Regeling vervallen per 31-12-2016

Beleidsregel uitvoering sanering weg- en railverkeerslawaai (gevelmaatregelen)

Geldend van 25-08-2003 t/m 30-12-2016

Intitulé

Beleidsregel uitvoering sanering weg- en railverkeerslawaai (gevelmaatregelen)

Het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,

Gelet op onder meer het bepaalde in artikel 89 en 90 Wet geluidhinder en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende, dat voor de sanering van verkeerslawaai door gevelmaatregelen in het kader van de Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing geen specifieke uitvoeringsregels zijn gesteld;

dat het ter waarborging van de kwaliteit, uniformiteit en de continuïteit van de sanering wel noodzakelijk wordt geacht dat er beleidsregels gelden;

dat wij van mening zijn dat daarbij aansluiting gezocht kan worden bij de regels die golden voor de indertijd door het Rijk gefinancierde isolatiemaatregelen op grond van het Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer en de Uitvoeringsregeling sanering verkeerslawaai;

Besluiten

Vast te stellen de aangehechte beleidsregel inzake uitvoering sanering weg- en railverkeerslawaai (gevelmaatregelen),

Aldus besloten in de collegevergadering van 19 augustus 2003

Burgemeester en wethouders van Roosendaal,

De burgemeester De secretaris

mr M.J.H. Marijnen ir J.P. Kruf

BELEIDSREGEL UITVOERING SANERING WEG - EN RAILVERKEERSLAWAAI (GEVELMAATREGELEN)

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. gemeentebestuur: het bestuur van de gemeente Roosendaal c.q. de voormalige gemeenten die sinds 1 januari 1997 samen de gemeente Roosendaal vormen;

b. de gemeente: de gemeente Roosendaal;

c. de minister: de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

d. A-lijst: de door de minister opgestelde lijst met woningen:

- die op 1 maart 1986 een geluidbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 65 dB(A), dan wel ten minste 60 dB(A) indien deze deel uitmaken van een verzameling van woningen waarvan ten minste één woning een geluidbelasting vanwege een weg ondervond van ten minste 65 dB(A);

- die door het gemeentebestuur op grond van artikel 88, eerste lid, van de Wet geluidhinder aan de minister gemeld zijn, en

- ten aanzien waarvan het gemeentebestuur aan de minister heeft verklaard dat het treffen van geluidwerende maatregelen de enige oplossing is die in aanmerking komt.

e. Raillijst: de door de minister opgestelde lijst met woningen:

- die vóór 1 januari 1997 door de gemeente Roosendaal aan de minister van VROM gemeld zijn;

- die op 1 juli 1987 een geluidbelasting ondervonden van meer dan 65 dB(A) vanwege een op die datum aanwezige spoorweg, en

- ten aanzien waarvan het gemeentebestuur van de gemeente Roosendaal heeft verklaard dat het treffen van geluidwerende maatregelen de enige oplossing is die in aanmerking komt.

f. sanering verkeerslawaai: sanering van weg- en railverkeerslawaai door gevelmaatregelen.

g. autonome sanering: in het kader van de sanering wegverkeerslawaai of spoorweglawaai treffen van geluidwerende maatregelen met het uitsluitende oogmerk de geluidsbelasting, vanwege een weg of een spoorweg, te beperken;

h. gekoppelde sanering: in het kader van de sanering wegverkeerslawaai of spoorweglawaai treffen van geluidwerende maatregelen met een ander oogmerk dan uitsluitend de beperking van de geluidsbelasting, vanwege een weg of een spoorweg;

i. GBa-formulier: formulier t.b.v. berekening toetsbedragen autonome geluidwerende maatregelen;

j. GBb-formulier: formulier t.b.v. berekening toetsbedragen gekoppelde geluidwerende maatregelen;

k. GG-formulier: model gereedmelding project geluidwerende maatregelen t.b.v. dossier.

Artikel 2

1. Het beschikbare budget voor de sanering van verkeerslawaai wordt niet aangewend voor maatregelen aan woningen:

a. die niet zijn opgenomen op de A- of Raillijst;

b. ten aanzien waarvan de minister geen geluidwerende maatregelen heeft vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 90, tweede en vierde lid, van de Wet geluidhinder.

