Statuten R.I.A.G.G.'s Centrum-West, Zuid-Oost en Zuid-West

Geldend van 07-03-1985 t/m heden

Intitulé

Statuten R.I.A.G.G.'s Centrum-West, Zuid-Oost en Zuid-West

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 oktober 1983, V.G. 10.327 dk, (Verzameling 1983, volgnr. 283);

Besluit:

deel te nemen in de navolgende stichtingen:

  • 1.

    Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Centrum-West Rotterdam;

  • 2.

    Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Zuid-Oost;

  • 3.

    Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Zuid-West, waarvan de statuten hierna zijn afgedrukt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 oktober 1983.

Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland op 27 maart 1984, nr. B. 43140.

De Secretaris

N. van Eck, l.s.

De Voorzitter

H. van der Pols, l.b.

Statuten R.I.A.G.G. Zuid-West

Pré-ambule

  • 1.

    Gezien haar doelstelling en financiële verhouding tot de gemeente Rotterdam is de stichting bedoeld als privaatrechtelijk lichaam in de zin van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 2.

    Ook waar zulks niet duidelijk uit de statuten blijkt, beoogt de stichting te voldoen aan de voorwaarden vervat in de richtlijnen welke door of vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken zijn of worden vastgesteld voor de toepassing van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 3.

    Daar waar in de statuten sprake is van ‘goedkeuring door college van Burgemeester en Wethouders’ zal deze bevoegdheid worden uitgeoefend voor zover dat in verband met het bovenstaande nodig is.

  • 4.

    De, nu nog voorlopige, structuur en organisatorische opzet van de stichting dient nader ingevuld te worden aan de hand van de geldende en toekomstige richtlijnen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, alsmede aan de hand van opgedane ervaringen in de praktijk.

Artikel 1. NAAM, ZETEL, WERKGEBIED

  • 1.

    De stichting draagt de naam: ‘Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg zuid-west’. Zij wordt bij afkorting genaamd: ‘Stichting R.I.A.G.G. zuid-west’.

  • 2.

    De stichting is gevestigd te Rotterdam.

  • 3.

    Het werkgebied van de stichting omvat van de gemeente Rotterdam: de deelgemeenten Charlois en Hoogvliet en de wijken Afrikaanderwijk, Bloemhof, Hillesluis, Katendrecht en het Noordereiland, alsmede de gemeenten Poortugaal en Rhoon.

Artikel 2. DOEL

De stichting heeft ten doel, zoals wettelijk is aangegeven:

Het bevorderen van de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en van de ambulante geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder voor de bevolking in zijn werkgebied, zulks met eerbiediging van levensbeschouwelijke of maatschappelijke overtuiging van personen of groeperingen.

Artikel 3. MIDDELEN

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • 1.

    Het verzamelen, bewerken en bestuderen van gegevens betreffende de geestelijke gezondheidszorg en, op grond van de resultaten daarvan, het treffen van voorzieningen of maatregelen, die de geestelijke gezondheidszorg kunnen bevorderen.

  • 2.

    Het bevorderen van een in psycho-hygiënisch opzicht gezonde levenswijze en het verrichten van andere vormen van preventie die de geestelijke gezondheid ten goede kunnen komen.

  • 3.

    Het verlenen van consultatie aan personen en/of instellingen, die uit hoofde van hun ambt, beroep of functie hulp verlenen.

  • 4.

    Het verrichten van curatieve taken op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, onder meer door middel van onderzoek, advies, crisisinterventie, begeleiding en behandeling.

  • 5.

    Het geven van bekendheid van de taken en werkzaamheden van de stichting aan de bevolking, aan andere gezondheids- en welzijnsorganisaties en aan overheden.

  • 6.

    Het vervullen van management- en administratieve activiteiten als voorwaardenscheppende en ondersteunende functies.

  • 7.

    Het bevorderen van de vereiste deskundigheid binnen de geestelijke gezondheidszorg.

  • 8.

    Het bevorderen van overleg en samenwerking met en tussen alle personen en instanties, werkzaam op het gebied van intra-, semi- en extramurale geestelijke gezondheidszorg, waaronder tevens wordt verstaan een, in Rotterdam, nog in te stellen Interregionaal Verband, teneinde een op elkaar afgestemd en sluitend pakket van bedoelde voorzieningen tot stand te helpen brengen.

  • 9.

    Het onderhouden van adviserende contacten met de instanties en personen, op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg, met organisaties, die invloed hebben op het zich welbevinden van individuen en met overheden over aspecten van de geestelijke gezondheidszorg.

  • 10.

    Het verwerven van het lidmaatschap van een daartoe opgericht overkoepelend orgaan op het werkterrein van de stichting.

  • 11.

    Alle overige activiteiten die het doel van de stichting kunnen bevorderen.

Artikel 4. DE GELDMIDDELEN

De geldmiddelen van de stichting kunnen bestaan uit:

  • 1.

    Schenkingen, donaties, legaten en erfstellingen.

  • 2.

    Uitkeringen en subsidies.

  • 3.

    Interessen en andere revenuen van het kapitaal van de stichting.

  • 4.

    Alle andere verkregen baten en verkrijgingen.

Artikel 5. HET BESTUUR

  • 1.

    De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden.

  • 2.
    • a.

      De gemeenteraad van Rotterdam wijst uit zijn midden één bestuurslid aan, op voordracht van het college van Burgemeester en Wethouders, opgesteld na overleg met de voorzitter van het bestuur. Burgemeester en Wethouders wijzen twee bestuursleden aan die geen lid van de gemeenteraad zijn, te weten namens de wijk- en deelgemeenteraden of wijkorganen.

    • b.

      De volgende instelling wijst één bestuurslid aan, te weten de stichting: Stichting Instituut voor Medische Psychotherapie, gevestigd te Rotterdam.

    • c.

      Het zittende bestuur wijst ten minste twee en ten hoogste vier bestuursleden aan, waarvan de helft namens de cliënten/cliëntengroepen. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

  • 3.

    Met inachtneming van het voorgaande, stelt het bestuur zelf het aantal zijner leden vast.

  • 4.

    Met inachtneming van het gestelde in artikel 8 kan het bestuur een regeling treffen waarmee kwaliteitseisen gesteld worden ten aanzien van de door het bestuur te vervullen bestuurszetels, deze regeling omvat tevens bepalingen ten aanzien van de besturen van de in het gebied van de R.I.A.G.G. betrokken randgemeenten;

  • 5.

    Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter benevens een secretaris en een penningmeester.

Artikel 6.

  • 1.

    Het bestuur behoeft de toestemming van het college van Burgemeester en Wethouders voor:

    • a.

      het doen van investeringen ten belope of ter waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-) of bij samenhangende investeringen van een totaal beloop of waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-);

    • b.

      het aangaan van leningen anders dan in rekening-courant of geldleningen op een termijn van korter dan een jaar.

