Regeling vervallen per 04-01-2018

Nota prostitutiebeleid

Geldend van 01-03-2016 t/m 03-01-2018

Intitulé

Nota prostitutiebeleid

Burgemeester en wethouders van Roosendaal,

Besluiten:

Vast te stellen de volgende Nota Prostitutiebeleid

Inleiding:

Het Wetboek van Strafrecht bevat een absoluut verbod aangaande prostitutie. Het is bekend, dat al sinds mensenheugenis van de naleving van dit verbod geen sprake is. De prostitutie is een bedrijfstak geworden, die al eeuwen wereldwijd bruist van activiteit. Ook in onze gemeente is er sprake van illegale activiteiten op dat gebied. Tot op heden is er derhalve sprake van een gedogen van de prostitutieactiviteiten, zonder dat daar enig beleid aan ten grondslag ligt.

Op 26 oktober 1999 heeft ook de Eerste Kamer ingestemd met een voorstel om het algemeen bordeelverbod op te heffen. De wijziging van het Wetboek van Strafrecht (invoeren van een artikel 250 A) wordt per 1 oktober 2000 van kracht. Deze wetswijziging houdt in, dat het vestigen van seksinrichtingen vanaf die datum legaal is en dat de exploitant is te vergelijken met iedere andere ondernemer.

De wetswijziging houdt in:

  • a.

    opheffing van het algemeen bordeelverbod en het verbod op souteneurschap;

  • b.

    aanscherping van de strafbaarheidstelling van ongewenste vormen van exploitatie van prostitutie, waarbij te denken valt aan onvrijwillige prostitutie en seksueel misbruik van minderjarigen.

Doelstelling van de wetwijziging:

Door de wetgever zijn aan de wetswijziging een zestal doelstellingen verbonden t.w.:

  • 1.

    het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie, onder andere door het invoeren van een gemeentelijk vergunningenbeleid;

  • 2.

    het verbeteren en de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • 3.

    het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • 4.

    het beschermen van de positie van de prostituees;

  • 5.

    het ontvlechten van prostitutie en criminele randverschijnselen;

  • 6.

    het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen.

Het belang van een gemeentelijk prostitutiebeleid:

Het ontwikkelen van een lokaal prostitutiebeleid is om een aantal redenen noodzakelijk:

  • a.

    indien grotere steden, waar nu seksinrichtingen worden gedoogd, een stringenter prostitutiebeleid gaan voeren bestaat de kans op verschuiving van seksinrichtingen naar die plaatsen waar geen beleid is geformuleerd;

  • b.

    als omliggende gemeenten stringent beleid gaan voeren bestaat de kans dat inrichtingen die elders geen vergunning kunnen krijgen omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het prostitutiebeleid, zich vestigen in die plaatsen waar geen beleid is;

  • c.

    c. omdat prostitutie een legale bedrijfsvorm wordt bestaat de kans op een groter aantal aanvragen van nieuwe ondernemers voor het vestigen van een seksinrichting;

  • d.

    door het formuleren van beleid kunnen eisen worden gesteld aan ondernemers op het gebied van gezondheid, veiligheid, openbare orde e.d.;

  • e.

    door het formuleren van beleid kan getracht worden de ongewenste neveneffecten van prostitutie, zoals uitbuiting en mensenhandel, te beperken.

Met deze doelstellingen kan worden bereikt:

  • 1.

    een bescherming van het woon- en leefklimaat door het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie door het voeren van een actief vestigingsbeleid;

  • 2.

    het beschermen van de positie van de prostituees door het stellen van inrichtingseisen en eisen rond de bedrijfsvoering;

  • 3.

    het voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de exploitant.

Regionale afstemming van prostitutiebeleid:

Zowel ambtelijk als bestuurlijk heeft er met betrekking tot het te voeren prostitutiebeleid afstemming plaats gevonden. Deze afstemming heeft een meerwaarde, hetgeen met name blijkt uit de volgende overwegingen:

  • ·

    ondersteuning voor de afzonderlijke gemeenten bij het opstellen van lokaal beleid;

  • ·

    gebruik maken van elkaars ervaringen;

  • ·

    vergroten van beheersbaarheid, duidelijkheid bieden aan alle betrokkenen en verminderen van eventuele negatieve effecten van wegvallen van het bordeelverbod;

  • ·

    het beperken van verschuivingeffecten door een regionaal vergunningen- en vestigingsbeleid;

