelling betreft de subsidie per aanvrager het bedrag, zoals opgenomen in artikel 6, lid 4, van de nadere regels.

  • 2.

    Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze nadere regels, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal weken dat de activiteit is uitgevoerd.

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering van de subsidie na vaststelling

Artikel 15 Betaling en terugvordering

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, na aftrek van het reeds op grond van artikel 10 van deze nadere regels verleende voorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald.

  • 2. Wanneer het vastgestelde subsidiebedrag lager is dan op grond van artikel 10 van deze nadere regels verleende voorschot, wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekking

De ‘Nadere regels peuterprogramma gemeente Roerdalen 2020’ worden ingetrokken.

Artikel 17 Overgangsbepalingen

  • 1. De op grond van de Nadere regels peuterprogramma gemeente Roerdalen 2020 (hierna: de oude subsidieregeling) op aanvraag verleende subsidie voor het jaar 2020 wordt, in afwijking van de oude subsidieregeling, vastgesteld over de periode 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie verleend voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020, dient vóór 15 september 2020 te worden ingediend bij het college.

  • 3. Voor de subsidieperiode van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 dient vóór 15 augustus een afzonderlijke aanvraag om subsidie te worden ingediend. De subsidie wordt verleend op basis van het aantal peuters dat op 1 juni 2020 heeft deelgenomen aan het peuterprogramma.

Artikel 18 Slotbepaling

Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze nadere regels kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze nadere regels, voorziet.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 augustus 2020.

Artikel 20 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels voorschoolse educatie gemeente Roerdalen 2020’’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 14 juli 2020

Burgemeester en wethouders van Roerdalen,

De secretaris,

J.J.W.M. L’Ortije

De burgemeester,

mr. M.D. de Boer-Beerta

Toelichting Nadere regels voorschoolse educatie gemeente Roerdalen 2020.

Algemene toelichting

In de gemeente Roerdalen bieden diverse kindercentra een zogenaamd peuterprogramma aan voor peuters in de leeftijd van 2 en 3 jaar. Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Deelname aan een peuterprogramma wordt gezien als een goede voorbereiding op de basisschool, omdat deze programma’s bijdragen aan de ontwikkeling van name taalvaardigheden en sociale vaardigheden. Daarnaast kunnen door deelname aan de peuterprogramma’s (dreigende) achterstanden gesignaleerd en aangepakt worden door middel van een aanvullend programma voor voorschoolse educatie 1 .

In het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ zijn nadere eisen gesteld aan de voorschoolse educatie. Het aanbod van voorschoolse educatie dient zodanig ingericht te zijn dat een kind vanaf de dag dat het tweeëneenhalf jaar oud wordt in anderhalf jaar ten minste 960 uur voorschoolse educatie kan ontvangen. Het aantal uren educatie per dag is gemaximeerd op 6 uur per dag. In het Staatsblad, jaargang 2019, nr. 315, wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de eisen die het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ aan de voorschoolse educatie stelt en de redenen en argumenten die hieraan ten grondslag liggen.

De subsidieregeling voor de bekostiging van het peuterprogramma is flexibel ingericht. Dat wil zeggen dat de kindercentra, in overleg met de ouders/verzorgers (verder: ouders), zelf kunnen bepalen over hoeveel weken en voor hoeveel uren de voorschoolse educatie wordt ingevuld; uiteraard binnen de wettelijke kaders en de kaders van deze regeling. De flexibele invulling maakt mogelijk dat kindercentra in kleine kernen, met beperkte openingstijden, het peuterprogramma kunnen blijven aanbieden.

Met deze nadere regels wordt een goed kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie bereikt. Voldoende in aantal en spreiding en met reële en betaalbare deelnamekosten voor ouders. In deze nadere regels is bij het bepalen van de hoogte van de subsidie rekening gehouden met het feit dat er ouders zijn die aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Binnen de peuteropvang kunnen we 4 categorieën peuters onderscheiden:

Aanspraak op kinderopvangtoeslag

Geen aanspraak op kinderopvangtoeslag

Peuters zonder taalachterstand

Er wordt geen subsidie gegeven voor de peuters waarbij de taalontwikkeling goed is en waarbij de ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Deze ouders betalen zelf de kosten voor deelname aan het peuterprogramma en ontvangen via de Belastingdienst een vergoeding in de kosten in de vorm van kinderopvangtoeslag.

