Regeling vervallen per 18-07-2018

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond

Geldend van 06-06-2014 t/m 17-07-2018

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond

DE RAAD DER GEMEENTE ROERMOND

gezien het voorstel van voorzitter en griffier van de raad van 13 april 2010;

besluit:

vast te stellen bijgaande Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van Roermond;

  • b.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • c.

    vice-voorzitter en plaatsvervangend vice-voorzitter: de leden van de raad die op voorstel van de fractievoorzitter van de grootste fractie worden benoemd door de raad in zijn eerste vergadering;

  • d.

    presidium: vice-voorzitter, plaatsvervangend vice-voorzitter, twee leden uit de coalitie en één lid uit de oppositie. De drie laatstgenoemde leden worden benoemd door de raad in zijn eerste vergadering. De vice-voorzitter is voorzitter van het presidium.;

  • e.

    griffier: de raadsgriffier van Roermond;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Roermond;

  • g.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • h.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • i.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • k.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel op initiatief van een lid van de raad;

  • l.

    burgerinitiatiefvoorstel: voorstel ingediend door inwoners op basis van de verordening burgerinitiatieven.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergaderingen van raad en presidium;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier staat de raad, de door de raad ingestelde commissies en de raadsleden bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De griffier is in elke vergadering van raad en presidium aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 4.

    De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

  • 5.

    Op grond van artikel 107a, lid 2, van de Gemeentewet stelt de raad in een instructie nadere regels over de taak en bevoegdheden van de griffier.

Artikel 4 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium heeft de navolgende taken:

    • a.

      het voorbereiden van de voorlopige agenda van de raadsvergadering;

    • b.

      het voeren van overleg met de voorzitter over het vergaderschema van de raad;

    • c.

      het voeren van overleg met de voorzitter over een mogelijke andere vergaderdag voor de raad, een afwijkend aanvangstijdstip of een andere vergaderplaats;

    • d.

      het aansturen van de raadsgriffie;

    • e.

      het bewaken van een juiste toepassing van het Reglement van Orde;

    • f.

      het voorbereiden van de wijze van afhandeling van brieven gericht aan de raad;

    • g.

      het nemen van een beslissing omtrent de noodzaak van een gecombineerde commissievergadering;

    • h.

      andere algemene zaken de raad betreffende.

  • 3.

    De voorzitter van de raad is adviseur van het presidium.

  • 4.

    De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 5.

    De vergaderingen van het presidium zijn in principe openbaar tenzij onderwerpen aan de orde zijn waarbij beslotenheid gewenst is.

  • 6.

    Het presidium kan geen besluiten nemen, indien niet meer dan de helft van zijn leden aanwezig is; bij staken van stemmen beslist de voorzitter.

  • 7.

    Andere leden van de raad kunnen door de voorzitter worden uitgenodigd aan de vergaderingen van het presidium deel te nemen; zij hebben in dat geval een adviserende stem.

  • 8.

    De griffier draagt zorg voor een samenvattend verslag van het besprokene in de vergadering van het presidium en zendt dit zo spoedig mogelijk, na goedkeuring ervan door de leden van het presidium, toe aan de raads- en collegeleden.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 5a. Onderzoek geloofsbrieven raadsleden

  • 1.

    Bij elke toelating van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het centraal stembureau.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de benoemde leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5b. Benoemingsprocedure wethouders

  • 1.

    De voorzitter van de raad stelt een ad hoc commissie “Benoembaarheid wethouders” in, die onderzoek verricht naar de benoembaarheid van een of meerdere wethouders en de raad hierover schriftelijk adviseert.

  • 2.

    De ad hoc commissie bestaat uit vier leden van de raad. Bij tussentijdse benoeming van (een) wethouder(s) zal in deze commissie geen raadslid zitting hebben, behorende tot de fractie van waaruit de kandidaat wordt voorgedragen. Bij een compleet nieuwe collegebenoeming wordt deze voorwaarde losgelaten.

  • 3.

    De kandidaat-wethouder legt de documenten en informatie over die nodig zijn voor de in het hiernavolgende lid door de commissie te verrichten toetsing. De kandidaat-wethouder maakt bovendien alle overige door hem / haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 4.