  • ·

    een evenwichtige verdeling van de seksinrichtingen, waarbij als uitgangspunt dient, dat in kleine kernen met minder dan 1000 tot 5000 inwoners geen seksinrichtingen kunnen worden gevestigd;

  • ·

    de politie kan één standaard hanteren ten aanzien van toezicht en controle wanneer wordt uitgegaan van eenduidige voorschriften, vergunningsvoorwaarden, inrichtings-, bedrijfsvoerings- en vestigingseisen;

  • ·

    het OM kan aansluitend hierop één standaard hanteren voor de sanctionering en vervolging van overtredingen;

  • ·

    lokaal beleid, dat is ingebed in regionaal beleid is, bij weigering van een vergunning, voor de rechter een sterke basis.

Daarom is er regionaal voor gekozen gebruik te maken van de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreffende seksinrichtingen, sekswinkels, en straat- en raamprostitutie, daarin uiteraard rekening houdend met de lokale omstandigheden.

Beleidsregel:

De modelverordening van de VNG nemen als uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid met daarbij aanpassingen met betrekking tot de lokale situatie, die steeds als “beleidsregel” zal worden aangegeven.

Huidige lokale situatie:

Voor zover bekend bevinden zich binnen de gemeente Roosendaal 5 seksinrichtingen, 1 sekswinkel en 1 seksbioscoop annex sekswinkel.

Het is niet bekend hoeveel prostituees in deze bedrijfstak werkzaam zijn. Het aantal escortprostituees is eveneens niet bekend evenals het aantal prostituees afkomstig van buiten de Europese Unie.

Het is daarom van groot belang om middels een vergunningenstelsel achter deze aantallen te komen om op die wijze de bescherming van de positie van de prostituees beter te kunnen handhaven.

Verschijningsvormen prostitutie en seksinrichtingen:

Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • a.

    seksinrichtingen (seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon), al dan niet in combinatie met elkaar.

  • b.

    escortbedrijf;

  • c.

    sekswinkel;

  • d.

    thuiswerk.

Omdat er door middel van een gemeentelijk vergunningstelsel extra eisen kunnen worden gesteld aan prostitutiebedrijven bestaat het gevaar dat er een vlucht plaats vindt in de escortservice en het thuiswerk. Om die reden is het noodzakelijk dat ook de escortservice aan de vergunningsplicht wordt onderworpen en dat het begrip “thuiswerk” duidelijk moet worden gedefinieerd.

Definitiethuiswerk:

Van thuiswerk is sprake:

  • a.

    wanneer prostitutie uitsluitend plaats vindt in de eigen woning en de man of vrouw, die prostitutie bedrijft in de eigen woning, volgens het bevolkingsregister op dat adres staat ingeschreven.

  • b.

    als het werven van klanten langs informele weg geschiedt en adverteren slechts sporadisch gebeurt.

Voorts gelden voor “thuiswerk” de volgende eisen:

  • a.

    aan de buitenkant van het perceel mag niet duidelijk zijn, dat er prostitutie wordt bedreven;

  • b.

    de prostituee mag niet toestaan dat anderen of andere bewoners in de woning prostitutie bedrijven;

  • c.

    de verdiensten voortkomend uit de prostitutie moeten uitsluitend ten goede komen aan de prostituee;

  • d.

    er mag geen sprake zijn van overlast of aantasting van het woon- of leefklimaat.

Als er in een perceel prostitutie wordt bedreven en er wordt niet aan de definitie “thuiswerk” voldaan of aan één of meerdere van de hiervoor vermelde eisen, dan is er sprake van een prostitutiebedrijf en is het bedrijf als zodanig vergunningplichtig.

Gemeentelijke middelen voor een prostitutiebeleid:

Op grond van de voorgestelde wijzigingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan een vergunningsplicht ontstaan voor de exploitatie van seksinrichtingen en sekswinkels, zodat gebruik kan worden gemaakt van een vergunningstelsel. Op grond van de nieuwe bepalingen kunnen door het college nadere voorschriften worden opgesteld en kunnen de weigeringsgronden in beleid worden ingekaderd. Bij het opstellen van voorschriften kan gedacht worden aan de volgende aandachtspunten:

  • a.

    vestigingseisen (APV en bestemmingsplannen);

  • b.

    vergunningenbeleid;

  • c.

    straat- en raamprostitutie;

  • d.

    sluitingsuur;

  • e.

    inrichtingseisen;

  • f.

    brandveiligheidseisen;

  • g.

    eisen bescherming minderjarigen en voorkoming illegaliteit;

  • h.

    eisen bevordering gezondheid en hygiëne;

  • i.

    overige verplichtingen van de exploitant.

a. Vestigingseisen:

In de bestemmingsplannen is geen specifieke regeling opgenomen omtrent de vestiging van bordelen en andere seksinrichtingen. Door het wegvallen van het bordeelverbod is de vestiging van een seksinrichting een activiteit die in beginsel gelijk is aan elke andere bedrijfsmatige activiteit.

