Privacyreglementen voor politieregisters

Geldend van 26-01-1992 t/m heden

Intitulé

Privacyreglementen voor politieregisters

De Burgemeester van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam d.d. 21 december 1992 (ABZ 93/000094);

Gelet op het bepaalde in artikel 9, eerste en tweede lid, en artikel 10 van de Wet politieregisters (Stb. 1990, 414);

Gehoord de Registratiekamer op grond van de artikelen 5, derde lid, en 2 1, derde lid, van de Wet politieregisters; Handelend na overleg met het bevoegd gezag;

Besluit:

A.

vast te stellen de in de bijlage bij dit besluit opgenomen privacyreglementen voor:

  • I.

    het politieregister Meldkamer dat gevoerd wordt bij de gemeentepolitie Rotterdam;

  • II.

    het politieregister Rayonagenten dat gevoerd wordt bij de gemeentepolitie Rotterdam;

  • III.

    het politieregister Inbeslaggenomen voertuigen dat gevoerd wordt bij de gemeentepolitie Rotterdam;

  • IV.

    het politieregister processen-verbaal dat gevoerd wordt bij de gemeentepolitie Rotterdam;

  • V.

    het politieregister Fraude en Milieuzaken dat gevoerd wordt bij de gemeentepolitie Rotterdam;

    VI. het politieregister Roof Coördinatie Team dat gevoerd wordt bij de gemeentepolitie Rotterdam.

B.

In te trekken het Reglement Meldkamerregistratie 1985 (Gemeenteblad 1985, nr. 5).

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het is vastgesteld. Het wordt bekend gemaakt in het Gemeenteblad en ligt voor een ieder ter inzage in het stadhuis (Bidoc, kamer 100, Stadskantoor) en het hoofdbureau van politie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 26 januari 1992,

De Burgemeester voornoemd

A. Peper

PRIVACY-REGLEMENT POLITIEREGISTER MELDKAMER van de gemeentepolitie Rotterdam

paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet politieregisters (Stb. 1990, 414);

  • b.

    het besluit: het Besluit politieregisters (Stb. 1991, 56);

  • c.

    gegeven: een gegeven dat herleidbaar is tot een individuele natuurlijke persoon;

  • d.

    beheerder: de burgemeester van de gemeente Rotterdam;

  • e.

    registerbeheerder: de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam;

  • f.

    het korps: het korps van gemeentepolitie te Rotterdam;

  • g.

    verstrekken van gegevens: het bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dit register zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens zijn verkregen;

  • h.

    gegevensbeheer: de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de ingevoerde gegevens, alsmede voor het bewaren, verwijderen en verstrekken van gegevens;

  • i.

    register: het politieregister gevoerd met het Flexibele Meldkamer Systeem (FMS) in het korps.

Artikel 2

  • 1.

    Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 28 van de Politiewet binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft:

    • a.

      de behandeling van bij het korps binnengekomen meldingen dan wel door korpsleden ondernomen acties in de surveillance- en of andere politiedienst, daaronder begrepen de afhandeling van gebeurtenissen waar de politie bij is betrokken of betrokken is geweest;

    • b.

      gegevens met betrekking tot de beschikbaarheid en inzetbaarheid van surveillance- en

      andere politie-eenheden;

    • c.

      het bij gelegenheid van incidenten of acties met betrekking tot personen, woningen, bedrijfspanden, kramen en opstallen, objecten en dieren doelmatig kunnen optreden ten behoeve van het voorkomen van strafbare feiten, de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de handhaving van de openbare orde dan wel de hulpverlening in voorkomende gevallen.

  • 2.

    Voorts kunnen gegevens uit het register worden gebruikt voor het maken van

    Reglement politieregister Meldkamer gemeentepolitie Rotterdam statistische en andere overzichten, ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, de bedrijfsvoering en voor het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de uitvoering van de politietaak.

  • 3.

    Het register wordt deels geautomatiseerd en deels handmatig gevoerd.

Paragraaf 2. Verantwoordelijkheid

Artikel 3

De registerbeheerder is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder, belast met de zeggenschap over het register. Hij draagt zorg voor de naleving van de wet, het besluit en het reglement. Hij treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het register tegen verlies of aantasting van gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft hij maatregelen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens.

Artikel 4

  • 1.

    Met de dagelijkse leiding aan werkzaamheden voor wat het gegevensbeheer betreft ten behoeve van de in artikel 2 onderscheiden doelstellingen is belast het hoofd Bureau Uitvoerende Dienst.

  • 2.

    De registerbeheerder treft voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid, en artikel 10, eerste lid, van dit reglement en treft tevens een voorziening voor de behandeling van verzoeken zoals bedoeld in artikel 12 van dit reglement.

paragraaf 3. Inhoud van het register

Artikel 5

In het register kunnen slechts gegevens worden opgenomen betreffende de volgende categorieën van personen:

  • a.

    verdachten;

  • b.

    aangevers, melders;

  • c.

    getuigen;

  • d.

    slachtoffers, benadeelden;

  • e.

    betrokkenen bij gebeurtenissen en strafbare feiten;

  • f.

    personen of instanties die worden ingeschakeld bij de uitvoering van de doelstellingen genoemd in artikel 2;

  • g.

    opsporingsambtenaren.

Artikel 6

  • 1.

