Regeling vervallen per 14-03-2018

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Roermond 2015

Geldend van 19-04-2017 t/m 13-03-2018

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Roermond 2015

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Roermond 2015

De raad van de gemeente Roermond;

gelet op artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e en tweede lid van de Participatiewet;

besluit

vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Roermond 2015.

Re-integratieverordening 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die geregistreerd staan als werkzoekenden bij het UWV;

    • b.

      Arbeidsverplichting: de verplichting genoemd in artikel 9 eerste lid van de Participatiewet, artikel 37 in de IOAW en IOAZ;

    • c.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • d.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      jongeren: niet-uitkeringsgerechtigden die behoren tot de doelgroep en jonger zijn dan 27 jaar;

    • g.

      mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door een persoon uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

    • h.

      nuggers: de niet-uitkeringsgerechtigden bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de wet;

    • i.

      no-risk polis: voorziening opgenomen in artikel 12 van deze verordening, waarbij de risico’s van door betaling bij ziekte van een werknemer worden opgevangen door een tijdelijke verzekering;

    • j.

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de wet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), danwel die een aanvraag daarvoor hebben ingediend;

    • k.

      voorziening: elke vorm van ondersteuning die de gemeente biedt aan de belanghebbenden om (een grotere mate van) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie, waaronder mede verstaan zelfstandig ondernemerschap, te realiseren;

    • l.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • m.

      de wet: de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Opdracht aan het college

Artikel 2. Algemene opdracht

  • 1. Het college draagt zorg voor het ondersteunen en waar nodig het aanbieden van voorzieningen aan belanghebbenden, die de kortste weg vormen naar werk, dan wel terugkeer naar uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs.

  • 2. Ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde ondersteuning kan het college nadere regels en prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 3. Bij nadere regels als bedoeld in lid 2 kan het college onderscheid maken in drie doelgroepen:

    • a.

      personen met een volledige verdiencapaciteit;

    • b.

      personen met een verminderde verdiencapaciteit;

    • c.

      personen met een maatschappelijke verdiencapaciteit.

  • 4. Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor die voorziening die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 5. Het college houdt bij het aanbieden van ondersteuning en voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een belanghebbende. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die belanghebbende en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de zorg van ten laste komende kinderen tot vijf jaar; en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

Artikel 3. Voorwaarden en afwijzingsgronden

  • 1. Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet, naar het oordeel van het college, het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 2. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening, die naar het oordeel van het college, in voldoende mate kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende. Geen voorziening naar werk wordt aangeboden aan belanghebbenden voor wie inzet van een voorziening niet doelmatig is.

  • 3. Geen recht op ondersteuning bestaat indien en zolang de belanghebbende geen, danwel in onvoldoende mate, inlichtingen verstrekt, zodat door het college niet bepaald kan worden welke voorziening aangeboden dient te worden.

Artikel 4. Budgetplafond

  • 1. Binnen het kader van de door de gemeenteraad vastgestelde subsidie- of budgetplafond voor de verschillende voorzieningen, kan het college een plafond instellen voor een specifieke voorziening.

  • 2. Een door het college vastgesteld plafond als bedoeld in het eerste lid, vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 5. Werkstage

  • 1. Het college kan een belanghebbende een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als de belanghebbende nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2. Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie, gedurende maximaal drie maanden.

  • 3. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage; en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5a. Proefplaatsing

  • 1. Het college kan een belanghebbende in staat stellen voorafgaande aan een regulier dienstverband of een dienstverband waarbij loonkostensubsidie wordt verstrekt, werkervaring op te doen in de vorm van een proefplaatsing.

  • 2. Het doel van de proefplaatsing is de belanghebbende werkervaring op te laten doen in zijn toekomstige functie om daarmee uitval na aanvang van het dienstverband te voorkomen.

