Regeling vervallen per 21-02-2011

Nadere regels kindercentra

Geldend van 03-12-2000 t/m 20-02-2011

Intitulé

Nadere regels kindercentra

NADERE REGELS KINDERCENTRA

Burgemeester en wethouders van ,

gelet op artikel 12 van de Verordening kinderopvang, vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 2 november 2000,

besluiten vast te stellen de hiernavolgende Nadere Regels Kindercentra:

Artikel 1 Situering en toegankelijkheid van het kindercentrum

  • a. De toegang tot het terrein van het kindercentrum is op een veilige en overzichtelijke plek gesitueerd.

  • b. Het kindercentrum is gelegen in een omgeving die vrij is van geluids- en milieuoverlast.

  • c. Het kindercentrum is geschikt voor in hun beweging gehandicapten, voor zover dezen gebruik maken van het centrum.

Artikel 2 Algemene voorschriften voor ruimten in het kindercentrum

(a en b oud vervallen)

  • a.

    De ruimten van een kindercentrum mogen tijdens de openstelling uitsluitend worden gebruikt voor kinderopvang.

  • b.

    De vloeren van het kindercentrum zijn bedekt met goed reinigbaar, isolerend, splintervrij en niet-glad materiaal.

  • c.

    De temperatuur dient in de verschillende ruimten, uitgezonderd de bergruimten, goed geregeld te kunnen worden.

  • d.

    Alle ruimten, uitgezonderd de bergruimte voor buitenspeelgoed, zijn van binnenuit bereikbaar.

  • e.

    Alle ruimten zijn voorzien van een doelmatige en tochtvrije ventilatie.

(h vervallen)

Artikel 3 Verblijfsruimten voor kinderen

  • a.

    Elke groep heeft een afzonderlijke vaste verblijfsruimte.

  • b.

    In de verblijfsruimten moet daglicht kunnen toetreden door middel van één of meer vensters in tenminste één buitenwand. Bij voorkeur bevindt ten minste één venster zich op een dusdanige hoogte dat peuters naar buiten kunnen kijken.

  • c.

    De verblijfsruimten zijn aan de zonzijde voorzien van zonwering.

  • d.

    Het verlichtingsniveau in de verblijfsruimten dat door middel van kunstlicht worden bereikt, bedraagt minimaal 150 lux.

  • e.

    In de verblijfsruimten is voldoende bergruimte aanwezig voor het opbergen van speelgoed en eventuele andere materialen.

  • f.

    In de verblijfsruimten is een op het aantal kinderen afgestemd aantal tafels en stoelen aanwezig, waarvan de afmetingen zijn afgestemd op de grootte van de kinderen.

  • g.

    In de verblijfsruimten is een op het aantal volwassenen afgestemd aantal tafels en stoelen aanwezig.

Artikel 4 Slaap-/rustruimten voor kinderen

  • a. Een kinderdagverblijf beschikt over één of meer op het aantal kinderen afgestemde afzonderlijke slaapruimten.

  • b. De slaapruimten zijn zodanig ingericht, dat tijdens de rustperiode elk kind goed bereikbaar en zichtbaar is.

  • c. De slaapruimten zijn voorzien van voldoende aan de kinderen aangepaste, veilige bedden en kinderledikanten. Deze zijn goed en eenvoudig reinigbaar en zodanig uitgevoerd, dat de kinderen steeds goed zichtbaar zijn.

  • d. In de slaapruimten licht en geluid worden gedempt.

  • e. In de slaapruimten is voldoende beddengoed aanwezig. Dit stofvrij worden opgeborgen en wordt regelmatig verschoond.

  • f. Indien voor kinderen boven 1,5 jaar gekozen wordt voor slaapgelegenheid in een rustige ruimte en die rustige ruimte maakt deel uit van de verblijfsruimte, dan moeten deze voldoende van de rest van de verblijfsruimte kunnen worden afgeschermd.

Artikel 5 Toiletruimten

  • a. De toiletruimten voor de kinderen zijn zodanig gesitueerd dat goed toezicht op de kinderen worden gehouden.

  • b. Voor het personeel is een afzonderlijke toiletruimte aanwezig.

  • c. Er dient een handenwasgelegenheid te zijn aangebracht op een voor kinderen bereikbare hoogte.

  • d. De toiletruimten voor kinderen hebben zodanige afmetingen, dat de kinderen afzonderlijk goed bereikbaar zijn om geholpen te worden.

  • e. De vloeren en de wanden tot een hoogte van 1.50 meter boven de vloer zijn bedekt met een waterdicht en goed reinigbaar materiaal.

  • f. Voor elk tiental kinderen of deel daarvan is ten minste één closetpot aanwezig. De afmetingen en hoogte van de closetpotten zijn aangepast aan de grootte van de kinderen.

  • g. In een kinderdagverblijf is voor luiers, po's en dergelijke een aparte spoelgelegenheid aanwezig.

Artikel 6 Wasruimten

  • a. Een kinderdagverblijf beschikt over een op het aantal kinderen afgestemde hoeveelheid wasruimten.

