Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening 2012

De raad van de gemeente Roermond

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 januari 2012,

raadsvoorstelnummer 2012/006/01;

gezien het advies van de cliëntenraad WWB en WIJ van 19 december 2011;

gezien het advies van de commissie Burgers en Samenleving van 31 januari 2012;

gelet op artikel 8 lid 1 van de Wet werk en bijstand (WWB);

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van de Wet werk en bijstand;

Besluit:

vast te stellen de navolgende verordening:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Gemeentewet.

  • 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

activeringspremie:

een premie die het college verstrekt aan een cliënt, niet zijnde ANW-er of Nugger om de cliënt te stimuleren activiteiten te verrichten die de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen;

b.

ANW-er:

een persoon met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven is bij het UWV Werkbedrijf;

c.

cliënt:

de persoon aan wie het college ondersteuning voor arbeidsinschakeling of een voorziening aanbiedt, in het kader van de Wet werk en bijstand, IOAW, IOAZ of deze verordening;

d.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

e.

WWB:

Wet werk en bijstand;

f.

IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

g.

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

h.

jongere:

een persoon aan wie het college ondersteuning voor arbeidsinschakeling of een voorziening aanbiedt, in het kader van de Wet werk en bijstand, ouder dan 18 jaar en jonger dan 27 jaar;

i.

nugger:

een persoon, als bedoeld in de Wet werk en bijstand, artikel 6 onder a;

j.

de raad:

de gemeenteraad van de gemeente Roermond;

k.

re-integratievoorziening:

voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel b, juncto tweede lid van de Wet werk en bijstand, een voorziening waaronder begrepen sociale activering als bedoeld, in artikel 6, eerste lid onderdeel c, van de Wet werk en bijstand. Deze definitie is gelijk aan de definitie die gehanteerd wordt in de Wet Participatiebudget, artikel 1;

l.

uitkeringsgerechtigde:

een persoon die een uitkering ontvangt van de gemeente voor de kosten van levensonderhoud ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

m.

voorziening:

een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de WWB, deze verordening en de programmabegroting, als bedoeld in artikel 4 eerste lid van deze verordening, een re-integratievoorziening is ook een vorm van de voorziening, gericht op arbeidsinschakeling;

n.

werknemers in gesubsidieerde arbeid:

werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van WWB.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1

    Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, jongeren, ANW-ers en Nuggers alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de WWB is overeenkomstig van toepassing.

  • 2

    Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Werkbedrijf, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 3

    Het college kan een voorziening, als bedoeld in deze verordening, aanbieden aan personen, die behoren tot de doelgroep, als beschreven in artikel 1, sub 1, 2 en 3 van de Wet Participatiebudget.

  • 4

    Bij toepassing van het eerste, tweede of derde lid, beoordeelt het college of een voorziening noodzakelijk is voor de inschakeling naar arbeid van de uitkeringsgerechtigde, jongere, de ANW’er en de Nugger.

  • 5

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in lid 1, 2 en 3 wordt door het college een afweging gemaakt, of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 6

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Re-integratie en beleidsprioriteiten

  • 1

    De gemeenteraad heeft kaders vastgesteld voor re-integratie waarin beleidskeuzes zijn vastgelegd. Deze verordening en de beleidsprioriteiten in de programmabegroting zijn een nadere uitwerking van de vastgestelde beleidskaders.

  • 2

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven, conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de WWB.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1

    Uitkeringsgerechtigden, jongeren, ANW-ers, Nuggers en personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in de WWB, deze verordening en de in artikel 3 genoemde programmabegroting.

  • 3

    Het college stemt de voorziening van de uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, en de aanspraak op ondersteuning bij jongeren alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, met zorgtaken, af op de zorgtaken, indien het college van oordeel is dat de afstemming noodzakelijk is ter vervulling van de zorgtaken.

  • 4

    Het college biedt de uitkeringsgerechtigde, met uitzondering van een jongere, binnen 6 maanden na aanvang van onbeloonde additionele arbeid conform artikel 10a van de WWB scholing of opleiding aan, mits deze scholing en opleiding naar het oordeel van het college bijdraagt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 5

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de scholing of begeleiding voor de uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele arbeid verricht op grond van artikel 10a van de WWB.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1

    Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, de IOAW, de IOAZ en de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden, te voldoen.

