Regeling vervallen per 01-01-2012

Re-integratieverordening Gemeente Roermond 2009

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Re-integratieverordening Gemeente Roermond 2009

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ROERMOND,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 september 2009,

raadsvoorstelnummer 2009/84/1;

gezien het advies van de cliëntenraad WWB van 18 september 2009;

gezien het advies van de commissie voor Financiën van 6 oktober 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8 eerste lid, aanhef en onderdeel a van de werk en bijstand (WWB), artikel 12 eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Wet investeren in jongeren (WIJ), artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb 2001, L 10/30) alsmede de inwerkingtreding van de Wet stimulering Arbeidsparticipatie (Staatsblad 2008, nrs. 590 en 591) en de Wet Participatiebudget (Staatsblad 2008, nr. 588);

besluit

vast te stellen: De Re-integratieverordening Gemeente Roermond 2009.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

activeringspremie:

een premie die het college verstrekt aan een cliënt, niet zijnde ANW-er of Nugger om de cliënt te stimuleren activiteiten te verrichten die de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen;

b.

ANW-er:

een persoon met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven is bij het UWV Werkbedrijf;

c.

cliënt:

de persoon aan wie het college ondersteuning voor arbeidsinschakeling of een re-integratievoorziening aanbiedt, in het kader van de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren of deze verordening;

d.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

e.

IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

f.

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

g.

jongere:

een persoon, als bedoeld in de Wet investeren in jongeren, die in een aanmerking komt voor een werkleeraanbod;

h.

Nugger:

een persoon, als bedoeld in de Wet werk en bijstand, artikel 6 onder a;

i.

de raad:

de gemeenteraad van de gemeente Roermond;

j.

re-integratievoorziening:

voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel b, juncto tweede lid van de Wet werk en bijstand, een voorziening waaronder begrepen sociale activering als bedoeld, in artikel 6, eerste lid onderdeel c, van de Wet werk en bijstand, alsmede een werkleeraanbod als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren. Deze definitie is gelijk aan de definitie die gehanteerd wordt in de Wet Participatiebudget, artikel 1;

k.

uitkeringsgerechtigde:

een persoon die een uitkering ontvangt van de gemeente voor de kosten van levensonderhoud ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

l.

voorziening:

een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de WWB, deze verordening en de programmabegroting, als bedoeld in artikel 4 eerste lid van deze verordening;

m.

werkleeraanbod:

het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij arbeidsinschakeling, met uitzondering van onbeloonde additionele arbeid conform artikel 10a van de Wet werk en bijstand;

n.

werknemers in gesubsidieerde arbeid:

werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van WWB;

o.

WIJ:

Wet investeren in jongeren;

p.

WWB:

Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, jongeren, ANW-ers en Nuggers alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de WWB en artikel 13, tweede lid van de WIJ zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het college biedt jongeren een werkleeraanbod aan als bedoeld in de artikelen 13 en 17 van de WIJ.

  • 3. Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Werkbedrijf, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 4. Het college kan een voorziening, als bedoeld in deze verordening, aanbieden aan personen, die behoren tot de doelgroep, als beschreven in artikel 1, sub 1, 2 en 3 van de Wet Participatiebudget.

  • 5. Bij toepassing van het eerste, derde of vierde lid, beoordeelt het college of een re-integratievoorziening noodzakelijk is voor de inschakeling naar arbeid van de uitkeringsgerechtigde, de ANW’er en de Nugger.

  • 6. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in lid 1, 2, 4 en 5 wordt door het college een afweging gemaakt, of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 7. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beslisnota re-integratie en beleidsprioriteiten

  • 1. De gemeenteraad heeft een beslisnota re-integratie vastgesteld waarin de beleidskaders en beleleidskeuzes zijn vastgelegd. Deze verordening en de beleidsprioriteiten in de programmabegroting zijn een nadere uitwerking van deze vastgestelde beleidskaders.

  • 2. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de WWB.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, jongeren, ANW-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De jongere, die een verzoek indient bij de gemeente en voldoet aan de criteria van artikel 13 van de WIJ, heeft aanspraak op een werkleeraanbod indien het college het recht hierop vaststelt, tenzij sprake is belemmeringen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard als bedoeld in artikel 17 tweede en derde lid van de WIJ of hiervan is uitgesloten op grond van artikel 22 van de WIJ of geen recht op een werkleeraanbod bestaat als bedoeld in artikel 23 van de WIJ.