  • 2.

    Het bestuur kan aan de penningmeester volmacht geven tot het verlenen van kwijting voor ontvangen geldsommen.

Artikel 7.

  • 1.

    Het door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen bestuurslid, bedoeld in artikel 5, lid 2 sub a, treedt af op het ogenblik waarop de zitting van de gemeenteraad, tijdens welke hij is benoemd, een einde neemt, tenzij hij door de nieuw optredende gemeenteraad wordt herbenoemd. De door Burgemeester en Wethouders aangewezen bestuursleden bedoeld in hetzelfde lid, hebben zitting gedurende de periode waarvoor zij zijn aangewezen. De bestuursleden, bedoeld in artikel 5, lid 2 sub b en c hebben zitting gedurende vijf jaren. Zij zijn na verloop van deze periode herbenoembaar.

  • 2.

    De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b en c treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een tussentijds benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van hem, die hij vervangt.

  • 3.

    De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a en b kunnen te allen tijde worden ontslagen door de instantie die hen heeft aangewezen.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a.

      door periodiek aftreden;

    • b.

      door ontslagneming;

    • c.

      door overlijden;

    • d.

      door ontslagverlening door het bestuur, wanneer een onverenigbaarheid zoals omschreven in artikel 9, optreedt;

    • e.

      door ontslagneming op grond van artikel 298 Boek II van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8.

  • 1.

    Het bestuur stelt de nodige regelen van orde vast voor zijn vergaderingen. Indien het naar het oordeel van het bestuur gewenst is, ten aanzien van enig punt, een algemene regeling te treffen, maakt het bestuur de daartoe nodige reglementen, welke te allen tijde gewijzigd kunnen worden. Zodanige reglementen, indien van rechtspositionele of financiële aard, behoeven de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 2.

    Het bestuur is gehouden een regeling te treffen op grond waarvan de medewerkers van de Stichting worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding rond de uitvoering van de werkzaamheden van de stichting.

Artikel 9. ONVERENIGBAARHEDEN

Geen lid van het bestuur kunnen zijn:

  • a.

    medewerkers van de stichting;

  • b.

    personen, die onafgebroken of met onderbreking van minder dan één jaar gedurende tien jaar bestuurslid van de stichting zijn geweest;

  • c.

    personen, die uit hoofde van een zakelijke relatie en/of uit hoofde van een familierelatie (bloed- of aanverwantschap in eerste en tweede graad, alsmede de zogenaamde relatiepartner) belang kunnen hebben bij de stichting;

  • d.

    personen, die op het tijdstip van benoeming vijf en zestig jaar of ouder zijn;

  • e.

    personen, die het vrije beheer over hun vermogen hebben verloren.

Artikel 10. BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING

  • 1.

    Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 2.

    De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen te zamen de stichting in en buiten rechte.

  • 3.

    De leden van de directie, als bedoeld in artikel 14, vertegenwoordigen de stichting op de in artikel 15 genoemde terreinen, alsmede op door het bestuur aangewezen terreinen, zulks met inachtneming van hierbij door het bestuur te stellen voorwaarden.

  • 4.

    Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, behoudens de in artikel 6 genoemde beperkingen.

Artikel 11. BESTUURSVERGADERINGEN

  • 1.

    Het bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter zulks noodzakelijk acht, dan wel indien tenminste twee bestuursleden, daartoe schriftelijk en onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richten. In dit laatste geval moet de vergadering binnen veertien dagen nadat het verzoek bij de voorzitter is binnengekomen, door de voorzitter worden bijeengeroepen. Indien de vergadering niet binnen deze termijn is uitgeschreven, zijn genoemde leden bevoegd om de verlangde vergadering bijeen te roepen. De vergadering kan dan rechtsgeldige besluiten nemen.

  • 2.
    • a.

      De vergadering wordt schriftelijk bijeengeroepen, tenminste zeven dagen voor de datum van de vergadering, de dag der oproeping en die der vergadering niet medegerekend. Bij deze convocatie wordt een agenda gevoegd.

    • b.

      Met uitzondering van de agendapunten, die zich naar het oordeel van de voorzitter niet daartoe lenen, is de agenda binnen de stichting openbaar.

    • c.

      De vergaderingen zijn als regel voor de medewerkers van de stichting openbaar tenzij het bestuur anders besluit.

    • d.

      De in de vergadering genomen besluiten zijn openbaar.

    • e.

      De vaststelling van het jaarlijkse beleidsplan alsmede het afleggen van rekening en verantwoording dient in een openbare vergadering te geschieden.

  • 3.

    Van de vergadering wordt een verslag gemaakt, dat de vaststelling van het bestuur behoeft. Na vaststelling van het verslag van de openbare vergadering is het verslag voor de medewerkers van de stichting openbaar.

  • 4.

    De directie is aanwezig bij de vergaderingen van het bestuur en heeft daarbij een adviserende stem.

  • 5.

    Voor het bijwonen van vergaderingen kan aan leden van het bestuur een forfaitaire onkostenvergoeding worden toegekend, voor zover dit van overheidswege wordt toegestaan en op basis van de daarvoor van overheidswege vastgestelde regels.

Artikel 12. BESLUITVORMING

  • 1.

    De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen, indien de meerderheid van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien de meerderheid niet aanwezig is, wordt binnen één maand een volgende vergadering gehouden. In deze vergadering kunnen, indien ten minste twee bestuursleden aanwezig zijn, rechtsgeldige besluiten genomen worden over onderwerpen, die op de agenda van de voorafgaande vergadering geplaatst waren.

  • 2.

    Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits geen der bestuursleden zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet en zich zoveel stemmen voor het voorstel uitspreken als vereist zou zijn in een voltallige bestuursvergadering.

  • 3.

    De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen over onderwerpen, die tevoren op de agenda zijn geplaatst. Omtrent niet-geagendeerde, spoedeisende zaken kunnen toch besluiten worden genomen, mits alle bestuursleden aanwezig zijn of de niet-aanwezige bestuursleden, voor zover daartoe redelijkerwijs in staat, te kennen geven geen bezwaar te hebben tegen de behandeling van deze zaken. Deze toestemming dient schriftelijk bevestigd te worden.

  • 4.

    Stemming over zaken geschiedt mondeling; stemming over personen geschiedt met gesloten, ongetekende briefjes. Blanco stemmen worden niet meegeteld.

  • 5.

    Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Besluiten worden met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

  • 6.

    Bij staken van stemmen wordt het voorstel tot het desbetreffende besluit uitgesteld tot de volgende vergadering, waarin de beraadslagingen worden heropend. Indien tijdens de laatstbedoelde vergadering de stemmen opnieuw staken, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Betreft het een voorstel over de voordracht van personen, dan besluit het bestuur door middel van het lot.

