Regeling vervallen per 31-12-2013

Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB (september 2012)

Geldend van 03-10-2012 t/m 30-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB (september 2012)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

de wet:

de WWB;

b.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van Roermond;

c.

de raad:

de gemeenteraad van Roermond;

d.

dakloze:

persoon die niet beschikt over of niet langdurig gebruik maakt van zelfstandige of van residentiële huisvesting, verpleeginrichting, dan wel een persoon die niet beschikt over een woonadres als bedoeld in artikel 1 van de Wet Gemeentelijke basisadministratie, maar aantoonbaar feitelijk binnen de eigen gemeente grenzen verblijft; 

e.

ten laste komend kind:

- Het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie en voor

zo lang de alleenstaande ouder of de gehuwden aanspraak op de kinderbijslag kunnen maken;

- het inwonend jonger dan 21 jaar met een eigen inkomen voor wie en voor zolang dit inkomen lager dan wel gelijk is aan de bijstandsnorm van een 21-jarige;

- het inwonend studerend kind met inkomsten op grond van de Wet studiefinanciering (WSF 2000) of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS), ongeacht het bedrag aan bijverdiensten;

f.

woning:

een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op dehuurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld inartikel 3 lid 6 WWB.

g.

zorgbehoevende:

degene die bij afwezigheid van medebewoning met en verzorging door een ander persoon opname behoeft in een verpleeg-of verzorgingshuis, dan wel geïndiceerde intensieve ambulante hulp behoeft.  

Artikel 2 Doelgroep

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden ouder dan 21 jaar of gehuwden zoals genoemd in de wet waarvan beide partners ouder dan 21 doch jonger dan 65 jaar zijn.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen of verlagen van de norm of toeslag

Artikel 3 Toeslagen alleenstaande (ouder)

1

De norm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande (ouder) hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

2.

De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande (ouder), in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag (20% van het netto wettelijk minimumloon).

3.

De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande (ouder), in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, 10% van het netto wettelijk minimumloon.

4.

De toeslag als bedoeld in het eerste lid voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder wordt niet toegekend indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan lager zijn dan waarin de norm voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning of gedeelte van een woning waaraan geen kosten verbonden zijn, dan wel wanneer er sprake is van een dakloze.

5.

De toeslag als bedoeld in het eerste lid voor de alleenstaande (ouder) verblijvend in crisisopvang of daarmee gelijkgestelde vormen van opvang, wordt bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag (20% van het netto wettelijk minimumloon).

6.

In afwijking van het derde lid van dit artikel bedraagt de toeslag 20% van het netto wettelijk minimumloon indien de alleenstaande (ouder) zelf zorgbehoevend is of de zorg heeft over een zorgbehoevende.

7.

Voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar wordt, niet verblijvend in de crisisopvang zoals benoemd in lid 5 wordt, in afwijking van het gestelde onder lid 1, geen toeslag toegekend.

Artikel 4 Verlaging gehuwden

1.

De norm wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemene kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

2.

De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto wettelijk minimumloon de gehuwden in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, behoudens (een) ten laste komend kind(eren).

3.

De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto wettelijk minimumloon voor de gehuwden indien deze lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning of gedeelte van een woning waaraan geen kosten verbonden zijn, dan wel wanneer er sprake is van gehuwde daklozen.

4.

Er vindt geen verlaging plaats van de norm indien het gezin verblijft in de crisisopvang of daarmee gelijkgestelde vormen van opvang.

5.

In afwijking van het gestelde onder lid 2 van dit artikel wordt de verlaging bepaald op nihil indien er sprake is van inwoning van (een) ten laste komend(e) kind(eren), dan wel indien de gehuwden of een van beide gehuwden de zorg heeft over een zorgbehoevende of zelf zorgbehoevend is.

Artikel 5 Verlaging schoolverlaters

1.

De landelijke norm of de toeslag voor de alleenstaande (ouder) of gehuwden zoals genoemd in artikel 3 en 4 van de verordening wordt lager vastgesteld indien de deelname beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding op grond waarvan aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van de WTOS. 

2.

Verlaging wordt toegepast gedurende 6 maanden na het tijdstip van beëindiging van deelname aan onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid.

3.

De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto wettelijk minimumloon.

Artikel 6 Anti-cumulatiebepaling

1.

De toepasselijke norm voor de alleenstaande, zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening, bedraagt niet minder dan 50% van het netto wettelijk minimumloon.

2.

De toepasselijke norm voor de alleenstaande ouder, zoals genoemd in artikel 3 van deze verordening, bedraagt niet minder dan 70% van het netto wettelijk minimumloon.

3.

De verlaging van de gehuwdennorm, zoals genoemd in artikel 4 van deze verordening bedraagt niet meer dan 20% van het netto wettelijk minimumloon.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

1.

De Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB 2012, vastgesteld bij besluit van 16 februari 2012, no. 2012/006/02, wordt ingetrokken.

2.

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

3.

Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB (september 2012)".