Beleidsregels terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Roosendaal 2020

Geldend van 30-11-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Roosendaal 2020

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

gelet op:

-het bepaalde in de Participatiewet (Pw),

-het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004)

-de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw)

-de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen waarin een nadere invulling wordt gegeven aan opschorting, herziening, intrekking, terugvordering en invordering van bijstand op grond van de Pw en het Bbz 2004 en uitkeringen op grond van de Ioaw en Ioaz;

BESLUITEN:

vast te stellen de Beleidsregels terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Roosendaal 2020.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004), en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal.

    • b.

      Wwb: de Wet werk en bijstand.

    • c.

      Pw: de Participatiewet.

    • d.

      Bbz 2004: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

    • e.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

    • f.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • g.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

    • h.

      uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Wwb, de Pw, het Bbz 2004, en de door het college verleende uitkering in het kader van de Ioaw en Ioaz.

    • i.

      bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor het Werkplein Hart van West-Brabant die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het Werkplein Hart van West-Brabant af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.

    • j.

      inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de Wwb en/of de Pw, artikel 13, eerste lid van de Ioaw, artikel 13, eerste lid van de Ioaz en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

    • k.

      debiteur: elke persoon van wie uitkering als bedoeld onder h wordt, of is teruggevorderd.

Artikel 2. Opschorting, herziening en intrekking

Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ingevolge het bepaalde in artikel 54 van de Pw, artikel 17 van de Ioaw en artikel 17 van de Ioaz.

Artikel 3. Terugvordering

  • 1. Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ingevolge het bepaalde in de artikelen 58 en 59 van de Pw, de artikelen 12 tweede lid onder c en 41 vierde en vijfde lid van het Bbz 2004 en de artikelen 25 en 26 van de Ioaw en Ioaz , voor zover dat in deze beleidsregels niet anders is geregeld.

  • 2. Het college vordert het bedrijfskapitaal, dat is toegekend op grond van de artikelen 20, 24 en 26 Bbz 2004 terug als belanghebbende ook na een tweede aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet.

HOOFDSTUK 2 GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN (VERDERE) TERUGVORDERING

Artikel 4. Zesmaandenjurisprudentie

  • 1. Dit artikel is niet van toepassing indien de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt omdat de belanghebbende de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen.

  • 2. In afwijking van de bevoegdheid tot terugvordering, zoals beschreven in artikel 58, tweede lid, van de Pw en artikel 25, tweede en derde lid, van de Ioaw en van de Ioaz, én in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels, beperkt het college - in het geval dat bij het college een signaal bekend is geworden dat had moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de uitkering - de terug te vorderen uitkering tot een periode van 6 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop bij het college een signaal bekend is geworden dat had moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de uitkering.

  • 3. Onder een signaal als genoemd in het tweede lid wordt verstaan relevante informatie waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een dusdanige fout, dat het college op grond daarvan actie zou moeten ondernemen.

Artikel 5. Afzien van bruteren

In afwijking van de bevoegdheid tot brutering als bedoeld in artikel 58, vijfde lid, van de Pw, artikel 25, vijfde lid, van de Ioaw en Ioaz, én in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels ziet het college af van gebruikmaking van de bevoegdheid tot bruteren voor zover:

  • a.

    de ten onrechte betaalde belastingen en premies nog kunnen worden verrekend met de afdrachten aan de Belastingdienst;

  • b.

    de reden voor terugvordering in de loop van het jaar is ontstaan, de vordering niet het gevolg is van niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht door belanghebbende, en het college heeft nagelaten belanghebbende tijdig in kennis te stellen van het ontstaan van de vordering, waardoor deze niet meer in staat was de vordering binnen het kalenderjaar terug te betalen; of

  • c.

    de reden voor terugvordering is ontstaan na afloop van het dienstjaar, en de vordering niet het gevolg is van niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht door belanghebbende.

Artikel 6. Kruimelbedrag

  • 1. Dit artikel is niet van toepassing indien de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt omdat de belanghebbende de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen.

  • 2. In afwijking van de bevoegdheid tot terugvordering, zoals beschreven in artikel 58, tweede lid, van de Pw en artikel 25, tweede en derde lid, van de Ioaw en van de Ioaz, én in afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregels besluit het college af te zien van terugvordering van uitkering, indien de terug te vorderen uitkering minder is dan netto € 100,00 en indien de teveel betaalde uitkering uitsluitend het gevolg is van een fout van het Werkplein Hart van West-Brabant én indien verrekening niet mogelijk is.

Artikel 7. Dringende redenen

Het college besluit om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering als bedoeld in artikel 58 en 59 van de Pw en artikel 25 van de Ioaw en Ioaz indien sprake is van dringende redenen.

