Regeling vervallen per 01-01-2016

Notitie Betaalplannen

Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2015

Intitulé

Notitie Betaalplannen

I. INLEIDING .

In de nota "Planmatig Ruimtelijk Ordeningsbeleid" d.d. september 1993 is o.m. een paragraaf gewijd aan de grote aantallen incidentele planherzieningen en artikel 19-procedures, die jaarlijks moeten worden verwerkt. Wat dit laatste aspect betreft wordt tevens verwezen naar de notitie "Artikel 19-procedures" d.d. april 1994.

In beide stukken wordt gewezen op de zogenaamde betaalplannen, d.w.z. herzieningen van bestemmingsplannen op verzoek, waarbij de verzoeker een bepaald bedrag betaalt voor de effectuering daarvan.

Voorop dient te worden gesteld, dat door een uitspraak van de administratieve rechter (de zaak Van Oers-Kuijstermans) een burger kan afdwingen, dat - indien er geen planologische bezwaren zijn - een bestemmingsplan op zijn verzoek dient te worden herzien.

De gemeenteraad heeft uit deze uitspraak de consequentie getrokken (raadsbesluit d.d. 30 januari 1992), dat in beginsel voor alle planologisch aanvaardbare bouwplannen een procedure wordt opgestart middels een voorbereidingsbesluit, gevolgd door een artikel 19-procedure.

De behandeling van incidentele planherzieningen en artikel 19-procedures is in de loop der jaren de primaire reguliere taak (het maken van ruimtelijke plannen, met name bestemmingsplannen) in belangrijke mate gaan overheersen. Zij zijn derhalve mede een belangrijk obstakel geworden om binnen afzienbare tijd te komen tot adequate bestemmingsplannen.

Bovendien kan - als gevolg van recente jurisprudentie - thans in veel gevallen niet meer volstaan worden met het voeren van artikel 19-procedures op basis van een voorbereidingsbesluit. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar de eerder genoemde notitie "Artikel 19-procedures".

Het gemeentelijk beleid is gericht op het terugdringen van het aantal artikel 19-procedures. Dat komt tot uitdrukking in:

  • -

    het zo spoedig mogelijk opstellen van adequate bestemmingsplannen; daarvoor is een planning gemaakt (zie de nota "planmatig ruimtelijk ordeningsbeleid" d.d. september 1993 en het werkprogramma 1994);

  • -

    het onderzoek naar de mogelijkheid om voor gebieden, waar bestemmingsplannen van kracht zijn, de artikel 19-stroom in te dammen door b.v. de introductie in die plannen van een wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 11 van de Wet op de ruimtelijke ordening, alsmede naar het invoeren van zogenaamde "betaalplannen" (zie de notitie "Artikel 19-procedures d.d. april 1994).

De voorliggende notitie handelt over laatstgenoemde activiteit, het invoeren van betaalplannen.

In een aantal gemeenten (o.a. Bergen op Zoom en Apeldoorn) wordt sinds enkele jaren het instrument "betaalplannen" gehanteerd.

Achtereenvolgens komt in deze notitie het volgende aan de orde:

  • -

    wat is een betaalplan en wat zijn de doelstellingen daarvan? (§ II);

  • -

    de juridische aspecten van betaalplannen (§ III);

  • -

    de beleidsmatige aspecten van betaalplannen (§ IV);

  • -

    criteria, organisatie en werkwijze bij de totstandkoming van deze plannen (§ V);

  • -

    de financiële aspecten (§ VI);

  • -

    conclusies (§ VII)

II. (DOELSTELLINGEN) BETAALPLANNEN .

Zoals gezegd is een betaalplan een (gedeeltelijke) herziening van een bestemmingsplan op verzoek. De gemeente draagt zorg voor die herziening. De verzoeker betaalt daarvoor een bepaald bedrag.

In de regel zal - indien overigens aan nader in deze notitie te bespreken criteria wordt voldaan - aan het verzoek om een partiële herziening van een bestemmingsplan gevolg worden gegeven door ofwel het gedeeltelijk uitbesteden en gedeeltelijk in eigen beheer ofwel door het geheel in eigen beheer opstellen van deze plannen. Op die wijze huurt de verzoeker als het ware menskracht in om een partiële herziening van een bestemmingsplan te bewerkstelligen.