    De commissie toetst de van de kandidaat-wethouder ontvangen documenten en informatie aan de hand van in elk geval een zestal voorschriften:

    • a.

      de verklaring van goed gedrag;

    • b.

      de artikelen 35, 36a, 10 en 41a Gemeentewet (benoembaarheidsvereisten);

    • c.

      de artikelen 41b en 12 Gemeentewet (nevenfuncties);

    • d.

      artikel 36b Gemeentewet (onverenigbare functies);

    • e.

      de artikelen 41c, 15 en 46 Gemeentewet (onverenigbare of verboden handelingen);

    • f.

      de gedragscode voor burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • 5.

    De commissie verricht zijn werkzaamheden in een niet openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gelegd.

  • 6.

    De kandidaat-wethouder wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedragen informatie mondeling toe te lichten.

  • 7.

    Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk, beargumenteerd advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s). Indien de ad hoc commissie niet unaniem is in zijn oordeel, wordt hiervan melding gemaakt in het advies.

Artikel 6 Fractie

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien:

    • a.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • c.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Met de onder lid 4 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

5.Hoofdstuk 3 Vergaderingen

5.Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 7 Vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden plaats op donderdag volgens een door de voorzitter na overleg in het presidium voor het begin van het jaar vast te stellen schema.

  • 2.

    De vergaderingen vangen aan om 18.00 uur en worden gehouden in het stadhuis.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

  • 4.

    De vergaderingen eindigen niet later dan om 23.00 uur. Indien de agenda niet om 23.00 uur is afgehandeld, wordt de vergadering op de eerstvolgende maandag op een door de voorzitter nader te bepalen tijdstip voortgezet.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan de raad besluiten dat een vergadering na 23.00 uur wordt voortgezet. Een zodanig besluit omvat een bepaling omtrent de nog te behandelen voorstellen dan wel de maximale duur van de verlenging van de vergadering.

Artikel 8 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste 8 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 9 tweede lid, wordt deze agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 9 Agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een van de agenda afgevoerd agendapunt kan niet meer in dezelfde vergadering hierop worden teruggeplaatst.

  • 4.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 6.

    Bij het opstellen van de agenda wordt onderscheid gemaakt tussen agendapunten waarover, gelet op het advies van de betrokken commissies, wel of niet woordvoering wordt gewenst. Ieder raadslid kan tot 17.00 uur op de dag voorafgaand aan de vergadering waarvoor het punt is geagendeerd, aan de griffier kenbaar maken dat hij over een punt dat is opgenomen op de lijst van stukken waarover geen woordvoering wordt gewenst, alsnog het woord wenst te voeren. De voorzitter doet daarvan mededeling bij de aanvang van de vergadering.

  • 7.

    De voorzitter kan een lid dat hem daarom vóór het begin van de vergadering heeft gevraagd, in de gelegenheid stellen een korte verklaring af te leggen over een onderwerp dat niet op enig agendapunt betrekking heeft. Over deze verklaring wordt niet beraadslaagd.

Artikel 10 De wethouder

  • 1.

    De voorzitter nodigt de wethouders uit om in de vergadering aanwezig te zijn en eventueel aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    De wethouders kunnen aan de beraadslagingen deelnemen:

    • a.

      indien zij daartoe door de voorzitter namens de raad worden uitgenodigd;

    • b.

      indien de wethouders daartoe, via de voorzitter, op eigen initiatief een verzoek doen aan de raad en daartoe toestemming krijgen.

Artikel 11 De gemeentesecretaris

De raad kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor leden van de raad en de raadscommissies in de leeskamer van het stadhuis ter inzage gelegd, en wel tot 12.30 uur op de dag waarop de vergadering wordt gehouden.

  • 2.

    Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 3.

    De ter inzage gelegde stukken worden niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 4.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25 eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, liggen deze stukken, in afwijking van het eerste lid, ter inzage bij de griffie.

  • 5.

    Diegene die een stuk als bedoeld in lid 4 komt inzien plaatst, onder vermelding van datum en tijdstip van inzage, een paraaf op een daartoe bestemde lijst.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt tijdig tevoren, door aankondiging op de gemeentelijke informatiepagina in de media waarvan de gemeente zich bedient en door plaatsing op de website van de gemeente, openbaar gemaakt.

  • 2.

    De openbaarmaking als bedoeld in lid 1 vermeldt:

    • a.

      dag, datum, tijdstip en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, gemeentesecretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip nog steeds niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag, datum en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 17 Opening

De voorzitter opent de vergadering met de volgende tekst:

"Ik verzoek om een moment stilte……………………..………ik open de vergadering!”