    Omtrent de in artikel 5, onder a tot en met e, genoemde categorieën van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      adresgegevens, telefoonnummer en postcode;

    • c.

      geboortegegevens, nationaliteit en spreektaal;

    • d.

      datum, tijdstip, plaats en aard van strafbare feit of het incident;

    • e.

      voer- of (lucht)vaartuiggegevens;

    • f.

      mutaties betreffende politiecontacten;

    • g.

      andere op het strafbare feit of het incident betrekking hebbende gegevens;

    • g.

      gegevens betreffende genomen maatregelen;

    • h.

      risicoaanduiding.

  • 2.

    Omtrent de in artikel 5, onder f, genoemde categorie van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      adresgegevens, telefoonnummer en postcode;

    • c.

      aard van de hulpverlening;

    • d.

      door geregistreerde zelf verstrekte bijzonderheden die in het kader van de in artikel 2, eerste lid, genoemde doelstelling van belang zijn.

  • 3.

    Omtrent de in artikel 5, onder g, genoemde categorie van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      dienstnummer, organisatie-aanduiding, rang, functie;

    • c.

      wachtwoord en autorisatieniveau;

    • d.

      vermelding ambtseed of -belofte.

Artikel 7

  • 1.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a tot en met e, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen betreffende hun ras voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      met het oog op hun identificatie;

    • b.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • c.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie.

  • 2.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a tot en met e, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen omtrent hun godsdienst of levensovertuiging, politieke gezindheid, seksualiteit en intiem levensgedrag voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • b.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie;

    • c.

      met het oog op de verzorging en bejegening in geval van vrijheidsbeneming.

  • 3.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a tot en met e, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen omtrent hun medische en psychologische kenmerken voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      met het oog op hun identificatie;

    • b.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • c.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie;

    • d.

      met het oog op de verzorging en bejegening ingeval van vrijheidsbeneming;

    • e.

      ter afwering van dreigend gevaar voor leven of gezondheid van politieambtenaren en overige bij de direkte uitoefening van de politie taak betrokkenen.

  • 4.

    De gegevens genoemd in het eerste tot en met het derde lid bevatten een aanduiding omtrent de betrouwbaarheid. Deze betrouwbaarheidsaanduiding wordt gegeven door personen die door de registerbeheerder zijn aangewezen.

Deze aanwijzing wordt schriftelijk vastgelegd.

paragraaf 4. Verwijdering en vernietiging

Artikel 8

  • 1.

    De in de artikelen 6 en 7 genoemde gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register. Hiervan is in ieder geval sprake na verloop van 1 (een) jaar na datum van laatste opname. De verwijderde gegevens worden zodra mogelijk vernietigd.

  • 2.

    Indien noodzakelijk voor het doel van het register kan de registerbeheerder incidenteel schriftelijk gemotiveerd afwijken van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid.

Paragraaf 5. Verstrekking

Artikel 9

  • 1

    Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de wet en het besluit.

  • 2.

    Verstrekking van gegevens aan personen of instanties die geen rechtstreekse toegang hebben tot het register wordt verzorgd door de in artikel 10, eerste lid, genoemde personen.

Paragraaf 6. Rechtstreekse toegang tot de registratie en protocol

Artikel 10

  • 1.

    Rechtstreekse toegang tot het register, dan wel onderdelen daarvan, voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van hun taak, hebben personen die op grond van artikel 17 van het besluit een schriftelijke autorisatie hebben gekregen van de registerbeheerder.

  • 2.

    In de autorisatie wordt de bevoegdheid tot het raadplegen, invoeren, wijzigen, verwijderen of vernietigen van gegevens geregeld.

Artikel 11

  • 1.

    Van iedere verstrekking die rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt wordt langs geautomatiseerde weg aantekening gehouden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, zesde lid, van het besluit vrijstelling of ontheffing is verleend

  • 3.

    Van iedere verstrekking die niet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt aan personen die geen vaste gebruiker van het register zijn wordt aantekening gehouden. Vastegebruikers van het register, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit, zijn:

    • a.

      personen bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • b.

      bezoldigde opsporingsambtenaren in dienst of gedetacheerd bij het korps belast met de uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling;

    • c.

      (pers)voorlichters in dienst van het korps;

    • d.

      overige door de registerbeheerder schriftelijk aan te wijzen personen of instanties aan wie bijna dagelijks overeenkomstig de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling gegevens worden verstrekt. De aanwijzing wordt bij dit reglement gevoegd.

  • 4.

    Indien van een verstrekking aantekening wordt gehouden, worden daarbij de identiteit van de verzoeker, de datum van de verstrekking en een omschrijving van de verstrekte gegevens vastgelegd. Indien aantekening wordt gehouden van een verstrekking zoals bedoeld in het derde lid wordt tevens het doel van de verstrekking vastgelegd.

  • 5.

    Voor zover van de verstrekking aantekening wordt gehouden en daarbij al vaststaat dat het doel van de verstrekking noopt tot bekendmaking aan bepaalde derden, wordt daarvan apart aantekening gehouden.

  • 6.

    De aantekening wordt gedurende twee jaar bewaard.

Paragraaf 7. Rechten van de geregistreerde

Artikel 12

  • 1.

    Geregistreerden kunnen de rechten genoemd in artikel 20 en 22 van de wet uitoefenen door het desbetreffende verzoek schriftelijk te richten aan de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam, t. a. v. de privacy-ambtenaar Juridische Zaken, per adres Postbus 70023, 3000 LD Rotterdam.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet is ontvankelijk na ontvangst van de betaling van fl. 10,- (tien gulden) op girorekening 172039 van de gemeentepolitie Rotterdam onder vermelding van 'verzoek artikel 20 Wpolr'.

