Regeling vervallen per 21-03-2018

Gedragscode voor politieke ambtsdragers van de gemeente Roermond 2013

Geldend van 27-06-2013 t/m 20-03-2018

Intitulé

De raad van de gemeente Roermond

gezien het voorstel van de werkgroep integriteit van 21 mei 2013, raadsvoorstelnummer 2013/036/1;

gezien het advies van de commissie voor Bestuur en Middelen van 10 juni 2013;

besluit :

de gedragscode voor politieke ambtdragers van de gemeente Roermond 2013 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de bestaande

e gedragscode raads- en collegeleden (raadsvoorstel 2007/18/1).

GEDRAGSCODE VOOR POLITIEKE AMBTSDRAGERS VAN DE GEMEENTE ROERMOND 2013.

Deel I. Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Politieke ambtsdragers stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Integriteit van politieke ambtsdragers houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat de bereidheid bestaat om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders dan wel aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders en gekozen volksvertegenwoordigers hun functie vervullen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst integriteit van politieke ambtsdragers in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een politieke ambtsdrager heeft een herkenbaar verband met de functie

die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat

wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere

schijn van een dergelijke vermenging wordt tegengegaan.

Openheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de politieke ambtsdrager en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een politieke ambtsdrager moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten

aan deze kernbegrippen getoetst (kunnen) worden.

Deel II. Gedragscode bestuurlijke integriteit

1.Algemene bepalingen

  • 1.1.

    Deze gedragscode geldt voor politieke ambtsdragers van de gemeente Roermond. Een politieke ambtsdrager kan een bestuurder (burgemeester of wethouder) zijn of een gekozen volksvertegenwoordiger (raadslid).

  • 1.2.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college van burgemeester en wethouders voor zover het een bestuurder betreft en in de raad voor zover het een raadslid betreft.

  • 1.3.

    De code is openbaar en voor iedereen gemakkelijk toegankelijk.

  • 1.4.

    Politieke ambtsdragers ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van deze code.

  • 1.5.

    Een politieke ambtsdrager is aanspreekbaar op de naleving van deze code.

2. Belangenverstrengeling

  • 2.1.

    Een politieke ambtsdrager doet opgave van zijn relevante financiële belangen. Deze is openbaar en voor een ieder toegankelijk.

  • 2.2.

    Bij privaat publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de politieke ambtsdrager (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3.

    Een oud politieke ambtsdrager wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden -anders dan in ambtelijke dienst- voor de gemeente Roermond.

  • 2.4.

    Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een politieke ambtsdrager over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.Dit kan leiden tot het onthouden van deelname aan de beraadslaging en de besluitvorming, hetgeen wordt aangetekend in de -openbare- besluitenlijst en/of notulen.

  • 2.5

    Een politieke ambtsdrager die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten en/of leveringen aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.Het onthouden van deelname aan de beraadslaging en besluitvorming wordt aangetekend in de -openbare- besluitenlijst en/of notulen.

  • 2.6.

    Een politieke ambtsdrager neemt van een aanbieder van diensten en/of leveringen aan de gemeente geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

  • 2.7

    Een politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere invulling van de politieke functie.

  • 2.8.

    Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten. De bestuurder meldt dit voornemen eveneens aan de raad.

  • 2.9.

    Een politieke ambtsdrager maakt zijn nevenfuncties openbaar.Ten behoeve daarvan geeft hij aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn.

  • 2.10.

    De kosten die een politieke ambtsdrager maakt in verband met een nevenfunctie, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 2.11 .

    Een politieke ambtsdrager behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van gemeente.

  • 2.12.

    Voltijds bestuurders maken hun neveninkomsten openbaar. Voor een voltijds bestuurder vindt verrekening plaats met inkomsten uit niet aan het ambt gebonden nevenfuncties.

3. Informatie

  • 3.1

    Een politieke ambtsdrager gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

  • 3.2

    Een politieke ambtsdrager houdt geen informatie achter.

  • 3.3

    Een politieke ambtsdrager verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

  • 3.4

    Een politieke ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  • 3.5

    Een politieke ambtsdrager gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten van de gemeente.

4. Geschenken, diensten en uitnodigingen

  • 4.1.Een politieke ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigeren bestuurders door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

    • 4.2

      Geschenken en giften van een geschatte waarde van meer dan € 50, die een politieke ambtsdrager herkenbaar uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld, geregistreerd in een openbaar register en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

    • 4.3.

      Aanbiedingen voor privé-werkzaamheden of kortingen op privé-goederen die de politieke ambtsdrager herkenbaar uit hoofde van zijn functie worden aangebodenworden niet geaccepteerd.

    • 4.4.

      Een politieke ambtsdrager bespreekt in het bestuursorgaan waar hij deel van uit maakt, uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden die hij uit hoofde van zijn functie ontvangt.

5. Voorzieningen, bestuurlijke uitgaven en onkostenvergoedingen

  • 5.1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een politieke ambtsdrager is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

  • 5.2.

    Een politieke ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed. Declaraties worden openbaar gemaakt.

  • 5.3.

    In geval van twijfel over een declaratie van een bestuurder, wordt dit voorgelegd aan de burgemeester en zonodig ter besluitvorming aan het college.

  • 5.4.

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan tenzij het betreft de bruikleen van een fax, mobiele telefoon en computer die mede voor privé-doeleinden kunnen worden gebruikt.

6. Buitenlandse reizen

  • 6.1

    Een politieke ambtsdrager die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis (daaronder valt ook een reis naar de landen van het Koninkrijk in de Caraïben en de BES eilanden) te maken of is uitgenodigd voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van derden, heeft vooraf toestemming nodig van het bestuursorgaan waar hij deel van uit maakt. Hij verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 6.2

    Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Ook wordt getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Indien het toestemming aan een bestuurder betreft wordt de raad van de besluitvorming in het college op de hoogte gesteld.

  • 6.3

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een politieke ambtsdrager naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

  • 6.4

    Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is weliswaar niet verboden maar wordt in het algemeen ontraden. In ieder geval wordt dit bij de besluitvorming betrokken.