  • 7.

    In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 13. ADVISEURS

Het bestuur kan adviseurs benoemen.

De taken en bevoegdheden van een adviseur worden nader geregeld bij reglement als bedoeld in artikel 8.

Artikel 14. DIRECTIE

  • 1.

    Het bestuur is gehouden de dagelijkse leiding van de zaken van de R.I.A.G.G. op te dragen aan een directie, bestaande uit één of meer personen. Het bestuur bepaalt het aantal leden der directie.

  • 2.

    Benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de leden van de directie geschieden door het bestuur, met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 3.

    Het bestuur stelt voor de directie een instructie en taakomschrijving vast; het kan deze te allen tijde intrekken of wijzigen, alles onverminderd hetgeen in artikel 15 is bepaald.

Artikel 15. PERSONEEL

  • 1.

    Behoudens goedkeuring door Burgemeester en Wethouders stelt het bestuur de formatie en de op taakomschrijving steunende functie-indeling van het personeel vast, alsmede de aan het personeel te stellen bekwaamheids- en geschiktheidseisen, een en ander overeenkomstig de bij de gemeente Rotterdam geldende maatstaven, onverminderd het bepaalde bij de erkenningsvoorwaarden van de R.I.A.G.G.

  • 2.

    Het personeel, waaronder begrepen de directie, is in dienst van de stichting.

  • 3.

    Benoeming, schorsing, ontslag en honorering van niet tot de directie behorende personeelsleden geschieden door het bestuur zelf, of, overeenkomstig een daartoe in de in artikel 14 lid 3 bedoelde instructie op te nemen delegatiebepaling, door de directie, waarbij in beide gevallen de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders vereist is.

  • 4.

    Met betrekking tot de bezoldiging, de verdere arbeidsvoorwaarden en de overige rechtspositieregelingen van het personeel in dienst van de stichting, zijn de ter zake geldende of nog vast te stellen regelen over het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam van overeenkomstige toepassing. Binnen het kader van deze regelen stelt het bestuur behoudens goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, de salarissen van het personeel vast, met inachtneming van de maatstaven, die gelden voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam.

  • 5.

    Waar in de rechtstoestandregelen, bedoeld in het vorige lid, sprake is van aan Burgemeester en Wethouders gedelegeerde bevoegdheden, worden deze uitgeoefend door het bestuur, onverminderd de in de voorgaande leden vereiste goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 16. BOEKJAAR, REKENING EN VERANTWOORDING

  • 1.

    Het boekjaar der stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In verband met een tijdige toezending van de begroting aan het Verbindingskantoor zendt het bestuur voor één juni van ieder jaar een gespecificeerde begroting van de exploitatierekening in het komende boekjaar naar Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam. Goedkeuring dezer begroting door Burgemeester en Wethouders bindt het bestuur.

  • 3.

    De penningmeester draagt er zorg voor, dat over ieder kalenderjaar een rekening en een verantwoording worden opgesteld. Hij legt deze stukken voor één mei van het daaraan volgende jaar over aan het bestuur. Het bestuur doet deze stukken controleren door een registeraccountant. Deze stukken worden door het bestuur voor één juni aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam ter goedkeuring voorgelegd. Goedkeuring door het genoemde college strekt tot décharge van het bestuur voor alle handelingen, waarvan uit deze stukken blijkt of welker resultaat daarin is verwerkt.

  • 4.

    Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op omtrent de gang van zaken in het afgelopen jaar en het gevoerde beheer.

Artikel 17. STATUTENWIJZIGING EN OPHEFFING DER STICHTING

  • 1.

    Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen, mits het besluit daartoe wordt genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal door alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2.

    Een wijziging van deze statuten behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad van Rotterdam.

  • 3.

    Een statutenwijziging is eerst van kracht, nadat deze bij notariële akte is geconstateerd.

Artikel 18.

  • 1.

    Opheffing der stichting kan slechts geschieden wanneer met een tussenruimte van tenminste een half jaar en ten hoogste twee jaar, tweemaal door het bestuur een besluit daartoe is genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal door alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2.

    Opheffing van de stichting behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad van Rotterdam.

  • 3.

    In geval van opheffing der stichting zal het na voldoening van alle schulden overblijvende vermogen moeten worden overgedragen aan de gemeente Rotterdam of aan enige rechtspersoon, een algemeen maatschappelijk doel beogend, onder bepaling dat deze met het overgedragen vermogen zo mogelijk het doel der stichting zal trachten te benaderen.

Artikel 19. OVERGANGSBEPALING

Zolang de stichting nog niet is aangewezen als lichaam wier personeel ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet gelden voor het personeel in dienst van de stichting de arbeidsvoorwaarden uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg.

Artikel 20. SLOTBEPALING

In alle gevallen, waarin zowel de wet, het reglement als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

Rotterdam, 27 oktobert 1983.

[“oktobert” moet zijn “oktober”]

Statuten R.I.A.G.G. Zuid-Oost

Pré-ambule

  • 1.

    Gezien haar doelstelling en financiële verhouding tot de gemeente Rotterdam is de stichting bedoeld als privaatrechtelijk lichaam in de zin van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 2.

    Ook waar zulks niet duidelijk uit de statuten blijkt, beoogt de stichting te voldoen aan de voorwaarden vervat in de richtlijnen welke door of vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken zijn of worden vastgesteld voor de toepassing van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 3.

    Daar waar in de statuten sprake is van ‘goedkeuring door college van Burgemeester en Wethouders’ zal deze bevoegdheid worden uitgeoefend voor zover dat in verband met het bovenstaande nodig is.

  • 4.

    De, nu nog voorlopige, structuur en organisatorische opzet van de stichting dient nader ingevuld te worden aan de hand van de geldende en toekomstige richtlijnen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, alsmede aan de hand van opgedane ervaringen in de praktijk.

Artikel 1. NAAM, ZETEL, WERKGEBIED

  • 1.

    De stichting draagt de naam: ‘Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg zuid-oost’. Zij wordt bij afkorting genaamd: ‘Stichting R.I.A.G.G. zuid-oost’.

  • 2.

    De stichting is gevestigd te Rotterdam.

  • 3.

    Het werkgebied van de stichting omvat van de gemeente Rotterdam: de deelgemeenten IJsselmonde en de wijken Lombardijen en Vreewijk, alsmede de gemeenten Barendrecht en Ridderkerk.

Artikel 2. DOEL

De stichting heeft ten doel, zoals wettelijk is aangegeven:

Het bevorderen van de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en van de ambulante geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder voor de bevolking in zijn werkgebied, zulks met eerbiediging van levensbeschouwelijke of maatschappelijke overtuiging van personen of groeperingen.