Artikel 18 Bijzondere mededelingen

Wanneer de voorzitter bijzondere mededelingen, die geen betrekking hebben op enig agendapunt, of mededelingen van orde heeft te doen, doet hij deze onmiddellijk na de opening.

Artikel 19 Hoofdelijke stemming

Alvorens de geagendeerde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 20 Notulen

  • 1.

    De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden zo mogelijk gelijktijdig met de schriftelijke oproep toegezonden aan de leden van de raad, het college en de gemeentesecretaris. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig toegezonden aan de overige personen die het woord gevoerd hebben.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering(en) vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering van de notulen dient tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering waarin deze zijn geagendeerd bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De notulen geven weer:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de aanwezige wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren, en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een verslag van het gesprokene met vermelding van de namen van diegenen die het woord voerden;

    • d.

      het resultaat van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 28 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 21 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 22 Spreekregels

Sprekers voeren het woord vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 23 Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Zij houden zich daarbij aan de hun eventueel ingevolge artikel 25 toegemeten spreektijd. Zodra de voor een lid gestelde spreektijd is verstreken, is deze gehouden op verzoek van de voorzitter zijn betoog te beëindigen.

  • 2.

    De leden die over een voorstel het woord willen voeren maken dat bij het begin van de beraadslaging daarover aan de voorzitter kenbaar.

  • 3.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering of over een persoonlijk feit.

  • 4.

    De voorzitter verleent het woord over een persoonlijk feit niet dan nadat het betrokken lid een beknopte aanduiding van dat feit heeft gegeven.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, worden niet meegerekend interrupties en het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 25 Spreektijd

De voorzitter kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 27 Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen verschillende onderwerpen of voorstellen gezamenlijk te behandelen.

  • 3.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen

De raad kan op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de gemeentesecretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 29 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 30 Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 31 Sluiting.

De voorzitter sluit de vergadering met de volgende tekst:

“……de vergadering is gesloten!”

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 32 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid, dat zich niet op grond van artikel 28 Gemeentewet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 34 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het stembureau.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 35 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 36 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 37 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door een lid van de raad dat de presentielijst getekend heeft en in de vergadering aanwezig is.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 38 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    Indiening van een motie over een geagendeerd onderwerp vindt plaats tijdens de behandeling van dit onderwerp.

  • 4.

    Indiening van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats bij aanvang van de raadsvergadering, tijdens de discussie over het vaststellen van de agenda.

  • 5.

    De behandeling van een motie over een geagendeerd onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 6.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 7.

    Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 39 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. Een voorstel van orde betreft niet de raadsagenda.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 40 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de griffier worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad bij het vaststellen van de agenda besluit het initiatiefvoorstel op een ander moment aan de orde te stellen.

Artikel 41 Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 42 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij het vaststellen van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert in niet meer dan twee termijnen het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 43 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen aan de burgemeester of het college worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk worden doorgeleid naar de overige leden van de raad, de burgemeester en het college.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen een maand, nadat de vragen zijn binnengekomen.

  • 4.

    Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt de burgemeester of het college de vragensteller, met een afschrift naar de overige leden van de raad, hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording wel zal plaatsvinden.

  • 5.

    De vragen en antwoorden worden door de burgemeester of het college aan de vragensteller toegezonden, met een afschrift naar de overige leden van de raad en de griffier.

  • 6.

    De vragensteller kan, met inachtneming van artikel 9 lid 3, in de eerstvolgende raadsvergadering na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen aan de burgemeester of het college omtrent het gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 44 Vragenuur

  • 1.

    Aan het einde van iedere vergadering en na afloop van het Sprekersplein is er een vragenuur waarbij de leden van de raad mondelinge vragen kunnen stellen. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk de dag voorafgaande aan de bijeenkomst waarin het stellen van mondelinge vragen plaatsvindt, om uiterlijk 17.00 uur schriftelijk aan de griffier.

  • 3.

    De voorzitter kan in overleg met het presidium en onder opgaaf van redenen weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen. De voorzitter zal van deze mogelijkheid om te weigeren gebruik maken indien hij:

    • a.

      het onderwerp niet voldoende nauwkeurig aangegeven acht;

    • b.

      het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt;

    • c.

      het onderwerp onvoldoende actualiteitsgehalte heeft;

    • d.

      het onderwerp onvoldoende spoedeisend van karakter acht;

    • e.

      van mening is dat het onderwerp beter tot zijn recht komt als dit in commissieverband aan de orde wordt gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de overige leden van de raad, voor de burgemeester en voor de wethouders.