  • 2

    Indien een uitkeringsgerechtigde of jongere, die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB 2012.

Artikel 6 Sluitende Aanpak

  • 1

    Het college stelt voor iedere nieuwe uitkeringsgerechtigde binnen 6 maanden vast welke voorziening of ondersteuning, gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid, de gemeente aanbiedt.

  • 2

    Het college stelt voor iedere jongere die een aanvraag indient, een plan van aanpak vast. Het plan van aanpak is beschreven in artikel 44a van de wet.

  • 3

    De jongere heeft niet eerder aanspraak op bijstand of ondersteuning dan vier weken na de melding. De melding is beschreven in artikel 44 van de wet.

  • 4

    Het college stelt nadere regels vast op welke wijze getoetst wordt of de jongere nog ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen.

Artikel 7 Budgetplafonds

  • 1

    Het college kan één of meerdere budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 8 Re-integratievoorziening

  • 1

    Het college draagt zorg voor de invulling van de re-integratievoorziening, met in achtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 2

    De re-integratievoorziening is gericht op arbeidsinschakeling van de cliënt.

  • 3

    Re-integratievoorzieningen zijn activiteiten:

    • a

      die de aard van de belemmeringen van een cliënt tot de arbeidsmarkt inzichtelijk maken;

    • b

      die de belemmeringen van de cliënt tot de arbeidsmarkt verminderen of wegnemen;

    • c

      die de cliënt werkervaring bieden;

    • d

      die de cliënt beter toerusten, opleiden of scholen voor de arbeidsmarkt;

    • e

      die de cliënt ondersteunen bij de arbeidsinschakeling;

    • f

      die de cliënt bemiddelen naar arbeid;

    • g

      die een combinatie zijn van twee of meerdere van bovenstaande activiteiten.

  • 4

    Materiële zaken die dienen ter ondersteuning van de scholing of activiteiten genoemd in het derde lid van dit artikel, zijn onderdeel van de re-integratievoorziening.

  • 5

    Uitvoeringskosten maken geen onderdeel uit van de re-integratievoorziening.

  • 6

    Uitvoeringkosten zijn generieke kosten die gemaakt worden door het uitvoeren van de wettelijke taken genoemd in de WWB. De wettelijke taken waarvoor het college uitvoeringskosten maakt, zijn:

    • a

      het bepalen van de noodzaak van een voorziening;

    • b

      het aanbieden van een voorziening;

    • c

      het opleggen of handhaven van verplichtingen;

    • d

      het onder de verantwoordelijkheid van het college uitvoeren van een onderzoek of begeleiding ten behoeve van een van de bovenstaande taken door een deskundige derde.

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW en IOAZ en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2

    Het college kan een voorziening beëindigen, herzien, intrekken of opschorten:

    • a

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de WWB of artikel 13 en 37 van de IOAW en IOAZ niet nakomt;

    • b

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB, IOAW en IOAZ;

    • c

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 3

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9, 10 en 10a van de WWB, met inachtneming van hetgeen daarover in de programmabegroting en de in artikel 3 lid 1 bedoelde kaders is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 10 Loonkostensubsidies

  • 1

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde, jongere, ANW-er, nugger een arbeidsovereenkomst sluit gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie.

  • 2

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan die subsidie zijn verbonden.

  • 3

    Op de subsidie, bedoeld in dit artikel is de Algemene subsidieverordening Roermond 2008 van toepassing.

Artikel 11 Premies

  • 1

    Het college kan aan een cliënt, bedoeld in artikel 1 onderdeel c, niet zijnde een jongere, ANW-er of Nugger een activeringspremie toekennen.

  • 2

    Deze premie kan aan een cliënt worden verstrekt voor het verrichten van duurzame arbeid en het verrichten van onbeloonde additionele werkzaamheden, conform artikel 10a van de WWB, gedurende een ononderbroken periode van minimaal zes maanden.

  • 3

    De premies, genoemd in het eerste en tweede lid van dit artikel, bedragen maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j van de WWB

  • 4

    Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 12 Nadere invulling van beleid

Het college kan op basis van deze verordening nadere beleidsregels of richtlijnen vaststellen in het kader van re-integratie zoals bedoeld in deze verordening.

Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Re-integratieverordening WWB 2009, in werking getreden op 1 oktober 2009, wordt ingetrokken tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Re-integratieverordening 2012’.

  • 3. De Re-integratieverordening 2012 treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2012.

Toelichting bij de Re-integratieverordening 2012

De wet werk en bijstand geeft het college opdracht te zorgen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, niet- uitkeringsgerechtigden en personen met een Anw- uitkering. Het college bepaalt welke voorzieningen in de gemeente worden aangeboden en stelt tevens vast wie voor welke voorziening in aanmerking komt. In deze verordening zijn de kaders voor het re-integratiebeleid vastgesteld. Deze verordening is een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen. Deze taak leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Re-integratie is maatwerk.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Opdracht college

In dit artikel is de opdracht aan het college opgenomen. Hierin wordt de opdracht uit de WWB expliciet in de verordening opgenomen dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden. Beschreven is dat het college voor bepaalde groepen een plicht heeft deze te ondersteunen bij de inschakeling naar arbeid. Verder is in dit artikel de mogelijkheid gecreëerd om groepen, die buiten de WWB vallen, een re-integratievoorziening aan te bieden. De re-integratieverordening wordt hiermee verruimd met de mogelijkheden die het participatiebudget de gemeente geeft.

  • 1

    In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie.

  • 2

    In het tweede lid is opgenomen dat het college voorzieningen kan aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt. Het college en UWV maken afspraken, aan welke groepen uitkeringsgerechtigden de gemeente de voorzieningen in het kader van re-integratie aanbiedt.

  • 3

    In het derde lid is geregeld dat het college een voorziening kan aanbieden voor iedere persoon die onder de doelgroep valt van de wet participatiebudget

  • 4

    In het vierde lid is expliciet bepaald dat het college beoordeelt of de inzet van voorzieningen noodzakelijk is voor de inschakeling naar arbeid van de betreffende persoon.

  • 5

    In het vijfde lid is geregeld dat het college oordeelt welke voorzieningen het meest doelmatig en efficiënt zijn voor de inschakeling naar arbeid.

  • 6

    Tenslotte regelt het artikel dat het college de specifieke opdracht heeft een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3 Re-integratie en beleidsprioriteiten

  • 1

    Dit lid geeft aan dat de gemeenteraad een beleidskaders inzake de wet heeft vastgesteld. Met de invoering van de wet werk en bijstand zijn de kaders voor de wet werk en bijstand opgesteld. Deze kaders zijn uitgangspunten voor deze verordening. In de loop van tijd zijn deze kaders aangevuld met de nota Productiehuis en voorgelegde aanpassingen naar aanleiding van wetswijzigingen. Zo is met de invoering van een uitzonderingspositie voor jongeren in de wet werk en bijstand de beleidsmatige leeftijdsgrens van 23 mee geschoven naar 27. In de programmabegroting worden jaarlijks beleidsprioriteiten opgenomen.

  • 2

    Hier is vastgelegd dat het college jaarlijks de resultaten van re-integratie verantwoordt aan de raad. De verantwoording naar de raad verloopt via de jaarlijkse budgetcyclus.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1

    De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Deze passage is echter toegevoegd voor de leesbaarheid.

  • 2

    In dit lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, in ieder geval de verordening en de programmabegroting.

  • 3

    Het college beoordeelt of en hoe de voorziening wordt afgestemd op de zorgtaken van de cliënt.

  • 4

    De WWB stelt dat de aanspraak op scholing en opleiding voor personen die onbeloonde additionele arbeid verrichten op grond van artikel 10a van de wet, geregeld moet worden in de verordening. Het gaat om personen die werken op een participatieplaats. Het college biedt uitkeringsgerechtigden die nog geen startkwalificatie behaald hebben, scholing of opleiding aan. In dit lid is opgenomen dat het college tevens beoordeelt of scholing en ondersteuning de kansen van de uitkeringsgerechtigde vergroot. Indien het college oordeelt dat scholing niet zinvol is, hoeft het college niet te scholen of op te leiden. Dit lid is niet van toepassing op de jongere.