  • b. Een wasruimte is tenminste voorzien van een wasbak of aanrecht met warm en koud stromend water, bij voorkeur met een handdouche.

  • c. De vloeren en de wanden van het wasgedeelte zijn tot een hoogte van 1.80 meter boven de vloer bedekt met een waterdicht en goed reinigbaar materiaal.

  • d. In een kinderdagverblijf is voor elk kind een eigen handdoek, washandje en tandenborstel beschikbaar en is zeep en tandpasta in voldoende mate aanwezig (e oud).

Artikel 7 Buitenspeelterrein

  • a. Een kindercentrum beschikt over een veilige, goed afgeschermde en van een doelmatige afwatering voorziene speelgelegenheid in de open lucht.

  • b. Er is bij voorkeur een zandbak aanwezig. Deze moet schoon zand bevatten en na gebruik worden afgedekt met ventilerend materiaal.

  • c. Bij voorkeur is ook een kraan met koud stromend water aanwezig.

  • d. Voor buitenspeelgoed is een aparte bergruimte aanwezig.

  • e. Speelgoed, klim- en klautermateriaal leveren geen gevaar op voor de kinderen.

  • f. Het buitenspeelterrein is niet beplant met giftige en/of stekelige planten.

  • g. Het buitenspeelterrein is dusdanig gesitueerd dat voldoende toezicht worden uitgeoefend.

Artikel 8 Kookruimten en voeding

  • a. Een kinderdagverblijf beschikt over een goed toegeruste keuken voor het bewaren en bereiden van voedsel voor de kinderen, die qua capaciteit is afgestemd op het aantal kinderen.

  • b. Servies, bestek, (elektrische) apparatuur en gevaarlijke (vloei)stoffen worden buiten het bereik van de kinderen opgeborgen.

  • c. De maaltijden worden bereid in overeenstemming met de aanwijzingen van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding te Den Haag.

Artikel 9 Garderobe

  • a. Een kindercentrum beschikt over een garderobe voor kinderen en bij voorkeur ook een garderobe voor volwassenen.

  • b. De garderobes liggen buiten de verblijfsruimten.

  • c. De kapstokken zijn veilig en aangebracht op een voor kinderen bereikbare hoogte. De afstand tussen de haken is minimaal 18 cm.

Artikel 10 Personeelsruimten

  • a. De leiding van het kindercentrum beschikt over een aparte ruimte.

  • b. De kinderleiders beschikken over een aparte op het aantal leiders afgestemde ruimte.

  • c. Het administratief personeel beschikt over een aparte kantoorruimte.

  • d. Een vergaderruimte waarin ouders kunnen vergaderen verdient aanbeveling.

Artikel 11 Overige ruimten

  • a. In het kindercentrum is voldoende ruimte aanwezig voor het opbergen van speelgoed en leermiddelen. In een kindercentrum dat langer dan vier uur per dag is geopend, is tevens een bergruimte voor linnengoed aanwezig.

  • b. Een kinderdagverblijf dat langer dan vier uur per dag is geopend, beschikt over een wasruimte voor het linnengoed of een geschikte bergruimte voor te wassen linnengoed indien het wassen elders plaatsvindt.

Artikel 12 Veiligheid

  • a. De voorzieningen voor brandveiligheid en veilige ontvluchting bij brand moeten voldoen aan de richtlijnen van gebouwen NEN 3892 en NEN 3894 van het Nederlands Normalisatie Instituut.

  • b. De in het kindercentrum verplicht aanwezige brandblusapparatuur dient jaarlijks te worden gekeurd.

  • c. Alle overige door de commandant van de brandweer te geven aanwijzingen dienen onverwijld te worden opgevolgd.

  • d. Buitendeuren en -vensters zijn zodanig beveiligd, dat kinderen niet ongemerkt het kindercentrum kunnen verlaten en onbevoegden niet ongemerkt kunnen binnentreden.

  • e. De verwarmingsapparaten zijn zodanig opgesteld en uitgevoerd, dat de kinderen zich daaraan niet kunnen verwonden en de bedieningsorganen niet kunnen bereiken.

  • f. Ruiten beneden 1,20 meter dienen te zijn vervaardigd van veiligheidsglas.

  • g. Wandcontactdozen dienen te zijn geaard en te zijn afgeschermd en bij voorkeur onbereikbaar te zijn voor kinderen.

  • h. Voorwerpen en vloeistoffen die gevaar voor kinderen kunnen opleveren (schoonmaakartikelen, medicamenten, elektrische apparaten, servies, bestek, e.d.) moeten buiten bereik van kinderen worden opgeborgen.

  • i. In het kindercentrum is een telefoon aanwezig. In de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden zich het algemeen alarmnummer en het telefoonnummer van de huisarts.

  • j. In het kindercentrum is een volledig uitgeruste EHBO-trommel aanwezig en een zogenaamde giflijst.

  • k. In het kindercentrum is ten minste één functionaris aanwezig die in bezit is van een geldig EHBO-diploma of een kinder-EHBO-certificaat.