  • 3. De proefplaatsing duurt niet langer dan drie maanden. In incidentele gevallen kan deze termijn eenmaal worden verlengd.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de proefplaatsing; en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5b. Arbeidsontwikkelingstraject

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere een traject gericht op arbeidsontwikkeling aanbieden als de uitkeringsgerechtigde nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2. Het doel van een arbeidsontwikkelingstraject is het aanleren van werknemersvaardigheden en het opleiden van de uitkeringsgerechtigde of jongere gedurende maximaal 12 maanden.

Artikel 6. Sociale activering

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • 2. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die uitkeringsgerechtigde of uitkeringsgerechtigde.

Artikel 7. Scholing

  • 1. Het college kan een voorziening, in de vorm van scholing, aanbieden aan uitkeringsgerechtigden of jongeren mits dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt.

  • 2. De scholing als bedoeld in lid 1 voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      de scholing is noodzakelijk voor de kortste weg naar arbeidsinschakeling;

    • b.

      de scholing is arbeidsmarktrelevant.

  • 3. Voor het gestelde onder lid 2 geldt dat de goedkoopste toereikende mogelijkheid moet worden benut.

Artikel 8. Participatieplaats

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde van 27 jaar of ouder overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend namens het college, door de inlener en door de uitkeringsgerechtigde die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 300, - per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4. Een uitkeringsgerechtigde wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor, naar het oordeel van het college, de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 9. Scholing gedurende een participatieplaats

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht en die niet beschikt over een startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden een scholing die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

  • 2. Het college betrekt bij de beoordeling van de scholing als bedoeld in lid 1:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de uitkeringsgerechtigde de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de uitkeringsgerechtigde.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien naar het oordeel van het college een dergelijke scholing niet bijdraagt aan vergroting van de kansen van de uitkeringsgerechtigde op de arbeidsmarkt.

Artikel 10. Detachering

  • 1. Het college kan zorgen voor toeleiding van een uitkeringsgerechtigde of een jongere naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid, wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een werkgever. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

Artikel 11. Beschut werk

  • 1. Aan een belanghebbende die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt, kan de voorziening beschut werk worden aangeboden.

  • 2. Het college maakt, aan de hand van het schema als opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening, uit de doelgroep een voorselectie. Tijdens de voorselectie wordt bepaald welke mensen in aanmerking kunnen komen voor beschut werk, en op welk moment.

  • 3. Het college wint na de voorselectie advies in bij het UWV voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

  • 4. Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken kan het college de volgende ondersteunende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      een uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 5. Het college bepaalt jaarlijks de omvang van het aanbod beschut werk en legt middels de budgetcyclus vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het college met het UWV, aan de gemeente gelieerde bedrijven en met andere reguliere werkgevers.

  • 6. Het college kan andere voorzieningen inzetten, indien er een beperkt aantal plekken zijn voor beschut werken.

  • 7. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de uitvoering beschut werk en de voorselectie.

Artikel 12. No-riskpolis

  • 1. Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis indien:

    • a.

      de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer voor tenminste 16 uur per week;

    • b.

      de werknemer is een jongere of was voorafgaande aan de aanvang van de arbeid een uitkeringsgerechtigde;

    • c.

      de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft of de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de wet, ontvangt;

    • d.

      artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is; en

    • e.

      de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente bij aanvang van de indiensttreding.

  • 2. De no-riskpolis vergoedt:

    • a.

      het loon van de werknemer tot maximaal 100 procent van het minimumloon; en

    • b.

      de extra werkgeverslasten tot maximaal 15 procent van de onder a genoemde vergoeding.

  • 3. Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een verzekering af en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde is de werkgever.

  • 4. Het college vergoedt de no-riskpolis tot maximaal twaalf maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.

  • 5. Indien bij aanvang van het dienstverband de arbeidsovereenkomst voor meer dan 12 maanden wordt aangegaan, kan de het college besluiten de no-riskpolis voor dezelfde duur te vergoeden.