Peuters zonder taalachterstand, waarbij de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, kunnen in twee jaar tot maximaal 644 uren deelnemen aan het peuterprogramma. Wanneer een peuter op jaarbasis 40 weken aan het peuterprogramma deelneemt gaat het om een deelname van 8 uur per week. De kosten worden deels door de gemeente (subsidie) en deels door de ouders (ouderbijdrage) betaald.

Peuters met taalachterstand

Peuters met een taalachterstand kunnen in 2 jaar tijd tot maximaal 1.288 uur deelnemen aan het peuterprogramma. Wanneer een peuter op jaarbasis 40 weken aan het peuterprogramma deelneemt gaat het om een deelname van 16 uur per week. Voor peuters met een taalachterstand betalen de ouders de eerste 10 uur opvang zelf en ontvangen de kindercentra een subsidie, voor de extra kosten die met de professionele begeleiding van deze peuters en haar ouders gepaard gaan. Daarnaast worden de uren opvang die boven de 10 uur per week uitstijgen eveneens gesubsidieerd. Ouders die parttime werken ontvangen namelijk een toeslag voor kinderopvang dat gerelateerd is aan de ouder die het minst aantal uren werkt. De kinderopvangtoeslag kan daarmee onvoldoende zijn om de uren die boven de 10 uitkomen te bekostigen. Door deze uren te subsidiëren is er geen financiële drempel voor de ouders om de peuter meer dan 10 uur per week (tot maximaal 1.288 uur in twee jaar) te laten deelnemen aan het peuterprogramma.

Peuters met een taalachterstand kunnen in 2 jaar tijd tot maximaal 1.288 uur deelnemen aan het peuterprogramma. Wanneer een peuter op jaarbasis 40 weken aan het peuterprogramma deelneemt gaat het om een deelname van 16 uur per week. De kosten worden grotendeels gesubsidieerd aan de kinderopvangorganisaties. De ouders betalen een (lage) ouderbijdrage per uur. De ouderbijdrage is voor deze categorie peuters laag gehouden, om te bevorderen dat deze peuters deelnemen aan het peuterprogramma.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

i. Peuterprogramma.

Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

(AMVB) Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Artikel 5. Gebruik voorschools educatie-programma

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Deze programma’s worden ook wel VVE-programma’s genoemd (Voor- en Vroegschoolse Educatie).

Veel gebruikte programma's zijn Piramide, Speelplezier, Startblokken en Basisontwikkeling Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) staat een overzicht van de gangbare VVE-programma’s: https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Programmas-voor-voor-en-vroegschoolse-educatie

j. Kindercentrum.

In de ‘Wet kinderopvang’ wordt een kindercentrum omschreven als: ‘een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang’. Kinderopvang betreft daarbij: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de voorziening van kinderopvang voorschoolse educatie aan te bieden en ook als zodanig geregistreerd te worden in het Landelijk register kinderopvang.

k. Landelijk register kinderopvang

In het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) staan alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven en organisaties voor buitenschoolse opvang geregistreerd die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

l. reguliere peuter

De nadere regels voorzien alleen in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma, voor zover de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op een kinderopvangtoeslag. De ouder(s)/verzorger(s) die aanspraak maakt/maken op een kinderopvangtoeslag kan/kunnen immers via de belastingdienst een deel van de kosten gecompenseerd krijgen.

m. VVE-peuter

Deze nadere regels voorzien in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE peuter. Een VVE-peuter is een kind met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal. De indicatie vindt door het consultatiebureau van GGD/JGZ plaats op basis van door het college vastgestelde criteria.

n. VVE-peuter ZKT

ZKT staat voor Zonder Kinderopvangtoeslag.

o. VVE-peuter MKT

MKT staat voor Met Kinderopvangtoeslag.

