Statuten R.I.A.G.G.-Zuid

Geldend van 07-03-1985 t/m heden

Intitulé

Statuten R.I.A.G.G.-Zuid

De raad der gemeente Rotterdam,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 februari 1985 nr. VG.11596j

(Verzameling 1985, Volgnr. 33);

Besluit:

in te stemmen met de fusie tussen de R.I.A.G.G.-Zuid-Oost en de R.I.A.G.G.-Zuid-West, op basis van

de onder litt. c. afgedrukte statuten.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 maart 1985.

De Secretaris, De Voorzitter,

J.G. Bannink A. Peper

Pré-ambule

  • 1.

    Gezien haar doelstelling en financiële verhouding tot de gemeente Rotterdam is de stichting bedoeld als privaatrechtelijk lichaam in de zin van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 2.

    Ook waar zulks niet duidelijk uit de statuten blijkt, beoogt de stichting te voldoen aan de voorwaarden vervat in de richtlijnen welke door of vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken zijn of worden vastgesteld voor de toepassing van artikel B3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet.

  • 3.

    Daar waar in de statuten sprake is van ‘goedkeuring door college van Burgemeester en Wethouders’ zal deze bevoegdheid worden uitgeoefend voor zover dit in verband met het bovenstaande nodig is.

Artikel 1. NAAM, ZETEL, WERKGEBIED

  • 1. De stichting draagt de naam: ‘Stichting Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Rotterdam Zuid en Omstreken’. Zij wordt bij afkorting genaamd: Stichting RIAGG-Zuid.’

  • 2. De stichting is gevestigd te Rotterdam.

  • 3. Het werkgebied van de stichting omvat van de gemeente Rotterdam: de deelgemeenten Charlois, Hoogvliet en IJsselmonde en de wijken Lombardijen, Vreewijk, Afrikaanderwijk, Bloemhof, Hillesluis, Katendrecht en het Noordereiland, alsmede de gemeenten Rhoon, Poortugaal, Barendrecht en Ridderkerk.

Artikel 2. DOEL

De stichting heeft ten doel, zoals wettelijk is aangegeven: het bevorderen van de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en van de ambulante geestelijke gezondheidszorg in het bijzonder voor de bevolking in haar werkgebied, zulks met eerbiediging van levensbeschouwelijke of maatschappelijke overtuiging van personen of groeperingen.

Artikel 3. MIDDELEN

De stichting tracht haar doel te bereiken door:

  • 1.

    Het verzamelen, bewerken en bestuderen van gegevens betreffende de geestelijke gezondheidszorg en, op grond van de resultaten daarvan, het treffen van voorzieningen of maatregelen, die de geestelijke gezondheidszorg kunnen bevorderen.

  • 2.

    Het bevorderen van een in psycho-hygiënisch opzicht gezonde levenswijze en het verrichten van andere vormen van preventie die de geestelijke gezondheid ten goede komen.

  • 3.

    Het verlenen van consultatie aan personen en/of instellingen, die uit hoofde van hun ambt, beroep of functie hulp verlenen.

  • 4.

    Het verrichten van curatieve taken op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, onder meer door middel van onderzoek, advies, crisisinterventie, begeleiding en behandeling.

  • 5.

    Het geven van bekendheid van de taken en werkzaamheden van de stichting aan de bevolking, aan andere gezondheids- en welzijnsorganisaties en aan overheden.

  • 6.

    Het vervullen van management- en administratieve activiteiten als voorwaardenscheppende en ondersteunende functies.

  • 7.

    Het bevorderen van de vereiste deskundigheid binnen de geestelijke gezondheidszorg.

  • 8.

    Het bevorderen van overleg en samenwerking met en tussen alle personen en instanties, werkzaam op het gebied van de intra-, semi- en extramurale geestelijke gezondheidszorg, waaronder tevens wordt verstaan een, in Rotterdam, nog in te stellen Interregionaal Verband, teneinde een op elkaar afgestemd en sluitend pakket van bedoelde voorzieningen tot stand te helpen brengen.

  • 9.

    Het onderhouden van adviserende contacten alsmede het bevorderen van de samenwerking met de instanties en personen op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg, met organisaties die invloed hebben op het zich welbevinden van individuen, en met overheden over aspecten van de geestelijke gezondheidszorg.

