Regeling vervallen per 01-01-2010

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal

Geldend van 02-02-2009 t/m 31-12-2009

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ROOSENDAAL

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,

Gelet op artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal,

BESLUIT:

Vast te stellen

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a.

    Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal;

  • b.

    persoonsgebonden budget (pgb): een geldbedrag of gelijkwaardige verstrekking waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven;

  • c.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • d.

    echtgenoten: gehuwden, alsmede geregistreerde partners.

Artikel 2 Verstrekking Pgb

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Hoofdstuk 2 Hulp bij het huishouden (Hbh)

Artikel 3 Pgb

De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden bedraagt per uur:

  • a.

    voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoeren van lichte huishoudelijke taken, € 14,53;

  • b.

    voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning van de organisatie in de huishouding, € 17,48;

  • c.

    voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding, € 18,26.

Artikel 4 Maximale eigen bijdrage per 4 weken

  • 1.

    Het maximale bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 21.703,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 1.

    Het maximale bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.812,00, dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 2.

    Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 26.535,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

  • 3.

    Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.431,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15% bedraagt.

Tabel eigen bijdrage

Kolom 1

2

3

Maximale eigen bijdrage

per 4 weken voor personen

beneden inkomensgrens

Inkomensgrens, waarboven maximaal 15 % van het meerinkomen bovenop de eigen bijdrage van kolom 2 mag worden geheven

A

Ongehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 17,20

€ 21.703

B

Ongehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 17,20

€ 14.812

C

Gehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 24,60

€ 26.535

D

Gehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 24,60

€ 20.431

Artikel 5 Eigen bijdrage per uur

De eigen bijdrage per uur hulp bij het huishouden bedraagt:

  • a.

    voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoeren van lichte huishoudelijke taken, € 10,58;

  • b.

    voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning van de organisatie in de huishouding, € 18,52;

  • c.

    voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding, € 19,56.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 6 Pgb

Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening gebaseerd op de offerte voor de realisering van de woonvoorzieningen.

Artikel 7 Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Voor een vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie zoals bedoeld in artikel 15, onder e, van de Verordening, komen in aanmerking de kosten gemaakt voor het onderhoud, de keuring en de reparatie van:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • g.

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2.

    In de kosten van keuring en onderhoud van de in het eerste lid onder a tot en met e vermelde voorzieningen wordt een forfaitaire vergoeding toegekend die als volgt is vastgesteld:

Tabel keuringen:

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten excl. btw

Frequentie periodieke keuring

Kosten excl. btw

Stoelliften

Ja

€ 296,26

1 x

per 4 jaar

€ 209,04

Rolstoelplateauliften

Ja

€ 296,26

1 x

per 4 jaar

€ 209,04

Staplateauliften

Ja

€ 296,26

1 x

per 4 jaar

€ 209,04

Woonhuisliften

nee begrepen in nieuwprijs

1 x

per 1,5 jaar

€ 308,83

Hefplateauliften

Idem

1 x

per 1,5 jaar

€ 267,13

Balansliften

worden niet meer nieuw gemaakt

1 x

per 1,5 jaar

€ 147,46

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van keuring door het Liftinstituut (50%) en de kosten van de noodzakelijks assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%)

Tabel onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten excl. Btw

Stoelliften

1 x per jaar

€ 153,89

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

€ 153,89

Staplateauliften

1 x per jaar

€ 153,89

Woonhuisliften

2 x per jaar

€ 222,44

Hefplateauliften

2 x per jaar

€ 153,89

Balansliften

1 x per jaar

€ 153,89

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • §

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning

  • §

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

  • §

    50% voor installaties uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch weg klapbare raildelen.

Artikel 8 Eigen bijdragen

1.De hoogte van de eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening wordt op basis van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB Staatsblad 450, 2006) als volgt samengesteld:

1. Tabel eigen bijdrage woonvoorzieningen

Het inkomen

Verhoging in verband met draagkracht

Bij een verzamelinkomen tot:

A.€ 21.703,- ( jonger dan 65 jaar en alleenstaand)

B.€ 14.812- (ouder dan 65 jaar en alleenstaand)

C.€ 26.535,- (jonger dan 65 jaar en gehuwd)

D.€ 20.431,- (ouder dan 65 jaar en gehuwd)

Nihil

Bij een verzamelinkomen hoger dan:

A.€ 21.703,-

B.€ 14.812-

C.€ 26.535,-

D.€ 20.431,-

Verhoging met een 13e deel van 15% van het meerinkomen

  • 2.

    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 5 vastgestelde bedrag in mindering gebracht.

  • 3.

    Indien een voorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 5 vastgestelde bedrag in mindering gebracht.

Hoofdstuk 4 Verhuizen en inrichten

Artikel 9 Primaat van de verhuizing

  • 1. Indien aanpassing van de woning van de aanvrager meer dan € 7.196,00 bedraagt, zal, gelet op de sociale en fysieke omstandigheden van de aanvrager, gezocht worden naar een geschikte beschikbare woning.