r. Inkomensverklaring

Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op subsidie voor peuters, waarvan de ouders geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Voor VVE-peuters is de hoogte van de subsidie, en ouderbijdrage, afhankelijk van het feit of ouders al dan niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Om te kunnen beoordelen of aanspraak kan worden gemaakt op een subsidie, dan wel voor de bepaling van de hoogte van de subsidie, alsmede de hoogte van de ouderbijdrage, dienen de kindercentra bij de aanmelding van de peuter ZKT of VVE-peuter ZKT voor deelname aan het peuterprogramma een inkomensverklaring te vragen aan de ouders. De verklaring dient te worden voorzien van bewijsmateriaal. Dit kan een inkomensverklaring inkomstenbelasting (voorheen IB60-verklaring) van de Belastingdienst zijn. De ouders dienen voorts in de te ondertekenen inkomensverklaring te verklaren dat zij wijzigingen in de inkomenssituatie, die er toe leiden dat alsnog aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag, onmiddellijk aan de aanvrager berichten.

Ingevolge artikel 4:69 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger de op de subsidie betrekking hebbende documenten tenminste zeven jaren te bewaren, zo ook de inkomensverklaringen van de ouders.

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:69.

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betaling en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

Lid 3 Deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ.

Onder netwerkbijeenkomsten worden bijeenkomsten verstaan in het kader van het peuterprogramma c.q. vroeg- en voorschoolse educatie. Dit zijn onder meer bijeenkomsten in verband met:

  • de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie;

  • de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie;

  • de resultaten van voor- en vroegschoolse educatie.

De GGD/JGZ en de organisaties van kinderopvang hebben structureel overleg over de plaatsing van VVE-peuters en wordt nagegaan of alle VVE-peuters aan het programma deelnemen. Daar waar VVE-peuters niet deelnemen aan het peuterprogramma neemt de GGD/JGZ contact op met de ouder(s)/verzorger(s).

Artikel 4 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

Lid 2, sub b. een werkplan

  • »

    Pedagogisch beleidsplan per kindcentrum

Ingevolge het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang’ dienen kindercentra (artikel 3) over een pedagogisch beleidsplan te beschikken. Nader regels hierover zijn vastgesteld in een ministeriële regeling (Regeling wet kinderopvang).

Artikel 5 Overige voorwaarden, ouderbijdrage en artikel 7 Subsidiebedragen

Subsidie aanbieden peuterprogramma peuter ZKT

De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een niet VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor dagopvang) zoals door de Belastingdienst vastgesteld, verhoogd met 25%. De uitkomst wordt vervolgens verminderd met het uurtarief van de ouderbijdrage (artikel 6, lid 1).

Waar is toeslag van 25% voor bedoeld?

De toeslag is bedoeld voor de betaling van de kosten voor de inzet van de pedagogische medewerkers voor voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc., de aanschaf van methodes, peutervolgsysteem, etc., maar ook voor de kosten voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse opvang door het inzetten van pedagogisch beleidsmedewerkers op hbo werk- en denkniveau (verplicht vanaf 1 januari 2022). Ook organisatorische- en administratieve kosten die uit deze subsidieregeling voortvloeien kunnen met deze toeslag worden bestreden.

Waar komt de toeslag van 25% vandaan?

Vóór 1 augustus 2020 werd de subsidie gebaseerd op normbedragen per jaar, uitgaande van 40 weken opvang. Per 1 augustus 2020 wordt de subsidie berekend op basis van een uurtarief. De peuteropvang bedraagt maximaal 8 uur per week, waarbij een toeslag van 2 uur (25%) wordt gegeven.

Voor 2020 heeft de Belastingdienst het maximale uurtarief kinderopvangtoeslag vastgesteld op € 8,17.

De eigen bijdrage van de ouders/verzorgers betreft 25% van het vernoemd uurtarief en bedraagt € 2,04.

Het uurtarief voor de berekening van de subsidie bedraagt in 2020: € 8,17 (€ 8,17 x 25% = € 10,21 -/- € 2,04).

Subsidie aanbieden peuterprogramma VVE-peuter ZKT

De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor dagopvang) zoals door de Belastingdienst vastgesteld, verhoogd met 43,75%. De uitkomst wordt vervolgens verminderd met het uurtarief van de ouderbijdrage (artikel 6, lid 2).