  • 3. De jongere heeft geen aanspraak op het werkleeraanbod indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende eerdere beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan en niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

  • 4. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in de WWB en WIJ, deze verordening en de in artikel 3 genoemde programmabegroting.

  • 5. Het college stemt de voorziening van de uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, jongeren alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, met zorgtaken, af op de zorgtaken, indien het college van oordeel is dat de afstemming noodzakelijk is ter vervulling van de zorgtaken.

  • 6. Het college biedt de uitkeringsgerechtigde, met uitzondering van een jongere, die niet beschikt over een startkwalificatie, binnen 6 maanden na aanvang van onbeloonde additionele arbeid conform artikel 10a van de WWB scholing of opleiding aan, mits deze scholing en opleiding naar het oordeel van het college bijdraagt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 7. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de scholing of begeleiding voor de uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele arbeid verricht op grond van artikel 10a van de WWB en ten aanzien van de inhoud van het werkleeraanbod dat de jongere op grond van de WIJ wordt gedaan.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon, met uitzondering van een jongere, aan wie het college een voorziening aanbiedt, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, WIJ, de IOAW, de IOAZ en de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden, te voldoen.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde of jongere die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordeningen WWB en WIJ.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1. Elke nieuwe uitkeringsgerechtigde krijgt binnen 6 maanden na inschrijving bij het UWV Werkbedrijf een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Elke jongere die een aanvraag doet voor een werkleeraanbod ontvangt van het college binnen acht weken een aanbod.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt of de jongere geen werkleeraanbod krijgt op grond van artikel 17 lid 2 van de WIJ.

  • 4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7 Budgetplafonds

  • 1. Het college kan één of meerdere budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 8 Re-integratievoorziening

  • 1. Het college draagt zorg voor de invulling van de re-integratievoorziening, met in achtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 2. De re-integratievoorziening is gericht op arbeidsinschakeling van de cliënt.

  • 3. Re-integratievoorzieningen zijn activiteiten:

    • a.

      die de aard van de belemmeringen van een cliënt tot de arbeidsmarkt inzichtelijk maken;

    • b.

      die de belemmeringen van de cliënt tot de arbeidsmarkt verminderen of wegnemen;

    • c.

      die de cliënt werkervaring bieden;

    • d.

      die de cliënt beter toerusten, opleiden of scholen voor de arbeidsmarkt;

    • e.

      die de cliënt ondersteunen bij de arbeidsinschakeling;

    • f.

      die de cliënt bemiddelen naar arbeid;

    • g.

      die een combinatie zijn van twee of meerdere van bovenstaande activiteiten.

  • 4. Een werkleeraanbod in het kader van de WIJ is ook een re-integratievoorziening.

  • 5. Materiële zaken die dienen ter ondersteuning van de scholing of activiteiten genoemd in het derde lid van dit artikel, zijn onderdeel van de re-integratievoorziening.

  • 6. Uitvoeringskosten maken geen onderdeel uit van de re-integratievoorziening.

  • 7. Uitvoeringkosten zijn generieke kosten die gemaakt worden door het uitvoeren van de wettelijke taken genoemd in de WWB en de WIJ. De wettelijke taken waarvoor het college uitvoeringskosten maakt, zijn:

    • ·

      het bepalen van de noodzaak van een voorziening;

    • ·

      het aanbieden van een voorziening;

    • ·

      het opleggen of handhaven van verplichtingen;

    • ·

      het onder de verantwoordelijkheid van het college uitvoeren van een onderzoek of begeleiding ten behoeve van een van de bovenstaande taken door een deskundige derde.

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen, herzien, intrekken of opschorten:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de WWB of hoofdstuk 5 van de WIJ niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de WWB of WIJ;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9, 10 en 10a van de WWB en artikel 11 van de WIJ, met inachtneming van hetgeen daarover in de programmabegroting en de in artikel 3 lid 1 bedoelde beslisnota is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 10 Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde, ANW-er, nugger of jongere een arbeidsovereenkomst sluit gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie.

  • 2. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan die subsidie zijn verbonden.