De gemeente ontvangt middelen, die de te maken kosten dekken en/of die - ingeval betaalplannen in eigen beheer worden opgesteld - ingezet kunnen worden voor het uitbesteden van grotere plannen in het kader van het planmatig ruimtelijk ordeningsbeleid.

Of met andere woorden: het opstellen van partiële herzieningen van bestemmingsplannen kost in voorkomende gevallen de gemeente geen geld.

Met het instrument betaalplannen kan voorts worden bereikt, dat:

  • -

    verzoeken tot partiële herzieningen van bestemmingsplannen op snelle en adequate wijze kunnen worden gehonoreerd. Normaliter zouden dergelijke verzoeken dienen te wachten tot het tijdstip, dat het betreffende bestemmingsplan integraal zal worden herzien. In de nota "Planmatig Ruimtelijk Ordeningsbeleid" d.d. september 1993 is een planning voor de jaren 1994 - 1998 opgenomen. Aan de hand daarvan is te beoordelen, wanneer een herziening aan de orde zal zijn.

  • -

    een bijdrage wordt geleverd aan de vermindering van de capaciteitsdruk op het ambtelijk apparaat, dat zich met het opstellen van ruimtelijke plannen bezighoudt, door het uitbesteden van deze partiële herzieningen of door het genereren van middelen om - indien de partiële herzieningen in eigen beheer worden opgesteld - daarmee grotere plannen te kunnen uitbesteden.

  • -

    gevolg gegeven wordt aan jurisprudentie met betrekking tot artikel 19-procedures. Thans worden verzoeken om partiële herzieningen nog vaak geëffectueerd door het nemen van voorbereidingsbesluiten met daaraan verbonden een artikel 19-procedure. Zoals vermeld in de nota "Artikel 19-procedures" levert een dergelijke handelwijze juridisch problemen op, omdat de rechtspraak die handelwijze in veel gevallen niet meer accepteert.

Belanghebbenden kunnen daarnaast een afweging maken tussen de kosten, die een wijziging van een bestemmingsplan met zich brengt, en de kosten, die uitstel/vertraging van een bouwplan met zich brengt, indien gewacht wordt totdat met de (integrale) herziening van het betreffende bestemmingsplan een aanvang wordt gemaakt, zoals dat blijkt uit het meerjarenprogramma planmatig ruimtelijk ordeningsbeleid.

III. JURIDISCHE ASPECTEN .

In deze paragraaf zullen de juridische aspecten van betaalplannen aan de orde komen: wat is wettelijk en op grond van de jurisprudentie geoorloofd?

Juridisch heeft een regeling voor het tegen betaling wijzigen van bestemmingsplannen in den lande de nodige discussies opgeroepen. In principe staan er twee wegen open: een privaatrechtelijke (overeenkomst) en een publiekrechtelijke (legesverordening).

In het algemeen kan worden gesteld, dat noch de Wet op de ruimtelijke ordening noch het Besluit op de ruimtelijke ordening zich verzetten tegen verhaal van plankosten op een belanghebbende. Achterliggende gedachte is, dat er in de ruimtelijke ordeningswetgeving veel belang wordt gehecht aan het kostenplaatje (en dus ook aan de dekking van de kosten) van het realiseren van een bestemmingsplan. (1)

De vraag, of het in beginsel geoorloofd is om het wijzigen van een bestemmingsplan afhankelijk te stellen van een privaatrechtelijke overeenkomst, wordt op dit moment in zijn algemeenheid negatief beantwoord.

Uitspraken van de Raad van State en de Hoge Raad, concreet toegespitst op een dergelijke vraag, zijn er niet.

In de praktijk verhalen gemeenten de plankosten veelal via de legesverordening.

In de juridische literatuur wordt het in het algemeen redelijk en aanvaardbaar geacht, dat de gemeente de kosten, die zij moet maken voor een planherziening tevoren gedekt wil hebben.

Dit geldt te meer, indien de belanghebbende haast heeft met

het bouwplan en bereid is te betalen voor een versnelde behandeling door de gemeente.