  • 5

    Het college kan nadere regels stellen rondom de uitvoering van de scholing en begeleiding voor uitkeringsgerechtigden die werken op een participatieplaats en ten aanzien van het plan van aanpak dat voor jongeren wordt vastgesteld.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1

    Vanuit het oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in dit lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

  • 2

    Het tweede lid legt de verbinding met de Afstemmingsverordening WWB 2012. Deze Afstemmingsverordening regelt het verlagen van de uitkering, indien de bijstandsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet (afstemming op het gedrag van de uitkeringsgerechtigde). In dat geval kan de uitkering worden verlaagd met een in de verordening bepaald percentage.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1

    In dit lid is beschreven dat de gemeente elke nieuwe uitkeringsgerechtigden binnen 6 maanden vaststelt welke vorm van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling van de client de gemeente aanbiedt. Deze termijn van 6 maanden zal in de meeste gevallen veel korter zijn.

  • 2

    Beschreven is dat voor iedere jongere een plan van aanpak wordt opgesteld. De inhoud van het plan van aanpak is beschreven in de wet. In de wet is beschreven dat het plan van aanpak moet worden opgesteld voor de jongere. Deze verordening neemt de wettelijke verlichting over. In artikel 4 van deze verordening is vastgelegd, welke afwegingen er worden gemaakt bij het aanbod van de voorziening. In het plan van aanpak zal worden opgenomen of een voorziening wordt aangeboden en welke deze is. De termijnen waarbinnen een plan van aanpak wordt vastgesteld liggen vast in de wet.

  • 3

    In het derde lid is de wachttijd voor jongeren, die gehanteerd moet worden alvorens een aanvraag in behandeling wordt genomen, expliciet benoemd. Deze wachttijd is opgenomen in de wet.

  • 4

    Voor de jongere die een aanvraag doet voor bijstand of ondersteuning moet getoetst worden of de jongere regulier onderwijs kan volgen. In dit lid is opgenomen dat de gemeente nadere regels opstelt voor de criteria waaraan getoetst wordt.

Artikel 7 Budgetplafonds

  • 1

    De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in de programmabegroting gebeuren (zie het artikel 3). Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2

    De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd: dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die eventueel in de programmabegroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Artikel 8 Voorzieningen

In dit artikel is de invulling van de re-integratievoorzieningen nader gespecificeerd. Dit artikel is ingevoegd om de re-integratievoorziening nader te definiëren. Het sluit aan bij de definitie van de Wet participatiebudget. Dit is opgenomen om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die het Participatiebudget de gemeente biedt. De inhoud van de voorziening wordt nader omschreven.

In de eerste twee leden van dit artikel zijn de wettelijke taken van het college nogmaals expliciet benoemd.

  • 1

    In het eerste lid is bepaald dat het college zorg draagt voor de vormgeving van de voorzieningen.

  • 2

    Daarnaast is geregeld dat de re-integratievoorziening gericht is op arbeidsinschakeling van een cliënt.

  • 3

    In het derde lid is de inhoud van de activiteiten die onder een voorziening vallen gespecificeerd. De voorzieningen zijn gericht op het bepalen van de aard van de belemmeringen of het wegnemen van deze belemmeringen die de inschakeling naar arbeid in de weg staan. Daarnaast kunnen de activiteiten gericht zijn op het verbeteren van de kwalificaties voor de arbeidsmarkt of werkervaring bieden. Hiertoe hoort ook scholing. Tenslotte kunnen de activiteiten betrekking hebben op de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of bij de bemiddeling naar arbeid. Ook is geregeld dat de voorziening een combinatie van bovenstaande activiteiten kan zijn.

  • 4

    In het vierde lid is geregeld dat materialen die dienen ter ondersteuning of direct gekoppeld zijn aan de bovengenoemde activiteiten onderdeel uitmaken van de voorziening.

  • 5

    Voor de duidelijkheid is in het vijfde lid opgenomen dat uitvoeringskosten geen onderdeel uitmaken van de voorziening. Uitvoeringkosten zijn kosten die de gemeente maakt ter uitvoering van de wettelijke taken. In dit artikel zijn de wettelijke taken uitdrukkelijk beschreven omdat het onderscheid tot de activiteiten die behoren tot de wettelijke taken die leiden tot uitvoeringskosten en activiteiten tot voorzieningen niet altijd duidelijk zijn.