  • 10.

    Het verwerven van een lidmaatschap van daartoe opgerichte overkoepelende organen op het werkterrein van de stichting.

  • 11.

    Alle overige activiteiten die het doel van de stichting kunnen bevorderen.

Artikel 4. DE GELDMIDDELEN

De geldmiddelen van de stichting kunnen bestaan uit:

  • 1.

    schenkingen, donaties, legaten en erfstellingen;

  • 2.

    uitkeringen en subsidies;

  • 3.

    interesten en andere revenuen van het kapitaal van de stichting;

  • 4.

    alle andere verkregen baten en verkrijgingen.

Artikel 5. HET ALGEMEEN BESTUUR

  • 1. De stichting wordt bestuurd door een algemeen bestuur, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste dertien leden.

  • 2a. De gemeenteraad van Rotterdam wijst uit zijn midden één bestuurslid aan, op voordracht van het college van Burgemeester en Wethouders, opgesteld na overleg met de voorzitter van het algemeen bestuur.

    Burgemeester en wethouders wijzen drie bestuursleden aan die geen lid van de gemeenteraad zijn, te weten namens de deelgemeenteraden en/of wijkorganen.

  • 2b. De besturen van de in het gebied van de RIAGG betrokken randgemeenten wijzen gezamenlijk één bestuurslid aan.

  • 2c. Het zittende algemeen bestuur wijst, op voordracht van de ondernemingsraad drie bestuursleden aan welke geacht mogen worden deskundig te zijn op het terrein van respectievelijk psychogeriatrie, volwassenenzorg of jeugdzorg.

  • 2d. Het zittende algemeen bestuur wijst twee bestuursleden aan op voordracht van de Plaatselijke Huisartsenvereniging.

  • 2e. Het zittende algemeen bestuur wijst twee bestuursleden aan namens patiënten en/of patiëntengroepen.

  • 2f. De onder 2c, 2d en 2e bedoelde besluiten behoeven de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

  • 3. Met inachtneming van het voorgaande stelt het algemeen bestuur zelf het aantal zijner leden vast.

  • 4. Met inachtneming van het gestelde in artikel 7 kan het algemeen bestuur een regeling treffen waarmee kwaliteitseisen gesteld worden ten aanzien van de door het algemeen bestuur te vervullen bestuurszetels.

  • 5. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter benevens een secretaris en een penningmeester.

Artikel 6

  • 1. Het door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen bestuurslid, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a, treedt af op het ogenblik waarop de zitting van de gemeenteraad, tijdens welke hij is benoemd, een einde neemt, tenzij hij door de nieuw optredende gemeenteraad wordt herbenoemd. De door Burgemeester en Wethouders aangewezen bestuursleden, bedoeld in hetzelfde lid, hebben zitting gedurende de periode waarvoor Burgemeester en Wethouders zijn benoemd. De bestuursleden bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b en c hebben zitting gedurende vier jaar. Zij zijn na verloop van deze periode éénmaal herbenoembaar.

  • 2. De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub b en c treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een tussentijds benoemd bestuurslid neemt op het rooster van aftreden de plaats in van hem die hij vervangt.

  • 3. De bestuursleden, bedoeld in artikel 5 lid 2 sub a en b kunnen te allen tijde worden ontslagen door de instantie die hen heeft aangewezen.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt:

    • a.

      door periodiek aftreden;

    • b.

      door ontslagneming;

    • c.

      door overlijden;

    • d.

      door ontslagverlening door het bestuur, wanneer een onverenigbaarheid, zoals omschreven in artikel 8, optreedt;

    • e.

      door ontslagneming op grond van artikel 298 Boek II van het Burgerlijk wetboek.