(1) De in deze paragraaf opgenomen informatie is voor een belangrijk deel ontleend aan en bevat citaten uit een artikel van mevr. mr. M.M. Verschuren in Bouwrecht, nr. 3-maart 1994.

De Hoge Raad heeft in jurisprudentie de leer ontwikkeld, dat

de overheid ter behartiging van de openbare belangen mag kiezen voor de privaatrechtelijke weg naast of in plaats van de publiekrechtelijke weg, tenzij uit de wet voortvloeit dat de publiekrechtelijke weg exclusief is. Op het eerste gezicht lijkt het dus mogelijk dat een gemeente de plankosten via een overeenkomst verhaalt in plaats van via de legesverordening.

Deze tweewegenleer is in 1990 door de Hoge Raad weer danig ingeperkt (Windmillarrest). Volgens dit arrest moet, als de wet niet duidelijk aangeeft dat de publiekrechtelijke weg exclusief is, gekeken worden of het volgen van de privaatrechtelijke weg de publiekrechtelijke regeling niet op onaanvaardbare wijze doorkruist. Daarbij moet gelet worden op de inhoud en strekking van de regeling en de wijze en mate waarin de belangen van de burger zijn beschermd. Verder is van belang of de overheid door de gebruikmaking van de publiekrechtelijke weg een vergelijkbaar resultaat kan bereiken als door het gebruiken van de privaatrechtelijke weg. Als dit zo is, dan is dat een belangrijke aanwijzing dat er geen ruimte is voor de privaatrechtelijke weg. Wordt die weg toch gekozen, dan loopt de gemeente het risico, dat betaling door belanghebbenden als onverschuldigd kan worden teruggevorderd.

Op basis van de legesverordening kan een gemeente de kosten verhalen van de administratieve diensten, die zij verleent. Daaronder valt ook het verlenen van medewerking aan procedures. Het kostenverhaal op basis van de legesverordening hoort kostendekkend te zijn en omvat niet alleen de directe plankosten, maar ook een redelijke opslag voor overhead.

Via de legesverordening is derhalve een vergelijkbaar resultaat te behalen als via een overeenkomst. Bovendien zijn bij kostenverhaal via de legesverordening de belangen van de burger zeer goed beschermd.

In dit kader dient niet onvermeld te blijven, dat de arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage onlangs (4 mei 1994) de medewerking van de gemeente aan een anticipatie-procedure (voorbereidingsbesluit en artikel 19-procedure) tegen betaling geen schending achtte van de Wet op de ruimtelijke ordening of een doorkruising van een andere publiekrechtelijke regeling en evenmin misbruik van machtspositie. De reikwijdte van deze uitspraak is op dit moment moeilijk in te schatten. Overigens ging het in dit geval om een bijdrage in de plankosten van € 453,78 per te bouwen woning en niet om vergoeding van alle plankosten. Daarnaast dient te worden aangetekend, dat één zwaluw nog geen zomer maakt.

Geconcludeerd dient dan ook te worden, dat naast verhaal van de plankosten via de legesverordening er vooralsnog geen plaats is voor de privaatrechtelijke weg van verhaal van plankosten.

De publiekrechtelijke weg van plankostenverhaal biedt voldoende rechtswaarborgen en levert een vergelijkbaar resultaat op.

Het honoreren van een verzoek tot partiële herziening van een bestemmingsplan impliceert overigens niet dat de herziening wordt vastgesteld volgens de wensen van belanghebbende. Er bestaat voor de gemeente een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Gedurende het besluitvormingstraject kunnen zich namelijk omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld als gevolg van inspraakreacties of bezwaarschriften, die noodzaken tot aanpassing van de planherziening. Deze kunnen een zodanig karakter hebben, dat het doel waarvoor de planherziening door verzoeker is ingediend, niet meer gerealiseerd kan worden. De financiële consequenties daarvan worden hierna in paragraaf VI besproken.

