Regeling vervallen per 30-10-2012

Verordening leerlingenvervoer gemeente Rotterdam 2002

Geldend van 31-08-2002 t/m 29-10-2012

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Rotterdam 2002

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 juni 2002, SEZ/DSO 1825, raadsstuk 2002-506;

gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495), artikel 4 van de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496) en artikel 4 van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512);

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende Verordening leerlingenvervoer gemeente Rotterdam 2002;

Titel 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

school:

-

een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998, 495);

-

een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 496);

-

een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512);

-

een school voor speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

b.

schoolweek:

een periode van vijf dagen, waarin volgens het schoolplan onderwijs wordt gegeven;

c.

leerling:

een leerling van een school als bedoeld onder a;

d.

ouders:

de ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

e.

woning:

de plaats waar de leerling feitelijk zijn hoofdverblijf heeft;

f.

afstand:

de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

g.

vervoer:

openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het schoolplan, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

h.

openbaar vervoer:

voor eenieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling per trein, metro, tram, bus, veerdienst of auto;

i.

aangepast vervoer:

vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, treintaxi of bustaxi;

j.

eigen vervoer:

vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of fiets;

k.

schoolabonnement:

een door de gemeente verstrekt abonnement voor het openbaar vervoer, met uitzondering van de Nederlandse Spoorwegen (NS), binnen het vervoersgebied van de Rotterdamse Elektrische Tram (RET);

l.

reistijd:

de tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aankomst bij de school, dan wel de tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de school en de aankomst bij de woning;

m.

toegankelijke school:

voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

-

voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen;

n.

vervoersvoorziening:

een gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider, of

-

de verstrekking van een schoolabonnement voor de leerling en zo nodig diens begeleider, of

-

aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen;

o.

inkomen:

het ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1964, 519) vastgestelde belastbaar inkomen van de ouders in het tweede kalenderjaar, voorafgaande aan het jaar waarin de aanvang van het schooljaar valt en waarvoor een vervoersvoorziening wordt gevraagd;

p.

opstapplaats:

plaats, aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

q.

permanente commissie leerlingenzorg:

de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op het primair onderwijs;

i.

commissie voor de begeleiding:

de commissie die is ingesteld door het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, niet zijnde een instelling, of de bevoegde gezagsorganen van twee of meer scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, niet zijnde instellingen, die hetzelfde regionaal expertisecentrum in stand houden;

s.

samenwerkingsverband:

het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs;

t.

regionale verwijzingscommissie:

de commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs;

u.

opdc:

orthopedagogisch en –didactisch centrum als bedoeld in artikel 10h, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

v.

ambulante begeleiding:

de begeleiding door een personeelslid van een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra van leerlingen die zijn geplaatst op een basisschool of leerlingen die zijn geplaatst op een school voor voortgezet onderwijs en naar het oordeel van het bevoegd gezag zonder die begeleiding zouden zijn aangewezen op het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel 2 Algemene voorschriften met betrekking tot de vervoersvoorziening

  • 1. Ten behoeve van het schoolbezoek kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de periode waarvoor deze toegekend wordt en de wijze waarop de voorziening verstrekt wordt.

  • 3. Indien ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening een eigen bijdrage moeten betalen, doet weigering van of nalatigheid in de betaling de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

  • 4. De bepalingen van deze verordening laten de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen onverlet.

  • 5. Indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag toegekend aan de leerling

Artikel 3 Vervoersvoorziening voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1. De vervoersvoorziening wordt verstrekt over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar en van een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling met het vervoer naar die school instemmen c.q. instemt.

  • 2. Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school die op grotere afstand van de woning is gelegen dan de in artikel 11 of 15 genoemde afstand, terwijl één of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichter bij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school, indien de ouders schriftelijk verklaren overwegende bezwaren te hebben tegen het openbaar onderwijs of tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichter bij de woning zijn gelegen, dan wel, ingeval de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, indien deze leerling dat schriftelijk verklaart.

Artikel 4 Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die één leerling zelf vervoeren of laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de waarde van het schoolabonnement indien daarop aanspraak zou bestaan, behoudens het bepaalde in het vierde lid;

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland, indien aanspraak zou bestaan op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer.

  • 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren of laten vervoeren een bedrag voor één leerling op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van artikel 2, eerste lid, van de Reisregeling binnenland.

  • 4. Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en het college desgewenst toestaat dan wel van oordeel is dat de leerling gebruik kan maken van een fiets of bromfiets, bekostigt het college aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding, afgeleid van artikel 4 van de Reisregeling binnenland, indien het vervoer per fiets betreft, dan wel een bedrag op basis van artikel 2, tweede lid, van de Reisregeling binnenland, indien het vervoer per bromfiets betreft.