  • 6.5

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is slechts beperkt toegestaan en moet betrokken worden bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de politieke ambtsdrager.

Toelichting bij de Gedragscode voor politieke ambtsdragers van de gemeente Roermond 2012

Inleiding

Integriteit heeft alles te maken met de kwaliteit van het openbaar bestuur. Ook kan integriteit het vertrouwen van de burgers in hun overheid maken of breken. De overheid moet dus extra prioriteit geven aan integriteit, temeer omdat zij werkt met publieke middelen en op veel terreinen een monopoliepositie heeft.

Tegelijkertijd staat de integriteit van politieke ambtsdragers onder druk, wat vooral het gevolg is van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Zo zijn het publieke en het private domein meer met elkaar verstrengeld geraakt, is sprake van een agressievere zakelijke lobby vanuit de samenleving en krijgt het overheidsmanagement bedrijfseconomische normen opgelegd. Bovendien is de belangstelling voor integriteitsvraagstukken sterk toegenomen. Elke politieke ambtsdrager kan bij alle afwegingen, soms plotseling, vragen krijgen over zijn integriteit.

Politieke ambtsdragers vervullen een voorbeeldfunctie voor de burgers en voor hun ambtenaren. De handel en wandel van politieke ambtsdragers heeft zijn weerslag op de hele organisatie, zowel in positieve als in negatieve zin. Politieke ambtsdragers zijn verantwoordelijk voor de integriteit van hun organisatie en dus voor de integriteit van hun ambtenaren. De politieke ambtsdrager heeft uiteraard net als iedere andere burger recht op een privé-leven, maar hij leeft in een glazen huis, waardoor ook privé-gedrag onderwerp van (brede) publieke aandacht kan zijn. Daarom moet een politieke ambtsdrager 24 uur per dag alert zijn op handelingen of gedragingen die het aanzien en de integriteit van het politieke ambt kunnen schaden alsmede bereid zijn verantwoording af te leggen voor zijn handelen.

Integriteit is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit en bewustwording. Het moet 'tussen de oren zitten'. Integriteit is een grondhouding, iets waar je aan kunt werken en waar je in kunt groeien. Het vaststellen van regels en procedures is van groot belang, maar het mag nooit leiden tot een houding dat de integriteit daarmee is ‘geregeld’.

In het integriteitsbeleid zal ook een belangrijke plaats moeten worden ingeruimd voor de cultuur in de organisatie en in de politieke arena. Dit moet een cultuur zijn van openheid, waarin men elkaar aanspreekt op gedrag en handelen. Integriteit gaat ook over ‘checks and balances’, om een heldere verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, controleerbaarheid door transparante besluitvormingsprocedures en regels over rekening en verantwoording in openbaarheid.

Gedragscodes zijn wel een belangrijk instrument en hulpmiddel om een open, transparante en integere bestuurs- en organisatiecultuur te realiseren. De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor hun bestuurders, een gedragscode vast te stellen. Met heldere regels en afspraken

waaraan politieke ambtsdragers houvast hebben. Het rechtskarakter is dat van een interne regeling, in aanvulling op de wettelijke regels. Het is derhalve geen juridisch bindend instrument maar heeft wel bestuurlijke en politieke relevantie. Politieke ambtsdragers zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar. Niet naleving kan gevolgen hebben voor hun functioneren en positie. Gebeurt het aanspreken niet, dan is de gedragscode een dode letter.

Deze gedragscode is opgesteld aan de hand van de modelgedragscode uit de Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen uit april 2011. Deze handreiking is een gezamenlijke productie van de VNG, het IPO, de UvW en het Ministerie van BZK. De voorliggende gedragscode is evenwel niet één op één overgenomen. De intentie daarvan is onder meer (deels) tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de commissie Sorgdrager-Frissen ten aanzien van het opstellen van een gedragslijn. Mede daarom is de gedragscode voorzien van een toelichting waarin nader wordt ingegaan op de toepassing van de bepalingen uit de gedragscode en hoe deze bepalingen uitgelegd moeten worden. In deze gedragscode is voorts nog nadrukkelijker aandacht besteed aan het bespreekbaar maken van dilemma’s (waardeoriëntatie) en in verantwoording en openheid. Daarnaast zijn voor een meer compleet overzicht ook wettelijke bepalingen overgenomen, vooral daar wat het aanvaarden van nevenfuncties en het openbaar maken van neveninkomsten betreft.

Tegelijkertijd is gewaakt voor het te zeer aanscherpen van de gedragscode. De gemeentelijke gedragscode moet een werkbaar instrument blijven en mag geen bepalingen bevatten die onverenigbaar zijn met het passief kiesrecht. Zo mag het raadsleden niet onmogelijk gemaakt worden actief te zijn bij of deel te nemen aan de besturen van door de gemeente gesubsidieerde instellingen.

Onder meer ook vanuit die invalshoek wordt in de code en de toelichting op enkele plaatsen een onderscheid gemaakt tussen gekozen volksvertegenwoordigers enerzijds en bestuurders anderzijds.

De code bestaat uit twee onderdelen. Deel I beschrijft een aantal kernbegrippen van integriteit, als het ware de algemene uitgangspunten voor de gedragscode. Daarmee wordt het vraagstuk in een breder kader geplaatst. Deel II bevat de feitelijke gedragsregels:

  • 1.

    algemene bepalingen;

  • 2.

    belangenverstrengeling;

  • 3.

    informatie;

  • 4.

    geschenken, diensten en uitnodigingen;

  • 5.

    voorzieningen, bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen, buitenlandse reizen.

1. Algemene bepalingen

1.1. Politieke ambtsdragers zijn bestuurders (burgemeester en wethouders) en gekozen volksvertegenwoordigers (raadsleden) van de gemeente. Tegen de achtergrond van bevoegdheden en daarmee van integriteitsrisico’s alsmede wettelijke verplichtingen kan het gewenst zijn onderscheid te maken tussen leden van het college enerzijds en leden van de raad anderzijds. Waar dit het geval is en de tekst niet van toepassing is op beide categorieën politieke ambtsdragers, wordt in de gedragscode en in de toelichting gesproken over ‘bestuurders’ (en soms zelfs van ‘burgemeester’ en ‘wethouder’) dan wel ‘gekozen volksvertegenwoordigers’.