  • 6.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan de burgemeester of het college te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7.

    Na de beantwoording door de burgemeester of het college krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan de burgemeester of het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 45 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij de griffier.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de griffier toegezonden aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Procedure begroting en jaarrekening

Artikel 46 Procedure begroting

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

  • 2.

    De raad kan het vaststellen van de procedure als bedoeld in lid 1 overlaten aan de commissie Bestuur en Middelen.

Artikel 47 Procedure jaarrekening

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

  • 2.

    De raad kan het vaststellen van de procedure als bedoeld in lid 1 overlaten aan de commissie Bestuur en Middelen.

    Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 48 Verslag; verantwoording

  • 1.

    a. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken óf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

    • b.

      De voorzitter kan door de raad gewenste bespreking van het onder a bedoelde verslag verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een persoon als bedoeld in lid 1 sub a heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 49 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 50 Notulen besloten vergadering

  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 51 Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3.

    De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 53 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 55 Mobiele communicatiemiddelen

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 56 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 57 In werking treden

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag na de vaststelling

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 2 februari 2007.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 22 april 2010,
De griffier, De voorzitter,
J.Vervuurt H.M.J.M. van Beers

Reglement van orde

voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 De voorzitter

Artikel 3 De griffier

Artikel 4 Het presidium

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuw leden; fracties

Artikel 5a Onderzoek geloofsbrieven raadsleden; beëdiging

Artikel 5b Benoemingsprocedure wethouders

Artikel 6 Fractie

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 7 Vergaderingen

Artikel 8 Oproep

Artikel 9 Agenda

Artikel 10 De wethouder

Artikel 11 De gemeentesecretaris

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Artikel 15 Zitplaatsen

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

Artikel 17 Opening

Artikel 18 Bijzondere mededelingen

Artikel 19 Hoofdelijke stemming

Artikel 20 Notulen

Artikel 21 Ingekomen stukken

Artikel 22 Spreekregels

Artikel 23 Volgorde sprekers

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

Artikel 25 Spreektijd

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

Artikel 27 Beraadslaging

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Artikel 29 Stemverklaring

Artikel 30 Beslissing

Artikel 31 Sluiting

Paragraaf 3 Procedures bij stemming

Artikel 32 Algemene bepalingen over stemming

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties

Artikel 34 Stemming over personen

Artikel 35 Herstemming over personen

Artikel 36 Beslissing door het lot

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 37 Amendementen

Artikel 38 Moties

Artikel 39 Voorstellen van orde

Artikel 40 Initiatiefvoorstel

Artikel 41 Collegevoorstel

Artikel 42 Interpellatie

Artikel 43 Schriftelijke vragen

Artikel 44 Vragenuur

Artikel 45 Inlichtingen

Hoofdstuk 5 Procedure begroting en jaarrekening

Artikel 46 Procedure begroting

Artikel 47 Procedure jaarrekening

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 48 Verslag; verantwoording

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 49 Algemeen

Artikel 50 Notulen besloten vergadering

Artikel 51 Geheimhouding

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 53 Toehoorders en pers

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 55 Mobiele communicatiemiddelen

Hoofdstuk 9 Slotbepaling

Artikel 56 Uitleg reglement

Artikel 57 In werking treden

Toelichting reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond

In het reglement van orde, maar ook in deze toelichting, wordt verwezen naar artikelen uit diverse wetten: Grondwet, Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, Kieswet etc. Deze wetten zijn in te zien op de website www.overheid.nl, onderdeel wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77 Gemeentewet is bepaald op welke wijze vervanging van de burgemeester wordt geregeld. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen. De raad is tevens bevoegd de griffier te schorsen of te ontslaan en zijn vervanging te regelen. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging etc. zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad en is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig.

Artikel 4 Het presidium

Het presidium heeft vooral een procedurele rol. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen ook enkele intern/organisatorische kwesties bij het presidium neer te leggen.

Inhoudelijke aangelegenheden dienen altijd in de raad (of een raadscommissie) te worden besproken.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 5a Onderzoek geloofsbrieven raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 5b Benoemingsprocedure wethouders

In lid 1 staat wethouders; dit impliceert aldus dat voor zowel wethouders van binnen als van buiten de raad dezelfde procedure zal worden gevolgd. Dit geldt ook voor wethouders die reeds eerder de functie van wethouder hebben vervuld.