Artikel 5 Aanvraagprocedure

  • 1. Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt schriftelijk door de ouders op het daartoe bestemde aanvraagformulier bij het college ingediend.

  • 2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, vóór 1 mei voorafgaand aan dat schooljaar ingediend.

  • 3. Indien dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 4. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 5. Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

  • 6. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt deze getroffen:

    • a.

      met ingang van het nieuwe schooljaar, indien de aanvraag vóór 1 mei is ingediend;

    • b.

      met ingang van de door de ouders verzochte datum, indien het een aanvraag betreft die op of na 1 mei is ingediend, met dien verstande dat de datum waarop de vervoersvoorziening wordt verstrekt niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag door het college.

Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen

  • 1. De ouders zijn verplicht wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van de wijziging, binnen twee weken schriftelijk door te geven aan het college.

  • 2. Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en treft het college al dan niet een nieuwe vervoersvoorziening.

  • 3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is getroffen, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en treft het college al dan niet een nieuwe vervoersvoorziening. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.

  • 4. Een ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd of worden verrekend met een eventueel nieuw te verstrekken vervoersvoorziening.

Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling

Waar dat voor de verstrekking van de vervoersvoorziening medebepalend is, geldt de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft.

Artikel 8 Andere vergoedingen

De aanspraak op een toelage, voorzover die voor de betrokken leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een vervoersvoorziening ingevolge titel 3 in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

Titel 2 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor primair onderwijs

Artikel 9 Permanente commissie leerlingenzorg

  • 1. Het college neemt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer de beslissing van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs in acht.

  • 2. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Artikel 10 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 wordt een vervoersvoorziening toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en:

  • a.

    de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor

    basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of

  • b.

    een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a.

Artikel 11 Toekenning van een vervoersvoorziening

Het college kent aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt een vervoersvoorziening toe, indien de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

Artikel 12 Een vervoersvoorziening voor het openbaar vervoer

  • 1. De voorziening voor het openbaar vervoer bestaat uit:

    • a.

      een voorziening voor het zelfstandig gebruik van openbaar vervoer door de leerling, of

    • b.

      een voorziening, gebaseerd op het gebruik van het openbaar vervoer door de leerling en één begeleider, indien de leerling jonger is dan negen jaar en de ouders ten behoeve van het college genoegzaam aantonen dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2. Indien de begeleider meer dan één leerling begeleidt, wordt slechts één maal een vervoersvoorziening voor de begeleider toegekend.

Artikel 13 Een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer

Onverminderd het bepaalde in artikel 11 wordt een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer aan de ouders toegekend, indien:

  • a.

    de reistijd met gebruikmaking van het openbaar vervoer meer dan één uur bedraagt en deze reistijd door gebruik te maken van aangepast vervoer tot 50% of minder kan worden teruggebracht, of

  • b.

    de ouders in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 12, eerste lid onder b, en de ouders ten behoeve van het college genoegzaam aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

Titel 3 Bepalingen omtrent het vervoer van leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 14 Commissie voor de begeleiding

  • 1. Het college betrekt bij zijn beschikking op een aanvraag voor leerlingenvervoer het advies van de commissie voor de begeleiding overeenkomstig het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Het college kan tevens het advies van andere deskundigen inwinnen.

  • 3. Indien de commissie voor de begeleiding binnen vier weken na verzending van de adviesaanvraag geen advies heeft uitgebracht noch schriftelijk om verlenging van de adviestermijn heeft verzocht, wordt door het college het besluit genomen zonder het advies van de commissie voor de begeleiding.

Artikel 15 Toekenning van een vervoersvoorziening

Het college kent een vervoersvoorziening toe aan de ouders van een leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt, indien de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

Artikel 16 Een vervoersvoorziening voor het openbaar vervoer

  • 1. De vervoersvoorziening voor het openbaar vervoer bestaat uit:

    • a.

      een voorziening voor het zelfstandig gebruik van openbaar vervoer door de leerling, of

    • b.

      een voorziening, gebaseerd op het gebruik van openbaar vervoer door de leerling en één begeleider, indien de ouders ten behoeve van het college genoegzaam aantonen dat de leerling, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap of leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • 2. Het college kan advies inwinnen van de commissie voor de begeleiding en eventueel van andere deskundigen alvorens het op de aanvraagt beslist.

  • 3. Indien een begeleider meer dan één leerling begeleidt, wordt slechts één maal een vervoersvoorziening voor de begeleider toegekend.