De gemeente Roermond kent ook zogenaamde commissieleden - niet-raadsleden. Zij hebben een andere positie dan raadsleden. Ze zijn niet democratisch gekozen en de bepalingen van de Gemeentewet zijn in beginsel niet op hen van toepassing. Voor hen geldt deze gedragscode niet. Het is aan de raadsfracties om met hen regelingen te treffen inzake voor deze burgerraadsleden relevante aspecten van integriteit.

1.5. De primaire verantwoordelijkheid voor integriteit ligt voor alles bij elke ambtsdrager persoonlijk.

2. Belangenverstrengeling

Van belangenverstrengeling is sprake als het publiek belang wordt vermengd met het persoonlijk belang van een politieke ambtsdrager of dat van derden. Hierdoor is een zuiver besluiten of handelen in het publiek belang niet langer gewaarborgd. Niet alleen feitelijke belangenverstrengeling, maar ook de schijn ervan moet worden tegengegaan.

Bij belangenverstrengeling betreft het niet alleen mogelijk persoonlijk voordeel voor de ambtsdrager zelf. Het kan ook gaan om bevoordeling van bijvoorbeeld vrienden en familieleden of van bedrijven en instellingen waarmee de ambtsdrager als privépersoon banden heeft. De bevoordeling kan naast het verlenen van overheidsgunsten ook bestaan uit het doorgeven van vertrouwelijke overheidsinformatie.

2.1. Belangenverstrengeling ligt op de loer als een politieke ambtsdrager financiële belangen heeft bij organisaties of ondernemingen en met name als die een relatie met de gemeente hebben of kunnen krijgen, en waarover de gemeente besluiten neemt. Voorbeelden zijn besluiten over bijvoorbeeld aanbesteding, subsidieverstrekking, steunverlening, verstrekking van leningen en verlening van advies- en onderzoeksopdrachten. Politieke ambtsdragers zouden in de verleiding kunnen komen om zich bij het nemen van functionele beslissingen mede te laten leiden door persoonlijk financieel belang.

Het begrip ‘financieel belang’ moet ruim worden opgevat. Een deelneming in een bedrijf of onderneming valt er uiteraard onder, maar ook het bezit van effecten, onroerend goed of een vorderingsrecht. Zulke financiële belangen kunnen een rol gaan spelen bij besluiten over bijvoorbeeld bestemmingsplannen of grondverkopen. Ook negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen, kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn. Een vorderingsrecht van een organisatie of ondernemer op een politieke ambtsdrager kan worden gerangschikt onder ‘financieel belang’, zij het van de omgekeerde orde. Waakzaamheid is vooral geboden als er sprake is van bezit van bouwgrond en het aankopen of verkopen van grond of onroerend goed door politieke ambtsdragers. Zorgvuldigheid, openheid en controleerbaarheid zijn hier sleutelwoorden.

Het melden van financiële belangen is overigens wettelijk niet verplicht. De opgave van raadsleden is in te zien bij de raadsgriffier, die van bestuurders bij de gemeentesecretaris.

2.2. Met publiek private samenwerkingsrelaties worden in dit artikel uitdrukkelijk alle samenwerkingsrelaties (zowel niet als wel geformaliseerde) tussen gemeente en een of meer private partijen bedoeld.

2.3. De ‘draaideurconstructie’ betekent dat oud ambtsdragers direct na hun aftreden betaalde activiteiten verrichten in of voor dezelfde overheid waar zij bestuurder of volksvertegenwoordiger zijn geweest. Dit is niet raadzaam omdat hierdoor de indruk van vriendjespolitiek kan ontstaan. Bovendien bestaat het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen. Dit risico ontstaat als een ambtsdrager en een bedrijf die in een functionele relatie tot elkaar staan in de verleiding komen om afspraken te maken over toekomstige betaalde activiteiten van de ambtsdrager.

In deze bepaling is een uitzondering gemaakt voor aanstellingen in ambtelijke dienst.

2.4. en 2.5. Soms moet een politieke ambtsdrager stemmen over een onderwerp waar hij direct of indirect persoonlijk bij betrokken is. De wet noemt dat ‘een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken’, of ‘de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort’. De verantwoordelijkheid daarvoor legt de wet dus allereerst bij de betrokkene zelf. In deze gevallen moet betrokkene zelf de afweging maken of het nodig is zich van stemming te onthouden. Het bestuursorgaan kan de bestuurder of volksvertegenwoordiger in kwestie, in elk geval nooit verbieden om te stemmen. Het betrokken lid beslist te allen tijde zelf en als hij concludeert dat hij beter niet mee kan stemmen, dan moet hij zich daar ook aan houden.

Aangelegenheden die de ambtsdrager direct of indirect aangaan, zijn bijvoorbeeld familierelaties, eigendommen, financiële belangen zoals aandelen, of bestuurslidmaatschappen van gesubsidieerde instellingen. Belangenverstrengeling ontstaat bijvoorbeeld als een wethouder beslist over het verlenen van een vergunning aan zichzelf of iemand uit zijn persoonlijke omgeving. Ook een raadslid dat meebesluit over de bestemming van het buitengebied waar hij zelf een boerenbedrijf bezit, maakt zich schuldig aan belangenverstrengeling.

Politieke ambtsdragers zijn tegelijkertijd ook burgers: zij maken deel uit van het economische en sociale leven in de gemeenschap die ze besturen. Net als iedere andere burger zijn zij afnemer van diensten, lid van verenigingen en wijkbewoner. Daarom mag een raadslid zonder bezwaar meestemmen over bijvoorbeeld de afvalinzameling of het openbaar vervoer in zijn eigen wijk.