  • 6

    Taken die tot de wettelijke taken behoren, zijn taken die bepalen van de noodzaak of iemand een voorziening aangeboden moet worden. Daarnaast zijn het ook de taken die behoren bij het aanbieden van een voorziening. Ook de kosten die de gemeente maakt bij het opleggen of handhaven van verplichtingen behoren tot uitvoeringskosten. De scheiding tussen de taken van het aanbieden van de voorziening en de activiteiten van de voorziening die de aard van de belemmeringen van de cliënt tot de arbeidsmarkt inzichtelijk maken, is soms nauwelijks zichtbaar. Dit probleem speelt met name voor de activiteiten benoemd in het derde lid sub a. In deze bepaling is opgenomen dat het activiteiten zijn die de aard van de belemmeringen van een cliënt inzichtelijk maken. Een voorbeeld zijn de medische keuringen die worden ingezet bij het vaststellen van medische belemmeringen. Op het moment dat onderzocht wordt of er medische belemmeringen zijn, behoort het tot de wettelijke taak van de gemeente. Op het moment dat onderzocht welke medische belemmeringen een cliënt heeft en de activiteiten dus gericht zijn op de aard van de belemmeringen, behoort het tot de activiteiten van een voorziening. Waar de scheiding tussen de activiteiten onduidelijk blijft, omdat de inhoud van de werkzaamheden zich niet duidelijk laat definiëren, is in de Gemeente Roermond gekozen om een moment te benoemen vanaf wanneer er activiteiten van een voorziening zijn aangeboden aan de cliënt. De scheiding tussen deze wettelijke taken en de voorziening ligt op het moment dat de cliënt middels een beschikking de verplichting opgelegd krijgt een voorziening te volgen. De wettelijke taken die te maken hebben met het aanbieden van de voorziening liggen voor de afgifte van de beschikking. De activiteiten van de voorziening liggen daarna. Bovendien is in deze bepaling opgenomen dat de uitvoeringskosten generieke kosten zijn. Generieke kosten zijn daadwerkelijk gemaakte kosten die niet terug te leiden zijn naar een activiteit in de voorziening.

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1

    Het college kan nadere regels opstellen binnen de gestelde wettelijke kaders. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

  • 2

    In een aantal omschreven situaties kan het college een voorziening beëindigen, herzien, intrekken of opschorten. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratie-verordening van toepassing is.

  • 3

    Het college heeft de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.

Artikel 10 Loonkostensubsidies

  • 1

    In dit lid is bepaald dat loonkostensubsidies aan werkgevers kunnen worden verstrekt.

  • 2

    In het kader van de uitvoering van de loonkostensubsidies zijn regels opgenomen en uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid (UGA).

  • 3

    Op de loonkostensubsidie is in het algemeen de Algemene subsidieverordening Roermond 2008 van toepassing, tenzij in de UGA specifieke bepalingen hierover zijn opgenomen.

Artikel 11 Premies

  • 1

    Dit artikel is toegevoegd om de premie die het college aan personen in een voorziening kan aanbieden, mogelijk te maken. Het college heeft de wettelijke mogelijkheid om premies te verstrekken. In dit lid is geregeld dat het college aan cliënten een activeringspremie kan toekennen. Deze bepaling geldt niet voor ANW-ers, Nuggers of jongeren.

  • 2

    Het tweede lid regelt dat het college premies kan verstrekken aan cliënten die 6 maanden duurzame arbeid verrichten. Deze premie heeft als achtergrond dat duurzame arbeid en de (gedeeltelijke) uitstroom uit de uitkering beloond mag worden. Ook kan het college een premie verstrekken aan personen die deelnemen aan een voorziening of werken in een werkervaringsplaats. De premie dient ter stimulering van de inspanningen die de persoon verricht.

  • 3

    De premies bedoeld in dit artikel mogen maximaal het bedrag, als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder j, van de WWB bedragen.

  • 4

    Tenslotte hebben we geregeld dat het college nadere regels stelt ter uitvoering van de het bepaalde in dit artikel.

Slotbepalingen

Artikel 12 Nadere invulling van beleid

Binnen het kader van de uitwerking van deze re-integratieverordening zullen specifieke beleidsregels door het college worden vastgesteld. Een dergelijke regeling is de ‘Uitvoeringsregeling gesubsidieerde arbeid’ (UGA).

Artikel 13 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.