Verordening Gewijzigde Wet inburgering gemeente Roermond

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

VERORDENING GEWIJZIGDEWET INBURGERING

De raad van de Gemeente Roermond,

gezien het voporstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2012, raadsvoorstelnummer 2012/093/01,

gezien het advies van de commissie Burgers en Samenleving van 4 december 2012;

besluit:

de bij dit besluit behorende Verordening Gewijzigde Wet inburgering gemeente Roermond vast te stellen en in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2013.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering zoals luidend vóór de inwerkingtreding van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele ander wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Staatsblad 2012, 430) per 1 januari 2013 ;

    • c.

      inburgeringsplichtige: houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de Wet inburgering, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet inburgering, voor zover zij vóór de inwerkintreding van artikel I van de gewijzigde Wet inburgering (Staatsblad 2012, 430),inburgeringsplichtig zijn geworden;

    • d.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • e.

      persoonlijk inburgeringsbudget: een budget dat door het college, in het kader van een te sluiten overeenkomst met een inburgeringsbedrijf, ten behoeve van een inburgeringsplichtige ter beschikking wordt gesteld met behulp waarvan de inburgeringsplichtige zijn inburgering op een op zijn persoonlijke situatie afgestemde wijze vorm geeft;

    • f.

      duale inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      informatiepakket dat door publiekszaken aan nieuwkomers wordt uitgereikt;

    • b.

      inburgeringsplichtigen worden gewezen op hun plicht het inburgeringsexamen te halen binnen de wettelijk vastgestelde termijn en de gevolgen die samenhangen met het niet slagen voor het inburgeringsexamen;

    • c.

      inburgeraars wijzen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gemeentelijke inburgeringsvoorzieningen en wijzen op de rechten, plichten die daarmee samenhangen;

    • d.

      informatieverstrekking over de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en verwijzing hiernaar voor die inburgeringsplichtigen die op eigen kracht willen inburgeren;

    • e.

      informatieverstrekking via de website van de gemeente Roermond met verwijzing naar landelijk relevante websites;

    • f.

      indien nodig een tolk.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening af op het startniveau en de vaardigheden en de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      duaal deel;

    • b.

      trajectbegeleiding en voortgangsgesprekken met de klantmanager inburgering.

Artikel 4 De procedure voor het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven;

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden;

  • 3. De inburgeringsplichtige die een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 14 dagen het college schriftelijk mee of hij het aanbod aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 14 dagen na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • -

      schriftelijke aanvraag voor het persoonlijk inburgeringsbudget;

    • -

      het college begeleidt de inburgeraar bij de vormgeving van zijn inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf;

    • -

      het college beoordeelt de aanvraag op basis van een binnen 3 maanden na het indienen van de aanvraag schriftelijk ingediend trajectplan. Het college stelt hiertoe nadere regels vast.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar succesvol afleggen van het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

    • -

      het regulier inburgeringsaanbod van de gemeente naar het oordeel van het college niet passend is;

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

      • a.

        ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

      • b.

        beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

      • c.

        beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3. Het persoonlijk inburgeringsbudget bedraagt de hoogte van de opleidingskosten met een maximum van € 4500,- per inburgeraar en wordt per inburgeraar maximaal één keer verstrekt.

  • 4. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2;

    • -

      het regulier inburgeringsaanbod van de gemeente naar het oordeel van het college niet passend is;

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

      • a.

        ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

      • b.

        beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

      • c.

        beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 5. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 3 gelijke

    termijnen betaald.

  • 2. Het college kan hiervan afwijken indien de financiële situatie van de inburgeraar hiertoe aanleiding geeft. Hierbij geldt een maximum van 12 termijnen.

  • 3. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Indien de inburgeringsplichtige een aanbod als bedoeld in artikel 4, lid 3 aanvaardt, kan het college een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    het vaststellen van de inburgeringsplicht;

  • b.

    een beschrijving van de voorziening;

  • c.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • d.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • f.

    de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht aanvangt.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding nieuwe en het van kracht blijven van de oude verordening

  • 1. De verordening Wet inburgering voor de gemeente Roermond, vastgesteld bij besluit van 10 juni 2010 no 2010/016/2 blijft van kracht voor besluiten genomen krachtens die verordening;

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 10 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Gewijzigde Wet inburgering gemeente Roermond.

Algemene toelichting

Op 11 september 2012 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inburgering, die op 13 september 2012 is gepubliceerd in het Staatblad (2012, 430). Daarnaast is het Besluit van 25 september 2012 in het Staatsblad 2012, 432 gepubliceerd. Deze wetgeving treedt per 1 januari 2013 in werking.

In de gewijzigde wetgeving inburgering wordt de verantwoordelijkheid voor de inburgering bij de inburgeringsplichtige zelf gelegd. Dat betekent dat de rol van de gemeente zal wijzigen.

Vanaf 1 januari 2013 moet de inburgeringsplichtige zelf de deelname en financiering van de inburgering regelen. Minder draagkrachtige nieuwkomers kunnen gebruik maken van een sociaal leenstelsel.

Gemeenten zijn echter verplicht om aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die vóór 1 januari 2013 hun verblijfsvergunning ontvangen en pas na 31 december 2012 zich in de gemeente vestigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. In de gewijzigde wet is het artikel 19a vervallen en daarmee de mogelijkheid van de gemeente om een voorziening vast te stellen zonder voorafgaand aanbod aan de inburgeringsplichtige. De daarop gebaseerde regels in de gemeentelijke verordening worden ook niet, via het overgangsrecht, omgehangen. De op artikel 19a Wet inburgering gebaseerde regels in de gemeentelijke verordening hebben dus - van rechtswege - geen rechtskracht voor vast te stellen voorzieningen per 1-1-2013. Artikel 19 lid 5 Wet inburgering daarentegen blijft (op grond van de Wet inburgering en enkele ander wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige) wél van toepassing. De gemeenteraad zal nieuwe regels moeten stellen, dit keer op grond van artikel 19 lid 5 Wet inburgering.

De “Verordening Wet inburgering gemeente Roermond” bij besluit van 10 juni 2010 no 2010/016/2 is gebaseerd op het vaststellende stelsel (artikel 19a Wet inburgering). Derhalve dient voor de bovengenoemde groep inburgeringsplichtigen een nieuwe verordening te worden vastgesteld gebaseerd op artikel 19 lid 5 Wet inburgering.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De gewijzigde Wet inburgering verwijst naar artikelen zoals opgenomen in de Wet inburgering vóór de gewijzigde wet (eerste lid, onderdeel b)

De begripsomschrijving onder het eerste lid, onderdeel c geeft aan dat het om een beperkte groep inburgeringsplichtigen gaat waarvoor de gemeente nog de verplichting heeft tot het aanbieden van een voorziening.

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel d). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.

Artikel 3 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip

van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening

gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te

verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Artikel 19, vierde lid, WI draagt het college op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de reïntegratievoorziening.

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal

kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke

begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

Artikel 4 De procedure voor het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd aan het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking ( het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening ( die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (vierde lid).

De inburgeringsplichtige laat via het insturen van een formulier dat toegevoegd wordt aan het schriftelijke aanbod weten dat hij het aanbod aanvaardt. Het niet tijdig insturen wordt gezien als een weigering het aanbod te aanvaarden.

Bij weigering kan worden volstaan met een kennisgeving betreffende de handhavingstermijn. De start van de handhavingstermijn is de datum verblijfsvergunning.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de

gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld.

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening

goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van respectievelijk een inburgeringsprogramma eneen taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De

taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).

Het tweede vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aaninburgeringsbedrijven stelt.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen

(artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden

vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de

verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening

deze verplichtingen vast.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden

neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig worden vermeld (onderdelen a t/m c). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de

voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door

middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel d).

Onderdeel e bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op de plicht tot het melden van omstandigheden waardoor de inburgeringsplichtige niet aan de verplichtingen als genoemd in de beschikking kan voldoen.

Artikel 9 Inwerkingtreding nieuwe en het van kracht blijven van de oude verordening

De oude verordening (Verordening Wet inburgering gemeente Roermond) blijft van kracht voor de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars waarvoor een voorziening is vastgesteld vóór wijziging van de Wet inburgering.

Artikel 10 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.