Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleid verkoop plantsoengrond

Geldend van 01-03-2004 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleid verkoop plantsoengrond

BELEID VERKOOP PLANTSOENGROND

1. Inleiding

In deze module zijn de beleidsregels neergelegd aan de hand waarvan de verzoeken tot aankoop van plantsoengrond worden getoetst. Deze beleidsregels zijn vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 26 juni 2001 en zijn per 1 september 2001 in werking getreden. Aan de hand van deze beleidsregels zullen in de komende jaren de zogenaamde wijkkaarten worden gemaakt. Dit houdt in dat voor alle wijken in Roosendaal, alsook voor de dorpskernen Wouw, Nispen, Heerle, Moerstraten en Wouwse Plantage, kaarten zullen worden aangemaakt waarop aangegeven staan de stroken plantsoengrond welke voor verkoop in aanmerking kunnen worden gebracht. Voor de dorpskernen Wouw, Nispen, Heerle, Moerstraten en Wouwse Plantage zijn deze kaarten gereed.

2.Beleid verkoop plantsoengrond

2.1 Verkoop van plantsoengrond vindt enkel plaats voor stroken welke grenzen aan de achterzijde of zijkant van een particulier perceel.

De verkoop van stroken plantsoengrond aan de voorzijde van een particulier perceel is derhalve niet aan de orde. Wat onder de voorzijde van een perceel moet worden verstaan, zal met name worden bepaald door de zijde waaraan het perceel gehuisnummerd is.

2.2 Geen verkoop vindt plaats indien hier uit stedenbouwkundig en/of strategisch oogpunt bezwaar tegen bestaat.

  • -

    Stedenbouwkundig bezwaar houdt verband met de opzet van de wijk/buurt/straat waarin deze groenstrook gelegen is. Sommige groenvoorzieningen dragen in belangrijke mate bij aan de herkenbaarheid en sfeer van de openbare ruimte. In dergelijke gevallen zou het karakter van de woonomgeving, bij het verwijderen of verkleinen van de groenvoorzieningen, ernstig aangetast worden. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er echter geen bezwaar tegen uitgifte indien een groenstrook van ondergeschikt belang is voor het karakter van de woonomgeving. Verwijdering of verkleining van de betreffende groenstrook is in zo’n geval geen aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte of kan zelfs een verbetering betekenen (bij verwaarloosde reststroken).

  • -

    Bezwaar vanuit strategisch oogpunt is aan de orde indien, redelijkerwijs, ingeschat wordt dat de betreffende groenstrook gereserveerd moet blijven voor toekomstige realisatie van andere (openbare) functies. Daarbij kan o.a. gedacht worden ruimtereserveringen voor aanpassingen aan een verkeerskundige situatie (bijvoorbeeld reconstructie van een weg of fietspad) of het beschikbaar houden van ruimte voor de aanleg van openbare nutsvoorzieningen. Door de betreffende groenstrook in eigendom te houden wil de gemeente voorkomen dat uitvoering van bepaalde werkzaamheden, die mogelijk pas op langere termijn kunnen spelen, belemmerd wordt door de eigendomsverhoudingen.

2.3 Geen verkoop vindt plaats indien sprake is van functioneel of structureel groen.

- Functioneel groen: openbaar groen waarvan de vorm, grootte en ligging maken dat een bepaalde functie vervuld wordt of kan worden. Voorbeelden hiervan zijn: verkeersgeleiding, milieu, educatie of recreatie. Hieronder wordt ook begrepen de esthetische kwaliteiten die het groen kan bezitten voor buurtbewoners (uitzicht vanuit de woning, afscherming van buurpercelen).

- Structureel groen: openbaar groen dat door zijn vorm, grootte of ligging zorgt voor een ordening en geleding in de stedenbouwkundige structuur van stad of wijk. Voorbeelden hiervan zijn: parken als markante groene plekken die van belang zijn voor de gehele stad, groenzones rondom wijken die de eigen identiteit (herkenbaarheid) van de wijk bevorderen, en boomstructuren langs hoofd- en of buurtontsluitingswegen die zorgen voor oriëntatie. Verwijdering of verkleining van een dergelijke groenvoorziening heeft ingrijpende gevolgen voor de uitstraling van de wijk of buurt.