IV. BELEIDSMATIGE ASPECTEN .

De gemeente Roosendaal en Nispen is in september 1993 gestart met een planmatige aanpak van de ruimtelijke ordening. In de daarop betrekking hebbende nota is een plan van aanpak opgesteld voor de periode 1994 - 1998 teneinde te komen tot adequate bestemmingsplannen. Om daadwerkelijk op zo kort mogelijke termijn die plannen te ontwikkelen dient de planning van die activiteiten zo min mogelijk verstoord te worden door partiële herzieningen.

Dat betekent, dat in principe te honoreren verzoeken om wijzigingen van bestemmingsplannen alleen door de eigen gemeentelijke organisatie worden uitgevoerd, indien daarmee de planning voor het opstellen van bestemmingsplannen niet wordt doorkruist of op een andere wijze compensatie daarvoor wordt verkregen. Dat kan dan gebeuren door de te ontvangen middelen in te zetten voor het uitbesteden van andere plannen. Daarbij wordt met name gedacht aan plannen, die zijn opgenomen in het meerjarenprogramma planmatig ruimtelijk ordeningsbeleid.

Uitgaande van het gegeven, dat het opstellen van partiële herzieningen kostendekkend dient te geschieden, is het onvermijdelijk, dat voor bouwplannen met een geringe bouwsom het verschuldigde bedrag relatief hoog is, omdat nu eenmaal een even grote hoeveelheid juridisch-planologisch werk moet worden verzet als bij de grotere bouwplannen. Het tarief werkt daardoor tevens drempelverhogend.

Anderzijds kan het hanteren van een kostendekkend tarief ook onbillijk werken. Duidelijk is immers, dat het financieel gezien niet voor iedereen mogelijk is een bestemmingsplanherziening te kopen. Dit geldt te meer, indien er sprake is van bouwplannen van geringe omvang en bouwkosten.

Daarom zal - zoals aangekondigd in de notitie "Artikel 19-procedures" - onderzocht worden in hoeverre het mogelijk is om in oudere, vigerende bestemmingsplannen b.v. een wijzigings- en/of vrijstellingsbevoegdheid op te nemen voor kleinere bouwplannen. Daaraan zijn - althans voor het voeren van de daarop betrekking hebbende procedure - slechts geringe kosten verbonden. Een rapportage hierover zal in september 1994 gereed zijn.

Hieruit kan worden afgeleid, dat betaalplannen in principe niet bedoeld zijn voor kleinere bouwplannen. Het zal veelal gaan om ontwikkelaars, die (planologisch aanvaardbare en/of inpasbare) woon- of bedrijfsbebouwing willen realiseren.

Beleidsmatig is ook de vraag aan de orde, of het gewenst is om een onderscheid te maken tussen partiële herzieningen van bestemmingsplannen, die ouder zijn dan 10 jaar, en herzieningen van recentere bestemmingsplannen, in die zin dat voor verzoeken om herzieningen van bestemmingsplannen, die ouder dan 10 jaar zijn, niet betaald zou hoeven te worden.

De Wet op de ruimtelijke ordening bepaalt namelijk, dat bestemmingsplannen eens in de 10 jaren herzien moeten worden. Dat is overigens een termijn van orde. Wanneer een bestemmingsplan 10 jaar oud wordt, vervalt het niet. Het plan blijft zijn geldigheid behouden totdat een nieuw plan door de raad is vastgesteld en vervolgens onherroepelijk wordt.

Overwogen zou kunnen worden om voor partiële herzieningen van plannen, die ouder zijn dan 10 jaar geen bijdrage te vragen. Immers, als de gemeente de intentie van de Wet op de ruimtelijke ordening volgt, blijft de planologische regeling voor een gebied zo actueel mogelijk en zou er geen herziening van het bestemmingsplan gevraagd hoeven te worden.

Daar kan tegenover gesteld worden, dat lang niet altijd alle ontwikkelingen voorzienbaar zijn. Het komt ook regelmatig voor, dat voor recente bestemmingsplannen verzoeken om herziening worden ingediend.

Mede gelet op het feit, dat thans de te herziene bestemmingsplannen in de gemeente Roosendaal en Nispen in een plan van aanpak zijn opgenomen, is het verdedigbaar om betaalplannen niet alleen te beperken tot gebieden, waar bestemmingsplannen van kracht zijn, die jonger zijn dan 10 jaar.