  • 3. Op de subsidie, bedoeld in dit artikel is de Algemene subsidieverordening van toepassing.

Artikel 11 Premies

  • 1. Het college kan aan cliënten, bedoeld in artikel 1 onderdeel c, niet zijnde ANW-er, Nugger of jongere, een activeringspremie toekennen.

  • 2. Deze premie kan aan een cliënt worden verstrekt voor het verrichten van duurzame arbeid en het verrichten van onbeloonde additionele werkzaamheden, conform artikel 10a van de WWB, gedurende een ononderbroken periode van minimaal zes maanden.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid komen ook personen, als bedoeld in artikel 7, derde lid van de WWB voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen.

  • 4. De premies, genoemd in het eerste, tweede lid en derde van dit artikel, bedragen maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j van de WWB

  • 5. Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 12 Nadere invulling van beleid

Het college kan op basis van deze verordening nadere beleidsregels of richtlijnen vaststellen in het kader van re-integratie zoals bedoeld in deze verordening.

Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

Artikel 15 Intrekking voorgaande verordeningen

Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Re-integratieverordening, vastgesteld op 3 juli 2009, tegelijkertijd ingetrokken.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Re-integratieverordening Gemeente Roermond 2009’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 22 oktober 2009

De griffier

J. Vervuurt

De voorzitter

H.M.J.M. van Beers

Toelichting bij de Re-integratieverordening

Gemeenten hebben beleidsvrijheid met betrekking tot het invullen van het re-integratiebeleid, zij zijn echter gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt ter voorkoming van staatssteun. Om te voorkomen dat het re-integratiebeleid van de gemeente Roermond in strijd is met de EU-regelgeving, wordt een verwijzing naar de EG-verordening Werkgelegenheidssteun en EG-verordening de minimissteun opgenomen als mede de beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Door een verwijzing naar deze regelgeving op te nemen in de Re-integratieverordening heeft de gemeente bij wijziging van gemeentelijke regelgeving van re-integratie-instrumenten geen volledige informatieverplichting aan De Europese Unie. Daarnaast wordt door de verwijzing naar EG-verordening Werkgelegenheidssteun en de EG-verordening de minimissteun en de beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorkomen dat het re-integratiebeleid van de gemeente Roermond in strijd is met de EU regelgeving.

Gekozen is om de bepalingen van de Wet investeren in jongeren (WIJ) in te voegen in de re-integratieverordening, zodat deze verordening zowel van toepassing is op de Wet werk en bijstand als de WIJ

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren en de Wet Participatiebudget.

Artikel 2 Opdracht college

In dit artikel is de opdracht aan het college opgenomen. Hierin wordt de opdracht uit de WWB expliciet in de verordening opgenomen dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden. Beschreven is dat het college voor bepaalde groepen een plicht heeft deze te ondersteunen bij de inschakeling naar arbeid. Verder is in dit artikel de mogelijkheid gecreëerd om groepen, die buiten de WWB en de WIJ vallen, een re-integratie voorziening aan te bieden. De re-integratieverordening wordt hiermee verruimd met de mogelijkheden die het participatiebudget de gemeente geeft.

  • 1.

    In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB en 13 van de WIJ. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie.

  • 2.

    In het tweede lid is opgenomen dat het college verplicht is om jongeren tussen de 16 en 27 jaar op aanvraag een werkleeraanbod te doen. Dit wordt in de WIJ geregeld onder de artikelen 13 en 17. In het geval dat de jongere niet in staat is om uitvoering te geven aan het werkleeraanbod besluit het college om de jongere geen werkleeraanbod te doen, indien de aanwezige belemmeringen niet door een werkleeraanbod opgeheven kunnen worden. De WIJ bepaalt vervolgens dat het college rekening houdt met de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere en tevens de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere onderzoekt. De wensen van de jongere worden vastgelegd en zo mogelijk meegenomen bij de vormgeving van het werkleeraanbod.

  • 3.

    In het derde lid is opgenomen dat het college re-integratievoorzieningen kan aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt. Het college en UWV maken afspraken, aan welke groepen uitkeringsgerechtigden de gemeente de re-integratievoorzieningen aanbiedt.

  • 4.

