Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsregels voor het verlenen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen

Geldend van 15-03-2004 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleidsregels voor het verlenen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente ;

gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende: Beleidsregels voor het verlenen van ambtshalve

verminderingen van gemeentelijke belastingen.

Artikel 1. Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waarvan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt.

    • d.

      Het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag.

    • e.

      De belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

    • f.

      De belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2. Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 5,00 per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard;

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgestelden deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd worden.

Artikel 3. Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing, indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4 Jurisprudentie

  • 1. Een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof , waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het Hof is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen;

  • 2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 6 Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de derde dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De instructies inzake het verlenen van ambtshalve vermindering van gemeentelijke belastingen van 22 april 1994 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Gemeente Roosendaal.”

Roosendaal, 9 maart 2004.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris, De burgemeester,