Artikel 7

Het algemeen bestuur stelt de nodige regelen van orde vast voor zijn vergaderingen. Indien het naar het oordeel van het algemeen bestuur gewenst is, ten aanzien van enig punt, een algemene regeling te treffen, maakt het bestuur de daartoe nodige reglementen, welke te allen tijde gewijzigd kunnen worden. Zodanige reglementen, indien van rechtspositionele of financiële aard, behoeven de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

Artikel 8. ONVERENIGBAARHEDEN

Geen lid van het bestuur kunnen zijn:

  • a.

    medewerkers van de stichting;

  • b.

    personen die onafgebroken of met onderbreking van minder dan één jaar gedurende tien jaar bestuurslid van de stichting zijn geweest;

  • c.

    personen die uit hoofde van een zakelijke relatie en/of uit hoofde van een familierelatie (bloed- of aanverwantschap in de eerste en tweede graad, alsmede een zogenaamde partnerrelatie) belang kunnen hebben bij de stichting;

  • d.

    personen die het vrije beheer over hun eigen vermogen hebben verloren.

Artikel 9. BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING

  • 1. Het algemeen bestuur is belast met het besturen van de stichting.

  • 2. De voorzitter en de secretaris vertegenwoordigen te zamen de stichting in en buiten rechte.

  • 3. De leden van de directie, als bedoeld in artikel 14, vertegenwoordigen de stichting op de in artikel 15 genoemde terreinen, alsmede op de door het algemeen bestuur aangewezen terreinen, zulks met inachtneming van hierbij door het algemeen bestuur te stellen voorwaarden.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, behoudens de in artikel 17 genoemde beperkingen.

Artikel 10. VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste 4 maal per jaar, op uitnodiging van het dagelijks bestuur en verder zo dikwijls als de voorzitter zulks noodzakelijk acht, danwel indien tenminste twee bestuursleden daartoe schriftelijk en onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter het verzoek te richten. In dit laatste geval moet de vergadering binnen veertien dagen nadat het verzoek bij de voorzitter is binnengekomen, door de voorzitter worden bijeengeroepen. Indien de vergadering niet binnen deze termijn is uitgeschreven, zijn genoemde leden bevoegd om de verlangde vergadering bijeen te roepen. De vergadering kan dan rechtsgeldige besluiten nemen.

  • 2a. De vergadering wordt schriftelijk bijeengeroepen, tenminste zeven dagen voor de datum van de vergadering, de dag der oproeping en die der vergadering niet meegerekend. Bij deze convocatie wordt een agenda gevoegd.

  • 2b. Met uitzondering van de agendapunten die zich naar het oordeel van de voorzitter niet daartoe lenen, is de agenda binnen de stichting openbaar. De in de vergadering genomen besluiten worden binnen de stichting bekend gemaakt, met uitzondering van de besluiten die zich daartoe niet lenen.

  • 2c. De vergaderingen zijn als regel voor de medewerkers van de stichting openbaar, tenzij het bestuur anders besluit.

  • 2d. De vaststelling van het jaarlijkse beleidsplan, alsmede het afleggen van rekening en verantwoording, dient in een openbare vergadering te geschieden.

  • 3. Van de vergadering wordt een verslag gemaakt dat de vaststelling van het bestuur behoeft. Na vaststelling van het verslag van de openbare vergadering is het verslag voor de medewerkers van de stichting openbaar.

  • 4. De directie is aanwezig bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en heeft daarbij een adviserende stem.

  • 5. Voor het bijwonen van vergaderingen kan aan leden van het algemeen bestuur een forfaitaire onkostenvergoeding worden toegekend, voor zover dit van overheidswege wordt toegestaan en op basis van de daarvoor van overheidswege vastgestelde regels.

Artikel 11. BESLUITVORMING

  • 1. De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen indien de meerderheid van het aantal bestuursleden aanwezig is. Indien de meerderheid niet aanwezig is, wordt binnen één maand een volgende vergadering gehouden. In deze vergadering kunnen, indien tenminste twee bestuursleden aanwezig zijn, rechtsgeldige besluiten genomen worden over onderwerpen die op de agenda van de voorafgaande vergadering geplaatst waren.

  • 2. Het algemeen bestuur kan in naar het oordeel van de bestuurders, spoedeisende gevallen, ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk, telegrafisch of per telex geschiedt en zoveel bestuurders zich voor het desbetreffende voorstel uitspreken als vereist zou zijn in een voltallige vergadering van het algemeen bestuur.