    In het vierde lid is geregeld dat het college re-integratievoorzieningen kan aanbieden aan personen die onder de doelgroep van de Wet Participatiebudget vallen. Een uitzondering hier op zijn de jongeren: bij jongeren is het college immers altijd verplicht een aanbod te doen.

  • 5.

    In het vijfde lid is expliciet bepaald dat het college beoordeelt of de inzet van re-integratievoorzieningen noodzakelijk is voor de inschakeling naar arbeid. Bepaald is wel dat het college oordeelt of de inzet van re-integratievoorzieningen noodzakelijk is. Voor personen die jonger zijn dan 27 jaar, en als gevolg hiervan onder de WIJ vallen, geldt dat het college verplicht is ze een aanbod te doen. De jongere heeft dan ook een afdwingbaar recht jegens de gemeente op een werkleeraanbod. Een weigering van het het werkleeraanbod door de jongere, laat het werkleeraanbod intact.

  • 6.

    In het zesde lid is geregeld dat het college oordeelt welke voorzieningen het meest doelmatig en efficiënt zijn voor de inschakeling naar arbeid.

  • 7.

    Tenslotte regelt het artikel dat het college de specifieke opdracht heeft een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3 Beslisnota re-integratie en beleidsprioriteiten

  • 1.

    Dit lid geeft aan dat de gemeenteraad een beslisnota Re-integratie met daarin de beleidskaders inzake de wet heeft vastgesteld. Deze beleidsnota is de basis voor deze verordening en de jaarlijkse beleidsprioriteiten in de programmabegroting, totdat een andere of gewijzigde beleidsnota is vastgesteld.

  • 2.

    Hier is vastgelegd dat het college jaarlijks de resultaten van re-integratie verantwoordt aan de raad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen, mede gelet op de bepalingen van de WIJ.

  • 2.

    Voor jongeren onder de 27 geldt dat zij zich zelf moeten melden bij de gemeente voor een aan aanvraag van een werkleeraanbod. Het college stelt het recht op een werkleeraanbod voor de jongere vast. Zogenaamde niet-melders hoeft de gemeente geen aanbod te doen.

  • 3.

    In het derde lid is geregeld dat een eerdere weigering door de jongere het werkleeraanbod intact laat, mits er sprake is van nieuw gebleken feiten of omstandigheden. Indien hier geen sprake van is, kan het college door middel van toepassing van het artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht het verzoek van de jongere afwijzen.

  • 4.

    In dit lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, in ieder geval de verordening en de programmabegroting.

  • 5.

    In het vijfde is vastgelegd hoe het college omgaat met personen die zorgtaken hebben. Het college beoordeelt of en hoe de voorziening wordt afgestemd op de zorgtaken van de cliënt.

  • 6.

    De WWB stelt dat de aanspraak op scholing en opleiding voor personen die onbeloonde additionele arbeid verrichten op grond van artikel 10a van de wet, geregeld moet worden in de verordening. Het gaat om personen die werken op een participatieplaats. Het college biedt uitkeringsgerechtigden die nog geen startkwalificatie behaald hebben, scholing of opleiding aan. In dit lid is opgenomen dat het college tevens beoordeelt of scholing en ondersteuning de kansen van de uitkeringsgerechtigde vergroot. Indien het college oordeelt dat scholing niet zinvol is, hoeft het college niet te scholen of op te leiden. Dit lid is niet van toepassing op de jongere die onder de bepalingen van de WIJ valt. Een jongere ontvangt namelijk op aanvraag een werkleeraanbod van de gemeente.

  • 7.

    In het zevende lid is geregeld dat het college nadere regels kan stellen rondom de uitvoering van de scholing en begeleiding voor uitkeringsgerechtigden die werken op een participatieplaats en ten aanzien van het werkleeraanbod dat aan jongeren wordt gedaan in het kader van de WIJ.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Voor personen die onder de WIJ vallen geldt echter dat ze niet verplicht zijn een werkleeraanbod door de gemeente te accepteren. In de WIJ is opgenomen dat een weigering door een jongere het werkleerrecht intact houdt. Op de weigering van het werkleeraanbod staat geen sanctie ten aanzien van het werkleerrecht, maar de weigering staat, anders dan bij de WWB, wel in de weg bij het recht op een inkomensvoorziening.

  • 2.

    Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in dit lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

  • 3.

    Het derde lid legt de verbinding met de Afstemmingsverordening WWB en de Afstemmingsverordening WIJ. Deze Afstemmingsverordeningen regelen het verlagen van de uitkering of inkomensvoorziening indien de bijstandsgerechtigde of jongere die een inkomensvoorziening op grond van de WIJ ontvangt niet aan zijn verplichtingen voldoet (afstemming op het gedrag van de uitkeringsgerechtigde). In dat geval kan de uitkering of inkomensvoorziening worden verlaagd met een in de verordeningen bepaald percentage.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1.

    Beleid is dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden voor de nieuwe instroom van aanvragers in een uitkering.

  • 2.

    Voor jongeren die zich in het kader van de WIJ tot de gemeente wenden, geldt dat zij binnen acht weken een werkleeraanbod ontvangen.

  • 3.

    Het derde lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen.

  • 4.

    In specifieke individuele gevallen waarin een sluitende aanpak tot een onbillijke uitkomst zou leiden, bestaat de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak af te wijken.

Artikel 7 Budgetplafonds.

  • 1.

    De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in de programmabegroting gebeuren (zie het artikel 3). Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd: dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die eventueel in de programmabegroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Artikel 8 Voorzieningen

In dit artikel is de invulling van de voorzieningen nader gespecificeerd. Dit is opgenomen om de kaders van voorzieningen aan te geven.

  • 1/2.

    In de eerste twee leden van dit artikel zijn de wettelijke taken van het college nogmaals expliciet benoemd. In het eerste lid is bepaald dat het college zorg draagt voor de vormgeving van de voorzieningen. Daarnaast is geregeld dat de re-integratievoorziening gericht is op arbeidsinschakeling van een cliënt.

  • 3.

    In het derde lid is de inhoud van de activiteiten die onder een voorziening vallen gespecificeerd. De voorzieningen zijn gericht op het bepalen van de aard van de belemmeringen of het wegnemen van deze belemmeringen die de inschakeling naar arbeid in de weg staan. Daarnaast kunnen de activiteiten gericht zijn op het verbeteren van de kwalificaties voor de arbeidsmarkt of werkervaring bieden. Hiertoe hoort ook scholing. Tenslotte kunnen de activiteiten betrekking hebben op de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of bij de bemiddeling naar arbeid. Ook is geregeld dat de voorziening een combinatie van bovenstaande activiteiten kan zijn.

  • 4.

    In het vierde lid is benoemd dat het werkleeraanbod voor jongeren in het kader van de WIJ ook een voorbeeld is van een re-integratievoorziening.

  • 5.

    In het vijfde lid is geregeld dat materialen die dienen ter ondersteuning of direct gekoppeld zijn aan de bovengenoemde activiteiten onderdeel uitmaken van de voorziening.

  • 6.

    Voor de duidelijkheid is in het zesde lid opgenomen dat uitvoeringskosten geen onderdeel uitmaken van de voorziening.

  • 7.

    Uitvoeringkosten zijn kosten die de gemeente maakt ter uitvoering van de wettelijke taken. In dit artikel zijn de wettelijke taken uitdrukkelijk beschreven omdat het onderscheid tot de activiteiten die behoren tot de wettelijke taken die leiden tot uitvoeringskosten en activiteiten tot voorzieningen niet altijd duidelijk zijn.

    Taken die tot de wettelijke taken behoren, zijn taken die bepalen van de noodzaak of iemand een voorziening aangeboden moet worden. Daarnaast zijn het ook de taken die behoren bij het aanbieden van een voorziening. Ook de kosten die de gemeente maakt bij het opleggen of handhaven van verplichtingen behoren tot uitvoeringskosten.

    De scheiding tussen de taken van het aanbieden van de voorziening en de activiteiten van de voorziening die de aard van de belemmeringen van de cliënt tot de arbeidsmarkt inzichtelijk maken, is soms nauwelijks zichtbaar. Dit probleem speelt met name voor de activiteiten benoemd in het derde lid sub a. In deze bepaling is opgenomen dat het activiteiten zijn die de aard van de belemmeringen van een cliënt inzichtelijk maken. Een voorbeeld zijn de medische keuringen die worden ingezet bij het vaststellen van medische belemmeringen. Op het moment dat onderzocht wordt of er medische belemmeringen zijn, behoort het tot de wettelijke taak van de gemeente. Op het moment dat onderzocht welke medische belemmeringen een cliënt heeft en de activiteiten dus gericht zijn op de aard van de belemmeringen, behoort het tot de activiteiten van een voorziening.

