Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting

Geldend van 22-12-2008 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting

Nr. GRIFFIE / 92.d.

De raad van de gemeente Roosendaal;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2008.

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

vast te stellen de volgende:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht

Belastingplichtig is de houder van een hond.

Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

die door de “ Stichting Hulphond Nederland” als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel b. van het Honden-en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tesamen met de moederhond worden gehouden;

waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de honden niet langer dan 90 dagen van het belastingjaar in de gemeente verblijven;

uitsluitend gehouden voor overheidsdienst of ter africhting daarvoor en waarvoor de houder van de overheid deswege een vergoeding ontvangt, zulks met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid.

De vrijstelling onder punt g. van lid 1. geldt alleen voor honden, welke zich niet anders op de openbare weg bevinden dan begeleid en vastgebonden aan een band, koord of ketting en ten aanzien waarvan de houder in het bezit is van een door de districtschef van de politie Midden en West Brabant afgegeven schriftelijke verklaring, dat de bewuste hond uitsluitend voor de overheidsdienst – of ter africhting daarvoor – wordt gehouden en inhoudende het signalement van de hond, alsmede de naam, de voornamen en de woonplaats van de houder.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarief

De belasting bedraagt per belastingjaar:

a. voor een eerste hond € 52,20;

b. voor een tweede hond € 70,80;

voor iedere hond boven het aantal van twee € 96,60.

In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland € 222,00 per kennel.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen meer bedraagt dan€ 3000,00, dat dit bedrag moet worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde gemeentelijke fiscale heffingen € 100,00 of meer doch niet meer van € 3000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

In het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijnverleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gesteldetermijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting’, vastgesteld door de raad op 20 december 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting’

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Roosendaal in zijn openbare vergadering

van 17 december 2008.

De griffier, De voorzitter,