Artikel 8. Afzien van verdere terugvordering

  • 1. Bij een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht wordt niet besloten tot het afzien van (verdere) terugvordering.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college, indien er binnen een periode van 10 jaar na de terugvorderingsbeschikking of na de laatste betaling als er een betaling is geweest, ondanks voldoende inspanningen, geen enkele betaling is ontvangen, en hen bovendien uit niets blijkt, dat in de toekomst nog betalingen te verwachten zijn, ambtshalve besluiten af te zien van (verdere) terug- of invordering van een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.

  • 3. Het college kan, indien er binnen een periode van 5 jaar na de terugvorderingsbeschikking of na de laatste betaling als er een betaling is geweest, ondanks voldoende inspanningen, geen enkele betaling is ontvangen, en hen bovendien uit niets blijkt, dat in de toekomst nog betalingen te verwachten zijn, ambtshalve besluiten af te zien van (verdere) terug- of invordering van een vordering anders dan door schending van de inlichtingenplicht.

HOOFDSTUK 3 INVORDERING VAN VORDERINGEN ALS GEVOLG VAN SCHENDING VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 9. Reikwijdte van dit hoofdstuk

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op vorderingen die zijn ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 10. Gebruikmaking van bevoegdheden

Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ten behoeve van invordering van vorderingen als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ingevolge het bepaalde in de artikelen 60 en 60a van de Pw en artikel 28 van de Ioaw en Ioaz.

Artikel 11. Invordering van vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht door verrekening

  • 1. Indien de belanghebbende, van wie uitkering wordt teruggevorderd een uitkering ontvangt, verrekent het college de teruggevorderde uitkering door middel van zo spoedig mogelijke inhouding op de uitkering, en wordt aan de belanghebbende uitstel van betaling verleend voor betaling van het volledige bedrag ineens, wat onverlet laat dat de belanghebbende de volledige teruggevorderde uitkering kan betalen aan het college.

  • 2. Bij de verrekening wordt uitgegaan van een beslagvrije voet van 95% van de geldende bijstandsnorm.

  • 3. Op verzoek van debiteur kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag gelijk worden gesteld aan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 475c, 475d, 475e en 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen als dat gunstiger is dan toepassing van een beslagvrije voet van 95%.

  • 4. Indien het recht op uitkering eindigt, en daarna wordt besloten om uitkering terug te vorderen over de periode voor de datum waarop de bijstand is beëindigd, wordt de gereserveerde vakantietoeslag met toepassing van het bepaalde in artikel 60, vierde lid, van de Pw, en/of artikel 28, tweede lid, van de Ioaw en/of Ioaz, niet uitbetaald maar wordt die verrekend met de nieuwe vordering nadat het daartoe strekkende terugvorderingsbesluit is genomen.

Artikel 12. Invordering vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht door betaling

  • 1. Indien invordering van een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht niet mogelijk is door verrekening, dan wordt de debiteur verzocht de gehele vordering binnen zes weken na de datum van verzending van de beschikking tot terugvordering in één termijn te voldoen. Daarbij wordt deze er op geattendeerd, dat er een betalingsregeling kan worden getroffen voor zover de debiteur daarom verzoekt én indien de debiteur door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk maakt dat de vordering niet in één termijn kan worden voldaan.

  • 2. Indien het college van oordeel is dat de vordering in één termijn kan worden voldaan vanwege de aanwezigheid van vermogen, wordt een verzoek om een betalingsregeling afgewezen en dient de debiteur de vordering in één termijn te voldoen uit het vermogen.

  • 3. Indien een betalingsregeling als bedoeld in het eerste lid wordt getroffen, wordt uitgegaan van een beslagvrije voet van 95% van de geldende bijstandsnorm.

  • 4. Op verzoek van de debiteur kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag gelijk worden gesteld aan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 475c, 475d, 475e en 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen als dat gunstiger is dan toepassing van een beslagvrije voet van 95%.

  • 5. Indien een zodanige betalingsregeling wordt getroffen, dat de volledige vordering door de debiteur binnen twee jaar na de ingangsdatum van de betalingsregeling zal zijn afgelost, wordt in afwijking van het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel, ingestemd met die betalingsregeling.

  • 6. Indien voor de uitvoering van beslagregeling de debiteur wordt gevraagd om informatie te verstrekken over diens inkomen en vermogen en de debiteur weigert om aan dat verzoek te voldoen, is de hoogte van het door de debiteur maandelijks te betalen bedrag gelijk aan het bedrag dat ingevolge art. 475g lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.

  • 7. Als de debiteur een verzoek heeft ingediend tot wijziging van een al vastgestelde betalingsregeling en door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk heeft gemaakt dat aan die regeling niet langer kan worden voldaan, moet de debiteur de al vastgestelde betalingsregeling nakomen totdat is beslist op het verzoek tot wijziging van de al vastgestelde betalingsregeling.