2. Tevens wordt het beschikbare budget voor de sanering van verkeerslawaainiet aangewend voor geluidwerende maatregelen:

a. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de “Nadere regels voor de uitvoering van geluidsanering ten laste van Rijkswaterstaat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan rijkswegen ter vergroting van de capaciteit c.q. het uitvoeren van verbeteringswerken aan rijkswegen” (bijlage bij de circulaires van 24 december 1991, MBG 20d91010 en MBG 23d91003, stcrt. 1992, 58);

b. die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de Nadere afspraken geluidsanering bij spoorwerkzaamheden (bijlage bij de circulaire van 22 november 1995, MBG 21895016, Stcrt. 238);

c. voor zover zij getroffen worden met geldelijke steun, verstrekt uit anderen hoofde ten laste van het Rijk.

d. welke door de minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar of de bewoner van de betreffende woning heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 3

Het beschikbare budget voor de sanering van verkeerslawaai wordt slechts aangewend voor geluidwerende maatregelen aan woningen, voor zover:

a. zij niet zijn toe te schrijven aan achterstallig onderhoud;

b. zij worden getroffen ten behoeve van een woning waarvan ten minste één geluidgevoelige ruimte een geluidbelasting ondervindt van meer dan 45 dB(A);

c. zij strekken tot een verlaging van de geluidbelasting tot 40 dB(A) binnen de geluidgevoelige ruimten binnen een woning, dan wel tot een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarden van ten hoogste 45 dB(A);

d. de kosten ervan in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van de woning en tot het geluidwerend effect van de maatregelen;

e. zij geen wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de uitwendige scheidingsconstructie vóór de sanering;

f. zij een wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de uitwendige scheidingsconstructie vóór de sanering, die niet leidt tot meerkosten die ten laste van de subsidie worden gebracht;

g. voor de eventueel aan te brengen ventilatievoorzieningen, waar mogelijk, gebruik is gemaakt van de bestaande ventilatiemogelijkheden, rekening houdend met de eisen die aan het voldoende beperken van de geluidsbelasting worden gesteld.

Artikel 4

1. Indien de kostenraming van het project hoger is dan € 363.024,- dient het opdragen van werk overeenkomstig het Besluit aanbesteding van werken 1973 plaats te vinden.

2. Indien de kostenraming van het project het bedrag van € 363.024,- niet overschrijdt, dient de gemeentelijk aanbestedingsprocedure te worden gevolgd.

3. Tevens dient er sprake te zijn van:

a. een zodanige administratieve organisatie, dat het beheer van de ontvangen subsidies en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de hieruit gedane uitgaven kunnen worden gecontroleerd;

b. het voeren van een zodanige administratie, dat daaraan te allen tijde op eenvoudige wijze de kosten en de financieringswijze van de maatregelen en activiteiten kunnen worden gecontroleerd;

c. een functiescheiding van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds;

d. het bewaren van de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar na gereedmelding, en

e. een open calculatie voor het werk van de uitvoerende aannemer, zodanig dat een vergelijking met de uitsplitsing volgens formulier GBa indien er sprake is van autonome sanering, of volgens formulier GBb indien er sprake is van gekoppelde sanering, mogelijk is.

Artikel 5

In het aan te leggen dossier dienen afhankelijk van de fase van uitvoering van het project ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen:

1. In de fase van de projectvoorbereiding:

a. een schriftelijke verklaring, waarin is aangegeven wat de directe aanleiding voor het starten van project is, te weten:

- de sanering van verkeerslawaai (autonome sanering) of

de woningverbetering (gekoppelde sanering);

b. bij autonome sanering, een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur, dat noch de gemeente noch de eigenaren of bewoners van de tot het project behorende woningen van plan zijn deze woningen binnen vijf jaar te verbeteren of ingrijpend te wijzigen aan de gevels waar saneringsmaatregelen zullen worden aangebracht of met betrekking tot deze gevels groot onderhoud uit te voeren, dan wel om deze woningen aan de woonbestemming te onttrekken;

c. het rapport van de berekening of meting van de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie van de betrokken woningen;

d. het rapport van de berekening of meting van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de betrokken woningen vóór de uitvoering van de geluidwerende maatregelen;

