Regeling vervallen per 16-05-2011

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Geldend van 24-06-1999 t/m 15-05-2011

Intitulé

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

De raad van de gemeente Roosendaal;

gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid, van de Woningwet, artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de Wet milieubeheer en artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Roosendaal;

overwegende dat:

burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:

a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;

burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentelijke brandweer verricht;

de brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;

de Wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;

het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen;

besluit vast te stellen de Verordening brandveiligheid en hulpverlening.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    a.repressieve taken:

    1e het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    2e het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    3e de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

  • b.

    b.preventieve taken:

    1e het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

    2e de uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;

    3e de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen;

    4e de uitvoering van de brandbeveiligingsverordening.

Artikel 2 Brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal.

Burgemeester en wethouders beschikken over een brandweer, georganiseerd door het openbaar lichaam Brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal.

Artikel 3 Taken brandweer.

De taken van de brandweer bestaan uit de feitelijke uitvoering van de preventieve en repressieve taken, behoudens de in artikel 5 aan de Regionale Brandweer Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant opgedragen en in de toekomst op te dragen taken;

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening.

Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per vier jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken uitvoering zal worden gegeven (beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening).

Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de preventieve en repressieve taken.

Artikel 5 Regionale taken.

Naast de in de artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 opgedragen taken, kunnen andere taken worden opgedragen aan de Regionale Brandweer Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant.

Artikel 6 Personeel.

Het personeel van de brandweer bestaat uit ten minste:

0,5 Commandant

0,5 Hoofd bedrijfsvoering tevens plaatsvervangend commandant.

1 Hoofd bedrijfsbureau.

0,5 Medewerker systeem beheer (dagdienst)

0,5 Medewerker A (dagdienst)

1 Medewerker B (dagdienst)

1 Medewerker C (dagdienst)

1 Hoofd preventie.

2 Medewerker A preventie (dagdienst)

3 Medewerker B preventie (dagdienst)

1 Chef uitruk preventie (24 uur dienst)

2 Medewerker B preventie (24 uur dienst)

4 Medewerker C preventie (24 uurdienst)

1 Hoofd preparatie.

2 Medewerker preparatie (dagdienst)

2 Chef uitruk preparatie (24 uur dienst)

2 Medewerker B preparatie (24 uur dienst)

4 Medewerker C preparatie (24 uurdienst)

1 Hoofd repressie

1 Chef uitruk repressie (dagdienst)

2 Medewerker B repressie (24 uur dienst)

19 Medewerker C repressie (24 uurdienst)

4 Vrijwillige staffunctionarissen

17 Vrijwillige bevelvoerders

107 Vrijwillige brandwachten

Al het beroepspersoneel kan, naast hun werkzaamheden bij de afdelingen (bedrijfsbureau, preventie, preparatie en repressie) ingezet worden voor de daadwerkelijke bestrijdingsacties.

Het personeel is ondergebracht in posten te Bergen op Zoom, Halsteren, Roosendaal en Wouw.

Artikel 7 Opleiding en oefening.

De zorg voor de - voor de taakuitoefening noodzakelijke - opleiding en oefening van het brandweerpersoneel is opgedragen aan het bestuur van de Brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal.

Artikel 8 Instructie commandant.

De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer, overeenkomstig de voor hem door het bestuur van de Brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal vastgestelde instructies.

Artikel 9 Materieel.

Het materieel van de brandweer is ondergebracht op de posten te Bergen op Zoom, Halsteren, Roosendaal en Wouw en bestaat ten minste uit het materieel zoals in onderstaand overzicht opgenomen:

Bergen op Zoom

Halsteren

Roosendaal

Wouw

Blusvoertuig

2

1

2

1

Redvoertuig

1

-

1

-

Haakarm chassis

1

-

1

-

Poederblusser 250 kg (P 250)

1

1

1

1

MotorSpuitAanhanger (MSA)

1

-

1

-

Dienstauto

3

-

4

-

Artikel 10 Bluswatervoorziening.

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 11. Overgangsbepaling.

De in artikel 6 beschreven organisatie zal via natuurlijk verloop worden bereikt.

Artikel 12 Citeertitel en in werking treden.

1. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening brandveiligheid en hulpverlening” .

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van24 juni 1999.

3. Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt de“Brandbeveiligingsverordening” zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 25 maart 1993, zoals deze sedertdien is gewijzigd.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente, in zijn openbare vergadering van 24 juni 1999,

De secretaris, De voorzitter,

mr. drs. T. van der Wal mr. M.J.H. Marijnen

Toelichting op de Verordening brandveiligheid en hulpverlening.