Waar is toeslag van 43,75% voor bedoeld?

De toeslag is bedoeld voor de betaling van de kosten voor de inzet van de pedagogische medewerkers voor voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc., de aanschaf van methodes, peutervolgsysteem, etc., maar ook voor de kosten voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse opvang door het inzetten van pedagogisch beleidsmedewerkers op hbo werk- en denkniveau (verplicht vanaf 1 januari 2022). Ook organisatorische- en administratieve kosten die uit deze subsidieregeling voortvloeien kunnen met deze toeslag worden bestreden.

Waar komt de toeslag van 43,75% vandaan?

Vóór 1 augustus 2020 werd de subsidie gebaseerd op normbedragen per jaar, uitgaande van 40 weken opvang. Bij het berekenen van de normvergoeding werd uitgegaan van 10 uren peuteropvang + 5 uur extra (toeslag) per week.

Met ingang van 1 augustus 2020 wordt de subsidie berekend op basis van een uurtarief. De peuteropvang bedraagt bij 40 weken gemiddeld 16 uur per week. Vanaf 1 augustus 2020 wordt de toeslag, i.v.m. hogere kwaliteitseisen, verhoogd naar 7 uur per week (43,75%).

Voor 2020 heeft de Belastingdienst het maximale uurtarief kinderopvangtoeslag vastgesteld op € 8,17. De eigen bijdrage van de ouders/verzorgers bedraagt volgens de tabel van de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk (1e kind, laagste inkomenscategorie) € 0,33. Het uurtarief voor de berekening van de subsidie bedraagt in 2020: € 11,41 (€ 8,17 x 43,75%% = € 11,74 -/- € 0,33).

Subsidie aanbieden peuterprogramma VVE-peuter MKT

De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor dagopvang) zoals door de Belastingdienst vastgesteld.

Bij deze berekeningsopzet is er van uitgegaan dat de eerste 10 uur opvang door de ouders zelf worden betaald. Hiervoor kunnen de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen. De gemeente subsidieert een toeslag van 7 uur aan het kindercentrum voor de kosten zoals hieronder in het kader aangeven. Het uurtarief dat daarbij wordt gehanteerd is gelijk aan het uurtarief kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Voor 2020 bedraagt dit uurtarief € 8,17.

Waar is toeslag voor bedoeld?

De toeslag is bedoeld voor de betaling van de kosten voor de inzet van de pedagogische medewerkers voor voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc., de aanschaf van methodes, peutervolgsysteem, etc., maar ook voor de kosten voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse opvang door het inzetten van pedagogisch beleidsmedewerkers op hbo werk- en denkniveau (verplicht vanaf 1 januari 2022). Ook organisatorische- en administratieve kosten die uit deze subsidieregeling voortvloeien kunnen met deze toeslag worden bestreden.

Daarnaast worden de uren van feitelijke opvang gesubsidieerd die boven de eerder genoemde 10 uur uitkomt, eveneens op basis van het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor 2020 € 8,17). Deze uren zijn dus voor de ouders gratis. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat peuters met een indicatie geen gebruik maken van het aanbod van 16 uur, omdat ouders/verzorgers onvoldoende kinderopvangtoeslag ontvangen. Het uurtarief dat daarbij wordt gehanteerd is gelijk aan het uurtarief kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Voor 2020 bedraagt dit uurtarief € 8,17.

Aanbod, subsidie en ouderbijdrage in samenvatting (prijspeil 2020)

Categorie

Opvang

Gesubsidieerd door gemeente

Betaald door ouders

Peuter ZKT

Tenminste 280 en ten hoogste 322 uur per jaar in 40 tot 46 weken. In tenminste 2 dagen uit te voeren, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 4 uur per dag

Aantal uren opvang aan

€ 8,17 per uur

Ouderbijdrage: € 2,04 per uur

Peuter MKT

Aantal uren opvang wordt door de ouders bepaald

Niet

De ouders betalen zelf de kosten voor de opvang en ontvangen via de Belastingdienst kinderopvangtoeslag