Het zal niet altijd meteen duidelijk zijn of de ambtsdrager zich bij de besluitvorming door zijn eigen belangen laat leiden, dan wel of de schijn daarvan wordt gewekt. Een en ander hangt af van de feiten en omstandigheden. Wel is het verstandig dat een ambtsdrager, als een mogelijk persoonlijk belang aan de orde is, dit in de discussie aangeeft. Door daar open over te zijn, kan worden voorkomen dat een besluit wordt vernietigd of dat de zaak achteraf in een kwade reuk komt te staan. Vandaar dat artikel 2.4 in de gedragscode is opgenomen.

Net als in de Gemeentewet staat ook in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bepaling over onafhankelijke besluitvorming door het openbaar bestuur. Artikel 2:4 bepaalt dat het bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid. Het bestuursorgaan moet ervoor waken dat personen die er deel van uitmaken of ervoor werken, de besluitvorming beïnvloeden doordat zij een persoonlijk belang bij een besluit hebben. De Awb gaat hier verder in dan de artikelen over deelname aan stemming in de Gemeentewet. Het begrip ‘persoonlijk belang’ in artikel 2:4 Awb betekent ‘ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan behoort te behartigen’. Het begrip ‘beïnvloeding van de besluitvorming’ gaat niet alleen over de stemming, maar over het gehele proces van besluitvorming. Zowel de politieke ambtsdrager zelf, als het gehele bestuursorgaan, heeft elk een eigen verantwoordelijkheid. Zij moeten afwegen of de onafhankelijke besluitvorming (of de schijn daarvan) van de betrokken ambtsdrager in het geding is. Het bestuursorgaan heeft de plicht om de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen. De vraag daarbij is hoe deze verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan zich verhoudt tot de individuele beslissingsbevoegdheid van een politieke ambtsdrager. Het gaat hierbij met andere woorden om de verhouding tussen artikel 2:4 Awb en respectievelijk artikel 28 van de Gemeentewet.

2.5. en 2.6. Vooral het inkoop- en aanbestedingsproces is kwetsbaar voor schending van integriteit, vooral omdat het vaak om grote bedragen gaat. De nadere definiëring en uitleg van deze artikelen sluit dan ook aan c.q. dient te worden bezien vanuit de aanbestedingswet- en regelgeving alsmede het gemeentelijk aanbestedingsbeleid. De genoemde kwetsbaarheid vereist overigens allereerst een inkoop- en aanbestedingsbeleid waaraan besluiten kunnen worden getoetst, onder andere op integriteit, en de naleving daarvan.

Bij een aanbesteding bestaat het risico dat de opdracht wordt verstrekt vanwege persoonlijke belangen van de bestuurder of diens familie of vrienden. Een persoonlijk belang hoeft echter niet per definitie een financieel of een direct eigen belang te zijn. Zo kan een wethouder familie- of vriendschapsbetrekkingen hebben met een aanbieder van diensten. Tegelijkertijd hoeft dit op zich geen reden te zijn om een opdracht te verlenen of te weigeren. De uitgangspunten van objectiviteit, transparantie en non-discriminatie gelden ook voor bevriende aanbieders.

Hun aanbod zal op dezelfde zorgvuldige wijze moeten worden beoordeeld. Komen zij als beste uit de bus, dan is er geen reden om hun de opdracht te onthouden. In dat geval kan immers worden aangetoond dat van bevoordeling geen sprake is en dat de procedures van het aanbestedingsbeleid zijn gevolgd. Bij twijfel over de betrekkingen tussen een ambtsdrager en een aanbieder is alertheid geboden. Melding vooraf is in elk geval aan te bevelen.

De aanbesteding kan ook worden beïnvloed door diensten of geschenken aan te bieden aan de politieke ambtsdragers, of door mee te betalen aan dienstreizen. Het algemene uitgangspunt is dat niets mag worden aangenomen dat kennelijk tot doel heeft om de politieke ambtsdrager bij zijn keuze te beïnvloeden.

2.7. Naast hun politieke ambt hebben veel politieke ambtsdragers nevenfuncties, betaald of onbetaald. Voor parttimers zijn deze vaak noodzakelijk als bron van inkomsten. Ook voor fulltime bestuurders zijn nevenfuncties positief te waarderen: uit maatschappelijk, bestuurlijk en persoonlijk oogpunt. Er zit echter ook een risico aan nevenfuncties, vooral die buiten het publiek domein. Nevenfuncties kunnen het onafhankelijk oordeel van de ambtsdrager in gevaar brengen, het aanzien van het ambt schaden en de ambtsdrager belemmeren om optimaal te functioneren.

Het uitoefenen van een of meer andere functies naast het politieke ambt kan onder omstandigheden leiden tot belangenverstrengeling en daarmee een onafhankelijk oordeel van de bestuurder in de weg staan. Daarom is in de Gemeentewet vastgelegd welke functies in ieder geval onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de raad (artikel 15) respectievelijk met de functie van wethouder (artikel 36b) en burgemeester (artikel 68). Controle op het vervullen van deze functies vindt plaats bij de benoeming in het politieke ambt. Wie als politieke ambtsdrager een functie gaat vervullen die daarmee onverenigbaar is, verliest zijn ambt.

Wettelijk is voorts bepaald dat bestuurders geen nevenfuncties vervullen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het politieke ambt. In de Gemeentewet zijn ter zake de volgende bepalingen opgenomen:

  • ·

    “een wethouder vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn wethouderschap” (Gemeentewet artikel 41b lid 1);

  • ·

    “de burgemeester vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn burgemeestersambt of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin” (Gemeentewet artikel 67 lid 1).

Sommige nevenfuncties vervullen bestuurders en in mindere mate volksvertegenwoordigers, uit hoofde van hun politieke functie. Dat zijn de nevenfuncties waarin zij ‘qualitate qua’ zijn benoemd. Aan de hand van de volgende criteria kan worden bepaald of een nevenfunctie een q.q.-nevenfunctie is:

  • ·

    er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat de nevenfunctie door een politieke ambtsdrager wordt vervuld. Hij behartigt dan (in)direct de belangen van de gemeente;

  • ·

    de nevenfunctie is gekoppeld aan de inhoud en duur van het politieke ambt. Wordt dat beëindigd, dan moet de nevenfunctie ook worden neergelegd.