Gevolg daarvan is, dat, als er door de gemeente geen vestigingsbeleid wordt geformuleerd uitsluitend getoetst kan worden aan de vigerende bestemmingsplannen. In deze plannen is vaak voorzien in bestemmingen die niet uitsluiten, dat ter plaatse seksinrichtingen gevestigd kunnen worden. Te denken valt hierbij aan een bestemming als “gemengde doeleinden”. Daarom zullen bestemmingsplannen moeten worden gescreend en waar nodig moeten worden aangepast om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Omdat het motief om een vestigingsbeleid te voeren niet van ruimtelijke aard is, maar in de eerste plaats ligt op het terrein van openbare orde, het voorkomen van overlast daaronder begrepen, dient op grond daarvan een vestigingsbeleid te worden gevoerd. Dit beleid kan dan worden gehanteerd bij de vergunningverlening op basis van de APV.

Beleidsregel:

Ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de woonwijken zullen geen seksinrichtingen worden toegestaan:

  • a.

    in of aan woonstraten. Onder woonstraten wordt in dit verband verstaan: “alle voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen waaraan bebouwing is gelegen die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning”. In woonstraten zal de vestiging van een seksinrichting de openbare orde en de beleving van het woon- en leefklimaat ernstig aantasten. Dit kan leiden tot waardevermindering van de woning, gevoelens van onbehagen, ongewenste confrontaties en conflictsituaties, waarmee zowel buurtbewoners als exploitanten niet gebaat zijn.

  • b.

    in straten, niet zijnde straten als bedoeld onder a., waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen, winkels en/of andere het woon- en leefklimaat dan wel de openbare orde belastende activiteiten.

  • c.

    in de directe omgeving van onderwijsinstellingen, sociaal-culturele instellingen of sportaccommodaties waar zich in belangrijke mate minderjarigen bevinden dan wel bezigheden hebben. Onder “directe omgeving” wordt in dit verband verstaan: een afstand van 150 meter van de ingang van de seksinrichting tot aan enig terrein of gebouw dat deel uitmaakt van de beschreven instellingen.

De eisen vermeld onder a. t/m c. gelden niet voor de reeds bestaande prostitutiebedrijven, t.w. Bar “Incognito”, Kalsdonksestraat 44, Club “Angelique”, Kalsdonksestraat 46, “Otisclub”, Damstraat 53, Club “Siam”, Bredaseweg 75 en Massagesalon “Candlelight”, Molenstraat 95. Ook op de sekswinkel “Wilad”, Molenstraat 108 en de sekswinkel annex seksbioscoop Brugstraat 81 zijn deze eisen niet van toepassing.

Zodra de huidige exploitanten van de voormelde seksinrichtingen hun activiteiten beëindigen zullen de vestigingseisen onverkort van toepassing zijn.

b. vergunningenbeleid:

Voor de leefbaarheid in de kernen mag het duidelijk zijn, dat daarbij factoren als omvang c.q. inwonertal, acceptatie, tolerantie, zedelijkheid en openbare orde van groot belang zijn. Ondanks de steeds verdergaande vrijheden van presentatie en acceptatie van erotiek en pornografie in de media en het maatschappelijk verkeer kan niet worden gesteld, dat prostitutie, bordelen en seksinrichtingen maatschappelijk als een normale bedrijfstak worden aanvaard. Prostitutie en de aanwezigheid van bordelen e.d. kan een grote en negatieve invloed hebben op het maatschappelijk leven en de leefbaarheid in een woongemeenschap. Uit de toelichting op het wetsvoorstel en de behandeling hiervan in de Tweede Kamer is gebleken, dat de Minister van mening is, dat een gemeentelijk bordeelverbod, het zgn. 0- beleid, niet mogelijk is. Dit betekent niet, dat op grond van aspecten van openbare orde, overlast, woon- en leefsituatie, bescherming milieu, ruimtelijke ordening e.d. de aanwezigheid niet mag worden verboden. Voor het vestigen van prostitutiebedrijven, escortbureaus, sekswinkels, seksinrichtingen en straatprostitutie kan, naar analogie van de wet en regelgeving, het beleid ten aanzien van het vestigen van horecabedrijven worden

gehanteerd. Dit kan dan gebeuren op grond van de artikelen 149 en 151a van de Gemeentewet, waarin de gemeenteraad de bevoegdheid heeft verordeningen te maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt resp. voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.