  • 3. De vergadering kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen over onderwerpen die tevoren op de agenda zijn geplaatst. Omtrent niet-geagendeerde, spoedeisende zaken kunnen toch besluiten worden genomen, mits alle bestuursleden aanwezig zijn of de niet-aanwezige bestuursleden, voor zover daartoe redelijkerwijs in staat, te kennen geven geen bezwaar te hebben tegen de behandeling van deze zaken. Deze toestemming dient schriftelijk bevestigd te worden.

  • 4. Stemming over zaken geschiedt mondeling; stemming over personen geschiedt met gesloten, ongetekende briefjes. Blanco stemmen worden niet meegeteld.

  • 5. Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Besluiten worden met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen, voor zover in de statuten niet anders is bepaald.

  • 6. Bij staken van stemmen wordt het voorstel tot het desbetreffende besluit uitgesteld tot de volgende vergadering, waarin de beraadslaging wordt heropend. Indien tijdens de laatstgenoemde vergadering de stemmen opnieuw staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Betreft het een voorstel over de voordracht van personen, dan besluit het bestuur door middel van het lot.

  • 7. In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.

Artikel 12. ADVISEURS

Het algemeen bestuur kan adviseurs benoemen. De taken en bevoegdheden van een advsieur worden nader geregeld bij het reglement als bedoeld in artikel 7.

Artikel 13 HET DAGELIJKS BESTUUR, SAMENSTELLING, TAAK, VERGADERINGEN

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een dagelijks bestuur, bestaande uit tenminste drie en ten hoogste vijf leden, waaronder begrepen de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de penningmeester. De benoeming tot lid van het dagelijks bestuur geschiedt voor de tijd van drie jaar. Aansluitende herbenoeming is tweemaal mogelijk.

  • 2. De taak van het dagelijks bestuur is de dagelijkse zorg voor de goede gang van zaken bij de stichting, de werkzaamheden welke voor het dagelijks bestuur uit deze statuten of een intern reglement als in artikel 7 of lid 4 van dit artikel bedoeld, voortvloeien, alsmede de vertegenwoordiging van de stichting in en buiten rechte, met inachtneming van artikel 9.

  • 3. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste achtmaal per jaar volgens een voor een periode van tenminste één jaar vastgesteld vergaderschema, en voorts zo vaak de voorzitter of twee andere leden van het dagelijks bestuur dat wenselijk achten.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan, mits niet in strijd met de statutaire bepalingen, een intern reglement, regels en richtlijnen voor zijn werkwijze vaststellen, wijzigen en intrekken. Hiervan wordt onder mededeling van de tekst van het reglement, de wijziging of intrekking onverwijld aan het algemeen bestuur kennis gegeven.

  • 5. De leden 2a en 4 van artikel 10 alsmede artikel 11 vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. DIRECTIE

  • 1. Het algemeen bestuur is gehouden de dagelijkse leiding van de zaken van de R.I.A.G.G. op te dragen aan een directie, bestaande uit één of meer personen. Het algemeen bestuur bepaalt het aantal leden der directie.

  • 2. Benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van leden van de directie geschieden door het algemeen bestuur, met goedkeuring van Burgemeester en wethouders van Rotterdam.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt voor de directie een instructie en taakomschrijving vast; het kan deze te allen tijde intrekken of wijzigen, alles onverminderd hetgeen in artikel 15 is bepaald.

Artikel 15. PERSONEEL

  • 1. Behoudens goedkeuring door Burgemeester en Wethouders stelt het algemeen bestuur de formatie en de taakomschrijving steunende functieindeling van het personeel vast, alsmede de aan het personeel te stellen bekwaamheids- en geschiktheidseisen, een en ander overeenkomstig de bij de gemeente Rotterdam geldende maatstaven, onverminderd het bepaalde bij de erkenningsvoorwaarden van de R.I.A.G.G.

  • 2. Het personeel, waaronder begrepen de directie, is in dienst van de stichting.

  • 3. Benoeming, schorsing, ontslag en honorering van niet tot de directie behorende personeelsleden geschieden door het algemeen bestuur zelf, of, overeenkomstig een daartoe in artikel 14 lid 3 bedoelde instructie op te nemen delegatiebepalingen, door de directie, waarbij in beide gevallen de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders vereist is.