    Waar de scheiding tussen de activiteiten onduidelijk blijft, omdat de inhoud van de werkzaamheden zich niet duidelijk laat definiëren, is in de Gemeente Roermond gekozen om een moment te benoemen vanaf wanneer er activiteiten van een voorziening zijn aangeboden aan de cliënt.

    De scheiding tussen deze wettelijke taken en de voorziening ligt op het moment dat de cliënt middels een beschikking de verplichting opgelegd krijgt een voorziening te volgen. De wettelijke taken die te maken hebben met het aanbieden van de voorziening liggen voor de afgifte van de beschikking. De activiteiten van de voorziening liggen daarna. Bovendien is in deze bepaling opgenomen dat de uitvoeringskosten generieke kosten zijn. Generieke kosten zijn daadwerkelijk gemaakte kosten die niet terug te leiden zijn naar een activiteit in de voorziening.

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan nadere regels opstellen binnen de gestelde wettelijke kaders.

    Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

  • 2.

    In een aantal omschreven situaties kan het college een voorziening beëindigen, herzien, intrekken of opschorten. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratie-verordening van toepassing is. In de WIJ is bij wijze van uitzondering geregeld dat een lopend werkleeraanbod kan worden ingetrokken indien de jongere zich verwijtbaar niet heeft gehouden aan zijn inlichtingenplicht of de overige specifieke verplichtingen zoals genoemd in artikel 45 van de WIJ.

  • 3.

    Het college heeft de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.

Artikel 10 Loonkostensubsidies

  • 1.

    In dit lid is bepaald dat loonkostensubsidies aan werkgevers kunnen worden verstrekt.

  • 2.

    In het kader van de uitvoering van de loonkostensubsidies zijn regels opgenomen en uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid (UGA).

  • 3.

    Op de loonkostensubsidie is in het algemeen de Algemene subsidieverordening van toepassing, tenzij in de UGA specifieke bepalingen hierover zijn opgenomen.

Artikel 11 Premies

Dit artikel is toegevoegd om de premie die het college aan personen in een voorziening kan aanbieden, mogelijk te maken.

  • 1.

    Het college heeft de wettelijke mogelijkheid om premies te verstrekken. In dit lid is geregeld dat het college aan cliënten een activeringspremie kan toekennen. Deze bepaling geldt niet voor ANW-ers, Nuggers of jongeren.

  • 2.

    Het tweede lid regelt dat het college premies kan verstrekken aan cliënten die 6 maanden duurzame arbeid verrichten. Deze premie heeft als achtergrond dat duurzame arbeid en de (gedeeltelijke) uitstroom uit de uitkering of inkomensvoorziening beloond mag worden. Ook kan het college een premie verstrekken aan personen die deelnemen aan een voorziening of werken in een werkervaringsplaats. De premie dient ter stimulering van de inspanningen die de persoon verricht.

  • 3.

    In het derde lid is geregeld dat ook cliënten die niet benoemd zijn in het eerste lid van dit artikel aanspraak kunnen maken op een premie. Wel geldt dat ze aan alle relevante voorwaarden moeten voldoen.

  • 4.

    De premies bedoeld in dit artikel mogen maximaal het bedrag, als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder j, van de WWB bedragen.

  • 5.

    Tenslotte hebben we geregeld dat het college nadere regels stelt ter uitvoering van de het bepaalde in dit artikel.

Slotbepalingen

Artikel 12 Nadere invulling van beleid

Binnen het kader van de uitwerking van deze re-integratieverordening zullen specifieke beleidsregels door het college worden vastgesteld. Een dergelijke regeling is de ‘Uitvoeringsregeling gesubsidieerde arbeid’ (UGA).

Artikel 13 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Intrekking voorgaande verordeningen

Om de inwerkingtreding van deze verordening naadloos aan te laten sluiten op de 'oude' verordening, wordt de oude re-integratieverordening ingetrokken tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze nieuwe re-integratieverordening.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.