Of sprake is van een q.q.-nevenfunctie zal uiteindelijk uit de feitelijke context moeten blijken.

Net als bij nevenfuncties niet uit hoofde van het ambt, kan zich ook bij q.q.-nevenfuncties belangenverstrengeling voordoen.

Bij het aanvaarden van nevenfuncties zijn de volgende afwegingen van belang:

  • ·

    tussen het ambt en de nevenfunctie mag geen belangenverstrengeling optreden of de schijn daarvan worden gewekt. Het gaat daarbij niet alleen over mogelijk persoonlijk voordeel voor de politieke ambtsdrager zelf, maar ook voor personen, bedrijven of instellingen in zijn omgeving. Dit voordeel kan ook bestaan uit het doorgeven van vertrouwelijke overheidsinformatie. Het risico van belangenverstrengeling hoeft overigens niet altijd te betekenen dat de nevenfunctie moet worden opgegeven. Soms is het risico incidenteel. Een mogelijke oplossing is dat de betrokken politieke ambtsdrager zich in dat geval buiten de concrete besluitvorming houdt. Terughoudendheid is in elk geval geboden bij functies in organisaties die substantieel subsidie ontvangen of die op welke manier dan ook, betrokken (kunnen) zijn bij de overheid waar men het politieke ambt vervult;

  • ·

    het vervullen van de nevenfunctie mag geen afbreuk doen aan het aanzien van het ambt;

  • ·

    de nevenfunctie mag niet zoveel tijd kosten dat het functioneren als politieke ambtsdrager in het geding komt.

De beslissing om een nevenfunctie te aanvaarden of aan te houden is primair de verantwoordelijkheid van de politieke ambtsdrager zelf.

2.8. Voor bestuurders is in deze gedragscode opgenomen dat zij het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van het ambt, bespreken in het college. Voor bestuurders is het wettelijk verplicht om het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie te melden aan de raad (Gemeentewet artikelen 41b lid 2 en 67 lid 2). Voor de burgemeester geldt dit overigens alleen voor nevenfuncties anders dan uit hoofde van zijn ambt. Hoewel wettelijk niet voorgeschreven, wordt het raadzaam geacht dat de burgemeester zijn voornemens tot het aanvaarden van q.q.-nevenfuncties meldt.

2.9. Op grond van de Gemeentewet (artikelen 12, 41b lid 3 en 67 lid 3) zijn politieke ambtsdragers verplicht hun nevenfuncties openbaar te maken. Voor de burgemeester geldt dat de wet een uitzondering maakt voor nevenfuncties uit hoofde van zijn ambt. Wettelijk gezien is hij niet verplicht deze openbaar te maken maar wordt het raadzaam geacht dat hij dit wel doet.

Het is van groot belang om de lijst van nevenfuncties actueel te houden. De inhoud van de hoofd- of de nevenfunctie kan bijvoorbeeld veranderen, of de instantie waarbij de nevenfunctie wordt vervuld kan een andere relatie krijgen tot de overheid in kwestie. Bij dit soort veranderingen kan ook de toelaatbaarheid van de nevenfunctie anders worden beoordeeld dan in de oorspronkelijke situatie.

  • 2.

    11. Inkomsten uit q.q.-nevenfuncties mogen niet worden behouden. Bij wet (Gemeentewet artikelen 44 lid 4 en 66 lid 4) is geregeld dat de burgemeester en wethouder geen vergoedingen, in welke vorm dan ook, geniet voor q.q.-nevenfuncties. De q.q.-functie wordt beschouwd als behorend bij het ambt. De bezoldiging voor dat ambt is daarom tevens voor de q.q.-werkzaamheden. Eventueel persoonlijk ontvangen inkomsten uit q.q.-functies moeten dan ook in de gemeentekas worden gestort, bij voorkeur rechtstreeks en niet via de privérekening. De genoemde stortingsplicht betreft alleen de beloning voor geleverde diensten. De vergoeding voor daadwerkelijk gemaakte onkosten voor een q.q.-functie hoeft dus niet in de gemeentekas te worden gestort.

  • 2.

    12. Dit zijn wettelijke bepalingen en volledigheidshalve opgenomen in deze gedragscode (Gemeentewet artikelen 41 b lid 3 en 67 lid 3). Sinds 2010 moeten alle voltijds bestuurders de inkomsten uit hun nevenfuncties openbaar maken. Die verplichting is het gevolg van de wetgeving die voortkomt uit de voorstellen van de commissie Dijkstal. Op raadsleden is de verplichting om inkomsten uit andere functies openbaar te maken, niet van toepassing.

Door ook de hoogte van het inkomen uit nevenfuncties openbaar te maken, wordt een indicatie gegeven van het belang van deze functies ten opzichte van de hoofdfunctie van de politieke ambtsdrager. Ook biedt het zicht op eventuele andere (financiële) belangen om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen.

Bij openbaarmaking van neveninkomsten gaat het alleen om het belastbaar loon en niet om winst uit onderneming of het resultaat uit overige werkzaamheden. De reden voor deze uitzonderingen is dat de hoogte van dit soort inkomsten sterk fluctueert en dat het hier kan gaan om bedrijfsgevoelige informatie.

Inkomsten uit nevenfuncties die niet voortvloeien uit het ambt mogen worden behouden. Voor bestuurders die het ambt voltijds uitoefenen is sinds 2010 wettelijk bepaald (Gemeentewet artikelen 66 lid 6 en 44 lid 6) dat inkomsten uit nevenfuncties die niet behoren bij het ambt, worden verrekend. Voor inkomsten uit niet ambtsgebonden nevenfuncties (zowel uit publieke als uit private kas) geldt een vrijstelling van 14% van de bezoldiging. Onder bezoldiging wordt verstaan: bezoldiging én vakantie-uitkering (dus exclusief toelagen). Boven deze 14% wordt de bezoldiging verminderd met de helft van de inkomsten uit de niet ambtsgebonden nevenfuncties. Deze vermindering bedraagt nooit meer dan 35% van de bezoldiging.