  • 3.

    Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. Het verzoek bedoeld in het eerste lid kan tevens worden gedaan door een advocaat aan wie de betrokkene een bijzondere machtiging heeft verleend met het oog op de uitoefening van zijn rechten krachtens de wet.

  • 4.

    De registerbeheerder draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. De behandelend functionaris kan verlangen dat de verzoeker hem bescheiden toont waaruit zijn identiteit blijkt en zonodig de bijzondere machtiging genoemd in het derde lid.

  • 5.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt binnen één maand nadat de verzoeker ontvankelijk is, beslist.

  • 6.

    Aan een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt geen gevolg gegeven, voor zover het de verstrekking van gegevens door of aan een criminele inlichtingendienst betreft of wanneer een gewichtig belang van een derde dan wel het belang van opsporingsonderzoek daartoe noodzaakt.

  • 7.

    In geen geval worden mededelingen in antwoord op een verzoek op grond van artikel 20 van de wet in schriftelijke vorm gedaan.

  • 8.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 22 van de wet wordt binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk bericht of dan wel in hoeverre de registerbeheerder aan het verzoek voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.

Paragraaf 8. Slotbepaling

Artikel 13

  • 1.

    Het reglement ligt voor een ieder ter inzage bij het BIDOC (stadskantoor, kamer 100) van de gemeente Rotterdam alsmede aan de balie van het hoofdbureau en de districtsbureaus van de gemeentepolitie Rotterdam.

  • 2.

    Het reglement treedt in werking met ingang van 17 augustus 1991.

  • 3.

    Het reglement kan worden aangehaald als 'Reglement politieregister meldkamer gemeentepolitie Rotterdam'.

PRIVACY-REGLEMENT POLITIEREGISTER RAYONAGENTEN van de gemeentepolitie Rotterdam

paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet politieregisters (Stb. 1990, 414);

  • b.

    het besluit: het Besluit politieregisters (Stb. 1991, 56);

  • c.

    gegeven: een gegeven dat herleidbaar is tot een individuele natuurlijke persoon;

  • d.

    beheerder: de burgemeester van de gemeente Rotterdam;

  • e.

    registerbeheerder: de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam;

  • f.

    het korps: het korps van gemeentepolitie te Rotterdam;

  • g.

    verstrekken van gegevens: het bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dit register zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens zijn verkregen;

  • h.

    gegevensbeheer: de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de ingevoerde

    gegevens, alsmede voor het bewaren, verwijderen en verstrekken van gegevens;

  • i.

    register: het politieregister Rayonagenten aan de districten van het korps.

Artikel 2

  • 1.

    Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 28 van de Politiewet binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft de behandeling van meldingen waarbij rayonagenten, in het kader van hun specifieke taakstelling, bij worden of zijn betrokken, ten dienste van de voorkoming van strafbare feiten, de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de handhaving van de openbare orde dan wel het in voorkomende gevallen verlenen van hulp aan personen waarvan aan de hand van gebeurtenissen gebleken is dan wel te voorzien is, dat de noodzaak zich hiertoe zal voordoen.

  • 2.

    Voorts kunnen gegevens uit het register worden gebruikt voor het maken van statistische en andere overzichten, ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, de bedrijfsvoering en voor het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de uitvoering van de politietaak.

  • 3.

    Het register wordt deels geautomatiseerd en deels handmatig gevoerd.

Paragraaf 2. Verantwoordelijkheid

Artikel 3

De registerbeheerder is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder, belast met de zeggenschap over het register. Hij draagt zorg voor de naleving van de wet, het besluit en het reglement. Hij treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het register tegen verlies of aantasting van gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft hij maatregelen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens.

Artikel 4

  • 1.

    Met de dagelijkse leiding van het register is belast de districtschef.

  • 2.

    De registerbeheerder treft voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid, en artikel 10, eerste lid, van dit reglement en treft tevens een voorziening voor de behandeling van verzoeken zoals bedoeld in artikel 12 van dit reglement.

Paragraaf 3. Inhoud van het register

Artikel 5

In het register kunnen slechts gegevens worden opgenomen betreffende de volgende categorieën van personen:

  • a.

    personen of instanties die de rayonagent consulteren;

  • b.

    personen of instanties betrokken bij meldingen waarbij de rayonagent wordt ingeschakeld;

  • c.

    personen of instanties die door de rayonagent worden ingeschakeld bij de afhandeling van meldingen in relatie met de in artikel 2, eerste lid, genoemde doelstelling;

  • d.

    opsporingsambtenaren.

Artikel 6

  • 1.

    Omtrent de in artikel 5, onder a en b, genoemde categorieën van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      adresgegevens, telefoonnummer en postcode;

    • c.

      geboortegegevens, nationaliteit en spreektaal;

    • d.

      datum, tijdstip, plaats en aard van het strafbare feit of de melding;

    • e.

      mutaties betreffende politiecontacten;

    • f.

      andere op het strafbare feit of de melding betrekking hebbende gegevens;

    • g.

      verbanden met andere zaken;

    • h.

      gegevens betreffende genomen maatregelen.

  • 2.