  • 8. Indien de vordering niet binnen de gegeven betalingstermijn is voldaan of een vastgestelde betalingsregeling niet of niet correct wordt nagekomen, volgen verdere invorderingsmaatregelen, niet zijnde een betalingsregeling.

  • 9. Indien de debiteur niet tijdig tot een correcte betaling overgaat, en er reeds sprake is van een beslaglegging of een verrekening, wordt een gelegd beslag of een toegepaste verrekening niet ingetrokken.

HOOFDSTUK 4 INVORDERING VAN VORDERINGEN ANDERS DAN DOOR SCHENDING VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 13. Reikwijdte van dit hoofdstuk

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op vorderingen die niet zijn ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 14. Gebruikmaking van bevoegdheden

Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden ten behoeve van invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht ingevolge het bepaalde in de artikelen 60 en 60a van de Pw en artikel 28 van de Ioaw en Ioaz.

Artikel 15. Invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht door betaling in één termijn

  • 1. De belanghebbende van wie uitkering wordt teruggevorderd, wordt verzocht de gehele vordering binnen zes weken na de datum van verzending van de beschikking tot terugvordering in één termijn te voldoen. Daarbij wordt deze er op geattendeerd, dat er een betalingsregeling kan worden getroffen indien de debiteur daarom verzoekt én indien de debiteur door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk maakt dat de vordering niet in één termijn kan worden voldaan.

  • 2. Indien het college van oordeel is dat de vordering in één termijn kan worden voldaan vanwege de aanwezigheid van vermogen, wordt een verzoek om een betalingsregeling afgewezen en dient de debiteur de vordering in één termijn te voldoen uit het vermogen.

Artikel 16. Invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht door verrekening

  • 1. Indien de belanghebbende van wie uitkering wordt teruggevorderd, niet voldoet aan hetgeen is bepaald in artikel 15 en een uitkering ontvangt, verrekent het college de teruggevorderde uitkering door middel van zo spoedig mogelijke inhouding op die uitkering, en wordt aan de debiteur uitstel van betaling verleend voor betaling van het volledige bedrag in één termijn, wat onverlet laat dat de debiteur de volledige teruggevorderde uitkering kan betalen aan het college.

  • 2. Bij de verrekening wordt uitgegaan van een beslagvrije voet van 95% van de bijstandsnorm.

  • 3. Op verzoek van debiteur kan de hoogte van het maandelijks te betalen bedrag gelijk worden gesteld aan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 475c, 475d, 475e en 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen als dat gunstiger is dan toepassing van een beslagvrije voet van 95%.

  • 4. Indien het recht op uitkering eindigt, en daarna wordt besloten om uitkering terug te vorderen over de periode voor de datum waarop de bijstand is beëindigd, wordt de gereserveerde vakantietoeslag met toepassing van het bepaalde in artikel 60, derde lid, van de Pw, en/of artikel 28, derde lid, van de Ioaw en/of Ioaz, niet uitbetaald maar wordt die verrekend met de nieuwe vordering nadat het daartoe strekkende terugvorderingsbesluit is genomen.

Artikel 17. Invordering van vorderingen anders dan door schending van de inlichtingenplicht door betaling als verrekening niet mogelijk is

  • 1. Indien de debiteur geen uitkering ontvangt en een zodanige betalingsregeling voorstelt, dat de volledige vordering zal zijn afgelost binnen twee jaar na de ingangsdatum van de betalingsregeling, wordt ingestemd met die betalingsregeling.

  • 2. Indien het eerste lid niet van toepassing is, is de hoogte van het door de debiteur maandelijks te betalen bedrag gelijk aan 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag plus 50% van het bedrag waarmee het netto inkomen exclusief vakantietoeslag van de debiteur meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

  • 3. Indien voor de uitvoering van beslagregeling de debiteur wordt gevraagd om informatie te verstrekken over diens inkomen en vermogen en de debiteur weigert om aan dat verzoek te voldoen, is de hoogte van het door de debiteur maandelijks te betalen bedrag gelijk aan het bedrag dat ingevolge art. 475g lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.

  • 4. Indien de vordering niet binnen de gegeven betalingstermijn is voldaan of een getroffen betalingsregeling niet correct wordt nagekomen, volgen verdere invorderingsmaatregelen, niet zijnde een betalingsregeling.

  • 5. Als de debiteur een verzoek heeft ingediend tot wijziging van een al vastgestelde betalingsregeling en door middel van bewijsstukken over zijn inkomen en vermogen aannemelijk heeft gemaakt dat aan die regeling niet langer kan worden voldaan, moet de debiteur de al vastgestelde betalingsregeling nakomen totdat is beslist op het verzoek tot wijziging van de al vastgestelde betalingsregeling.