Artikel 3. MIDDELEN

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • 1.

    Het verzamelen, bewerken en bestuderen van gegevens betreffende de geestelijke gezondheidszorg en, op grond van de resultaten daarvan, het treffen van voorzieningen of maatregelen, die de geestelijke gezondheidszorg kunnen bevorderen.

  • 2.

    Het bevorderen van een in psycho-hygiënisch opzicht gezonde levenswijze en het verrichten van andere vormen van preventie die de geestelijke gezondheid ten goede kunnen komen.

  • 3.

    Het verlenen van consultatie aan personen en/of instellingen, die uit hoofde van hun ambt, beroep of functie hulp verlenen.

  • 4.

    Het verrichten van curatieve taken op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, onder meer door middel van onderzoek, advies, crisisinterventie, begeleiding en behandeling.

  • 5.

    Het geven van bekendheid van de taken en werkzaamheden van de stichting aan de bevolking, aan andere gezondheids- en welzijnsorganisaties en aan overheden.

  • 6.

    Het vervullen van management- en administratieve activiteiten als voorwaardenscheppende en ondersteunende functies.

  • 7.

    Het bevorderen van de vereiste deskundigheid binnen de geestelijke gezondheidszorg.

  • 8.

    Het bevorderen van overleg en samenwerking met en tussen alle personen en instanties, werkzaam op het gebied van intra-, semi- en extramurale geestelijke gezondheidszorg, waaronder tevens wordt verstaan een, in Rotterdam, nog in te stellen Interregionaal Verband, teneinde een op elkaar afgestemd en sluitend pakket van bedoelde voorzieningen tot stand te helpen brengen.

  • 9.

    Het onderhouden van adviserende contacten met de instanties en personen, op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg, met organisaties, die invloed hebben op het zich welbevinden van individuen en met overheden over aspecten van de geestelijke gezondheidszorg.

  • 10.

    Het verwerven van het lidmaatschap van een daartoe opgericht overkoepelend orgaan op het werkterrein van de stichting.

  • 11.

    Alle overige activiteiten die het doel van de stichting kunnen bevorderen.

Artikel 4. DE GELDMIDDELEN

De geldmiddelen van de stichting kunnen bestaan uit:

  • 1.

    Schenkingen, donaties, legaten en erfstellingen.

  • 2.

    Uitkeringen en subsidies.

  • 3.

    Interessen en andere revenuen van het kapitaal van de stichting.

  • 4.

    Alle andere verkregen baten en verkrijgingen.

Artikel 5. HET BESTUUR

  • 1.

    De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden.

  • 2.
    • a.

      De gemeenteraad van Rotterdam wijst uit zijn midden één bestuurslid aan, op voordracht van het college van Burgemeester en Wethouders, opgesteld na overleg met de voorzitter van het bestuur. Burgemeester en Wethouders wijzen twee bestuursleden aan die geen lid van de gemeenteraad zijn, te weten namens de wijk- en deelgemeenteraden of wijkorganen.

    • b.

      De volgende instellingen wijzen elk één bestuurslid aan:

      • I.

        de stichting: Stichting Instituut voor Medische Psychotherapie, gevestigd te Rotterdam.

      • II.

        de stichting: Stichting Spreekuur voor Levensmoeilijkheden, gevestigd te Rotterdam.

    • c.

      Het zittende bestuur wijst ten minste twee en ten hoogste vier bestuursleden aan, waarvan de helft namens de cliënten/cliëntengroepen. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

  • 3.

    Met inachtneming van het voorgaande, stelt het bestuur zelf het aantal zijner leden vast.

  • 4.

    Met inachtneming van het gestelde in artikel 8 kan het bestuur een regeling treffen waarmee kwaliteitseisen gesteld worden ten aanzien van de door het bestuur te vervullen bestuurszetels, deze regeling omvat tevens bepalingen ten aanzien van de besturen van de in het gebied van de R.I.A.G.G. betrokken randgemeenten;

  • 5.

    Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter benevens een secretaris en een penningmeester.

Artikel 6.

  • 1.

    Het bestuur behoeft de toestemming van het college van Burgemeester en Wethouders voor:

    • a.

      het doen van investeringen ten belope of ter waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-) of bij samenhangende investeringen van een totaal beloop of waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-);

    • b.

      het aangaan van leningen anders dan in rekening-courant of geldleningen op een termijn van korter dan een jaar.

  • 2.

    Het bestuur kan aan de penningmeester volmacht geven tot het verlenen van kwijting voor ontvangen geldsommen.

Artikel 7.

  • 1.

    Het door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen bestuurslid, bedoeld in artikel 5, lid 2 sub a, treedt af op het ogenblik waarop de zitting van de gemeenteraad, tijdens welke hij is benoemd, een einde neemt, tenzij hij door de nieuw optredende gemeenteraad wordt herbenoemd. De door Burgemeester en Wethouders aangewezen bestuursleden bedoeld in hetzelfde lid, hebben zitting gedurende de periode waarvoor zij zijn aangewezen. De bestuursleden, bedoeld in artikel 5, lid 2 sub b en c hebben zitting gedurende vijf jaren. Zij zijn na verloop van deze periode herbenoembaar.

  • 2.

    De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b en c treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een tussentijds benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van hem, die hij vervangt.

  • 3.

    De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a en b kunnen te allen tijde worden ontslagen door de instantie die hen heeft aangewezen.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a.

      door periodiek aftreden;

    • b.

      door ontslagneming;

    • c.

      door overlijden;

    • d.

      door ontslagverlening door het bestuur, wanneer een onverenigbaarheid zoals omschreven in artikel 9, optreedt;

    • e.

      door ontslagneming op grond van artikel 298 Boek II van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8.

  • 1.

    Het bestuur stelt de nodige regelen van orde vast voor zijn vergaderingen. Indien het naar het oordeel van het bestuur gewenst is, ten aanzien van enig punt, een algemene regeling te treffen, maakt het bestuur de daartoe nodige reglementen, welke te allen tijde gewijzigd kunnen worden. Zodanige reglementen, indien van rechtspositionele of financiële aard, behoeven de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 2.

    Het bestuur is gehouden een regeling te treffen op grond waarvan de medewerkers van de Stichting worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding rond de uitvoering van de werkzaamheden van de stichting.

Artikel 9. ONVERENIGBAARHEDEN

Geen lid van het bestuur kunnen zijn:

  • a.

    medewerkers van de stichting;

  • b.

    personen, die onafgebroken of met onderbreking van minder dan één jaar gedurende tien jaar bestuurslid van de stichting zijn geweest;

  • c.

    personen, die uit hoofde van een zakelijke relatie en/of uit hoofde van een familierelatie (bloed- of aanverwantschap in eerste en tweede graad, alsmede de zogenaamde relatiepartner) belang kunnen hebben bij de stichting;

  • d.

    personen, die op het tijdstip van benoeming vijf en zestig jaar of ouder zijn;

  • e.

    personen, die het vrije beheer over hun vermogen hebben verloren.