    Omtrent de in artikel 5, onder c, genoemde categorie van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      adresgegevens, telefoonnummer en postcode;

    • c.

      aard van de hulpverlening;

    • d.

      door geregistreerde zelf verstrekte bijzonderheden die in het kader van de in artikel 2, eerste lid, genoemde doelstelling van belang zijn.

  • 3.

    Omtrent de in artikel 5, onder d, genoemde categorie van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      dienstnummer, organisatie-aanduiding, rang, functie;

    • c.

      wachtwoord en autorisatieniveau;

    • d.

      vermelding ambtseed of -belofte.

Artikel 7

  • 1.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a en b, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen betreffende hun ras voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      met het oog op hun identificatie;

    • b.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • c.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie.

  • 2.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a en b, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen omtrent hun godsdienst of levensovertuiging, politieke gezindheid, seksualiteit en intiem levensgedrag voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft

    • b.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie;

    • c.

      met het oog op de verzorging en bejegening in geval van vrijheidsbeneming.

  • 3.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a en b, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen omtrent hun medische en psychologische kenmerken voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      met het oog op hun identificatie;

    • b.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • c.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie;

    • d.

      met het oog op de verzorging en bejegening ingeval van vrijheidsbeneming;

    • e.

      ter afwering van dreigend gevaar voor leven of gezondheid van politieambtenaren en overige bij de direkte uitoefening van de politie taak betrokkenen.

  • 4.

    De gegevens genoemd in het eerste tot en met het derde lid bevatten een aanduiding omtrent de betrouwbaarheid. Deze betrouwbaarheidsaanduiding wordt gegeven door personen die door de registerbeheerder zijn aangewezen.

Deze aanwijzing wordt schriftelijk vastgelegd.

Paragraaf 4. Verwijdering en vernietiging

Artikel 8

  • 1.

    De in de artikelen 6 en 7 genoemde gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register. Hiervan is in ieder geval sprake na verloop van 5 (vijf) jaar na datum van laatste opname. De verwijderde gegevens worden zodra mogelijk vernietigd.

  • 2.

    Indien noodzakelijk voor het doel van het register kan de registerbeheerder incidenteel schriftelijk gemotiveerd afwijken van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid.

Paragraaf 5. Verstrekking

Artikel 9

  • 1.

    Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de wet en het besluit.

  • 2.

    Verstrekking van gegevens aan personen of instanties die geen rechtstreekse toegang hebben tot het register wordt verzorgd door de in artikel 10, eerste lid, genoemde personen.

Paragraaf 6. Rechtstreekse toegang tot de registratie en protocol

Artikel 10

  • 1.

    Rechtstreekse toegang tot het register, dan wel onderdelen daarvan, voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van hun taak, hebben personen die op grond van artikel 17 van het besluit een schriftelijke autorisatie hebben gekregen van de registerbeheerder.

  • 2.

    In de autorisatie wordt de bevoegdheid tot het raadplegen, invoeren, wijzigen, verwijderen of vernietigen van gegevens geregeld.

Artikel 11

  • 1.

    Van iedere verstrekking die rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt wordt langs geautomatiseerde weg aantekening gehouden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, zesde lid, van het besluit vrijstelling of ontheffing is verleend.

  • 3.

    Van iedere verstrekking die niet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt aan personen die geen vaste gebruiker van het register zijn wordt aantekening gehouden. Vaste gebruikers van het register, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit, zijn:

    • a.

      personen bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • b.

      bezoldigde opsporingsambtenaren in dienst of gedetacheerd bij het korps belast met de uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling;

    • c.

      overige door de registerbeheerder schriftelijk aan te wijzen personen of instanties aan wie bijna dagelijks overeenkomstig de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling gegevens worden verstrekt. De aanwijzing wordt bij dit reglement gevoegd.

  • 4.

    Indien van een verstrekking aantekening wordt gehouden, worden daarbij de identiteit van de verzoeker, de datum van de verstrekking en een omschrijving van de verstrekte gegevens vastgelegd. Indien aantekening wordt gehouden van een verstrekking zoals bedoeld in het derde lid wordt tevens het doel van de verstrekking vastgelegd.

  • 5.

    Voor zover van de verstrekking aantekening wordt gehouden en daarbij al vaststaat dat het doel van de verstrekking noopt tot bekendmaking aan bepaalde derden, wordt daarvan apart aantekening gehouden.

  • 6.

    De aantekening wordt gedurende twee jaar bewaard.

Paragraaf 7. Rechten van de geregistreerde

Artikel 12

  • 1.

    Geregistreerden kunnen de rechten genoemd in artikel 20 en 22 van de wet uitoefenen door het desbetreffende verzoek schriftelijk te richten aan de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam, t. a. v. de privacy-ambtenaar Juridische Zaken, per adres Postbus 70023, 3000 LD Rotterdam.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet is ontvankelijk na ontvangst van de betaling van fl. 10,- (tien gulden) op girorekening 172039 van de gemeentepolitie Rotterdam onder vermelding van 'verzoek artikel 20 Wpolr'.

  • 3.

    Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. Het verzoek bedoeld in het eerste lid kan tevens worden gedaan door een advocaat aan wie de betrokkene een bijzondere machtiging heeft verleend met het oog op de uitoefening van zijn rechten krachtens de wet.

  • 4.

    De registerbeheerder draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. De behandelend functionaris kan verlangen dat de verzoeker hem bescheiden toont waaruit zijn identiteit blijkt en zonodig de bijzondere machtiging genoemd in het derde lid.