3. Informatie

Politieke ambtsdragers beschikken over veel informatie. Gaan zij daar verkeerd mee om, dan wordt al snel de geloofwaardigheid van zowel henzelf als van hun organisatie aangetast.

3.1. en 3.2. Tot het zorgvuldig en correct omgaan met informatie waarover de ambtsdrager uit hoofde van zijn ambt beschikt hoort ook: geen onjuiste informatie verstrekken en geen informatie achterhouden. Een bijzondere vorm van oneigenlijk gebruik van informatie is het lekken daarvan naar ‘de media’, om zo politieke doelen te bereiken. Het is zaak dat te vermijden.

Verder rust op de politieke ambtsdrager een inspanningsverplichting om er voor te zorgen dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen (‘clean desk policy’) en dat computerbestanden beveiligd zijn. Het open laten staan van een beeldscherm als de computer tijdelijk onbeheerd is, kan eveneens een risico inhouden.

3.3. In de Gemeentewet zijn regels over de beslotenheid van vergaderingen en de geheimhouding over wat in een vergadering is behandeld opgenomen. Het feit dat een zaak in een besloten vergadering wordt behandeld en de notulen niet openbaar zijn, betekent niet zonder meer dat de leden verplicht zijn tot geheimhouding. Deze moet nadrukkelijk worden opgelegd. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), kan geheimhouding worden voorgesteld door gemeenteraad/raadscommissie, college van burgemeester en wethouder en de burgemeester. De geheimhouding moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordigende organen. Het schenden van een geheimhoudingsplicht is een misdrijf in de zin van het Wetboek van Strafrecht.

Het vertrouwelijk ter beschikking stellen van informatie is een buitenwettelijke constructie. Er zijn geen regels hoe hiermee om te gaan en de status van de stukken en besluiten is daarmee onduidelijk. Niet nakomen van het vertrouwelijk omgaan met informatie is niet wettelijk gesanctioneerd. Desalniettemin geldt ook voor vertrouwelijke informatie: als ‘hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren’, dat geheim schendt. Daaruit volgt dat ook zonder een nadrukkelijke geheimhoudingsplicht voorzichtig dient worden omgegaan met gegevens die een vertrouwelijk karakter kennen.

3.3. en 3.4. De integriteit van een politieke ambtsdrager komt in gevaar als hij informatie die nog niet openbaar is, gebruikt om er zichzelf of anderen mee te bevoordelen. Het kan dan gaan om informatie waar hij vanuit zijn ambt over beschikt, of die hem ongevraagd wordt toegespeeld door relaties. De verleiding kan groot zijn om in de privésfeer melding te maken van informatie die voor anderen van direct belang is. Soms is dat informatie die weliswaar ooit openbaar wordt, maar waarbij voordeel ontstaat door het eerder verkrijgen ervan. Voorbeelden zijn de aan- en verkoop van een huis of een stuk grond, de gunning van opdrachten, etc.

3.5. In veel overheidsorganisaties gelden gedragscodes en gebruiksregels voor de ambtenaren

over het juiste gebruik van e-mail en internet: over wat een juist gebruik is, en wat wel en niet mag. Uit de rechtspraak hierover, blijkt dat dergelijke regels zeer relevant zijn. Ook voor politieke ambtsdragers is reglementering van het e-mail- en internetgebruik zinvol.

Al niet meer zo heel nieuw is de opkomst van de sociale media. Dat is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee informatie kan worden gedeeld op een snelle en gebruiksvriendelijke manier. Het is voor politieke ambtsdragers een van de mogelijkheden om de dialoog met burgers aan te gaan. Toch moet er nog de nodige ervaring worden opgedaan hoe, ook als politieke ambtsdrager, correct en verstandig kan worden omgegaan met deze nieuwe media.

4. Geschenken, diensten en uitnodigingen

Bij het afleggen van de ambtseed of belofte verklaren politieke ambtsdragers dat zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd om benoemd te worden. Ook beloven ze geen geschenken of beloften te hebben aangenomen of te zullen aannemen om iets te doen of te laten. Dat betekent kort gezegd dat nooit giften of gunsten mogen worden aangenomen in ruil voor een tegenprestatie. Toch is het binnen de diverse relaties die gemeenten onderhouden niet ongebruikelijk dat geschenken worden gegeven en ontvangen. Dat hoeft geen probleem te zijn zolang de onafhankelijkheid van de ambtsdragers niet in het geding is.

Ook aan het geven van geschenken en doen van giften dient in het kader van het integriteitsbeleid aandacht te worden besteed. Politieke ambtsdragers geven geschenken niet op persoonlijke titel maar namens de gemeente, de provincie of het waterschap. Het gaat dan vaak om relatiegeschenken, een geaccepteerd gebruik in het sociale verkeer. Wel is het verstandig om dit transparant te houden, in ieder geval door:

·als het om grotere geschenken gaat: een gemotiveerd besluit hiertoe in het college

te nemen;

·open te zijn over de verstrekte geschenken, bijvoorbeeld in het jaarverslag.

4.1. Het ontvangen van geschenken persoonlijk door ambtsdragers herkenbaar gerelateerd aan de uitoefening van het ambt, brengt meer risico's met zich mee dan het ontvangen van geschenken als gemeente. Bedacht moet worden dat de onafhankelijkheid in de besluitvorming op geen enkele wijze mag worden aangetast. Zolang onderhandelingssituaties gaande zijn, mogen geen geschenken worden aanvaard.

4.2. Bij het persoonlijk ontvangen van geschenken en giften door een politieke ambtsdrager uit hoofde van zijn functie past openheid. Deze dienen daarom te worden gemeld en geregistreerd. Deze geschenken en giften zijn eigendom van de gemeente en worden opgenomen in een openbaar register. Kleine relatiegeschenken, die niet duur zijn en die vrijblijvend aangeboden worden – die de onafhankelijkheid dus niet beperken – zijn acceptabel. Daarom gelden de voorgaande bepalingen niet voor geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen.