1. Algemeen

1.1 Taken van de gemeente bij brandveiligheid

Het bevorderen van de veiligheid van de burgers is een van de oudste kerntaken van de gemeentelijke overheid. Vanouds rekenen de gemeenten het tot hun taak om binnen het kader van de openbare veiligheid de brandveiligheid te behartigen. De invulling daarvan is afhankelijk van politieke en bestuurlijke besluitvorming. De middelen die de gemeenten hiervoor beschikbaar stellen worden in hoge mate bepaald door de maatschappelijke beleving van brand(on)veiligheid. Er bestaat echter over het algemeen overeenstemming over de vraag wat er onder brandveiligheid wordt verstaan, namelijk dat het ongewenst is dat er slachtoffers vallen door brand (zowel bij de bevolking als bij de brandweer) en dat een brand onbeheersbaar wordt en niet meer valt te blussen.

Elke gemeente beschikt daarom bijvoorbeeld over een brandweerkorps dat in staat is zo nodig mensen te redden uit noodsituaties en branden te blussen. Ook stelt de overheid in diverse wetten vergunningen verplicht voor het brandveilig bouwen en gebruiken van bouwwerken.

1.2 Beleidsplan: samenhang tussen brandpreventie en brandrepressie

De mate van brandveiligheid of het brandveiligheidniveau in een gemeente wordt in hoofdzaak bepaald door de inzet van de brandweer en de wijze waarop een gemeente uitvoering geeft aan de regelgeving ten behoeve van de brandpreventie.

Brandpreventie en brandrepressie maken in samenhang deel uit van de zogenoemde veiligheidsketen, die bij de eerste integrale veiligheidsrapportage van het Ministerie van binnenlandse Zaken in 1993 werd geïntroduceerd: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.

Brandveiligheidbeleid maakt ook deel uit van de Nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 die het kabinet aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Brandveiligheid is een ingewikkelde materie. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft zogenoemde brandbeveiligingsconcepten opgesteld om inzicht te krijgen in de vele krachten die invloed hebben op de brandveiligheid en om hun onderling verband aan te geven. Deze concepten zijn opgesteld langs de lijn van de hierboven beschreven veiligheidsketen.

Die relatie tussen brandpreventie (waaronder pro-actie) en de blus- en redkracht van de brandweer (waaronder preparatie) is ook het uitgangspunt van de brandbeveiligingsconcepten.

Bovenstaande ontwikkelingen geven de noodzaak aan van een gemeentelijk beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening.

1.3 Wetgeving voor gemeenten.

De wetgever heeft de taken en bevoegdheden van gemeenten neergelegd in een viertal wetten, die - op het terrein van brandveiligheid en hulpverlening - elk hun eigen doelstelling hebben, te weten:

  • -

    de Gemeentewet, waarin naast de algemeen verordenende bevoegdheid voor onder meer het onderwerp brandveiligheid ook het opperbevel van de burgemeester is geregeld;

  • -

    de Brandweerwet, met het doel de brandveiligheid - in het bijzonder de organisatie van de brandweer - in algemene zin te regelen;

  • -

    de Woningwet, met het doel het brandveilig bouwen en gebruiken van brandveilige bouwwerken te bevorderen;

  • -

    de Wet milieubeheer, met het doel het milieu te beschermen, ook tegen de gevolgen van brand.

Laatstgenoemde wet is van toepassing op zogenoemde inrichtingen waarmee zowel bouwwerken als 'niet-bouwwerken' (bijvoorbeeld aangemeerde hotelboten, feesttenten, open terreinen en dergelijke) worden bedoeld. Voor de brandveiligheid betekent dit dat voorzieningen moeten worden getroffen om nadelige gevolgen van brand voor het milieu als gevolg van werkzaamheden en de opslag van stoffen te vermijden.

2. Artikelsgewijs.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn opgenomen ten behoeve van het bepaalde in de artikelen 3 en 5.

Het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand kan met preventieve voorzieningen en/of met repressieve middelen worden bereikt. Vandaar dat het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand onder preventieve en repressieve taken is vermeld.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 stelt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake is tot stand gekomen. Onze gemeente heeft samen met de gemeente Bergen op Zoom de gemeenschappelijke regeling Brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal in het leven geroepen en maakt bij de brandweerzorg gebruik van de door die gemeenschappelijke regeling vormgegeven brandweerorganisatie.