e. het rapport van de berekening van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van de betrokken woningen ná het treffen van de beoogde geluidwerende maatregelen;

f. voor zover van toepassing, een gemotiveerd standpunt van het gemeentebestuur, dat, gelet op artikel 3 c, wordt ingestemd met een hogere waarde dan 40 dB(A) binnen de geluidsgevoelige ruimten van een woning;

g. een, met de daarvoor gebruikte gegevens, onderbouwde berekening van de totaal verwachte kosten per woning, onder gebruikmaking van formulier GBa of GBb;

h. het bestek, inclusief geveltekeningen en plattegronden, opgesteld op basis van de onder c, d en e bedoelde rapporten, zoals dat aan aannemers is aangeboden;

i. een overzicht van de aanvullende bouwtechnische maatregelen, voor zover deze maatregelen zijn opgenomen bij het onder h bedoelde bestek;

j. een verklaring omtrent de staat van onderhoud van ieder tot het project behorende woning en voor zover het achterstallig onderhoud betreft een raming van de kosten van de maatregelen om de woning in goede staat te brengen, indien deze maatregelen zijn opgenomen in het onder h bedoelde bestek;

k. per woning een verklaring van de eigenaar of bewoner:

- dat door hem ten behoeve van de uitvoering van de geluidwerende maatregelen aan zijn woning geen eigen bijdrage zal worden verstrekt, of

omtrent de hoogte van de door hem in het kader van de uitvoering van de geluidwerende maatregelen aan zijn woning te verstrekken eigen bijdrage, waarbij is aangegeven ten behoeve van welke voorziening of voorzieningen deze bijdrage zal worden verstrekt;

l. het saneringsprogramma of het programma van maatregelen, en

m. de beschikking van de minister, waarbij de ten hoogste toelaatbare waarden van de geluidsbelasting en de maatregelen zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 90, tweede en vierde lid, van de Wet geluidhinder.

2. In de fase van de projectaanbesteding:

a. een schriftelijke verklaring dat de aanbesteding heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 4, eerste of tweede lid;

b. de offertes van de aannemers;

c. het procesverbaal van aanbesteding;

d. een afschrift van de schriftelijke gunning van het werk aan de gekozen aannemer;

e. een overzicht waarin per woning een vergelijking wordt gemaakt tussen de verwachte kosten conform artikel 5 eerste lid onder g en de kosten volgens de opdracht aan de gekozen aannemer, en

f. indien er sprake is van afwijking van de verwachte kosten conform artikel 5 eerste lid onder g: een schriftelijke onderbouwing voor deze afwijking per woning, waarin ten minste is aangegeven in hoeverre het in de opdracht aan de aannemer opgenomen maatregelenpakket afwijkt van de gebruikte gegevens bij de berekening van de verwachte kosten.

3. In de fase van de projectuitvoering:

a. de facturen van de aannemer, en

b. indien er sprake is van meer of minderwerk: overzichten hiervan, waarbij duidelijk is welke wijzigingen op welke woningen betrekking hebben, en;

c. indien er sprake is van meer of minderwerk: een schriftelijke onderbouwing van de noodzaak hiertoe, inclusief een beoordeling van de kosten, alsmede een herberekening per woning van de berekende bedragen onder gebruikmaking van het GBa-formulier.

4. Na voltooiing van het project:

a. een schriftelijke gereedverklaring, onder gebruikmaking van het formulier GG;

b. het rapport van de akoestische controlemeting volgens het Meet- en rekenvoorschrift geluidbelasting binnen gebouwen, dan wel volgens NEN 5077, “Geluidwering in gebouwen”, uitgevoerd voor minimaal één op de 20 woningen, met dien verstande dat per project ten minste één meting wordt uitgevoerd, en met dien verstande dat de te meten woningen representatief moeten zijn voor het project

c. indien uit het onderdeel onder b bedoelde controlerapport een overschrijding blijkt van de binnenwaarde, als bedoeld in artikel 3, onder c: een toelichting op die overschrijding

d. lijst met woningen waarvoor de maatregelen, die de minister krachtens artikel 90, vierde lid, van de Wet geluidhinder, heeft vastgesteld, niet zijn uitgevoerd, onder opgave van de redenen.