  • 5.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt binnen één maand nadat de verzoeker ontvankelijk is, beslist.

  • 6.

    Aan een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt geen gevolg gegeven, voor zover het de verstrekking van gegevens door of aan een criminele inlichtingendienst betreft of wanneer een gewichtig belang van een derde dan wel het belang van opsporingsonderzoek daartoe noodzaakt.

  • 7.

    In geen geval worden mededelingen in antwoord op een verzoek op grond van artikel 20 van de wet in schriftelijke vorm gedaan.

  • 8.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 22 van de wet wordt binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk bericht of dan wel in hoeverre de registerbeheerder aan het verzoek voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.

Paragraaf 8. Verbanden met andere verzamelingen van persoonsgegevens

Artikel 13

  • 1.

    Het register heeft verbanden met onderstaande verzamelingen van persoonsgegevens:

    • a.

      het politieregister gevoerd met het systeem Multipol.

  • 2.

    De verbanden bestaan uit het stelselmatig verkrijgen uit, verstrekken aan en uitwisselen van gegevens met het politieregister Multipol.

Paragraaf 9. Slotbepaling

Artikel 14

  • 1.

    Het reglement ligt voor een ieder ter inzage bij het BIDOC (stadskantoor, kamer 100) van de gemeente Rotterdam alsmede aan de balie van het hoofdbureau en de districtsbureaus van de gemeentepolitie Rotterdam.

  • 2.

    Het reglement treedt in werking met ingang van 17 augustus 1991.

  • 3.

    Het reglement kan worden aangehaald als 'Reglement politieregister Rayonagenten gemeentepolitie Rotterdam'.

PRIVACY-REGLEMENT POLITIEREGISTER INBESLAGGENOMEN VOERTUIGEN van de gemeentepolitie Rotterdam

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet politieregisters (Stb. 1990, 414);

  • b.

    het besluit: het Besluit politieregisters (Stb. 1991, 56);

  • c.

    gegeven: een gegeven dat herleidbaar is tot een individuele natuurlijke persoon;

  • d.

    beheerder: de burgemeester van de gemeente Rotterdam;

  • e.

    registerbeheerder: de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam;

  • f.

    het korps: het korps van gemeentepolitie te Rotterdam;

  • g.

    verstrekken van gegevens: het bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dit register zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens zijn verkregen;

  • h.

    gegevensbeheer: de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de ingevoerde gegevens, alsmede voor het bewaren, verwijderen en verstrekken van gegevens;

  • i.

    register: het politieregister Inbeslaggenomen voertuigen in gebruik bij het bureau Registratie Opslag en Beheer (R. 0. B.) van het korps.

Artikel 2

  • 1.

    Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 28 van de Politiewet binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft gegevens over inbeslaggenomen dan wel inbewaring genomen voer- of (lucht)vaartuigen ten behoeve van: a. de opsporing en vervolging van verdachten van strafbare feiten; b. de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer; C. de administratieve en logistieke afhandeling van de inbeslagname of het inbewaring nemen, zoals het beheer bij het korps en de overdracht aan de bewaarders als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2.

    Voorts kunnen gegevens uit het register worden gebruikt voor het maken van statistische en andere overzichten, ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, de bedrijfsvoering en voor het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de uitvoering van de politietaak

  • 3.

    Het register wordt deels geautomatiseerd en deels handmatig gevoerd.

Paragraaf 2. Verantwoordelijkheid

Artikel 3

De registerbeheerder is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder, belast met de zeggenschap over het register. Hij draagt zorg voor de naleving van de wet, het besluit en het reglement. Hij treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het register tegen verlies of aantasting van gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft hij maatregelen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens.

Artikel 4

  • 1.

    Met de dagelijkse leiding aan werkzaamheden voor wat het gegevensbeheer betreft ten behoeve van de in artikel 2 onderscheiden doelstellingen is belast de chef van het bureau R.O.B.

  • 2.

    De registerbeheerder treft voorzieningen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van dit reglement en treft tevens een voorziening voor de behandeling van verzoeken zoals bedoeld in artikel 11 van dit reglement.

Paragraaf 3. Inhoud van het register

Artikel 5

In het register kunnen slechts gegevens worden opgenomen betreffende de volgende

categorieën van personen:

  • a.

    personen onder wie een voer- of (lucht)vaartuig inbeslag of inbewaring is genomen;

  • b.

    personen aan wie een voer- of (lucht)vaartuig is afgegeven;

  • c.

    eigenaren of rechthebbenden van de onder a genoemde voer- of (lucht)vaartuigen;

  • d.

    personen in dienst van het korps en belast met de administratieve en logistieke afhandeling van inbeslag of inbewaring genomen voorwerpen;

  • e.

    opsporingsambtenaren.

Artikel 6

  • 1.

    Omtrent de in artikel 5, onder a tot en met c, genoemde categorieën van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      adresgegevens, telefoonnummer en postcode;

    • c.

      geboortegegevens;

    • d.

      omschrijving van het inbeslag of inbewaring genomen voer- of (lucht)vaartuig;

    • e.

      datum, tijdstip en plaats van de inbeslagname of het inbewaring nemen;

    • f.

      gronden voor de inbeslagname of het inbewaring nemen;

    • g.

      referentienummer, proces-verbaalnummer;

    • h.

      bewaarplaats van het inbeslag of inbewaring genomen voer- of (lucht)vaartuig;

    • i.

      gegevens omtrent de beslissing op het beslag of het inbewaring nemen;

    • j.

      overige voor de afhandeling van belang zijnde gegevens.