Een dergelijke standpunt sluit ook aan op de beleidslijn, die door burgemeester en wethouders is vastgesteld naar aanleiding van de zaak Van Oers-Kuijstermans, waarbij expliciet is uitgesproken een dergelijk onderscheid niet te willen maken.

Wel is voorstelbaar, dat een zekere nuancering wordt aangebracht voor bouwplannen, die betrekking hebben op gebieden, waar bestemmingsplannen, ouder dan 10 jaar, van kracht zijn. Gaat het om een bestemmingsplan, dat jonger is dan 10 jaar, dan heeft het gemeentebestuur recentelijk zijn visie vastgelegd en hebben burgers en belanghebbenden daarop kunnen reageren. Nieuwe ontwikkelingen moeten zich daar in principe in voegen. Gaat het om nieuwe, ook planologisch aanvaardbare, ontwikkelingen, dan dient de belanghebbende de kosten daarvan voor zijn of haar rekening te nemen.

Enigszins anders ligt het bij ontwikkelingen in gebieden, waar bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar van kracht zijn. Er zijn immers ook ontwikkelingen, die in geen enkel geval voorzienbaar waren, of er nu wel of geen actueel planologisch kader is. Bijvoorbeeld een bedrijf, gelegen in een woonwijk, verhuist. Hoewel woningbouw daar al jaren een wens was, is het bedrijf in het bestemmingsplan toch altijd als zodanig bestemd (moeten worden). Pas na een dergelijke verhuizing ontstaan er mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen.

Het gaat in dit soort gevallen veelal om bouwplannen van ontwikkelaars, die woon- of bedrijfsbebouwing willen realiseren. Het lijkt dan redelijk hen toch het tarief van een betaalplan in rekening te brengen. Dit geldt in mindere mate voor bouwplannen, die vallen tussen de categorie, waarvoor een vrijstellings- en/of wijzigingsbevoegdheid zal gaan gelden, en de categorie, waarbij ontwikkelaars hun activiteiten ontplooien. Het betreft dan met name bouwplannen, waarvan de bouwsom niet meer bedraagt dan € 226.890,11.

Concluderend kan worden gesteld, dat de invoering van betaalplannen gepaard dient te gaan met een zodanige aanpassing van bestemmingsplannen in nader aan te wijzen gebieden, dat voor kleinere bouwplannen een (relatief) eenvoudige procedure gevoerd kan worden, waaraan voor belanghebbenden slechts geringe kosten verbonden zijn.

Voor het overige zou de volgende regeling dienen te gelden:

  • -

    voor bouwplannen, die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, dat jonger is dan 10 jaar, geldt de regeling van betaalplannen;

  • -

    voor bouwplannen, die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, dat ouder is dan 10 jaar, en waarvan de bouwkosten minder bedragen dan € 226.890,11, worden geen kosten op basis van de regeling betaalplannen in rekening gebracht. Bedragen de bouwkosten meer dan € 226.890,11 dan geldt de regeling betaalplannen.

V. CRITERIA, ORGANISATIE EN WERKWIJZE .

Rekening houdend met de in de vorige paragraaf weergegeven beleidsmatige en juridische aspecten doorlopen verzoeken om partiële herzieningen van bestemmingsplannen de volgende fases:

  • a.

    er dient een schriftelijk verzoek ingediend te worden door een belanghebbende tot het ontwikkelen van een partiële herziening van een bestemmingsplan.

  • b.

    het verzoek mag niet in strijd zijn met het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Of met andere woorden: het betreffende bouwplan dient planologisch aanvaardbaar en/of (onder voorwaarden) inpasbaar te zijn. In geen geval wordt medewerking verleend, als met het bouwplan de stedenbouwkundige opzet van het betreffende gebied ter discussie komt te staan. Dan is een integrale herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

  • c.

    indien het bouwplan planologisch aanvaardbaar wordt geacht, kan belanghebbende aan de hand van het plan van aanpak ruimtelijke plannen een indicatie worden gegeven van de termijn, waarbinnen een (integrale) herziening van het bestemmingsplan, waarbinnen het betreffende perceel is gelegen, is te verwachten.