4.3. Het spreekt voor zich dat ook door andere geschenken of aangeboden voordelen een onafhankelijke besluitvorming in het gedrang kan komen. Dat beperkt zich niet tot gevallen van persoonlijke bevoordeling zoals bijvoorbeeld een goedkope verbouwing of tuinaanleg. Ook donaties aan de politieke partij van de ambtsdrager met het oog op een gunstige overheidsbeslissing zijn uit den boze.

4.4. Ook uitnodigingen voor een excursie, werkbezoeken, diner of een gezamenlijk bezoek aan een evenement zijn beïnvloedingsmiddelen waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan. Een niet ongebruikelijke vorm van relatiebeheer is het op uitnodiging bezoeken van evenementen zoals een voetbalwedstrijd, wielerwedstrijd of andere (internationale) sportevenementen in binnenland of zelfs het buitenland.

Als het gaat om excursies en werkbezoeken op uitnodiging is voorwaarde dat zij functioneel zijn en in het belang van de gemeente. Het verdient aanbeveling deze te melden. Het is in dat geval logisch dat de gemeente de reis- en verblijfskosten betaalt. Hetzelfde geldt in principe ook voor diners.

Het bezoek aan evenementen op uitnodiging is doorgaans niet functioneel en in het belang van de gemeente. Dat betekent nog niet dat dergelijke uitnodigingen nooit zouden kunnen worden aangenomen. Wel zal ook hier een grote mate van openheid moeten worden betracht, zodat controle en verantwoording mogelijk is.

De openheid betekent ook dat het als regel zou moeten gaan om evenementen waarvoor meerdere personen of instanties worden uitgenodigd. Voorwaarde is dat de uitnodiging binnen de grenzen van de redelijkheid blijft.

5. Voorzieningen, bestuurlijke uitgaven en onkostenvergoedingen

Benoemde politieke ambtsdragers bevinden zich juist als het gaat over ‘vergoeding van kosten’ of ‘gebruik maken van voorzieningen’, in een glazen huis. Ze moeten zich voortdurend bewust zijn van het feit dat ze niet alleen verantwoord met publieke middelen moeten omgaan, maar – omdat het uitgaven betreft die samenhangen met de uitvoering van hun ambt - ook helder moeten zijn over de hoogte van de door hen in dat verband gemaakte kosten. Dat geldt zelfs als het gaat om kosten die vallen onder de vaste onkostenvergoeding. De voorbeelden hoe kwetsbaar hun positie is, liggen voor het oprapen.

1.en

5.1. en 5.2. Politieke ambtsdragers maken gebruik van voorzieningen die de organisatie hun ter beschikking stelt en ze maken kosten bij de uitoefening van hun ambt. Voor dat laatste krijgen zij een vergoeding, naast hun wedde of bezoldiging. In Gemeentewet staat dat daarboven geen andere vergoedingen zijn toegestaan. De hoofdregel is dus dat ‘het alleen kan als het is geregeld’. Dit betekent dat alleen de voorzieningen die in de genoemde regelgeving staan, worden vergoed. Alle andere kosten komen voor rekening van de ambtsdrager zelf.

Bij de afweging of kosten al of niet worden vergoed, moet de politieke ambtsdrager zich realiseren dat alles wat mag, niet vanzelfsprekend ook hóeft. Van politieke ambtsdragers mag een zekere soberheid worden verwacht. Hoe het ook wordt vergoed, het gaat immers steeds om besteding van publieke middelen. De politieke ambtsdrager heeft daarnaast ook een voorbeeldfunctie. Hoe kan hij of zij in bijvoorbeeld economisch moeilijke tijden, geloofwaardig een beroep op de soberheid van burgers doen als hij of zij daar zelf niet naar handelt? Vooral bestuurders zitten zeker dan in een kwetsbare positie. Zij dragen vaak immers zelf de verantwoordelijkheid voor het niveau van een bepaalde voorziening of verstrekking. Discussie over vergoedingen is nooit helemaal uit te sluiten. Van belang is dat er duidelijke regels en toelichtingen daarop zijn die houvast bieden. Absolute duidelijkheid is echter niet te geven en moet ook niet worden nagestreefd. In situaties waarin sprake is van een grijs gebied zal de bestuurder extra alert moeten zijn, extra zorgvuldig moeten (laten) nagaan of een en ander past binnen de regels, en hierover open communiceren.

Als belangrijke uitgangspunten voor het vergoeden van voorzieningen voor politieke ambtsdragers zijn te noemen:

  • ·

    bij uitgaven voor voorzieningen van politieke ambtsdragers gaat het uitsluitend om functionele kosten om het ambt te kunnen vervullen. Er moet een directe relatie zijn tussen de uitgave en de taken van een gemeente;

  • ·

    de functionaliteit van de uitgave moet aantoonbaar zijn of ten minste aannemelijk worden gemaakt;

  • ·

    als met de uitgave geen duidelijk belang van de gemeente is gediend, blijven de kosten voor eigen rekening;

  • ·

    kosten die een bestuurder uit hoofde van een (q.q.-)nevenfunctie maakt, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend (zie artikel 2.10 van de gedragscode).

  • ·

    voorzieningen en bestuurskosten worden zo veel mogelijk direct door het bestuursorgaan zelf betaald. De bestuurder dient alleen bij hoge uitzondering zelf een declaratie in;

  • ·

    verantwoording van kosten – en openheid daarover – is essentieel. Daarbij moet altijd worden beoordeeld of de uitgave in hoogte of soort ook in de openbaarheid kan worden gemotiveerd. Soberheid is en blijft de norm.

Vergoedingen voor voorzieningen voor politieke ambtsdragers moeten – als hiervóór aangegeven –voor alles transparant zijn. Een heldere verantwoording van de uitgaven is van groot belang. Daarom moet de financiële en administratieve organisatie zo zijn ingericht dat er vertrouwen kan bestaan in de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. De betaling van declaraties en facturen dient controleerbaar te zijn. Dat betekent dat voorzien moet zijn in een heldere procedure en een inzichtelijke administratie.