  • 2.

    Omtrent de in artikel 5, onder d en e, genoemde categorieën van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      dienstnummer, organisatie-aanduiding, rang, functie;

    • c.

      wachtwoord en autorisatieniveau;

    • d.

      vermelding ambtseed of -belofte.

Paragraaf 4. Verwijdering en vernietiging

Artikel 7

  • 1.

    De in artikel 6 genoemde gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register. Hiervan is in ieder geval sprake na verloop van 2 (twee) jaar nadat onherroepelijk over het beslag of het inbewaring nemen is beslist. De verwijderde gegevens worden zodra mogelijk vernietigd.

  • 2.

    Indien noodzakelijk voor het doel van het register kan de registerbeheerder incidenteel schriftelijk gemotiveerd afwijken van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid .

Paragraal 5. Verstrekking

Artikel 8

  • 1.

    Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de wet en het besluit.

  • 2.

    Verstrekking van gegevens aan personen of instanties die geen rechtstreekse toegang hebben tot het register wordt verzorgd door de in artikel 9, eerste lid, genoemde personen.

Paragraaf 6. Rechtstreekse toegang tot de registratie en protocol

Artikel 9

  • 1.

    Rechtstreekse toegang tot het register, dan wel onderdelen daarvan, voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van hun taak, hebben personen die op grond van artikel 17 van het besluit een schriftelijke autorisatie hebben gekregen van de registerbeheerder.

  • 2.

    In de autorisatie wordt de bevoegdheid tot het raadplegen, invoeren, wijzigen, verwijderen of vernietigen van gegevens geregeld.

Artikel 10

  • 1.

    Van iedere verstrekking die rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt wordt langs geautomatiseerde weg aantekening gehouden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, zesde lid, van het besluit vrijstelling of ontheffing is verleend.

  • 3.

    Van iedere verstrekking die niet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt aan personen die geen vaste gebruiker van het register zijn wordt aantekening gehouden. Vaste gebruikers van het register, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit, zijn:

    • a.

      personen bedoeld in artikel 9, eerste lid;

    • b.

      bezoldigde opsporingsambtenaren in dienst of gedetacheerd bij het korps belast met de uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling.

  • 4.

    Indien van een verstrekking aantekening wordt gehouden, worden daarbij de identiteit van de verzoeker, de datum van de verstrekking en een omschrijving van de verstrekte gegevens vastgelegd. Indien aantekening wordt gehouden van een verstrekking zoals bedoeld in het derde lid wordt tevens het doel van de verstrekking vastgelegd.

  • 5.

    Voor zover van de verstrekking aantekening wordt gehouden en daarbij al vaststaat dat het doel van de verstrekking noopt tot bekendmaking aan bepaalde derden, wordt daarvan apart aantekening gehouden.

  • 6.

    De aantekening wordt gedurende twee jaar bewaard.

Paragraaf 7. Rechten van de geregistreerde

Artikel 11

  • 1.

    Geregistreerden kunnen de rechten genoemd in artikel 20 en 22 van de wet uitoefenen door het desbetreffende verzoek schriftelijk te richten aan de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam, t. a. v. de privacy-ambtenaar Juridische Zaken, per adres Postbus 70023, 3000 LD Rotterdam.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet is ontvankelijk na ontvangst van de betaling van fl. 10, - (tien gulden) op girorekening 172039 van de gemeentepolitie Rotterdam onder vermelding van 'verzoek artikel 20 Wpolr'.

  • 3.

    Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. Het verzoek bedoeld in het eerste lid kan tevens worden gedaan door een advocaat aan wie de betrokkene een bijzondere machtiging heeft verleend met het oog op de uitoefening van zijn rechten krachtens de wet.

  • 4.

    De registerbeheerder draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. De behandelend functionaris kan verlangen dat de verzoeker hem bescheiden toont waaruit zijn identiteit blijkt en zonodig de bijzondere machtiging genoemd in het derde lid.

  • 5.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt binnen één maand nadat de verzoeker ontvankelijk is, beslist.

  • 6.

    Aan een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt geen gevolg gegeven, voor zover het de verstrekking van gegevens door of aan een criminele inlichtingendienst betreft of wanneer een gewichtig belang van een derde dan wel het belang van opsporingsonderzoek daartoe noodzaakt.

  • 7.

    In geen geval worden mededelingen in antwoord op een verzoek op grond van artikel 20 van de wet in schriftelijke vorm gedaan.

  • 8.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 22 van de wet wordt binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk bericht of dan wel in hoeverre de registerbeheerder aan het verzoek voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.

Paragraaf 8. Slotbepaling

Artikel 12

  • 1.

    Het reglement ligt voor een ieder ter inzage bij het BIDOC (stadskantoor, kamer 100) van de gemeente Rotterdam alsmede aan de balie van het hoofdbureau en de districtsbureaus van de gemeentepolitie Rotterdam.

  • 2.

    Het reglement treedt in werking met ingang van 17 augustus 199 1.

  • 3.

    Het reglement kan worden aangehaald als 'Reglement politieregister Inbeslaggenomen voertuigen gemeentepolitie Rotterdam'.