Beleidsregel:

Gezien de grootte van de gemeente en gelet op de handhaving van openbare orde, zedelijkheid e.d. zal het aantal seksinrichtingen, zoals gedefinieerd in artikel 3.1.1 onder c. van de APV, maximaal 5 bedragen en het aantal sekswinkels annex seksbioscopen, zoals gedefinieerd in artikel 3.1.1 onder e. van de APV maximaal 2.

c. straat-en raamprostitutie:

Deze vorm van prostitutie is een zodanige aanslag op het woon- en leefmilieu, heeft ernstige negatieve invloeden op de verkeersveiligheid en openbare orde en veroorzaakt zodanig hinder en overlast, dat dit niet wordt toegestaan.

Bij straatprostitutie is er ook nauwelijks sprake van controlemogelijkheden op de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen waaronder gewerkt moet worden met alle negatieve effecten van dien, zoals bijvoorbeeld een verschuiving van de keuze van arbeidslocatie met zich kan meebrengen.

Beleidsregel:

Er zullen geen zones voor straatprostitutie worden aangewezen.

d. sluitingsuur:

Hier wordt onderscheid gemaakt tussen verrichtingen die vallen onder het begrip prostitutie enerzijds en verrichtingen die vallen onder het begrip verkoop van producten anderzijds. Bij seksinrichtingen, al dan niet gecombineerd met een escortbureau, alwaar prostitutie geschiedt en waarbij geen kleinhandel in erotische producten (condooms uitgezonderd) plaatsvindt, kan ten behoeve van de vaststelling van het sluitingsuur worden aangesloten bij het sluitingsuur zoals vermeld in artikel 2.3.1.4 van de APV ten aanzien van horecabedrijven. Op die wijze wordt ook voorkomen, dat, na sluiting van de horecabedrijven, de toevlucht wordt gezocht in seksinrichtingen.

Voor alle andere vormen van seksinrichtingen en/of sekswinkels gelden de sluitingstijden zoals vermeld in de Winkeltijdenwet.

Beleidsregel:

  • 1.

    voor seksinrichtingen, al dan niet gecombineerd met een escortbureau, alwaar prostitutie geschiedt en waarin geen kleinhandel in erotische producten (condooms uitgezonderd) geschiedt is de sluitingstijd gelijk aan die van de horecabedrijven, zoals vermeld in artikel 2.3.1.4 lid 1van de APV;

  • 2.

    voor alle andere vormen van seksinrichtingen en/of sekswinkels geldt een sluitingstijd die gelijk is aan de sluitingsuren zoals vermeld in de Winkeltijdenwet.

e. inrichtingseisen:

Beleidsregel:

Onder “inrichting” moet worden verstaan hetgeen is beschreven in artikel 1, lid 2, sub i. en j. van het Bouwbesluit.

  • 1.

    in de inrichting dient een verblijfsruimte, ingericht als dagverblijf, aanwezig te zijn met een vloeroppervlakte van ten minste 16 m² , een breedte van 3,35 m. en een hoogte van ten minste 2,1 m.

  • 2.

    in een inrichting, waarin 5 of meer werkruimten aanwezig zijn dient een verblijfsruimte met een opstelplaats voor een kooktoestel aanwezig te zijn (keuken) met een oppervlakte van tenminste 5 m², een breedte van tenminste 1,80 m en een hoogte van tenminste 2,1 m. Als de keuken is gelegen in een andere ruimte, dan moet die andere ruimte worden vergroot met 5 m². NB. Een werkruimte is een verblijfsruimte.

  • 3.

    het dagverblijf, de verblijfsruimte met een opstelplaats voor een kooktoestel en de verblijfsruimte die wordt gebruikt als kleedkamer, mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden;

  • 4.

    elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van ten minste 8 m², waarvan de breedte tenminste 2,10 m. is en de hoogte ten minste 2.10 m.

  • 5.

    elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en een heldere witte elektrische verlichting. Onder heldere witte elektrische verlichting wordt verstaan: wit licht, waarvan de lichtsterkte gemiddeld 50 lux bedraagt, gemeten op 1 meter boven het vloerniveau.