  • 2. Indien een dergelijke woning beschikbaar is, zal aanpassing van de woning van de aanvrager achterwege blijven.

Artikel 10 Verhuis- en inrichtingskosten

De vergoeding zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordening bedraagt € 3.320,00.

Artikel 11 Tijdelijke huisvesting

De vergoeding bedoeld in artikel 15 onder f van de Verordening wordt toegekend tot het bedrag van de werkelijke kosten met een maximum van € 495,96 per maand.

Artikel 12 Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7.196,00 is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand, doch maximaal op het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 13 Antispeculatiebeding

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens de Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaren na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden binnen een week na het passeren van de akte, het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het door de gemeente gesubsidieerde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 80% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde.

in alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 5 Verplaatsen en vervoeren

Artikel 14 Pgb rolstoelen

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld:

  • a.

    als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening in natura, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het één na vorige kalenderjaar; of

  • b.

    aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 15 Sportrolstoelen

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een forfaitair budget en bedraagt € 2.668,45 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in de aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Artikel 16 Pgb overige vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld:

  • a.

    op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening; of

  • b.

    op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorzieninginclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 17 Inkomensgrenzen

  • 1.

    De inkomensgrenzen waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening zijn opgenomen in onderstaande tabel.

  • 2.

    De inkomensgrenzen waarboven een eigen bijdrage voor een scootmobiel en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten voor verstrekking en vergoeding in aanmerking komen, zijn opgenomen in onderstaande tabel. Boven deze grenzen geldt een eigen bijdrage van maximaal 15% van het meerinkomen. Gedurende een periode van 39 maal vier weken wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht bij pers

onen beneden de inkomensgrens. De hoogte van deze maximale eigen bijdragen is in, de bij dit artikel behorende tabel, opgenomen.

Tabel inkomensgrenzen vervoersvoorzieningen

Maximale eigen bijdrage

per 4 weken voor personen beneden de inkomensgrens

Inkomensgrens

A Ongehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 17,20

€ 21.703

B Ongehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 17,20

€ 14.812

C Gehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 24,60

€ 26.535

D Gehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 24,60

€20.431

Artikel 18 Vervoer per auto

  • 1.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 952,43.

  • 2.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 952,43.

  • 3.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1481,55.

  • 4.

    Een bedrag voor de noodzakelijke kosten van aanpassing van de eigen auto, op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening.

Artikel 19 Echtgenoten

Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 18, leden 1, 2 en 3 van het Besluit bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het normbedrag als bedoeld in dat artikel.

Artikel 20 Taxi

Het in artikel 24 onder b van de Verordening bedoelde collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer bestaat uit het zogenaamde Deeltaxi-systeem volgens de hierna volgende opzet:

  • a.

    aan de aanvrager die in aanmerking komt voor het deeltaxi-systeem wordt een Deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van de deeltaxi tegen betaling van de voor de betreffende rit benodigde strippen;

  • b.

    voor de tarifering van het deeltaxisysteem wordt dezelfde zone-indeling en strippensysteem gehanteerd als bij het openbaar busvervoer;

  • c.

    het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoer. Buiten het extern vervoersgebied is gebruik van de deeltaxi onmogelijk;

  • d.

    voor elke rit is een bijdrage gebaseerd op een basistarief van één strip van € 0,50 verschuldigd vermeerderd met een strip van € 0,50 per zone. De betaling van de ondersteuningsvrager wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt;

  • e.

    een aanvrager kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is een basistarief verschuldigd van € 0,50 vermeerderd met een strip van € 0,50 per zone, tenzij de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is. In dat geval is het vervoer van de begeleider gratis.

Hoofdstuk 6 Motivering, verantwoording en terugvordering

Artikel 21 Onderzoek

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatievan de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies van artikel 32 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2.

    Bij de besluitvorming en de motivering van de beschikking wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 22 Afwijzende beschikking Pgb

Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats, indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, er de overtuiging bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, vanwege een of meerdere medische en/of psycho- sociale contra-indicaties, gebleken misbruik of oneigenlijk gebruik.

Artikel 23 Verantwoording

  • 1.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college kan plaats vinden:

  • a.

    bij besteding van het persoonsgebonden budget aan hulp bij het huishouden aan heteinde van iedere maand;

  • b.

    in andere gevallen een maand na verstrekking.

  • 2.

    Het college kan steekproefsgewijs nagaan of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is, waarbij de steekproef geschiedt binnen 6 maanden na de verstrekking. De budgethouder dient daarbij de stukken te overleggen als genoemd in hoofdstuk 1 van het Verstrekkingenboek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Roosendaal.

Artikel 24 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit Besluit treedt op 2 februari 2009 in werking.

  • 2.

    Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal, vastgesteld op 5 februari 2008 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal.

Vastgesteld ter vergadering van het college van 13 januari 2009.

De secretaris, De burgemeester,