Politieke ambtsdragers ontvangen een maandelijkse onkostenvergoeding voor voorzieningen die niet zuiver functioneel zijn, noch zuiver privé. Omdat ze toch een functioneel element bevatten, worden dergelijke voorzieningen wel vergoed. De ambtsdrager moet deze kosten zelf betalen uit de toelage/ onkostenvergoeding.

De hoogte van de onkostenvergoeding is gebaseerd op gemiddelde uitgaven en is vastgelegd in de rechtspositiebesluiten. Wanneer de uitgaven uitstijgen boven de vaste toelage per maand kunnen deze niet alsnog worden gedeclareerd bij de provincie, gemeente of het waterschap.

De vaste onkostenvergoeding is bedoeld voor de volgende kostencomponenten:

representatie;

  • ·

    vakliteratuur;

  • ·

    excursies;

  • ·

    bureaukosten, porti;

  • ·

    contributies, lidmaatschappen;

  • ·

    ontvangsten thuis;

  • ·

    representatie;

  • ·

    zakelijke giften.

Deze kostencomponenten zijn niet uitputtend. Daarnaast zijn er uit de uitvoeringspraktijk nog andere kosten naar voren gekomen die ook voor eigen rekening moeten blijven.

De Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen uit april 2011 biedt nadere handvatten voor de soorten kosten van voorzieningen voor politieke ambtsdragers en de afweging of deze (kunnen) worden vergoed of voor eigen rekening moeten blijven.

5.3. Het indienen van declaraties is soms onvermijdelijk. Zo is het in het buitenland vaak niet mogelijk dat de gemeente rechtstreeks de factuur betaalt. De afwikkeling van declaraties moet dan wel zo zorgvuldig mogelijk gebeuren. In de rechtspositieregelingen staat dat moet worden gedeclareerd onder overlegging van bewijsstukken. Ook hier geldt weer de basisregel: het moet gaan om functionele kosten, en ze mogen niet vallen onder de -vaste- vergoeding.

6. Buitenlandse reizen

Er is sprake van een toenemende intemationalisering van de Nederlandse samenleving en dat heeft consequenties voor burgers, bedrijven en overheid. Ook in gemeenten is een intensivering waarneembaar van contacten met overheden, bedrijven en instellingen in het buitenland. Zo kennen veel gemeenten een stedenband met een gemeente in het buitenland en onderhouden tal van gemeenten zakelijke relaties met buitenlandse bedrijven die investeringen in de regio doen of overwegen. Ook zijn deelname aan internationale conferenties en de organisatie van studiereizen naar steden of regio's in het buitenland geen uitzondering meer. Dat heeft ertoe geleid dat bestuurders en ambtenaren in het belang van gemeente vaker buitenlandse reizen maken.

De regels omtrent het reizen naar het buitenland zijn niet van toepassing op het bijwonen van reguliere vergaderingen van bestuursorganen waar de gemeente Roermond lid van is. Te denken valt hierbij aan de vergaderingen van de Euregio Rijn-Maas-Noord, Ook het onderhouden van bestuurlijke contacten met bijvoorbeeld buurgemeenten in Duitsland vallen hier niet onder. Een dergelijk verblijf in het buitenland duurt in de regel ook niet meer dan 1 dagdeel.

6.1. Buitenlandse dienstreizen liggen onder een vergrootglas. In beginsel gelden voor buitenlandse reizen dezelfde regels als voor binnenlandse reizen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de reis altijd een functioneel karakter moet hebben.

Bij de afweging is het van belang het tijdstip, het tijdsbeslag en de omvang van de delegatie er bij te betrekken. Is het bijvoorbeeld voor de hand liggend met het voltallige college een buitenlandse dienstreis naar een sportevenement te maken? Is er, ook als het een individueel bestuurder betreft, een functioneel belang verbonden aan het bezoek? Op grond van de gedragscode neemt het college steeds expliciet een beslissing over eventuele buitenlandse reizen van bestuurders en maakt het daarvan melding aan de raad.

Is de functionaliteit van de reis aangetoond, dan horen de redelijk gemaakte reis- en verblijfkosten (inclusief eventuele benodigde vaccinaties vooraf) voor rekening te komen van de gemeente. Kan dit belang niet worden aangetoond, dan komen de kosten voor eigen rekening. Bekostiging, geheel of gedeeltelijk, van buitenlandse reizen door derden wordt in beginsel afgewezen. Hiermee kan de onafhankelijke positie van de gemeente in gevaar komen, bijvoorbeeld in situaties waarin contracten moeten worden gesloten met of gunningen verleend aan bedrijven. Soms hoeft dit echter geen bezwaar te zijn, bijvoorbeeld bij de uitnodiging voor een bezoek aan een partnergemeente. Openheid hierover is wel een voorwaarde.

6.2. De lijn is dat meereizen van partners, mits vooraf gemeld, onder nader te bepalen voorwaarden is toegestaan, maar dat de kosten geheel voor eigen rekening komen. De kosten kunnen alleen voor rekening van het bestuursorgaan komen als de aanwezigheid van de partner tijdens de reis noodzakelijk is voor de behartiging van het overheidsbelang. Een andere uitzondering is als de partner expliciet door de buitenlandse gastheer/-vrouw is uitgenodigd.

6.4. Verlenging van de reisduur voor privé-doeleinden, is af te raden. Mocht verlenging zich echter bij uitzondering voordoen, dan is melding vooraf gewenst. De extra reis- en verblijfkosten komen in dat geval uiteraard geheel voor eigen rekening. Als richtlijn kan de regel worden gehanteerd die bij de rijksoverheid geldt: een buitenlandse reis mag met maximaal 72 uur privé-tijd op eigen kosten worden verlengd.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 27 juni 2013

De griffier,

J.Vervuurt

De voorzitter,

P.Cammaert