  • 6.

    elke werkruimte moet zijn voorzien van een afsluitbare hang-legkast tenzij tot de inrichting een kleedkamer behoort. Indien de kast in een werkruimte staat, moet de werkruimte voldoen aan de eis van 8 m² vermeerderd met de oppervlakte van de kast.

  • 7.

    in de inrichting moeten per bouwlaag en per 5 werkruimten ten minste één heren- en één damestoilet en één badruimte aanwezig zijn te bereiken vanuit een (gemeenschappelijke) verkeersruimte, waarbij ieder toilet een minimale vloeroppervlakte moet hebben van 1 m², een minimale breedte van 0,8 m. en een minimale hoogte van 2,1 m. De badruimte dient een minimale vloeroppervlakte te hebben van 1,2 m², een minimale breedte van 0,8 m en een minimale hoogte van 2,1 m.

  • 8.

    iedere werkruimte moet zijn voorzien van een zogenaamd stil alarm. Onder stil alarm wordt verstaan: een voorziening waarmee vanuit de werkruimte tenminste een leidinggevende gealarmeerd kan worden.

  • 9.

    De toegangsdeur van een werkruimte dient te allen tijde door bevoegden, waaronder in ieder geval wordt verstaan: alle in de inrichting aanwezige prostituees, van buitenaf te kunnen worden geopend.

f. Brandveiligheidseisen:

Panden waarin prostitutie plaats vindt kunnen onvoldoend brandveilig zijn. Daarom is het aan te bevelen om voor panden waarin 5 of meer personen tegelijk aanwezig zullen zijn een gebruiksvergunning te eisen. Concreet betekent dit, dat aan artikel 6.1.1. van de Bouwverordening wordt toegevoegd, dat voor dergelijke panden een gebruiksvergunning vereist is. Aan deze vergunning kunnen door de Brandweer nadere eisen worden verbonden. Voor panden waarin minder dan 5 personen aanwezig zullen zijn wordt het niet noodzakelijk geacht een gebruiksvergunning te eisen. Deze panden dienen, op grond van het bepaalde in artikel 6.2.1. van de Bouwverordening wel te voldoen aan de algemene brandveiligheidseisen zoals opgenomen in de bijlagen 3 en 4 van die verordening.

Beleidsregel:

  • 1.

    voor seksinrichtingen meet één werkruimte is hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing;

  • 2.

    voor seksinrichtingen met meer dan één werkruimte is hoofdstuk 7, titel 2, van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing;

  • 3.

    de algemene gebruikseisen van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening zijn van overeenkomstige toepassing;

  • 4.

    het gebruik van verplaatsbare verwarmingstoestellen is niet toegestaan.

g.  eisen bescherming minderjarigen en voorkoming illegaliteit:

Ter bescherming van minderjarigen en om illegaliteit in deze branche zoveel mogelijk tegen te gaan is het noodzakelijk dat dienaangaande regels worden opgenomen.

Beleidsregel:

  • 1.

    het is de exploitant van een seksinrichting verboden om tijdens openingstijden personen beneden de leeftijd van 18 jaren in het bedrijf aanwezig te hebben;

  • 2.

    de exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht een register bij te houden met daarin opgenomen de naam, voornamen, adres en geboortedatum van alle in het bedrijf werkzame personen;

  • 3.

    de exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht het register als bedoeld in de vorige bepaling ter inzage te geven aan de ambtenaren van politie, indien hierom wordt verzocht.

heisen m.b.t. bevordering gezondheid en hygiëne:

In de wet Collectieve Preventie (WCPV) is geregeld, dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor onder andere het bevorderen van (psycho)hygiëne en het bewaken van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en aids. Ook de GGD heeft hierin een taak. Deze bestaat o.a. uit passieve en actieve opsporing, de controle van specifieke groepen, voorlichting en preventie en de coördinatie van activiteiten van regionale samenwerkingsverbanden, die betrokken zijn bij de aids-bestrijding. Op basis van de WCPV kunnen in het gemeentelijk vergunningensysteem maatregelen op het terrein van de volksgezondheid worden opgenomen en uitgewerkt, Ook kunnen in de APV specifieke gezondheidsbevorderende eisen worden gesteld aan vergunninghouders op het gebied van SOA- en aids-preventie en bestrijding en de (psycho)hygiëne begeleiding. Hiermee wordt bijgedragen aan één van de doelstellingen van de opheffing van het bordeelverbod, namelijk aan de bescherming van de positie van de prostituees. Ook zal specifieke aandacht besteed moeten worden aan de uitwerking van voorlichtings- en preventieactiviteiten voor andere vormen van prostitutie, zoals bijvoorbeeld de escortservice. De frequentie van de voorlichtingsactiviteiten verdient nadere aandacht. Zeker direct na de invoering van het vergunningensysteem zal een hogere frequentie nodig zijn.