PRIVACY-REGLEMENT POLITIEREGISTER PROCESSEN-VERBAAL van de gemeentepolitie Rotterdam

Paragraaf l. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet politieregisters (Stb. 1990, 414);

  • b.

    het besluit: het Besluit politieregisters (Stb. 1991, 56);

  • c.

    gegeven: een gegeven dat herleidbaar is tot een individuele natuurlijke persoon;

  • d.

    beheerder: de burgemeester van de gemeente Rotterdam;

  • e.

    registerbeheerder: de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam;

  • f.

    het korps: het korps van gemeentepolitie te Rotterdam;

  • g.

    verstrekken van gegevens: het bekendmaken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dit register zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens zijn verkregen;

  • h.

    gegevensbeheer: de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de ingevoerde gegevens, alsmede voor het bewaren, verwijderen en verstrekken van gegevens;

  • i.

    register: het politieregister processen-verbaal in gebruik bij het korps.

Artikel 2

  • 1.

    Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 28 van de Politiewet binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft: a. gegevens over opgemaakte processen-verbaal of rapporten met het oog op de administratieve afhandeling, daaronder begrepen het aanleveren van processen-verbaal of rapporten ten dienste van de vervolging door het Openbaar Ministerie; b. gegevens over opgemaakte processen-verbaal of rapporten ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten dan wel de hulpverlening in voorkomende gevallen; C. het met het oog op de strafvervolging kunnen vaststellen van de mate van recidive van verdachten van strafbare feiten.

  • 2.

    Voorts kunnen gegevens uit het register worden gebruikt voor het maken van statistische en andere overzichten, ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, de bedrijfsvoering en voor het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de uitvoering van de politietaak

  • 3.

    Het register wordt deels geautomatiseerd en deels handmatig gevoerd.

Paragraaf 2. Verantwoordelijkheid

Artikel 3

De registerbeheerder is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder, belast met de zeggenschap over het register. Hij draagt zorg voor de naleving van de wet, het besluit en het reglement. Hij treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het register tegen verlies of aantasting van gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft hij maatregelen ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens.

Artikel 4

  • 1.

    Met de dagelijkse leiding aan werkzaamheden voor wat het gegevensbeheer betreft ten behoeve van de in artikel 2 onderscheiden doelstellingen is belast de districts- of afdelingschef.

  • 2.

    De registerbeheerder treft voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid, en artikel 10, eerste lid, van dit reglement en treft tevens een voorziening voor de behandeling van verzoeken zoals bedoeld in artikel 12 van dit reglement.

Paragraaf 3. Inhoud van het register

Artikel 5

In het register kunnen slechts gegevens worden opgenomen betreffende de volgende categorieën van personen:

  • a.

    verdachten;

  • b.

    aangevers;

  • c.

    getuigen;

  • d.

    slachtoffers, benadeelden;

  • e.

    betrokkenen bij strafbare feiten;

  • f.

    opsporingsambtenaren.

Artikel 6

  • 1.

    Omtrent de in artikel 5, onder a tot en met f, genoemde categorieën van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      adresgegevens, telefoonnummer en postcode;

    • c.

      geboortegegevens, nationaliteit en spreektaal;

    • d.

      beroep en bekende aliassen;

    • e.

      datum, tijdstip, plaats en aard van het strafbare feit of het voorval;

    • f.

      gegevens betreffende vervoermiddelen;

    • g.

      gegevens betreffende politiecontacten;

    • h.

      weergave van de afgelegde verklaringen;

    • i.

      antecedenten;

    • j.

      risicoaanduiding;

    • k.

      verbanden met andere zaken;

    • l.

      gegevens betreffende modus operandi;

    • m.

      signalement, daaronder begrepen een fotografische afbeelding;

    • n.

      gegevens betreffende strafvorderlijke dwangmiddelen, daaronder begrepen de ten aanzien van hen genomen maatregelen.

  • 2.

    Omtrent de in artikel 5, onder g, genoemde categorie van personen kunnen indien noodzakelijk voor het doel van het register ten hoogste de volgende soorten van gegevens worden opgenomen:

    • a.

      volledige personalia;

    • b.

      dienstnummer, organisatie-aanduiding, rang, functie;

    • c.

      wachtwoord en autorisatieniveau;

    • d.

      vermelding ambtseed of -belofte.

Artikel 7

  • 1.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a tot en met f, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen betreffende hun ras voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      met het oog op hun identificatie;

    • b.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • c.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie.

  • 2.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a tot en met f, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen omtrent hun godsdienst of levensovertuiging, politieke gezindheid, seksualiteit en intiem levensgedrag voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • b.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie;

    • c

      met het oog op de verzorging en bejegening in geval van vrijheidsbeneming.

  • 3.

    In aanvulling op de in artikel 6, eerste lid, genoemde gegevens kunnen omtrent de in artikel 5, onder a tot en met f, genoemde categorieën van personen gegevens worden opgenomen omtrent hun medische en psychologische kenmerken voor zover dit onvermijdelijk is:

    • a.

      met het oog op hun identificatie;

    • b.

      voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en zulk een gegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft;

    • c.

      met het oog op de verlening van hulp door de politie;

    • d.

      met het oog op de verzorging en bejegening ingeval van vrijheidsbeneming;

    • e.

      ter afwering van dreigend gevaar voor leven of gezondheid van politieambtenaren en overige bij de direkte uitoefening van de politie taak betrokkenen.