Artikel 10. BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING

  • 1.

    Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 2.

    De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen te zamen de stichting in en buiten rechte.

  • 3.

    De leden van de directie, als bedoeld in artikel 14, vertegenwoordigen de stichting op de in artikel 15 genoemde terreinen, alsmede op door het bestuur aangewezen terreinen, zulks met inachtneming van hierbij door het bestuur te stellen voorwaarden.

  • 4.

    Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, behoudens de in artikel 6 genoemde beperkingen.

Artikel 11. BESTUURSVERGADERINGEN

  • 1.

    Het bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter zulks noodzakelijk acht, dan wel indien tenminste twee bestuursleden, daartoe schriftelijk en onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richten. In dit laatste geval moet de vergadering binnen veertien dagen nadat het verzoek bij de voorzitter is binnengekomen, door de voorzitter worden bijeengeroepen. Indien de vergadering niet binnen deze termijn is uitgeschreven, zijn genoemde leden bevoegd om de verlangde vergadering bijeen te roepen. De vergadering kan dan rechtsgeldige besluiten nemen.

  • 2.
    • a.

      De vergadering wordt schriftelijk bijeengeroepen, tenminste zeven dagen voor de datum van de vergadering, de dag der oproeping en die der vergadering niet medegerekend. Bij deze convocatie wordt een agenda gevoegd.

    • b.

      Met uitzondering van de agendapunten, die zich naar het oordeel van de voorzitter niet daartoe lenen, is de agenda binnen de stichting openbaar.

    • c.

      De vergaderingen zijn als regel voor de medewerkers van de stichting openbaar tenzij het bestuur anders besluit.

    • d.

      De in de vergadering genomen besluiten zijn openbaar.

    • e.

      De vaststelling van het jaarlijkse beleidsplan alsmede het afleggen van rekening en verantwoording dient in een openbare vergadering te geschieden.

  • 3.

    Van de vergadering wordt een verslag gemaakt, dat de vaststelling van het bestuur behoeft. Na vaststelling van het verslag van de openbare vergadering is het verslag voor de medewerkers van de stichting openbaar.

  • 4.

    De directie is aanwezig bij de vergaderingen van het bestuur en heeft daarbij een adviserende stem.

  • 5.

    Voor het bijwonen van vergaderingen kan aan leden van het bestuur een forfaitaire onkostenvergoeding worden toegekend, voor zover dit van overheidswege wordt toegestaan en op basis van de daarvoor van overheidswege vastgestelde regels.

Artikel 12. BESLUITVORMING

  • 1.

    De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen, indien de meerderheid van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien de meerderheid niet aanwezig is, wordt binnen één maand een volgende vergadering gehouden. In deze vergadering kunnen, indien ten minste twee bestuursleden aanwezig zijn, rechtsgeldige besluiten genomen worden over onderwerpen, die op de agenda van de voorafgaande vergadering geplaatst waren.

  • 2.

    Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits geen der bestuursleden zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet en zich zoveel stemmen voor het voorstel uitspreken als vereist zou zijn in een voltallige bestuursvergadering.

  • 3.

    De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen over onderwerpen, die tevoren op de agenda zijn geplaatst. Omtrent niet-geagendeerde, spoedeisende zaken kunnen toch besluiten worden genomen, mits alle bestuursleden aanwezig zijn of de niet-aanwezige bestuursleden, voor zover daartoe redelijkerwijs in staat, te kennen geven geen bezwaar te hebben tegen de behandeling van deze zaken. Deze toestemming dient schriftelijk bevestigd te worden.

  • 4.

    Stemming over zaken geschiedt mondeling; stemming over personen geschiedt met gesloten, ongetekende briefjes. Blanco stemmen worden niet meegeteld.

  • 5.

    Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Besluiten worden met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

  • 6.

    Bij staken van stemmen wordt het voorstel tot het desbetreffende besluit uitgesteld tot de volgende vergadering, waarin de beraadslagingen worden heropend. Indien tijdens de laatstbedoelde vergadering de stemmen opnieuw staken, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Betreft het een voorstel over de voordracht van personen, dan besluit het bestuur door middel van het lot.

  • 7.

    In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 13. ADVISEURS

Het bestuur kan adviseurs benoemen.

De taken en bevoegdheden van een adviseur worden nader geregeld bij reglement als bedoeld in artikel 8.

Artikel 14. DIRECTIE

  • 1.

    Het bestuur is gehouden de dagelijkse leiding van de zaken van de R.I.A.G.G. op te dragen aan een directie, bestaande uit één of meer personen. Het bestuur bepaalt het aantal leden der directie.

  • 2.

    Benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de leden van de directie geschieden door het bestuur, met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 3.

    Het bestuur stelt voor de directie een instructie en taakomschrijving vast; het kan deze te allen tijde intrekken of wijzigen, alles onverminderd hetgeen in artikel 15 is bepaald.

Artikel 15. PERSONEEL

  • 1.

    Behoudens goedkeuring door Burgemeester en Wethouders stelt het bestuur de formatie en de op taakomschrijving steunende functie-indeling van het personeel vast, alsmede de aan het personeel te stellen bekwaamheids- en geschiktheidseisen, een en ander overeenkomstig de bij de gemeente Rotterdam geldende maatstaven, onverminderd het bepaalde bij de erkenningsvoorwaarden van de R.I.A.G.G.

  • 2.

    Het personeel, waaronder begrepen de directie, is in dienst van de stichting.

  • 3.

    Benoeming, schorsing, ontslag en honorering van niet tot de directie behorende personeelsleden geschieden door het bestuur zelf, of, overeenkomstig een daartoe in de in artikel 14 lid 3 bedoelde instructie op te nemen delegatiebepaling, door de directie, waarbij in beide gevallen de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders vereist is.

  • 4.

    Met betrekking tot de bezoldiging, de verdere arbeidsvoorwaarden en de overige rechtspositieregelingen van het personeel in dienst van de stichting, zijn de ter zake geldende of nog vast te stellen regelen over het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam van overeenkomstige toepassing. Binnen het kader van deze regelen stelt het bestuur behoudens goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, de salarissen van het personeel vast, met inachtneming van de maatstaven, die gelden voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam.

  • 5.

    Waar in de rechtstoestandregelen, bedoeld in het vorige lid, sprake is van aan Burgemeester en Wethouders gedelegeerde bevoegdheden, worden deze uitgeoefend door het bestuur, onverminderd de in de voorgaande leden vereiste goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 16. BOEKJAAR, REKENING EN VERANTWOORDING

  • 1.