  • l. Eventueel aanwezige vaste trappen dienen veilig te zijn voor kinderen.

Artikel 13 Hygiëne

  • a. Het kindercentrum en de inrichting daarvan verkeren in zindelijke staat.

  • b. In ruimten waar kinderen worden opgevangen wordt niet gerookt.

  • c. In het kindercentrum worden geen huisdieren toegelaten.

Artikel 14 Medische verzorging

  • a. Het kindercentrum beschikt over een vaste huisarts.

  • b. Het kindercentrum stelt regels vast omtrent de handelwijze van functionarissen en begeleiders, wanneer deze bij zichzelf, kinderen of gezinsleden ziekten constateren of veronderstellen die voor de persoon zelf of voor de andere aanwezigen risico's kunnen opleveren.

Artikel 15 Aanwezigheid gegevens

  • a. In het kindercentrum wordt een register bijgehouden van de in het kindercentrum werkzame personen, vermeldende in ieder geval naam, geboortedatum, adres, functie en de behaalde diploma's en getuigschriften, waaruit de bekwaamheid tot het verzorgen van kinderen blijkt. Ook is het wenselijk dat het kindercentrum van elke functionaris en begeleider beschikt over een bij indiensttreding recente verklaring omtrent gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie (althans zolang deze wet nog geldig is).

  • b. In het kindercentrum is vastgelegd wie belast is met de dagelijkse leiding en wie bij afwezigheid vervangt.

  • c. In het kindercentrum wordt een overzicht bijgehouden van alle in het centrum ingeschreven kinderen. Deze lijst vermeldt per kind naam, geboortedatum, naam van de huisarts alsmede huisadres en indien van toepassing, werkadres en telefoonnummer van de ouders/verzorgers en de inentingsgegevens.

Artikel 16 Citeerartikel

Dit besluit worden aangehaald als "Nadere Regels Kindercentra".

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van ,

in hun vergadering van 21 november 2000

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting op de Nadere Regels Kindercentra

In het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang (artikel 2, eerste lid, onder a) wordt gemeenten opgedragen om bij verordening eisen aan de kindercentra te stellen op het gebied van de inrichting, hygiënische toestand en veiligheid, voorzover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet. In principe voorziet de Woningwet hierin in hoge mate. Ook is er nog het Bouwbesluit. De Woningwet beoogt dat een bouwer alle eisen waaraan zijn (ver)bouwplan moet voldoen, van te voren kan weten, omdat zij in het Bouwbesluit staan. Vervolgens mag de gemeente, nadat zij de bouwvergunning heeft verleend, geen bijkomende eisen meer stellen die weer leiden tot verandering van het gebouw.

De in de Nadere regels onder de artikelen 1 tot en met 12 genoemde eisen hebben voor een groot deel bouwkundige consequenties. Deze eisen horen - op grond van artikel 5 van de Woningwet 1991 - thuis in het Bouwbesluit. Zij staan hier echter niet in (uitgezonderd twee eisen zijn: zie artikel 216 van het Bouwbesluit. Deze hebben wij toch opgenomen, om een compleet beeld van de ruimten in een kindercentrum te krijgen).

In de verordening is in artikel 8 gesteld dat burgemeester en wethouders de beslissing op de aanvraag van een vergunning voor een kindercentrum aanhouden totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning. De gemeentelijke afdelingen die zich bezighouden met respectievelijk de kinderopvang en het bouwtoezicht zullen dus in overleg de beide vergunningaanvragen moeten beoordelen.

De in art.7e genoemde buitenspeeltoestellen vallen onder het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen.

De controle op de naleving van de Nadere Regels wordt verricht door de G.G.D. Ten behoeve van de controle heeft de G.G.D. criteria aangelegd, die voortvloeien uit de Nadere Regels, waaraan moet worden voldaan. Van elk hygiëne- en veiligheidsbezoek wordt een rapportage gemaakt.

Burgemeester en wethouders van de gemeente :

gelet op artikel 46, lid 1 en 3 van de Wet kinderopvang;

HEBBEN BESLOTEN:

op te nemen in het Register kinderopvang gemeente de volgende kindercentra:

Dino, Damastberg 106a;

Doerakken, Heulberg 1;

Dol-fijn, Morelberg 102;

Dommel, Kloosterstraat 17a (Wouw);

Doppido, Kloosterstraat 15;

Dribbel, Sportstraat 50;

Donkie, Onyxdijk 199;

Hupsakee, H.Hartplein 27a;

Villa Vondel, Vondellaan 44;

Zaza, ’t Zand 2

(bovenvermelde kindercentra vallen allen onder de Kober groep);

Domino, Jan Sluijtersstraat 2;

Fleks, Boulevard Antverpia 9;

Fleks, De Stok 10b;

en op te nemen de volgende gastouderbureaus:

De Peerenboom, Spoorstraat 186;

Kids Wonders, Thorbeckelaan 48;

Kids-Joy, Brouwersberg 7;

Steentje, Chaletberg 6.

Roosendaal, 21 december 2004

Burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris, De burgemeester,