Voor de hygiënebegeleiding kan gebruik worden gemaakt van het Risicoprofiel sekshuizen en relaxbedrijven uit de Protocollen Technische Hygiënezorg van de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding (LCI). Hierin worden de risico’s voor het oplopen van infectieziekten in relatie tot hygiëne beschreven. Er is aandacht voor de gebruikers, de prostituee en de bouwkundige, huishoudelijke en technische aspecten.

Aanvullend kan de gemeente voorschriften opnemen.

Beleidsregel:

  • A.

    Ter bevordering van de gezondheid worden de volgende voorschriften opgenomen:

    • 1.

      De exploitant dient de verpleegkundige en/of de arts van de GGD toegang te verlenen tot het pand voor het geven van voorlichting over seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en andere beroepsrisico’s.

    • 2.

      De exploitant dient er zorg voor te dragen dat er voldoende voorlichtingsmateriaal over soa’s beschikbaar is. Indien er buitenlanders gebruik maken van de diensten dan dient het voorlichtingsmateriaal ook in verschillende talen aanwezig te zijn.

    • 3.

      De exploitant is verantwoordelijk voor het in voldoende mate aanwezig zijn van condooms in het bedrijf en in de werkkamers.

    • 4.

      De exploitant dient de prostituees in staat te stellen zich regelmatig te laten controleren op soa’s.

    • 5.

      Indien aan het prostitutiebedrijf een vaste arts verbonden is dienen naam en adres van deze arts aan de GGD bekend te worden gemaakt.

    • 6.

      De prostituee dient zelf de arts te kiezen die het soa-onderzoek verricht en mag niet gedwongen worden gebruik te maken van de vaste arts van het prostitutiebedrijf.

    • 7.

      De uitslag van het onderzoek valt onder het medisch beroepsgeheim in het kader van de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

    • 8.

      De frequentie van het onderzoek wordt door de prostituee in overleg met de arts bepaald.

  • B.

    Ter bevordering van de hygiëne worden de volgende voorschriften opgenomen:

    • 1.

      De aanwezige vertrekken en sanitaire voorzieningen dienen te allen tijde in zindelijke staat verkeren.

    • 2.

      In iedere werkruimte dient vloeibare zeep aanwezig te zijn, alsmede papieren handdoekjes en een afvalbak.

    • 3.

      In het bedrijf dienen voldoende schone handdoeken aanwezig te zijn. Na gebruik dienen deze door de prostituees door schone te worden vervangen.

    • 4.

      Het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks verschoond te worden.

    • 5.

      Na elke klant dient het bedlaken verschoond te worden.

i.  Overige verplichtingen van de exploitant:

  • 1.

    Het is de exploitant verboden om de prostituee aan te zetten of te verplichten om onveilig (zonder condoom) te werken.

  • 2.

    Het is de exploitant verboden om de prostituee te verplichten alcoholhoudende dranken mee te drinken met de klanten.

  • 3.

    Het is de exploitant verboden om reclame te maken, waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

  • 4.

    Het is de exploitant verboden om te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door de prostituees.

  • 5.

    Het is de exploitant verboden reclame te maken over veilig seksbeleid in het bedrijf.

Controle, toezicht en handhaving:

1. Algemeen:

De motieven die de wetgever aanvoert voor het opheffen van het bordeelverbod zijn met name:

  • a.

    het verbeteren van de bestrijding van de exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • b.

    het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • c.

    het beschermen van de positie van prostituees;

  • d.

    het ontvlechten van prostitutie en criminele randverschijnselen;

  • e.

    het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen (personen zonder geldige verblijfsvergunning).

Deze motieven zijn allen gericht op een gecontroleerde en gestuurde verandering in en verbetering van de branche en de voorkoming en terugdringing van illegaliteit en criminaliteit. Om aan deze doelstellingen op een goede wijze vorm te kunnen geven is het van belang dat de vertrekpositie wordt vastgelegd, de veranderingen en wijzigingen worden gecontroleerd, toezicht wordt gehouden op de naleving van de vergunningen en handhaving plaats vindt indien een en ander wordt overtreden.