    Het boekjaar der stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In verband met een tijdige toezending van de begroting aan het Verbindingskantoor zendt het bestuur voor één juni van ieder jaar een gespecificeerde begroting van de exploitatierekening in het komende boekjaar naar Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam. Goedkeuring dezer begroting door Burgemeester en Wethouders bindt het bestuur.

  • 3.

    De penningmeester draagt er zorg voor, dat over ieder kalenderjaar een rekening en een verantwoording worden opgesteld. Hij legt deze stukken voor één mei van het daaraan volgende jaar over aan het bestuur. Het bestuur doet deze stukken controleren door een registeraccountant. Deze stukken worden door het bestuur voor één juni aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam ter goedkeuring voorgelegd. Goedkeuring door het genoemde college strekt tot décharge van het bestuur voor alle handelingen, waarvan uit deze stukken blijkt of welker resultaat daarin is verwerkt.

  • 4.

    Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op omtrent de gang van zaken in het afgelopen jaar en het gevoerde beheer.

Artikel 17. STATUTENWIJZIGING EN OPHEFFING DER STICHTING

  • 1.

    Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen, mits het besluit daartoe wordt genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal door alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2.

    Een wijziging van deze statuten behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad van Rotterdam.

  • 3.

    Een statutenwijziging is eerst van kracht, nadat deze bij notariële akte is geconstateerd.

Artikel 18

  • 1.

    Opheffing der stichting kan slechts geschieden wanneer met een tussenruimte van tenminste een half jaar en ten hoogste twee jaar, tweemaal door het bestuur een besluit daartoe is genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal door alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2.

    Opheffing van de stichting behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad van Rotterdam.

  • 3.

    In geval van opheffing der stichting zal het na voldoening van alle schulden overblijvende vermogen moeten worden overgedragen aan de gemeente Rotterdam of aan enige rechtspersoon, een algemeen maatschappelijk doel beogend, onder bepaling dat deze met het overgedragen vermogen zo mogelijk het doel der stichting zal trachten te benaderen.

Artikel 19. OVERGANGSBEPALING

Zolang de stichting nog niet is aangewezen als lichaam wier personeel ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet gelden voor het personeel van de stichting de arbeidsvoorwaarden uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg.

Artikel 20. SLOTBEPALING

In alle gevallen, waarin zowel de wet, het reglement als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

Rotterdam, 27 oktobert 1983.

[“oktobert” moet zijn “oktober”]

Statuten R.I.A.G.G. Centrum-West

Pré-ambule

  • 1.

    Gezien haar doelstelling en financiële verhouding tot de gemeente Rotterdam is de stichting bedoeld als privaatrechtelijk lichaam in de zin van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 2.

    Ook waar zulks niet duidelijk uit de statuten blijkt, beoogt de stichting te voldoen aan de voorwaarden vervat in de richtlijnen welke door of vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken zijn of worden vastgesteld voor de toepassing van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 3.

    Daar waar in de statuten sprake is van ‘goedkeuring door college van Burgemeester en Wethouders’ zal deze bevoegdheid worden uitgeoefend voor zover dat in verband met het bovenstaande nodig is.

  • 4.

    De, nu nog voorlopige, structuur en organisatorische opzet van de stichting dient nader ingevuld te worden aan de hand van de geldende en toekomstige richtlijnen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, alsmede aan de hand van opgedane ervaringen in de praktijk.

Artikel 1. NAAM, ZETEL, WERKGEBIED

  • 1.

    De stichting draagt de naam: ‘Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg centrum-west Rotterdam’. Zij wordt bij afkorting genaamd: ‘Stichting R.I.A.G.G. centrum-west Rotterdam’.

  • 2.

    De stichting is gevestigd te Rotterdam.

  • 3.

    Het werkgebied van de stichting omvat van de gemeente Rotterdam: de deelgemeenten Centrum-Noord en Overschie, alsmede de wijken Stadsdriehoek, Cool, Nieuwe Werk, Delfshaven, Bospolder, Tussendijken, Spangen, Oude Westen, Nieuwe Westen, Het Witte Dorp, Nieuw Mathenesse, C.S.-Kwartier, Middelland, Dijkzigt, Kleinpolder en Oud-Mathenesse.

Artikel 2. DOEL

De stichting heeft ten doel, zoals wettelijk is aangegeven:

Het bevorderen van de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en van de ambulante geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder voor de bevolking in zijn werkgebied, zulks met eerbiediging van levensbeschouwelijke of maatschappelijke overtuiging van personen of groeperingen.

Artikel 3. MIDDELEN

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • 1.

    Het verzamelen, bewerken en bestuderen van gegevens betreffende de geestelijke gezondheidszorg en, op grond van de resultaten daarvan, het treffen van voorzieningen of maatregelen, die de geestelijke gezondheidszorg kunnen bevorderen.

  • 2.

    Het bevorderen van een in psycho-hygiënisch opzicht gezonde levenswijze en het verrichten van andere vormen van preventie die de geestelijke gezondheid ten goede kunnen komen.

  • 3.

    Het verlenen van consultatie aan personen en/of instellingen, die uit hoofde van hun ambt, beroep of functie hulp verlenen.

  • 4.

    Het verrichten van curatieve taken op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, onder meer door middel van onderzoek, advies, crisisinterventie, begeleiding en behandeling.

  • 5.

    Het geven van bekendheid van de taken en werkzaamheden van de stichting aan de bevolking, aan andere gezondheids- en welzijnsorganisaties en aan overheden.

  • 6.

    Het vervullen van management- en administratieve activiteiten als voorwaardenscheppende en ondersteunende functies.

  • 7.

    het bevorderen van de vereiste deskundigheid binnen de geestelijke gezondheidszorg.

  • 8.

    Het bevorderen van overleg en samenwerking met en tussen alle personen en instanties, werkzaam op het gebied van intra-, semi- en extramurale geestelijke gezondheidszorg, waaronder tevens wordt verstaan een, in Rotterdam, nog in te stellen Interregionaal Verband, teneinde een op elkaar afgestemd en sluitend pakket van bedoelde voorzieningen tot stand te helpen brengen.

  • 9.

    Het onderhouden van adviserende contacten met de instanties en personen, op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg, met organisaties, die invloed hebben op het zich welbevinden van individuen en met overheden over aspecten van de geestelijke gezondheidszorg.

  • 10.

    Het verwerven van het lidmaatschap van een daartoe opgericht overkoepelend orgaan op het werkterrein van de stichting.

  • 11.

    Alle overige activiteiten die het doel van de stichting kunnen bevorderen.

Artikel 4. DE GELDMIDDELEN

De geldmiddelen van de stichting kunnen bestaan uit:

  • 1.