  • d.

    indien het verzoek op basis daarvan niet op korte termijn gehonoreerd kan worden, wordt belanghebbende gewezen op de mogelijkheid van het ontwikkelen van een partiële herziening van het bestemmingsplan tegen betaling.

  • e.

    indien verzoeker daarvan gebruik maakt wordt het opstellen van de partiële herziening ter hand genomen en de kosten daarvan bepaald op basis van de legesverordening. Overigens neemt het opstellen van een dergelijk plan in het algemeen 1 à 3 maanden in beslag, waarna ook nog met de proceduretijd van het plan rekening gehouden dient te worden (voor-overleg, inspraak, tervisielegging, enz.).

In zijn algemeenheid zal er sprake dienen te zijn van een zekere urgentie om te komen tot een partiële herziening van een bestemmingsplan. Door verzoeker zal moeten worden gemotiveerd, waarom niet gewacht kan worden op een integrale herziening van het bestemmingsplan. Als criteria voor het bepalen van de urgentie gelden met name de ruimtelijke gewenstheid van het verzoek, aspecten, die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van verzoeker, alsmede aspecten van meer algemeen belang.

VI. FINANCIëLE ASPECTEN .

Het te hanteren tarief voor betaalplannen moet kostendekkend en eenvoudig zijn.

Gekozen kan worden voor een eenheidstarief of een gedifferentieerd tarief. Omdat er een grote variatie bestaat in soorten bouwplannen wordt gekozen voor twee tarieven, nl. ten behoeve van bouwplannen met een bouwsom tot maximaal (€ 453.780,22) en ten behoeve van bouwplannen met een bouwsom van meer dan € 453.780,22. Het bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de bepaling van de bouwkosten bij de bouwleges.

Een verdere differentiatie zou mogelijk zijn. Dat kan echter leiden tot veel discussie.

In eerste instantie wordt aan de hierna volgende tarieven gedacht. Bij de aanpassing van de legesverordening zal hierop nader worden ingegaan.

Categorie 1 (bouwplannen tot € 453.780,22).

* externe capaciteit: 60 uren à € 72,60 € 4.356,29

* interne capaciteit: - 15 uren à € 58,99 € 884,87

(interne begeleiding)

  • -

    20 uren à € 58,99 € 1.179,83

    (interne werkzaamheden,

    b.v. behandeling bezwaren,

    raadsvoorstel, e.d.)

  • -

    15 uren à € 58,99 € 884,87

    (interne diensten, b.v.

    verkeer, bouwzaken, e.d.) __________

    TOTAAL € 7.305,86

Categorie 2 (bouwplannen van meer dan € 453.780,22).

* externe capaciteit: 90 uren à € 72,60 € 6.534,44

* interne capaciteit: - 20 uren à € 58,99 € 1.179,83

(interne begeleiding)

  • -

    40 uren à € 58,99 € 2.359,66

    (interne werkzaamheden)

  • -

    40 uren à € 58,99 € 2.359,66

    (interne diensten) ____________ TOTAAL € 12.433,58

Toelichting.

Bij de berekening van de tarieven is gebruik gemaakt van gegevens van de gemeente Apeldoorn, die inmiddels vier jaren ervaring heeft met betaalplannen. Op basis van die ervaring worden daar binnenkort de tarieven aangepast. Het gemiddelde uurtarief van een extern bureau wordt dan gesteld op € 72,60. De bruto loonkosten van de gemeente worden gesteld op € 58,99.

De externe uren zijn inclusief BTW.

Zoals eerder gezegd zal de uiteindelijke tariefstelling in de gemeente Roosendaal en Nispen aan de orde komen bij de aanpassing van de legesverordening.

Bijkomende onderzoekskosten worden afzonderlijk in rekening gebracht. Het gaat dan met name om akoestische onderzoeken, bodemonderzoeken, kosten van publikaties, e.d..

De verschuldigde kosten dienen tevoren te worden betaald.