  • 4.

    De gegevens genoemd in het eerste tot en met het derde lid bevatten een aanduiding omtrent de betrouwbaarheid. Deze betrouwbaarheidsaanduiding wordt gegeven door personen die door de registerbeheerder zijn aangewezen.

Deze aanwijzing wordt schriftelijk vastgelegd.

paragraaf 4. Verwijdering en vernietiging

Artikel 8

  • 1.

    De in de artikelen 6 en 7 genoemde gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register. Hiervan is in ieder geval sprake na verloop van 5 (vijf) jaar na datum van laatste opname. De verwijderde gegevens worden zodra mogelijk vernietigd.

  • 2.

    Indien noodzakelijk voor het doel van het register kan de registerbeheerder incidenteel schriftelijk gemotiveerd afwijken van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid .

paragraaf 5. Verstrekking

Artikel 9

  • 1.

    Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de wet en het besluit.

  • 2.

    Verstrekking van gegevens aan personen of instanties die geen rechtstreekse toegang hebben tot het register wordt verzorgd door de in artikel 10, eerste lid, genoemde personen.

paragraaf 6. Rechtstreekse toegang tot de registratie en protocol

Artikel 10

  • 1.

    Rechtstreekse toegang tot het register, dan wel onderdelen daarvan, voor zover zij deze behoeven voor de uitvoering van hun taak, hebben personen die op grond van artikel 17 van het besluit een schriftelijke autorisatie hebben gekregen van de registerbeheerder.

  • 2.

    In de autorisatie wordt de bevoegdheid tot het raadplegen, invoeren, wijzigen, verwijderen of vernietigen van gegevens geregeld.

Artikel 11

  • 1.

    Van iedere verstrekking die rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt wordt langs geautomatiseerde weg aantekening gehouden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, zesde lid, van het besluit vrijstelling of ontheffing is verleend.

  • 3.

    Van iedere verstrekking die niet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg geschiedt aan personen die geen vaste gebruiker van het register zijn wordt aantekening gehouden. Vaste gebruikers van het register, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit, zijn:

    • a.

      personen bedoeld in artikel 10, eerste lid;

    • b.

      bezoldigde opsporingsambtenaren in dienst of gedetacheerd bij het korps belast met de uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelstelling.

  • 4.

    Indien van een verstrekking aantekening wordt gehouden, worden daarbij de identiteit van de verzoeker, de datum van de verstrekking en een omschrijving van de verstrekte gegevens vastgelegd. Indien aantekening wordt gehouden van een verstrekking zoals bedoeld in het derde lid wordt tevens het doel van de verstrekking vastgelegd.

  • 5.

    Voor zover van de verstrekking aantekening wordt gehouden en daarbij al vaststaat dat het doel van de verstrekking noopt tot bekendmaking aan bepaalde derden, wordt daarvan apart aantekening gehouden.

  • 6.

    De aantekening wordt gedurende twee jaar bewaard.

paragraaf 7. Rechten van de geregistreerde

Artikel 12

  • 1.

    Geregistreerden kunnen de rechten genoemd in artikel 20 en 22 van de wet uitoefenen door het desbetreffende verzoek schriftelijk te richten aan de korpschef van de gemeentepolitie Rotterdam, t.a.v. de privacy-ambtenaar Juridische Zaken, per adres Postbus 70023, 3000 LD Rotterdam.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet is ontvankelijk na ontvangst van de betaling van fl. 10,- (tien gulden) op girorekening 172039 van de gemeentepolitie Rotterdam onder vermelding van 'verzoek artikel 20 Wpolr'.

  • 3.

    Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van 16 jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. Het verzoek bedoeld in het eerste lid kan tevens worden gedaan door een advocaat aan wie de betrokkene een bijzondere machtiging heeft verleend met het oog op de uitoefening van zijn rechten krachtens de wet.

  • 4.

    De registerbeheerder draagt zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. De behandelend functionaris kan verlangen dat de verzoeker hem bescheiden toont waaruit zijn identiteit blijkt en zonodig de bijzondere machtiging genoemd in het derde lid.

  • 5.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt binnen één maand nadat de verzoeker ontvankelijk is, beslist.

  • 6.

    Aan een verzoek als bedoeld in artikel 20 van de wet wordt geen gevolg gegeven, voor zover het de verstrekking van gegevens door of aan een criminele inlichtingendienst betreft of wanneer een gewichtig belang van een derde dan wel het belang van opsporingsonderzoek daartoe noodzaakt.

  • 7.

    In geen geval worden mededelingen in antwoord op een verzoek op grond van artikel 20 van de wet in schriftelijke vorm gedaan.

  • 8.

    Op een verzoek als bedoeld in artikel 22 van de wet wordt binnen twee maanden na ontvangst schriftelijk bericht of dan wel in hoeverre de registerbeheerder aan het verzoek voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.

Paragraaf 8. Slotbepaling

Artikel 13

  • 1.

    Het reglement ligt voor een ieder ter inzage bij het BIDOC (stadskantoor, kamer 100) van de gemeente Rotterdam alsmede aan de balie van het hoofdbureau en de districtsbureaus van de gemeentepolitie Rotterdam.

  • 2.

    Het reglement treedt in werking met ingang van 20 september 1992.

  • 3.

    Het reglement kan worden aangehaald als 'Reglement politieregister Roof Coördinatie Team gemeentepolitie Rotterdam'.