Artikel 3 Taken brandweer

Lid 1

Uit artikel 1, vierde lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985 juncto het zesde lid van artikel 1 volgt dat de taken van de brandweer in elk geval bestaan uit de feitelijke uitvoering ter zake van werkzaamheden van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

Dat brandrepressie, voortvloeiend uit de zorgnormen , tot de taak van de brandweer behoort, staat uiteraard buiten twijfel. Dit is niet zo zeker met de advisering over brandpreventieve voorzieningen. Artikel 100, eerste lid, van de Woningwet stelt dat het gemeentebestuur voorziet in het bouw- en woningtoezicht, dat in elk geval onder meer tot taak heeft het binnen de gemeente uitoefenen van toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, zoals de Bouwverordening en het Bouwbesluit. Het tweede lid van artikel 100 geeft aan dat burgemeester en wethouders ambtenaren kunnen aanwijzen die belast zijn met (onderdelen van) dit toezicht.

De vraag dringt zich op of de hierboven bedoelde wetten en regelingen aangeven dat bepaalde gemeentelijke diensten het exclusieve recht kunnen doen gelden om met de uitvoering van de brandveiligheidvoorwaarden uit de Bouwverordening en het Bouwbesluit belast te zijn.

In de memorie van toelichting op de herziening van de Woningwet zeggen de betrokken bewindslieden dat in artikel 100 niet is bepaald dat er een gemeentelijke dienst of organisatie bouw- en woningtoezicht moet zijn, doch dat het gemeentebestuur in het bouw- en woningtoezicht voorziet. Dit betekent, dat het aan het gemeentebestuur wordt overgelaten te bepalen op welke wijze daarin wordt voorzien. Als voorbeelden worden genoemd: een gemeentelijk bouw- en woningtoezicht of een bouw- en woningtoezicht op basis van een gemeenschappelijke regeling dan wel anderszins, waarbij gedacht kan worden aan een geprivatiseerde vorm van toezicht. Als gevolg van deze ruime uitleg van het voorzien in het bouw- en woningtoezicht' kunnen ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheidvoorschriften brandweerfunctionarissen worden aangewezen.

De in het Gemeentelijk Samenwerkingsverband Westelijk Noord-Brabant samenwerkende gemeenten maken gebruik van de mogelijkheden die de Regionale Brandweer biedt bij de advisering over brandpreventievraagstukken. Als gevolg hiervan ontstaat in de gemeenten min of meer dezelfde technische uitvoering van het beleid. Het verdient dan ook aanbeveling het handhavingsbeleid op elkaar af te stemmen. Het ligt voor de hand, hiervoor brandweerfunctionarissen aan te wijzen, uiteraard voor zover de interne gemeentelijke organisatie dat toestaat.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

De aan burgemeester en wethouders opgedragen zorg voor de brandveiligheid, zoals deze in wetgeving is omschreven (zie de algemene toelichting), betreft in hoofdzaak de zorg voor een redelijke brandpreventie en een redelijke brandrepressie, alsmede de voorbereiding daarop: de pro-actie en de preparatie. In paragraaf 1.2 van de algemene toelichting is de noodzaak aangegeven de brandpreventie en de brandrepressie in samenhang te beoordelen.

Een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening geeft aan op welke wijze de gemeente voor een bepaalde periode uitvoering geeft aan de zorgplicht voor de brandveiligheid, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding.

In zo’n plan wordt onder meer het gewenste brandveiligheidniveau beschreven. Het brandveiligheidniveau wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de brandweer (in samenwerking met de regionale brandweer) en anderzijds het brandpreventieniveau. Het brandpreventieniveau wordt deels bepaald door de keuze van het (vooral bouwkundige) brandpreventieniveau binnen de bandbreedte die het Bouwbesluit toestaat voor bestaande bouwwerken en deels door de handhaving van die keuze.

Concreet gesteld: er dient een standpunt te worden ingenomen t.a.v. de repressieve sterkte van de brandweer met het oog op de brandbestrijding, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding. Vervolgens zal het gemeentebestuur zich ook een oordeel moeten vormen over het gewenste brandpreventieniveau, de handhaving daarvan en de daarmee samenhangende financiële en personele consequenties.

Artikel 5 Regionale taken

In artikel 5 gaat het om op regionale schaal op te pakken gemeentelijke taken. Deze kunnen worden onderscheiden in taken die kunnen worden uitgevoerd door de Regionale Brandweer en/of door een of meer gemeenten. Het is bijvoorbeeld niet nodig dat alle gemeenten op alle gebieden, de brandweerzorg en hulpverlening en de rampenbestrijding betreffende, specialist zijn.