  • 6. Indien de vordering niet binnen de gegeven betalingstermijn is voldaan of een vastgestelde betalingsregeling niet of niet correct wordt nagekomen, volgen verdere invorderingsmaatregelen, niet zijnde een betalingsregeling.

  • 7. Indien de debiteur niet tijdig tot een correcte betaling overgaat, en er reeds sprake is van een beslaglegging of een verrekening, wordt een gelegd beslag of een toegepaste verrekening niet ingetrokken.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18. Verlening van medewerking aan verzoeken om buitengerechtelijke (=minnelijke) schuldregeling

  • 1. Een ingediend verzoek om voor een schuldregeling in aanmerking te komen, vormt geen reden om de invordering op te schorten, of om uitstel van betaling te verlenen.

  • 2. Indien een schuldenaar in een problematische schuldsituatie verkeert en ter algehele oplossing daarvan een verzoek wordt ontvangen om medewerking te verlenen aan de algehele sanering daarvan, wordt daaraan medewerking verleend als redelijkerwijs te voorzien is dat:

    • a.

      de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      een schuldregeling met betrekking tot alle schulden zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

    • c.

      de vordering van de gemeente ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de andere schuldeisers van gelijke rang / preferentie.

  • 3. Aan het verlenen van medewerking aan een regeling als bedoeld in het tweede lid, kan het college (aanvullende) voorwaarden verbinden.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, wordt geen medewerking verleend aan een verzoek om schuldregeling als:

    • a.

      de vordering van de gemeente een vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht is;

    • b.

      de (restant)vordering invorderbaar is op grond van een gevestigde zekerheidsstelling in de vorm van pand -of hypotheekrecht;

    • c.

      de vordering leenbijstand betreft wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid die is/wordt teruggevorderd. In dat geval dient de vordering volledig te worden terugbetaald.

  • 5. Het besluit om geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien als gevolg van het verlenen van medewerking aan een schuldsaneringsverzoek als bedoeld in het tweede lid treedt niet in werking dan nadat de schuldregeling daadwerkelijk tot stand is gekomen.

  • 6. Het besluit om geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien als gevolg van het verlenen van medewerking aan een schuldsaneringsverzoek als bedoeld in het tweede lid wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd voor zover:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

    • b.

      de schuldenaar zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 19. Toerekening van de betaling van de debiteur

  • 1. Als de gemeente meerdere vorderingen op grond van de Wwb, de Pw, het Bbz 2004, de Ioaw en/of de Ioaz heeft op de debiteur en de debiteur maakt geen gebruik van zijn recht als bedoeld in artikel 4:92, tweede lid, van de Awb, bepaalt het college de volgorde van aflossing.

  • 2. Op de van een debiteur ontvangen betalingen, is voorts het bepaalde in art. 4:92, eerste lid, van de Awb van toepassing. Dit houdt in dat deze op de navolgende wijze worden aangewend:

    • 1e

      : in mindering gebracht op de (invorderings)kosten;

    • 2e

      : in mindering gebracht op de verschenen rente;

    • 3e

      : in mindering gebracht op de hoofdsom en de lopende rente.

Artikel 20. Wettelijke rente en invorderingskosten

  • 1. Van de bevoegdheid om aanmaningskosten als bedoeld in artikel 4:113 van de Awb en wettelijke rente als bedoeld in artikel 4:98 van de Awb in rekening te brengen, wordt gebruik gemaakt als de invordering wordt uitbesteed aan een deurwaarder.

  • 2. Indien periodieke bijstand als lening is verstrekt onder verband van krediethypotheek wordt, te rekenen vanaf de beëindigingdatum van de periodieke bijstand, gedurende 10 jaar geen rente berekend. Na afloop van die termijn wordt de wettelijke rente in rekening gebracht.

Artikel 21. Bevoegdheid om Bbz-lening renteloos te maken

Van de bevoegdheid om een lening renteloos te maken met toepassing van artikel 43, tweede lid, van het Bbz 2004 wordt geen gebruik gemaakt als er sprake is van verwijtbare beëindiging van bedrijf of beroep.

Van verwijtbare beëindiging van bedrijf of beroep is in ieder geval sprake bij:

  • a.

    bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek,

  • b.

    privébestedingen die niet in lijn liggen met de inkomsten en een inkomen op bijstandsniveau, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die dit rechtvaardigen.

Artikel 22. Intrekking

De Beleidsregels terugvordering Pw, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Roosendaal, vastgesteld op 20 januari 2015, worden met terugwerkende kracht ingetrokken met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de derde dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Artikel 24. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels terugvordering Pw, Bbz 2004, Ioaw en Ioaz gemeente Roosendaal 2020

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 24 november 2020,

De secretaris, de burgemeester,