2.4 Geen verkoop vindt plaats indien hier uit verkeerstechnisch oogpunt bezwaar tegen bestaat.

Indien door verkoop van de betreffende grond de verkeersveiligheid in het geding komt, of eventuele verkeerskundige infrastructurele aanpassingen wel of niet door besluitvorming vastgelegd, niet optimaal uitgevoerd kunnen worden, kan de betreffende grond niet voor verkoop in aanmerking komen.

2.5 Geen verkoop vindt plaats indien in het gevraagde plantsoen riolering en/of drainage aanwezig is. Dit is eveneens van toepassing op de benodigde werkruimte voor deze voorzieningen.

Vooraf is niet aan te geven hoeveel meter benodigd is voor het verrichten van werkzaamheden. Dit zal dus bij invulling van de kaart afzonderlijk per geval moeten worden aangegeven.

2.6V erkoop van gronden waarin kabels of leidingen of andere nutsvoorzieningen liggen van KPN Telecom, Essent Kabelcom en Essent Netwerk Brabant BV, geschiedt enkel met instemming van de kabelexploitant en zonodig met vestiging van een recht van opstal.

Verkoop van stroken waarin kabels en of leidingen liggen vindt enkel plaats indien deze kabelexploitant hiertegen geen bezwaar heeft en koper instemt met een recht van opstal. Van onze zijde zal niet worden ingestemd met de verkoop van stroken indien hierdoor kabels en of leidingen moeten worden verplaatst. Ook niet indien de kabelexploitant geen bezwaar heeft tegen het verleggen van de kabels.

2.7 Geen verkoop vindt plaats indien bomen in de gevraagde gronden aanwezig zijn.

Er is sprake van een boom indien hiervoor op grond van de artikelen 4.5.2. en 4.5.3. van de Algemene plaatselijke verordening een kapvergunning voor is vereist. Dat wil zeggen bomen die op 1.30 meter hoogte een stamomtrek hebben van 50 centimeter of meer. Jonge bomen die recentelijk geplant zijn met de bedoeling deze functie te gaan vervullen, vallen hier tevens onder. Na verkoop van een strook plantsoengrond, dient de nieuwe perceelsgrens ten minste 2 meter van eventuele aanwezige bomen verwijderd te blijven. Indien de soort of grootte van de boom daartoe aanleiding geeft, kan een grotere afstand dan 2 meter worden vereist. Indien de aanwezigheid van een boom de enige reden zou zijn om niet tot verkoop van een strook over te gaan, dan zal het voorstel voor die betreffende locatie ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

2.8 Bij verkoop van plantsoengrond;

  • a.

    dient tenminste een strook van 3 meter van het bestaande plantsoen als openbaar groen gehandhaafd te blijven;

  • b.

    aan de achterzijde van een perceel dienen alle eigenaren van de betreffende blok woningen bereid te zijn tot aankoop van de achter hun woning gelegen strook.

  • c.

    aan de zijkant van het perceel, dient verkoop plaats te vinden over de gehele lengtevan het perceel.

Ad a.Om te voorkomen dat een strook plantsoen zijn stedenbouwkundige functie teveel verliest, dient steeds een redelijkerwijs nog te beplanten strook plantsoen te resteren, waarbij 3 meter als minimum moet worden gezien.

Ad b. Door verkoop “en bloc” van plantsoengrond achter achtertuinen wordt verkomen, dat het resterende plantsoen een onregelmatige vorm krijgt, waardoor enerzijds het onderhoud wordt bemoeilijkt en anderzijds een onesthetisch geheel ontstaat.

Ad c. De verkoop van een gedeeltelijke strook naast een perceel dient om dezelfde reden als sub b. te worden vermeden.

2.9 Geen verkoop vindt plaats aan huurders van woningen.

2.10 Lopende huurovereenkomsten

Voor wat betreft de verhuur van stroken plantsoengrond, heeft het college besloten om de lopende huurovereenkomsten binnen 5 jaar na 1 januari 2002 te beëindigen. Huurcontracten zijn niet meer overdraagbaar.