VVE-peuter ZKT

Tenminste 480 en ten hoogste 644 uur per jaar in 40 tot 46 weken. In tenminste 3 dagen uit te voeren, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 6 uur per dag

Aantal uren opvang aan

€ 11,41 per uur

Ouderbijdrage € 0,33 per uur

VVE-peuter MKT

Tenminste 480 en ten hoogste 644 uur per jaar in 40 tot 46 weken. In tenminste 3 dagen uit te voeren, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 6 uur per dag

7 uur (additioneel) + het aantal uren opvang die de 10 uur per week te boven gaan aan

€ 8,17 per uur

De ouders betalen zelf per week de eerste 10 uur opvang en ontvangen via de Belastingdienst kinderopvangtoeslag

Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ

Het subsidiebedrag, een normvergoeding ad. € 1.970, betreft een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg met de GGD/JGZ. Daarbij gaat het om onder meer deelname aan:

  • »

    bestuurlijk overleg met gemeente, schoolbesturen en organisaties van kinderopvang, inzake (resultaten) voor- en vroegschoolse educatie;

  • »

    bijeenkomsten ambtelijk overleg VVE (Stuurgroep VVE: ambtelijk overleg gemeente, schoolbesturen en organisaties van kinderopvang), inzake (resultaten) voor- en vroegschools educatie);

  • »

    bijeenkomsten werkgroepen (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang), inzake bijv. de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorgaande leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie;

  • »

    het voeren van (telefonisch of per e-mail) overleg met de GGD inzake de plaatsing van VVE-peuters.

Artikel 13 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma bij desubsidievaststelling

De subsidie wordt berekend voor elke volledige week dat een peuter ZKT of een VVE-peuter heeft deelgenomen aan het peuterprogramma.

Rekenvoorbeelden berekening subsidie peuter ZKT

Rekenvoorbeeld 1

Contract peuteropvang: 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 8 juni 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 2 weken

Aantal weken peuteropvang: 22 – 2 = 20 weken

Subsidie: 20 weken x 8 uur = 160 uur x € 8,17 = € 1.307,20

Rekenvoorbeeld 2

Contract peuteropvang: 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021

Aantal weken peuteropvang: 40 weken

Subsidie: 40 weken x 8 uur = 320 uur x € 8,17 = € 2.614,40

Rekenvoorbeeld 3

Contract peuteropvang: 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 3 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 7 weken

Aantal weken peuteropvang: 30 – 7 = 23 weken

Subsidie: 23 weken x 8 uur = 184 uur x € 8,17 = € 1.503,28

Rekenvoorbeelden berekening subsidie VVE-peuter ZKT

Rekenvoorbeeld 1

Contract peuteropvang: 16 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 8 juni 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 2 weken

Aantal weken peuteropvang: 22 – 2 = 20 weken

Subsidie: 20 weken x 16 uur = 320 uur x € 11,41 = € 3.651,20

Rekenvoorbeeld 2

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021

Aantal weken peuteropvang: 40 weken

Subsidie: 40 weken x 12 uur = 480 uur x € 11,41 = € 5.476,80

Rekenvoorbeeld 3

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 3 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 7 weken

Aantal weken peuteropvang: 30 – 7 = 23 weken

Subsidie: 23 weken x 12 uur = 276 uur x € 11,41 = € 3.149,16

Rekenvoorbeelden berekening subsidie VVE-peuter MKT

Rekenvoorbeeld 1

Contract peuteropvang: 16 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 8 juni 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 2 weken

Aantal weken peuteropvang: 22 – 2 = 20 weken

Subsidie: 20 weken x 13 uur = 260 uur x € 8,17 = € 2.124,20

Rekenvoorbeeld 2

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021

Aantal weken peuteropvang: 40 weken

Subsidie: 40 weken x 9 uur = 360 uur x € 8,17 = € 2.941,20

Rekenvoorbeeld 3

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 3 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 7 weken

Aantal weken peuteropvang: 30 – 7 = 23 weken

Subsidie: 23 weken x 9 uur = 207 uur x € 8,17 = € 1.691,19


Noot
1

De gemeente heeft de wettelijke taak (artikel 166 Wet op het primair onderwijs) om in overleg met organisaties van kinderopvang te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen.