Regeling vervallen per 09-05-2012

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen en op het begraven in de gemeente Roermond 2010

Geldend van 09-05-2012 t/m 08-05-2012

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen en op het begraven in de gemeente Roermond 2010

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ROERMOND,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2009, raadsvoorstelnummer 2009/128/1;

gezien het advies van de commissie voor Openbare Werken van 3 december 2009;

besluit :

De verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen en op het begraven in de gemeente Roermond 2010 vast te stellen.

Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen.

Artikel 1.

Deze verordening verstaat onder:

begraafplaatsen: de gemeentelijke begraafplaatsen "Tussen de Bergen", "Nabij Kapel in 't Zand", "Brummeberg" en "Herten";

eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor door burgemeester en wethouders aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon een grafvergunning is verleend houdende het uitsluitend recht voor onbepaalde tijd tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen;

huurgraf: een graf, waarvoor door burgemeester en wethouders aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon een graf vergunning is verleend houdende het uitsluitend recht voor 20 jaren tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen,

en dat tegen betaling van een bepaald recht opnieuw kan worden ingehuurd voor een periode van 10 jaren telkens wanneer het aan de beurt komt om te worden geruimd;

huurgraf voor urnen: een urnennis of urnenbewaarplaats in de urnentuin, waarvoor door burgemeester en wethouders aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon een grafvergunning is verleend houdende het uitsluitend recht voor 20 jaren tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen en dat tegen betaling van een bepaald recht opnieuw kan worden ingehuurd voor een periode van 10 jaren telkens wanneer het aan de beurt komt om te worden geruimd;

urnennis: een nis in een urnenmuur (columbarium) op een daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelte van een gemeentelijke begraafplaats alwaar asbussen kunnen worden geplaatst;

asbus: een bus ter berging van as van een overledene; grafbedekking. een gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

de ambtenaar: de ambtenaar van de burgerlijke stand belast met het administratief beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;

de beheerder: de ambtenaar die belast is met het dagelijkse beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

rechthebbende: de houder van een grafvergunning.

De in dit artikel benoemde termijnen voor onbepaalde tijd en voor 20 jaren beginnen te lopen op de datum waarop het graf is uitgegeven, zijnde de datum van begraven van de eerstbegravene.

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder eigen graf mede verstaan: eigen graf voor urnen en onder huurgraf: huurgraf voor urnen.

Hoofdstuk II. Algemene bepalingen.

Artikel 2.

  • 1. Het is verboden zonder noodzaak een lijk te vervoeren anders dan in een uitsluitend voor dat doel ingericht voertuig of op een behoorlijke baar, welke door een voldoend aantal personen gedragen wordt.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot stoffelijke overschotten van kinderen beneden een jaar, mits daarbij een gepaste ingetogenheid in acht wordt genomen.

  • 3. De burgemeester kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 3.

  • 1. Het is verboden te begraven of urnen bij te zetten buiten het tijdvak van 08.00 tot 16.00 uur. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen toestemming verlenen om van deze tijden af te wijken.

  • 2. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

  • 3. Het is verboden op een begraafplaats nodeloos rumoer te maken of zich anderszins onbetamelijk te gedragen.

  • 4. Een ieder is verplicht de aanwijzingen op te volgen, die door de beheerder of door of namens de rechthebbende op een begraafplaats gegeven worden met betrekking tot het uitvoeren van werkzaamheden of in het belang van de orde en rust op de begraafplaats.

Artikel 4.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de gemeentelijke en de bijzondere begraafplaatsen.

Hoofdstuk III. Openstelling, orde en rust op de gemeentelijke begraafplaatsen.

Artikel 5.

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk gedurende de door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

Artikel 6.

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van of namens burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

    Deze toestemming kan mondeling worden gegeven.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders graf bedekkingen op een graf aan te brengen.

  • 3. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond op de begraafplaatsen te laten verblijven of te laten lopen.

  • 4. Het is verboden met (motor)fietsen op de begraafplaatsen te rijden.

  • 5. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de verharde hoofdwegen en anders dan voor een begrafenis of het vervoeren van materialen,

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in de aanhef en onder a van lid 5.

  • 7. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 8. Degenen die zich niet aan de in het zevende lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 7.

  • 1. Dodenherdenkingen en daarmee vergelijkbare plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de ambtenaar onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. Deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 8.

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast, alsmede familieleden van de overledene of een door hen aan te wijzen persoon.

Hoofdstuk IV. Voorschriften voor de lijkbezorging.

Artikel 9.

  • 1. Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, voorafgaande aan die waarop de begrafenis of bijzetting zal plaatsvinden, kennis aan de ambtenaar. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de ambtenaar zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht en op aanwijzing van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag aan de ambtenaar hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

Artikel 10.

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren een voorlopige toestemming tot begraven of bezorging van as van de ambtenaar is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Begraving of bijzetting in een graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaren. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

Hoofdstuk V. Indeling en uitgifte der graven.

Artikel 11.

  • 1. Op de begraafplaatsen "Tussen de Bergen", “Nabij Kapel in ’t Zand” en "Brummeberg” kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven en eigen graven voor urnen;

    • b.

      huurgraven en huurgraven voor urnen.

Artikel 12.

  • 1. Van het verlenen van een grafvergunning wordt een schriftelijk bewijs opgemaakt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde bij het derde en vierde lid van dit artikel verliest het graf vergunning haar geldigheid:

    • a.

      indien niet uiterlijk binnen een week na de dag van verlening van een graf vergunning in het betrokken graf of graven een stoffelijk overschot wordt begraven dan wel een asbus wordt bijgezet;

    • b.

      op de dag, waarop de rechtspersoon haar rechtspersoonlijkheid verliest;

    • c.

      indien de vergunninghouder bij schriftelijke verklaring afstand van de vergunning doet.

  • 3. Binnen een jaar na het overlijden van de vergunninghouder kunnen diens erfgenamen aan burgemeester en wethouders verzoeken de grafvergunning op een van de erfgenamen over te schrijven. Indien een dergelijk verzoek niet binnen de gestelde termijn is gedaan, kunnen burgemeester en wethouders de grafvergunning vervallen verklaren.

  • 4. De houder van een grafvergunning of diens wettelijk vertegenwoordiger kan te allen tijde verzoeken de vergunning op naam van een door hem aangewezen persoon over te schrijven.

  • 5. De geldigheidsduur van grafvergunningen blijft in geval van overschrijving gerekend worden vanaf de dag der verlening aan de oorspronkelijke vergunninghouder.

Artikel 13.

  • 1. Behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel geldt een graf vergunning voor slechts een graf respectievelijk een grafkelder.

  • 2. Voor door burgemeester en wethouders aan te wijzen gedeelten van een begraafplaats kunnen grafvergunningen worden verleend, geldende voor tenminste twee naast elkaar gelegen eigen graven en bestemd voor het begraven van de leden van eenzelfde familie danwel daarmee gelijk te stellen samenlevingsvormen.

  • 3. Voor burgemeester en wethouders aan te wijzen gedeelten van een begraafplaats kunnen grafvergunningen worden verleend voor naast elkaar gelegen graven en bestemd voor het begraven van leden van een religieuze instelling.

Artikel 14.

Op de begraafplaats "Herten" worden geen nieuwe graven meer uitgegeven. In bestaande graven, waarvan de graftermijn nog niet is verstreken, kan worden bijbegraven, of kunnen asbussen worden bijgezet, indien het een graf betreft, waarvan nog niet alle grafruimten of nissen in gebruik zijn genomen. Artikel 10, lid 2 is alsdan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15.

  • 1. De ruimten voor grafkelders worden door burgemeester en wethouders aangewezen.

    De bouw van grafkelders is onderworpen aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders. Zij kunnen voorwaarden verbinden aan de inrichtingen het gebruik van de grafkelders.

  • 2. Graven ongeacht of zij eigen- danwel huurgraven zijn, worden voor ingebruikneming aangewezen in opvolging van de nummering der graven van het betrokken vak, tenzij geruimde graven worden aangewezen.

  • 3. Tegen betaling van de verhoogde rechten genoemd in de Verordening op de begraafrechten gemeente Roermond 1993 kan van het bepaalde in lid 2 worden afgeweken.

  • 4. Voor het begraven van stoffelijke overschotten van kinderen beneden twaalf jaren kunnen burgemeester en wethouders afzonderlijke gedeelten van een begraafplaats aanwijzen.

Artikel 16.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een begraafplaats verdelen in afzonderlijke gedeelten voor het begraven van stoffelijke overschotten van hen die leden/aanhangers waren van:

    • a.

      de Rooms Katholieke Kerk;

    • b.

      de Protestantse Gemeente;

    • c.

      het Israëlitisch Kerkgenootschap;

    • d.

      de Islamitische religie;

    • e.

      geen van de onder a, b, c en d genoemde gezindten.

Artikel 17.

  • 1. De graven, bestemd voor de stoffelijke overschotten van volwassen personen, zullen in de regel een lengte hebben van 2 m en een breedte van 1 m.

  • 2. De graven voor stoffelijke overschotten van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaren, zullen in de regel een lengte hebben van 1.50 m en een breedte van 0.80 m.

  • 3. In graven mogen niet meer dan twee stoffelijke overschotten boven elkaar worden begraven.

  • 4. Indien in een graf twee stoffelijke overschotten boven elkaar worden begraven, wordt de plaats van de bovenste kist de eerste laag genoemd en die voor de onderste kist de tweede laag.

  • 5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op grafkelders.

Artikel 18.

  • 1. Elk graf wordt door de ambtenaar van een nummer voorzien.

  • 2. De ambtenaar houdt een register bij met de namen van de begravenen, met vermelding van de dag van hun begrafenis, de aanduiding van het vak, rij en nummer van het graf alsmede de laag waarin het stoffelijk overschot wordt bijgezet.

Hoofdstuk VI. Grafbedekking.

Artikel 19.

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking op een graf is een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders nodig.

  • 2. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard, de vorm, de te gebruiken materialen en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen stellen burgemeester en wethouders nadere regels vast.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de nader vastgestelde regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 4. Zonder vergunning op een graf aangebrachte grafbedekking danwel andere materialen worden door de beheerder verwijderd, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

  • 5. Op de begraafplaats “Nabij Kapel in het Zand gelden bijzondere regels ten aanzien van de grafbedekking zoals vastgelegd in de restrictieve voorwaarden en bijbehorende kaart. Deze zijn aan deze Verordening gehecht en worden geacht hiervan deel uit te maken.

Artikel 20.

  • 1. Beplantingen mogen op een graf worden aangebracht, mits zij niet hoger worden dan 40 cm en mogen uitsluitend op dat gedeelte van het graf worden aangebracht dat geen deel uitmaakt van de gazons.

  • 2. Het onderhoud van beplantingen moet geschieden door de rechthebbende. De beplanting mag de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden.

  • 3. Beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren, danwel de beschikbare grafoppervlakte overschrijden kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een verzoek heeft gedaan bij de beheerder.

  • 4. Het onderhoud van een graf op de begraafplaatsen "Tussen de Bergen" en "Brummeberg" kan door de rechthebbende worden opgedragen aan de gemeente. Voor dit onderhoud is dan een in de Verordening op de begraafrechten gemeente Roermond 1993 bepaald recht verschuldigd.

Artikel 21.

  • 1. Na het verstrijken van de termijn waarvoor de grafvergunning is verleend danwel nadat de grafvergunning haar geldigheid heeft verloren kunnen burgemeester en wethouders de graf bedekking doen verwijderen.

  • 2. Op grond van een daartoe door rechthebbende gedaan verzoek, blijft de graf bedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende.

    Het verzoek kan worden ingediend gedurende de in artikel 23, lid 1 genoemde termijn.

  • 3. Het graf bedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • -

      geen verzoek op grond van het tweede lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • -

      de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat ze van het graf is verwijderd, tegen betaling der kosten van verwijdering, is afgehaald.

Artikel 22.

  • 1. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking in behoorlijke staat te onderhouden of te herstellen.

  • 2. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of beplanting of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord aan de ingang van de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Indien een grafbedekking zodanig in verval is geraakt, dat zij gevaar oplevert voor de omgeving, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, die onmiddellijk te doen opruimen.

Hoofdstuk VII. Ruimen van graven.

Artikel 23.

  • 1. Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt gedurende het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het graf zal worden geruimd door een op of aan het te ruimen graf te bevestigen waarschuwing, met een verwijzing naar het mededelingenbord aan de ingang van de begraafplaats, ter kennis van de rechthebbende gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende aan hen bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk in het jaar voorafgaande aan het jaar van ruimen per brief van hun voornemen in kennis.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven op een daartoe bestemd gedeelte van een begraafplaats en de as zal worden verstrooid.

    Nabestaanden van een overledene waarvan de as is bijgezet in een graf of een graf voor urnen kunnen de ambtenaar vragen deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

Artikel 24.

De rechthebbende op een eigen graf kan de' ambtenaar verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen danwel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een graf voor urnen of een urnennis kan de ambtenaar verzoeken deze ter beschikking te stellen om elders bij te zetten of te doen verstrooien.

Hoofdstuk VIII. Instandhouding historische graven en opvallende grafbedekking.

Artikel 25.

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoeken burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

Artikel 28.

Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2010. Alsdan vervalt de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen en op het begraven in Roermond 1992.

Artikel 29.

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen en op het begraven in de gemeente Roermond 2010.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van Roermond in zijn openbare vergadering van 17 december 2009.

De Griffier

J. Vervuurt

De Voorzitter

H.M.J.M. van Beers