    Schenkingen, donaties, legaten en erfstellingen.

  • 2.

    Uitkeringen en subsidies.

  • 3.

    Interessen en andere revenuen van het kapitaal van de stichting.

  • 4.

    Alle andere verkregen baten en verkrijgingen.

Artikel 5. HET BESTUUR

  • 1.

    De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden.

  • 2.
    • a.

      De gemeenteraad van Rotterdam wijst uit zijn midden één bestuurslid aan, op voordracht van het college van burgemeester en wethouders, opgesteld na overleg met de voorzitter van het bestuur. Burgemeester en Wethouders wijzen twee bestuursleden aan die geen lid van de gemeenteraad zijn, te weten namens de wijk- en deelgemeenteraden of wijkorganen.

    • b.

      De Plaatselijke Huisartsen Vereniging wijst één bestuurslid aan. Dit besluit behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders.

    • c.

      Het zittende bestuur wijst ten minste twee en ten hoogste vier bestuursleden aan, waarvan de helft namens de cliënten/cliëntengroepen. Dit besluit behoeft de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

  • 3.

    Met inachtneming van het voorgaande, stelt het bestuur zelf het aantal zijner leden vast.

  • 4.

    Met inachtneming van het gestelde in artikel 8 kan het bestuur een regeling treffen waarmee kwaliteitseisen gesteld worden ten aanzien van de door het bestuur te vervullen bestuurszetels;

  • 5.

    Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, benevens een secretaris en een penningmeester.

Artikel 6

  • 1.

    Het bestuur behoeft de toestemming van het college van Burgemeester en Wethouders voor:

    • a.

      het doen van investeringen ten belope of ter waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-) of bij samenhangende investeringen van een totaal beloop of waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-);

    • b.

      het aangaan van leningen anders dan in rekening-courant of geldleningen op een termijn van korter dan een jaar.

  • 2.

    Het bestuur kan aan de penningmeester volmacht geven tot het verlenen van kwijting voor ontvangen geldsommen.

Artikel 7

  • 1.

    Het door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen bestuurslid, bedoeld in artikel 5, lid 2 sub a, treedt af op het ogenblik waarop de zitting van de gemeenteraad, tijdens welke hij is benoemd, een einde neemt, tenzij hij door de nieuw optredende gemeenteraad wordt herbenoemd. De door Burgemeester en Wethouders aangewezen bestuursleden bedoeld in hetzelfde lid, hebben zitting gedurende de periode waarvoor zij zijn aangewezen. De bestuursleden, bedoeld in artikel 5, lid 2 sub b en c hebben zitting gedurende vijf jaren. Zij zijn na verloop van deze periode herbenoembaar.

  • 2.

    De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b en c treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een tussentijds benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van hem, die hij vervangt.

  • 3.

    De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a en b kunnen te allen tijde worden ontslagen door de instantie die hen heeft aangewezen.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a.

      door periodiek aftreden;

    • b.

      door ontslagneming;

    • c.

      door overlijden;

    • d.

      door ontslagverlening door het bestuur, wanneer een onverenigbaarheid zoals omschreven in artikel 9, optreedt;

    • e.

      door ontslagneming op grond van artikel 298 Boek II van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8

  • 1.

    Het bestuur stelt de nodige regelen van orde vast voor zijn vergaderingen. Indien het naar het oordeel van het bestuur gewenst is, ten aanzien van enig punt, een algemene regeling te treffen, maakt het bestuur de daartoe nodige reglementen, welke te allen tijde gewijzigd kunnen worden. Zodanige reglementen, indien van rechtspositionele of financiële aard, behoeven de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 2.

    Het bestuur is gehouden een regeling te treffen op grond waarvan de medewerkers van de Stichting worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding rond de uitvoering van de werkzaamheden van de stichting.

Artikel 9. ONVERENIGBAARHEDEN

Geen lid van het bestuur kunnen zijn:

  • a.

    medewerkers van de stichting;

  • b.

    personen, die onafgebroken of met onderbreking van minder dan één jaar gedurende tien jaar bestuurslid van de stichting zijn geweest;

  • c.

    personen, die uit hoofde van een zakelijke relatie en/of uit hoofde van een familierelatie (bloed- of aanverwantschap in eerste en tweede graad, alsmede de zogenaamde relatiepartner) belang kunnen hebben bij de stichting;

  • d.

    personen, die op het tijdstip van benoeming vijf en zestig jaar of ouder zijn;

  • e.

    Personen, die het vrije beheer over hun vermogen hebben verloren.

Artikel 10. BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING

  • 1.

    Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 2.

    De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen te zamen de stichting in en buiten rechte.

  • 3.

    De leden van de directie, als bedoeld in artikel 14, vertegenwoordigen de stichting op de in artikel 15 genoemde terreinen, alsmede op door het bestuur aangewezen terreinen, zulks met inachtneming van hierbij door het bestuur te stellen voorwaarden.

  • 4.

    Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk mede-schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, behoudens de in artikel 6 genoemde beperkingen.

Artikel 11. BESTUURSVERGADERINGEN

  • 1.

    Het bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter zulks noodzakelijk acht, dan wel indien tenminste twee bestuursleden, daartoe schriftelijk en onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richten. In dit laatste geval moet de vergadering binnen veertien dagen nadat het verzoek bij de voorzitter is binnengekomen, door de voorzitter worden bijeengeroepen. Indien de vergadering niet binnen deze termijn is uitgeschreven, zijn genoemde leden bevoegd om de verlangde vergadering bijeen te roepen. De vergadering kan dan rechtsgeldige besluiten nemen.

  • 2.
    • a.

      De vergadering wordt schriftelijk bijeengeroepen, tenminste zeven dagen voor de datum van de vergadering, de dag der oproeping en die der vergadering niet medegerekend. Bij deze convocatie wordt een agenda gevoegd.

    • b.

      Met uitzondering van de agendapunten, die zich naar het oordeel van de voorzitter niet daartoe lenen, is de agenda binnen de stichting openbaar.

    • c.

      De vergaderingen zijn als regel voor de medewerkers van de stichting openbaar tenzij het bestuur anders besluit.

    • d.

      De in de vergadering genomen besluiten zijn openbaar.

    • e.

      De vaststelling van het jaarlijkse beleidsplan alsmede het afleggen van rekening en verantwoording dient in een openbare vergadering te geschieden.

  • 3.

    Van de vergadering wordt een verslag gemaakt, dat de vaststelling van het bestuur behoeft. Na vaststelling van het verslag van de openbare vergadering is het verslag voor de medewerkers van de stichting openbaar.

  • 4.

    De directie is aanwezig bij de vergaderingen van het bestuur en heeft daarbij een adviserende stem.

  • 5.