2. Controle:

Het uitvoeren van controles door politiefunctionarissen in seksinrichtingen kan plaats vinden op de volgende gronden:

  • a.

    een vermoeden of melding van in de inrichting gepleegde strafbare feiten zoals bijvoorbeeld heling, wapen- of drugshandel, geweldpleging e.d.;

  • b.

    een vermoeden of melding van strafbare feiten gepleegd door de exploitant zoals bijvoorbeeld betrokkenheid bij mensenhandel of het in dienst hebben van minderjarige en/of illegale prostituees;

  • c.

    controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • d.

    controle op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening.

De regiopolitie Midden en West Brabant zal op grond van landelijk vastgestelde beleidsregels, die vertaald zijn naar regiobeleid, controles uitvoeren op de seksinrichtingen waar prostitutie plaats vindt. Over de aantallen en de wijze van uitvoering van deze controles zullen op districtsniveau, binnen de kaders van het regionaal beleidsplan, afspraken worden gemaakt.

De regiopolitie Midden en West Brabant heeft in elk district een prostitutieteam geformeerd, dat vanuit de politie multidisciplinair is samengesteld uit zeden- en vreemdelingenrechercheurs die de controles uitvoeren.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan de deskundigheidsbevordering van de betrokken politiefunctionarissen en aan de risico’s omtrent integriteit en veiligheid. Om de integriteit te waarborgen en ter bescherming van de politiefunctionaris zal de politie een gedragscode hanteren voor het bezoeken van de seksbedrijven.

3. Toezicht:

Gemeentelijk toezicht zal worden vorm gegeven door het aanwijzen van toezichthouders uit:

  • ·

    de diverse gemeentelijke afdelingen;

  • ·

    de gemeentelijke brandweer;

  • ·

    de districtspolitie Bergen op Zoom;

  • ·

    politieteams Centrum en Bovendonk;

  • ·

    GGD West-Brabant;

  • ·

    Regionale Brandweer GSV;

  • ·

    eventuele andere instanties.

Tenminste eenmaal per jaar zal door de toezichthouders uit de diverse toezichthoudende en handhavende instanties en/of onderdelen daarvan een controlebezoek worden gebracht aan alle seksinrichtingen in de gemeente. Van het controlebezoek zal een verslag worden opgesteld dat door het college van burgemeester en wethouders moet worden vastgesteld en op basis waarvan een besluit wordt genomen m.b.t. handhaving, het opvoeren van het aantal controles e.d.

In beginsel zullen de toezichthouders gezamenlijk, middels een gecombineerde actie, controles uitvoeren. Indien zulks noodzakelijk blijkt of wenselijk is zullen zij ook alleen controles kunnen uitvoeren. Te allen tijde zal ten behoeve van het college van burgemeester en wethouders van elke controle een verslag worden opgesteld met een daaruit voortvloeiend advies. De toezichthouders zullen worden aangewezen op basis van hun onderscheidende capaciteiten en specialiteiten en op basis van artikel 6.1a van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Aangezien de GGD West-Brabant gespecialiseerd is ten aanzien van de volksgezondheidaspecten in relatie tot prostitutie, psycho-sociale hygiëne, medische aspecten, gezondheidstechnische aspecten en algemene voorlichting, zal het toezicht op dit gebied aan deze instantie worden opgedragen. Zowel toezicht als preventieve taken in dit kader zullen leiden tot een extra inzet door de toezichthouders en consulenten van de GGD West-Brabant. De technische hygiëne controle is niet in het reguliere takenpakket verwerkt en zal derhalve afzonderlijk in rekening worden gebracht.

4. Handhaving:

Handhaving zal worden vorm gegeven op basis van gemaakte afspraken met politie en Openbaar Ministerie zoals in onderstaande schema’s is aangegeven. De sanctiemaatregelen zijn regionaal opgesteld en zullen ook regionaal moeten worden toegepast om verschuivingseffecten binnen de regio te voorkomen.

Basis tot handhaving zal in beginsel een rapport of een advies zijn zoals door een toezichthouder is opgesteld of een mutatie of proces verbaal dat voortvloeit uit de taakuitoefening van een ambtenaar van politie of een bijzonder opsporingsambtenaar.

