Regeling vervallen per 24-12-2012

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2012

Geldend van 12-04-2012 t/m 23-12-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2012

De raad van de Gemeente Roosendaal;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2011;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

 

besluit

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2012 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de Gemeente Roosendaal een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon;

  • e.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

  • f.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord 99a uit bijlage II van het RVV 1966, E9 uit bijlage I van het RVV 1990; of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord 99a uit bijlage II van het RVV 1966, dan wel met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

    • 3.

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren van vergunninghouders;

  • g.

    parkeermetervak: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door een losse parkeermeter;

  • h.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    dagkaart: een schriftelijk bewijs, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen gedurende een aaneengesloten periode van 24 uur met uitzondering van parkeermetervakken.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig met dien verstande dat:

      • i.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als diegene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel en gebiedsaanduiding.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd, na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het inbellen bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de Gemeente Roosendaal een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a. voor het parkeren met gebruikmaking van parkeerapparatuur, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de Gemeente Roosendaal een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling  bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

  • 3. De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald voor of op het tijdstip waarop de vergunning wordt verstrekt.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 5. Voor zover voor het voldoen van parkeerbelasting een schriftelijk bewijs wordt afgegeven, wordt dit bewijs met de tijdsaanduiding duidelijk leesbaar, direct achter de voorruit van het motorvoertuig zichtbaar aangebracht.

  • 6. Voor zover voor het voldoen van parkeerbelasting gebruik wordt gemaakt van de centrale computer, van het bedrijf waarmee de Gemeente Roosendaal een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen wordt de transponderkaart direct achter de voorruit van het motorvoertuig zichtbaar aangebracht.

  • 7. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

  • 8. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid tot en met het vierde lid gestelde termijnen.

Artikel 7 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1. Ontheffing van parkeerbelasting wordt uitsluitend op aanvraag verleend.

  • 2. Indien een vergunning wordt ingetrokken of vervalt, wordt op aanvraag ontheffing verleend over de nog niet ingetreden volle maanden, waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 3. Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het college van burgemeester en wethouders de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing verleend over het aantal volle maanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 54,00.

  • 2. De kosten voor het aanbrengen en die van het verwijderen van de wielklem bedragen € 107,00. Indien de wielklem verwijdert dient te worden tussen 18.30 en 9.00 uur wordt het bedrag verhoogd met € 72,00.

  • 3. De kosten voor de overbrenging bedragen € 135,00. Indien het overbrengen geschiedt tussen 18.30 en 9.00 uur wordt het bedrag verhoogd met € 10,00. De kosten voor het bewaren bedragen € 8,00 per dag, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele dag wordt aangemerkt.

  • 4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Vrijsteling invaliden

Houders van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart, landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als passagiers), gewestelijke invalidenparkeerkaart of buitenlandse invalidenparkeerkaart  zijn vrijgesteld mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het motorvoertuig is geplaatst.

Artikel 13 Nadere regels door college

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 14 Overgangsbepaling

De ‘Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011’ vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2012.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening parkeerbelastingen 2012’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de Gemeente Roosendaal in zijn openbare vergadering van 21 december 2011,
De griffier,                                    De voorzitter,

Tarieventabel

Kaart