    Voor het bijwonen van vergaderingen kan aan leden van het bestuur een forfaitaire onkostenvergoeding worden toegekend, voor zover dit van overheidswege wordt toegestaan en op basis van de daarvoor van overheidswege vastgestelde regels.

Artikel 12. BESLUITVORMING

  • 1.

    De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen, indien de meerderheid van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien de meerderheid niet aanwezig is, wordt binnen één maand een volgende vergadering gehouden. In deze vergadering kunnen, indien ten minste twee bestuursleden aanwezig zijn, rechtsgeldige besluiten genomen worden over onderwerpen, die op de agenda van de voorafgaande vergadering geplaatst waren.

  • 2.

    Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits geen der bestuursleden zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet en zich zoveel stemmen voor het voorstel uitspreken als vereist zou zijn in een voltallige bestuursvergadering.

  • 3.

    De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen over onderwerpen, die tevoren op de agenda zijn geplaatst. Omtrent niet-geagendeerde, spoedeisende zaken kunnen toch besluiten worden genomen, mits alle bestuursleden aanwezig zijn of de niet-aanwezige bestuursleden, voor zover daartoe redelijkerwijs in staat, te kennen geven geen bezwaar te hebben tegen de behandeling van deze zaken. Deze toestemming dient schriftelijk bevestigd te worden.

  • 4.

    Stemming over zaken geschiedt mondeling; stemming over personen geschiedt met gesloten, ongetekende briefjes. Blanco stemmen worden niet meegeteld.

  • 5.

    Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Besluiten worden met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

  • 6.

    Bij staken van stemmen wordt het voorstel tot het desbetreffende besluit uitgesteld tot de volgende vergadering, waarin de beraadslagingen worden heropend. Indien tijdens de laatstbedoelde vergadering de stemmen opnieuw staken, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Betreft het een voorstel over de voordracht van personen, dan besluit het bestuur door middel van het lot.

  • 7.

    In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 13. ADVISEURS

Het bestuur kan adviseurs benoemen.

De taken en bevoegdheden van een adviseur worden nader geregeld bij reglement als bedoeld in artikel 8.

Artikel 14. DIRECTIE

  • 1.

    Het bestuur is gehouden de dagelijkse leiding van de zaken van de R.I.A.G.G. op te dragen aan een directie, bestaande uit één of meer personen. Het bestuur bepaalt het aantal leden der directie.

  • 2.

    Benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van de leden van de directie geschieden door het bestuur, met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 3.

    Het bestuur stelt voor de directie een instructie en taakomschrijving vast; het kan deze te allen tijde intrekken of wijzigen, alles onverminderd hetgeen in artikel 15 is bepaald.

Artikel 15. PERSONEEL

  • 1.

    Behoudens goedkeuring door Burgemeester en Wethouders stelt het bestuur de formatie en de op taakomschrijving steunende functie-indeling van het personeel vast, alsmede de aan het personeel te stellen bekwaamheids- en geschiktheidseisen, een en ander overeenkomstig de bij de gemeente Rotterdam geldende maatstaven, onverminderd het bepaalde bij de erkenningsvoorwaarden van de R.I.A.G.G.

  • 2.

    Het personeel, waaronder begrepen de directie, is in dienst van de stichting.

  • 3.

    Benoeming, schorsing, ontslag en honorering van niet tot de directie behorende personeelsleden geschieden door het bestuur zelf, of, overeenkomstig een daartoe in de in artikel 14 lid 3 bedoelde instructie op te nemen delegatiebepaling, door de directie, waarbij in beide gevallen de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders vereist is.

  • 4.

    Met betrekking tot de bezoldiging, de verdere arbeidsvoorwaarden en de overige rechtspositieregelingen van het personeel in dienst van de stichting, zijn de ter zake geldende of nog vast te stellen regelen over het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam van overeenkomstige toepassing. Binnen het kader van deze regelen stelt het bestuur behoudens goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, de salarissen van het personeel vast, met inachtneming van de maatstaven, die gelden voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam.

  • 5.

    Waar in de rechtstoestandregelen, bedoeld in het vorige lid, sprake is van aan Burgemeester en Wethouders gedelegeerde bevoegdheden, worden deze uitgeoefend door het bestuur, onverminderd de in de voorgaande leden vereiste goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 16. BOEKJAAR, REKENING EN VERANTWOORDING

  • 1.

    Het boekjaar der stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In verband met een tijdige toezending van de begroting aan het Verbindingskantoor zendt het bestuur voor één juni van ieder jaar een gespecificeerde begroting van de exploitatierekening in het komende boekjaar naar Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam. Goedkeuring dezer begroting door Burgemeester en Wethouders bindt het bestuur.

  • 3.

    De penningmeester draagt er zorg voor, dat over ieder kalenderjaar een rekening en een verantwoording worden opgesteld. Hij legt deze stukken voor één mei van het daaraan volgende jaar over aan het bestuur. Het bestuur doet deze stukken controleren door een registeraccountant. Deze stukken worden door het bestuur voor één juni aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam ter goedkeuring voorgelegd. Goedkeuring door het genoemde college strekt tot décharge van het bestuur voor alle handelingen, waarvan uit deze stukken blijkt of welker resultaat daarin is verwerkt.

  • 4.

    Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op omtrent de gang van zaken in het afgelopen jaar en het gevoerde beheer.

Artikel 17. STATUTENWIJZIGING EN OPHEFFING DER STICHTING

  • 1.

    Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen, mits het besluit daartoe wordt genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal door alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2.

    Een wijziging van deze statuten behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad van Rotterdam.

  • 3.

    Een statutenwijziging is eerst van kracht, nadat deze bij notariële akte is geconstateerd.

Artikel 18

  • 1.

    Opheffing der stichting kan slechts geschieden wanneer met een tussenruimte van tenminste een half jaar en ten hoogste twee jaar, tweemaal door het bestuur een besluit daartoe is genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal door alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2.

    Opheffing van de stichting behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad van Rotterdam.

  • 3.

    In geval van opheffing der stichting zal het na voldoening van alle schulden overblijvende vermogen moeten worden overgedragen aan de gemeente Rotterdam of aan enige rechtspersoon, een algemeen maatschappelijk doel beogend, onder bepaling dat deze met het overgedragen vermogen zo mogelijk het doel der stichting zal trachten te benaderen.

Artikel 19. OVERGANGSBEPALING

Zolang de stichting nog niet is aangewezen als lichaam wier personeel ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet gelden voor het personeel in dienst van de stichting de arbeidsvoorwaarden uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg.

Artikel 20. SLOTBEPALING

In alle gevallen, waarin zowel de wet, het reglement als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.

Rotterdam, 27 oktobert 1983.

[“oktobert” moet zijn “oktober”]