Daarnaast is het denkbaar, dat in het belang van een ontwikkelaar aanvullende onderzoeken noodzakelijk zijn, b.v. een distributieplanologisch onderzoek. Het voorliggende voorstel staat een overeenkomst daarover niet in de weg. In het kader van de op te stellen exploitatieverordening zal op dit aspect nader worden ingegaan.

Indien het bestemmingsplan niet door de gemeenteraad wordt vastgesteld, wordt de helft van genoemde bedragen terugbetaald. Er vindt slechts gedeeltelijke teruggave plaats, omdat een groot gedeelte van de werkzaamheden reeds is uitgevoerd. Indien gedeputeerde staten of de Kroon goedkeuring aan (delen van) het plan onthouden vindt geen restitutie plaats.

Wanneer een verzoek om een planherziening niet gepaard gaat met een bouwplan, maar bedoeld is om bouw te zijner tijd mogelijk te maken, dan zal naar redelijkheid een inschatting van de bouwkosten gemaakt moeten worden.

De werkzaamheden, verbonden aan betaalplannen, vergen in ieder geval ook de nodige ambtelijke uren. In de planning voor de aanpak van ruimtelijke plannen zullen deze uren worden opgenomen.

Genoemde tarieven zullen de basis vormen voor de noodzakelijke aanpassing van de legesverordening.

Voor wat betreft het aantal te verwachten verzoeken om partiële herzieningen van bestemmingsplannen wordt het volgende geconstateerd.

In de gemeente Bergen op Zoom gaat het jaarlijks om ongeveer 5 verzoeken, in de gemeente Apeldoorn gaat het om 10 à 15 verzoeken per jaar.

In de gemeente Roosendaal en Nispen zijn 6 à 8 verzoeken per jaar te verwachten. Verwezen wordt naar bijgevoegd overzicht van bouwplannen van de jaren 1992 - medio 1994, die mogelijk onder de regeling betaalplannen zouden kunnen vallen. Daarbij wordt ook een beeld geschetst van de mogelijk te verwachten opbrengsten.

VII. CONCLUSIES .

In de voorliggende notitie zijn de diverse aspecten van betaalplannen (beleidsmatige, juridische en financiële) uiteengezet en wordt gekozen voor een beleidslijn om tot invoering van betaalplannen over te gaan.

Geconcludeerd wordt, dat daarmee:

  • -

    verzoeken tot partiële herzieningen van bestemmingsplannen op snelle en adequate wijze kunnen worden gehonoreerd;

  • -

    een bijdrage wordt geleverd aan de vermindering van de capaciteitsdruk op het ambtelijk apparaat;

  • -

    een bijdrage worden geleverd aan het terugdringen van het aantal artikel 19-procedures, met name op basis van voorbereidingsbesluiten. Immers, voor bouwplannen, die niet in overeenstemming zijn met bestemmingsplannen maar wel planologisch aanvaardbaar zijn, zal in principe een betaalplan worden gemaakt. Het nemen van een voorbereidingsbesluit met daaraan verbonden een artikel 19-procedure is niet meer de geëigende weg.

In de notitie is ook een beschouwing gewijd aan kleinere bouwplannen. Zoals vermeld zal in september a.s. een rapportage gereed zijn over de mogelijkheden om in oudere, vigerende bestemmingsplannen b.v. een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor deze kleinere bouwplannen. De feitelijke invoering van betaalplannen zal met die aanpassing van bestemmingsplannen zoveel mogelijk parallel dienen te lopen.

In deze notitie wordt gekozen voor een publiekrechtelijke benadering van het instrument betaalplannen. Deze benadering leidt ertoe, dat de legesverordening dient te worden aangepast. Een voorstel daartoe zal worden voorbereid. Daarbij zullen de inkomsten uit betaalplannen en de besteding daarvan worden betrokken.

De uitvoering van de voorgestelde beleidslijn met betrekking tot betaalplannen zal één jaar na daadwerkelijke invoering geëvalueerd dienen te worden.

Bij besluit van B. en W van 18 maart 1997 is bepaald dat dit besluit tot uiterlijk 1 januari 1999 voorlopig wordt gehandhaafd of zoveel korter als er een nieuw besluit is vastgesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,

De secretaris, De burgemeester,