Als gevolg van het bovenstaande valt er onderscheid te maken tussen verschillende taken. Namelijk de taken die de Regionale Brandweer verplicht, op grond van de wet, moet uitvoeren, zoals in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 is omschreven, en de regionale taken, die een gemeente op verzoek van de Regionale Brandweer uitvoert.

In het kader van het Project Versterking Brandweer is er een Organisatieplan Brandweer en Rampenbestrijding Westelijk Noord-Brabant. In dat plan wordt een taakverdeling tussen de gemeentelijke brandweer en de regionale brandweer voorgesteld. De samenwerkende gemeenten hebben afgesproken de uitvoering van dit plan afhankelijk te stellen van de door het Rijk extra beschikbaar te stellen middelen. Daarover worden bij de Kadernota (voorjaar 1999) nadere mededelingen afgewacht. Afhankelijk daarvan zullen de artikelen 3 en 5 in de toekomst kunnen worden aangepast aan de dan te maken afspraken.

Artikel 6 Personeel

De personeelsformatie voor preventieve taken volgt uit de keuze voor het te handhaven brandveiligheidniveau in de gemeente. De gemaakte keuze ligt vast in het in artikel 4 bedoelde beleidsplan brandveiligheid.

De personeelsformatie voor de repressieve taken is afhankelijk van het materieel dat volgt uit het dekkingsplan voor brandrisico en het (dekkings)plan voor hulpverlening anders dan bij brand.

Op het moment van inwerkingtreden van deze verordening zal de organisatie nog niet sporen met het bepaalde in dit artikel. Dat zal via natuurlijk verloop het geval zijn (ook: artikel 11).

Artikel 7 Opleiding en oefening

Aan het bestuur van de Brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal (verantwoordelijk voor het beheer van de brandweerorganisatie) wordt het overgelaten om te zorgen voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel door onder meer het vaststellen van een meerjaren opleidings- en oefenplan. Het betreft hier het oefenplan voor de eigen organisatie. Oefenplannen voor grootschalig optreden en rampenbestrijding zijn de verantwoordelijkheid van de Regionale Brandweer

Artikel 8 Instructie commandant

Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag voor de eenhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn. De instructie voor de commandant zal naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten. In dit verband valt bovendien te denken aan het in goede staat doen verkeren van het materieel, de gebouwen, de installaties, de materialen en de overige goederen van de brandweer, alsmede de kleding en uitrusting van het personeel. Daartoe zullen periodieke inspecties, controles en beproevingen noodzakelijk zijn, waarvan de uitvoering bij instructie aan de commandant wordt opgedragen.

Tenslotte ware als gemachtigde van de burgemeester tot het aanvragen en verlenen van bijstand bij instructie in ieder geval de commandant aan te wijzen.

Artikel 173 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester het opperbevel heeft bij brand, alsmede bij ongevallen anders dan brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. Om te voorkomen dat daarbij getreden wordt op het terrein van anderen, is de beperking aangebracht dat de brandweer bij bedoelde ongevallen een taak moet hebben.

Het hier bedoelde opperbevel houdt in de bevoegdheid van de burgemeester - als politie-autoriteit en hoogste burgerlijke overheid ter

plaatse - tot het (bij brand e.d.) nemen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde en van buitengewone, in het eigendomsrecht ingrijpende, maatregelen (onverwijlde inbezitneming in verband met de openbare veiligheid).

Daarnaast brengt de term opperbevel tot uitdrukking dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid en de bestuurlijke coördinatie bij de brandbestrijding e.d. in handen van de burgemeester liggen.

Artikel 9 Materieel

Uit het dekkingsplan voor het brandrisico (rapport SAVE , juli 1996 en latere aanpassingen) en het dekkingsplan voor de hulpverlening anders dan bij brand volgt de vereiste repressieve capaciteit van de brandweer. Deze bepaalt de hoeveelheid materieel die ingezet moet kunnen worden. In dit artikel is de minimale hoeveelheid en het soort materieel vastgelegd. Buiten het hier vastgelegde en in te zetten materieel van de gemeenten zelf, kan er materieel door de regio worden ingezet en/of door particulieren door middel van waakvlamovereenkomsten worden geleverd.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt naast andere blusmiddelen het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid - zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985 - geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening.

Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kan op grond van de Bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening worden geëist als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. Dit komt voor bij ver van de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens nodig is, bijvoorbeeld bij een sprinklerinstallatie. De gemeente bepaalt waar de grens ligt tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de noodzaak voor anderen dat te doen. Van belang is het hier nogmaals te vermelden dat brandbestrijding een publieke taak is.