  • 4. Met betrekking tot de bezoldiging, de verdere arbeidsvoorwaarden en de overige rechtspositieregelingen van het personeel in dienst van de stichting, zijn de ter zake geldende of nog vast te stellen regelen voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam van overeenkomstige toepassing. Binnen het kader van deze regelen stelt het algemeen bestuur, behoudens goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, de salarissen van het personeel vast, met inachtneming van de maatstaven die gelden voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam.

  • 5. Waar in de rechtstoestandregelen, bedoeld in het vorige lid, sprake is van aan Burgemeester en Wethouders gedelegeerde bevoegdheden, worden deze uitgeoefend door het algemeen bestuur, onverminderd de in de voorgaande leden vereiste goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.

  • 6. Het algemeen bestuur is gehouden een regeling ex artikel 8 te treffen op grond waarvan de medewerkers van de stichting betrokken worden bij de beleidsvoorbereiding rond de uitvoering van de werkzaamheden van de stichting.

Artikel 16. BOEKJAAR, REKENING EN VERANTWOORDING

  • 1. Het boekjaar der stichting is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. In verband met een tijdige toezending van de begroting aan het Verbindingskantoor zendt het algemeen bestuur vóór 1 juni van ieder jaar een gespecificeerde begroting van de exploitatierekening in het komende boekjaar naar Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam. Goedkeuring dezer begroting door Burgemeester en Wethouders bindt het algemeen bestuur.

  • 3. De penningmeester draagt er zorg voor dat over ieder kalenderjaar een rekening en een verantwoording wordt opgesteld. Hij legt deze stukken vóór 1 mei van het daaraan volgende jaar over aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur doet deze stukken controleren door een registeraccountant. Deze stukken worden door het algemeen bestuur vóór 1 juni aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Rotterdam ter goedkeuring voorgelegd. Goedkeuring door het genoemde college strekt tot décharge van het algemeen bestuur voor alle handelingen, waarvan uit deze stukken blijkt of welker resultaat daarin is verwerkt.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks een verslag op omtrent de gang van zaken in het afgelopen jaar en het gevoerde beheer.

Artikel 17

  • 1. Het algemeen bestuur behoeft de toestemming van Burgemeester en Wethouders voor:

    • a.

      het doen van investeringen ten belope of ter waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-) of bij samenhangende investeringen van een totaal beloop of waarde van meer dan éénhonderdduizend gulden (f 100.000,-);

    • b.

      het aangaan van leningen anders dan in rekening courant of geldleningen op een termijn van korter dan een jaar.

  • 2. Het bestuur kan de penningmeester volmacht geven tot het verlenen van kwijting voor ontvangen geldsommen.

Artikel 18. STATUTENWIJZIGING EN OPHEFFING DER STICHTING

  • 1. Het algemeen bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen, mits het besluit daartoe wordt genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal van alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2. Een wijziging van deze statuten behoeft de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam.

  • 3. Een statutenwijziging is eerst van kracht nadat deze bij notariële acte is geconstateerd.

Artikel 19

  • 1. Opheffing der stichting kan slechts geschieden wanneer met een tussenruimte van tenminste een half jaar en ten hoogste twee jaar, tweemaal door het algemeen bestuur een besluit daartoe is genomen met een meerderheid van twee/derde van het totaal van alle zittende bestuursleden uit te brengen aantal stemmen.

  • 2. Opheffing van de stichting behoeft de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam.

  • 3. In geval van opheffing der stichting zal het na voldoening van alle schulden overblijvende vermogen moeten worden overgedragen aan de gemeente Rotterdam of aan enige rechtspersoon, een algemeen maatschappelijk doel beogend, onder bepaling dat deze met het overgedragen vermogen zo mogelijk het doel der stichting zal trachten te benaderen.

Artikel 20. OVERGANGSBEPALING

Zolang de stichting nog niet is aangewezen als lichaam wier personeel ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, gelden voor het personeel de arbeidsvoorwaarden uit de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de ambulante geestelijke gezondheidszorg.

Artikel 21. SLOTBEPALING

In alle gevallen waarin zowel de wet, het reglement als deze statuten niet voorzien, beslist het algemeen bestuur.

Ondertekening

Rotterdam, 7 maart 1985.