In lid 1 noch in lid 5 wordt gesproken over termijnen waarbinnen de commissie wordt ingesteld of de commissie de raad dient te adviseren; er wordt vanuit gegaan dat de raadsvoorzitter de ad hoc commissie “Benoembaarheid wethouders” zo snel mogelijk na het bekend worden van de kandidaat-wethouders instelt. De commissie wordt gevraagd zo spoedig mogelijk in (één van) de volgende raadsvergaderingen te rapporteren en adviseren, zodat de wethouders benoemd kunnen worden.

In lid 2 wordt voorgesteld de commissie uit vier leden te laten bestaan zodat er twee commissieleden van de coalitie en twee van de oppositie zitting kunnen hebben. Een brede commissie van vier heeft de voorkeur aangezien het belang en impact van het onderzoek groot is.

In lid 2 staat aangegeven dat bij tussentijdse benoemingen “in de commissie geen raadsleden zitting hebben, behorende tot de fractie waaruit de kandidaat wordt voorgedragen”; dit impliceert dat wanneer er minder fracties over zouden zijn dan kandidaten dat dan per kandidaat-wethouder een aparte ad hoc commissie “Benoembaarheid wethouders” dient te worden ingesteld, in plaats van één commissie voor meerdere tussentijdse kandidaat-wethouders.

In de situatie van een geheel nieuw college wordt deze voorwaarde uiteraard losgelaten, omdat anders alleen raadsleden uit de oppositie in de ad hoc commissie kunnen plaatsnemen en dat is niet gewenst.

Lid 2: er wordt verwacht dat de commissie uit zijn eigen midden een voorzitter kiest die als woordvoerder (in de raad) optreedt en dat de griffier het secretariaat van de ad hoc commissie verzorgt.

Lid 3: de kandidaat-wethouder dient de vereiste informatie aan de ad hoc commissie over te leggen die nodig is om de in artikel 4 bedoelde toetsing te kunnen uitvoeren. Deze informatie komt in elk geval voort uit de toetsingscriteria (zie lid 4). In concreto moet hierbij onder meer gedacht worden aan een verklaring van goed gedrag, een lijst met nevenfuncties en al het overige dat de kandidaat wethouder noodzakelijk acht. De kandidaat-wethouder wordt geacht alle door hem / haar in dit verband relevante overige informatie eigener beweging eveneens aan de commissie te verstrekken. De kandidaat is zelf verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie. De commissie kan ook nog mondeling informatie aan de kandidaat vragen en die betrekken bij de toetsing.

Lid 5: in het verlengde van dit lid wordt hier nog opgemerkt dat de commissie “Benoembaarheid wethouders” wordt opgeheven nadat de commissie zijn voorstel aan de raad heeft uitgebracht en / of de wethouders zijn benoemd.

Lid 7: betreft het advies dat de commissie aan de raad uitbrengt. Eis aan dat advies is dat het de overwegingen en de daarop gebaseerde conclusies navolgbaar, transparant weergeeft, als basis voor de openbare beoordeling en besluitvorming door de raad. Waarbij ook wordt ingegaan op eventuele niet-unanimiteit in de commissie. Het is dan ook overbodig om, zoals in artikel 3 wordt gesteld, daarnaast nog een verslag te vervaardigen van de vergadering(en) van de commissie.

Artikel 6 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.

De zittingsperiode van de nieuwe raad begint op de achtste dag na stemming. Op deze dag dient ook de eerste vergadering van de nieuwe raad plaats te vinden. In deze vergadering leggen de nieuwe leden de eed of de verklaring en belofte af. Vanaf dat moment nemen de feitelijke werkzaamheden als raadslid een aanvang.

Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap van de raad niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Het raadslid kan dan als zelfstandige fractie verder gaan of zich aansluiten bij een andere fractie. Ook kan een fractie besluiten haar naam te veranderen. De raad heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de raad is voldoende.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Artikel 7 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 8 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.

Artikel 9 Agenda

Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. Voor de hand liggend zijn voorstellen van het college van B&W en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. Ook het presidium en voorzitter en griffier kunnen voorstellen aan de raad doen. Tevens kunnen burgers, conform de op 18 december 2003 door de raad vastgestelde Verordening burgerinitiatieven, gebruik maken van het recht om een burgerinitiatiefvoorstel in te dienen.

Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Met de bepaling in lid 6 wordt in feite het recht dat een raadslid heeft om in de raad het woord te voeren, ingeperkt. Stel dat een raadslid op woensdag na 17.00 uur nog een geheel nieuw feit ontdekt, dan zou dat in de raad van donderdag dus niet meer kunnen worden ingebracht als het betreffende stuk als hamerstuk op de raadsagenda is opgenomen. Daarom is overwogen de deadline op te schuiven tot de vergaderdag zelf om 12.00 uur. Nadeel hiervan zou echter kunnen zijn dat de overige fracties zich niet meer zo goed op woordvoering kunnen voorbereiden als pas op het laatste moment bekend wordt dat een stuk alsnog bij de bespreekstukken aan de orde komt. Over dit dilemma is overleg gevoerd met de VNG. Na dit overleg is besloten het tijdstip van 17.00 uur op de dag vóór de vergadering te handhaven met de navolgende motivatie. Als de (meerderheid van de) raad in het RvO afspreekt een eindtijd te stellen, dan is dat geen probleem. Deze eindtijd geldt dan voor alle raadsleden. Mocht er onverhoopt na het verstrijken van deze eindtijd nog een nieuw feit worden ontdekt, dan kan een raadslid dat aan het begin van de raadsvergadering melden bij het vaststellen van de agenda. De raad kan dan alsnog besluiten het betreffende onderwerp als bespreekstuk te behandelen.

Artikel 10 De wethouder

Artikel 10 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 11 De gemeentesecretaris

De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het wenselijk zijn dat de gemeentesecretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad.

De gemeentesecretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de gemeentesecretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

Artikel 14 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel van het RvO wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 16 Opening vergadering

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 19 Hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bij voorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald.

Artikel 20 Notulen

Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Veel gemeenten maken geen gebruik meer van notulen maar van een besluitenlijst. In dat geval dient deze bepaling hierop aangepast te worden.

Artikel 21 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde agendapunt.

Artikel 25 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 26 RvO is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Een besluit van de voorzitter om iemand het woord te ontnemen, is een op feitelijk handelen gerichte beslissing met een intern karakter; het is geen besluit in de zin van artikel 13 Algemene wet bestuursrecht.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 53 van dit reglement.

Artikel 27 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen, wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 24).

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Artikel 29 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 30 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Artikel 32 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen indien de uitkomst van de stemming van te voren al duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Hierdoor is het voor de achterban duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 34 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 37 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 24). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 33. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 38 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 40 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 39 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Staken de stemmen, dan is het voorstel van orde niet aangenomen; artikel 32 lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 40).

Artikel 40 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 36 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor, in aanvulling op de eerste drie leden, voorschriften.

Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

Het tweede lid van artikel 40 houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 10, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is dit in het derde lid opgenomen. Een initiatiefvoorstel hoeft formeel niet langs het college, maar in geval het voorstel personele (en financiële) consequenties heeft, kan het raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college voor te leggen voor advies. De stuurgroep Leemhuis heeft in het evaluatierapport dualisering de aanbeveling gedaan om het college de beleidsvoorbereiding te laten doen en om de rol van het college bij initiatiefvoorstellen te versterken. De VNG vindt het niet nodig om op dit punt de Gemeentewet te wijzigen en het college bij initiatiefvoorstellen een rol te geven. De positie van de raad, in haar kaderstellende rol, is het uitgangspunt. De tendens, dat het college meer betrokken moet worden bij de beleidsvoorbereiding, is evident. Toch dienen gemeenten ervoor te waken dat het college de kaderstellende rol van de raad niet gaat overnemen. De VNG heeft duidelijk aangegeven dat samenspel tussen beide organen een oplossing is voor eventuele fricties.

Artikel 42 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft.

Artikel 43 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de in lid 6 aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 44 Vragenuur

Deze regeling omtrent het vragenuur vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. De leden van de raad kunnen mondelinge vragen stellen aan (leden van) het college, de burgemeester en / of andere leden van de gemeenteraad omtrent een actueel onderwerp van gemeentelijk beleid.

Artikel 45 Inlichtingen

De artikelen 169 lid 3 en 180 lid 3 van de Gemeentewet waarnaar in dit artikel wordt verwezen, luiden als volgt: ”Het college en elk van zijn leden afzonderlijk (artikel 169 lid 3) en de burge-meester (artikel 180 lid 3) geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen tenzij het verstrekken daarvan in strijd is met het openbaar belang.”

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 48 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 43. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals (een raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 49 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 50 Notulen besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 51 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 juncto artikel 55 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.