Matrices die worden gehanteerd voor de handhaving van het prostitutiebeleid:

A.  Exploitatie zonder vergunning:

Overtreding

Politie/ Toezichthouder

Gemeente

Openbaar

Ministerie

Anderen

Exploitatie past niet binnen het prostitutiebeleid Art. 3.2.1

Rapport opmaken t.b.v. gemeente; bij herhaling tevens PV t.b.v. het OM

Sluiting (conform de Awb)

Vervolging (in geval van PV) op grond van de APV.

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

Exploitatie past binnen het prostitutiebeleid Art. 3.2.1

Rapport opmaken t.b.v. gemeente; bij herhaling tevens PV t.b.v. het OM

Schriftelijke aanzegging dat vergunning moet worden aangevraagd en tevens sluiting voor onbepaalde tijd (tot vergunning is verleend)

Vervolging (in geval van PV) op grond van de APV.

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

B.  Exploitatie in strijd met vergunning:

Overtreding

Politie/ Toezichthouder

Gemeente

Openbaar

Ministerie

Anderen

Wijziging inrichting zonder voorafgaande

toestemming

Art. 3.2.1

Rapport opmaken t.b.v. de gemeente

1e keer:

schriftelijke waarschuwing;

2keer: tijdelijke sluiting;

3keer:

intrekking vergunning

n.v.t.

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

Handelen in strijd met gedragsregels

Art. 3.2.2

Rapport opmaken t.b.v. de gemeente

Intrekking vergunning en sluiting pand

n.v.t.

n.v.t.

Handelen in strijd met sluitingsuur Art. 3.2.3

Rapport opmaken t.b.v. gemeente; bij herhaling tevens PV t.b.v. het OM

1keer:

schriftelijke waarschuwing;

2keer: 

tijdelijke sluiting (1 week);

3keer:

intrekking vergunning

Vervolging bij recidive

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

Afwezigheid van exploitant en beheerder

Art. 3.2.5, lid 1

Rapport opmaken t.b.v. gemeente; bij herhaling tevens PV t.b.v. het OM

1keer:

schriftelijke waarschuwing;

2keer:

tijdelijke sluiting (1 week);

3keer:

intrekking vergunning

Vervolging bij recidive

n.v.t.

Ontbreken van toezicht door exploitant

Art. 3.2.5, lid 2a

Rapport opmaken t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM

Afhankelijk van ernst gepleegde strafbare feiten waarschuwen, sluiten of intrekken

Afhankelijk van gepleegde strafbare feiten

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

Schijnbeheer

Rapport opmaken t.b.v. gemeente

Intrekken vergunning en sluiten pand

n.v.t.

n.v.t.

Ontbreken van toezicht door exploitant: aanwezigheid van illegale prostituees

Art. 3.2.5, lid 2b

Rapport opmaken t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM

1e keer:

schriftelijke waarschuwing;

2keer: tijdelijke sluiting (1 maand);

3e keer: intrekking vergunning

Vervolging

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

Overlast voor de

omgeving

Art. 3.3.2

Rapport

opmaken t.b.v.

gemeente; bij

herhaling tevens

PV t.b.v. het OM

1e keer:

Schriftelijke waarschuwing;

2keer: tijdelijke sluiting (1 maand);

3keer: intrekking vergunning

Vervolging bij

recidive

n.v.t.

Gebruik van de inrichting in strijd met de vergunningsvoor waarden (bijv. arbeidsomstandigheden, brandveiligheid of wonen op de werkplek)

Art. 3.3.3

Rapport opmaken t.b.v. gemeente; bij herhaling tevens PV t.b.v. het OM

1keer:

schriftelijke waarschuwing;

2keer: 

tijdelijke sluiting (1 tot 3 maanden);

3e keer: intrekking vergunning

Vervolging bij recidive

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

C.  Exploitatie in strijd met artikel 250 a van het wetboek van strafrecht.

Overtreding

Politie/ Toezichthouder

Gemeente

Openbaar

Ministerie

Anderen

Overtreding van artikel 250 a van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel, minderjarigen e.d.)

Rapport opmaken t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM

Sluiting voor onbepaalde tijd en intrekking van de vergunning

Vervolging

Afhankelijk van situatie evt. inschakelen van derden, bijv. de Belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD

Deze regeling vervangt de regeling vastgesteld op 28 september 2000.

Deze beleidsregel treedt in werking de dag waarop de Algemene plaatselijke verordening, vastgesteld op 18 februari 2016, in werking is getreden.

Ondertekening

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 5 januari 2016,
De secretaris, De burgemeester,