Artikel 13. Loonkostentegemoetkoming gericht op re-integratie

  • 1. Het college kan een loonkostentegemoetkoming verstrekken aan een werkgever die een kwetsbare uitkeringsgerechtigde of een jongere een dienstbetrekking aanbiedt.

  • 2. Onder kwetsbare uitkeringsgerechtigde wordt verstaan de belanghebbende die:

    • a.

      voorafgaand aan de indienstneming gedurende 6 maanden geen betaalde werkzaamheden heeft verricht; of

    • b.

      geen startkwalificatie bezit; of

    • c.

      ouder is dan 50 jaar; of

    • d.

      alleenstaande ouder is.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van deze tegemoetkoming nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de duur van de tegemoetkoming;

    • b.

      de hoogte van de tegemoetkoming; en

    • c.

      de criteria waarop een verzoek tot loonkostentegemoetkoming wordt beoordeeld.

  • 4. De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt indien hierdoor, naar het oordeel van het college, de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt.

Artikel 14. Persoonlijke ondersteuning (jobcoach)

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde dan wel aan de persoon die direct voorafgaande aan zijn dienstverband uitkeringsgerechtigde was, of aan een jongere, persoonlijke ondersteuning aanbieden, bij het verrichten van de aan hem opgedragen taken in de vorm van structurele begeleiding indien hij, naar het oordeel van het college, zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 15. Overige voorzieningen en vergoedingen

  • 1. Het college kan overige voorzieningen inzetten die leiden tot de kortste weg naar arbeidsinschakeling, zoals workshops en trainingen.

  • 2. Het college kan eveneens een vergoeding verstrekken voor de kosten die een uitkeringsgerechtigde of jongere moet maken in het kader van zijn arbeidsinschakeling, die naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

  • 3. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden vergoed.

Artikel 16. Nadere regels

  • 1. Het college stelt voor de uitwerking van deze verordening nadere regels op.

  • 2. Deze nadere regels omvatten in elk geval:

    • a.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichtingen;

    • b.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;

    • c.

      nadere uitwerking van de in deze verordening opgenomen voorzieningen, waaronder in ieder geval de uitvoering en de voorselectie van beschut werk als bedoeld in artikel 11.

Hoofdstuk 4 Beëindiging, terugvordering en afstamming

Artikel 17. Beëindigingsgronden

Het college kan een voorziening beëindigen indien:

  • 1.

    de belanghebbende de aan de voorziening verbonden verplichtingen niet nakomt;

  • 2.

    de belanghebbende niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • 3.

    naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • 4.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de belanghebbende;

  • 5.

    de belanghebbende niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • 6.

    de belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 18. Terugvordering

  • 1. Bij een voortijdige, aan de belanghebbende verwijtbare beëindiging van een voorziening, kunnen de gemaakte en nog door het college te maken kosten van de voorziening van de belanghebbende worden teruggevorderd. Terugvordering is mogelijk indien de kosten vooraf aan de belanghebbende kenbaar zijn gemaakt.

  • 2. Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft gemaakt en op enig moment blijkt dat de belanghebbende te laat of onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd, kan het college de volledige gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening terugvorderen van de belanghebbende.

Artikel 19. Afstemming

Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet of in onvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 22. Overgangsrecht

De belanghebbende die op grond van de Re-integratieverordening, zoals die gold op de dag voor inwerkingtreding van deze verordening, een voorziening aangeboden heeft gekregen en op grond van de bepaling van de huidige verordening geen recht meer zou hebben op die voorziening behoudt zijn recht op die voorziening tot maximaal 1 juli 2015, dan wel tot de einddatum van die voorziening, indien die einddatum ligt voor 1 juli 2015.

Artikel 23. Intrekking bestaande verordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Re-integratieverordening 2012 zoals deze is vastgesteld door de raad op 16 februari 2012 op 1 januari 2015 ingetrokken.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening 2015.

Ondertekening

De griffier,
J.Vervuurt
De voorzitter,
M.J.D. Donders-de Leest