Artikel 17 Een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 wordt een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer aan de ouders toegekend, indien:

    • a.

      de leerling naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, niet in staat is - ook niet onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik te maken, of

    • b.

      de reistijd met gebruikmaking van het openbaar vervoer meer dan één uur bedraagt en deze reistijd door gebruik te maken van aangepast vervoer tot 50% of minder kan worden teruggebracht, of

    • c.

      de ouders in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 16, eerste lid onder b, en de ouders ten behoeve van het college genoegzaam aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

  • 2. Het college wint advies in van de commissie voor de begeleiding en kan advies inwinnen van andere deskundigen alvorens het beslist omtrent de toepassing van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a.

Artikel 18 Toekenning van een vervoersvoorziening in afwijking van het afstandscriterium van artikel 15

  • 1. Het college kent eveneens een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer aan de ouders toe in het geval dat de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 15, indien het college van oordeel is dat de lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap van de leerling dat vereist.

  • 2. Het college wint het advies van de commissie voor de begeleiding en eventueel van andere deskundigen in alvorens het op de aanvraag beslist.

  • 3. Medische problemen, studie of werk van de ouder(s) alsmede de gezinssamenstelling kunnen geen reden zijn om het bepaalde in het eerste lid toe te passen.

Titel 4 Bepalingen omtrent weekeinde- en vakantievervoer

Artikel 19 Toekenning van een vervoersvoorziening voor weekeinde- en vakantievervoer aan in de gemeente wonende ouders

Het college bekostigt desgewenst de kosten van het weekeinde- en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling, c.q. aan de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, die met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.

Artikel 20 Een vervoersvoorziening weekeinde- en vakantievervoer

  • 1. Het college verstrekt aan de ouders bekostiging van de kosten van het weekeindevervoer van de leerling voor de, één maal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug, voorzover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2. Het college bekostigt de kosten van het vakantievervoer van de leerling voor de, één maal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft naar de woning van de ouders en terug, voorzover de vakantie voorkomt in het schoolplan van de school die de leerling bezoekt.

  • 3. Titel 3 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 16, tweede lid, artikel 17, eerste lid onder b, artikel 17, tweede lid, en artikel 18.

Titel 5 Eigen bijdrage en bekostiging naar financiële draagkracht

Artikel 21 Een drempelbedrag als eigen bijdrage

  • 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan

    € 17.700,--, wordt slechts bekostiging verstrekt voorzover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 15 bepaalde afstand te boven gaan.

  • 2. Ingeval een schoolabonnement of aangepast vervoer wordt verstrekt, betalen de ouders van een leerling, die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 15 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 17.700,--.

  • 3. De kosten voor het openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die op grond van de zone-indeling in de regeling, die gebaseerd is op artikel 30, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, voor de afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

  • 4. Het bedrag van € 17.700,-- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 1999 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en afgerond op een veelvoud van € 450,--. Het aangepaste bedrag treedt in de plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 17.700,--.

  • 5. Deze bepaling is niet van toepassing op de leerling, voor wie ingevolge titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Artikel 22 Financiële draagkracht

  • 1. Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2. Ingeval het college in plaats van een bekostiging in geld toe te kennen een schoolabonnement verstrekt of het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid zijn afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen van de ouders in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en bedragen:

    bij een inkomen in

    € eigen bijdrage in €

    per 1 januari 2002:

    per 1 januari 2002:

    0 -

    22.700,--

    nihil

    22.700,-- -

    27.700,--

    80,--

    27.700,-- -

    31.800,--

    340,--

    31.800,-- -

    36.300,--

    635,--

    36.600,-- -

    40.800,--

    930,--

    40.800,-- -

    45.400,--

    1.225,--.

    Bij € 45.400,-- en verder per € 4.500,-- extra inkomen wordt de eigen bijdrage steeds opgehoogd met € 300,--.

  • 4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar en afgerond op een veelvoud van € 500,--.

  • 5. De bedragen van de eigen bijdrage, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar en afgerond op een veelvoud van € 5,--.

  • 6. Deze bepaling is niet van toepassing op de leerling, voor wie ingevolge titel 6 een vervoersvoorziening is verstrekt.

Titel 6 Bepalingen omtrent het vervoer van gehandicapte leerlingen van scholen voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs

Artikel 23 Een vervoersvoorziening voor het openbaar vervoer met begeleiding

  • 1. Het college kent een vervoersvoorziening voor openbaar vervoer met begeleiding toe aan de ouders van de leerling die een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt en vanwege zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

  • 2. Het college wint advies in van de permanente commissie leerlingenzorg of de ambulante begeleider en eventueel van andere deskundigen alvorens het op de aanvraag beslist.

Artikel 24 Een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer

  • 1. Het college kent een vervoersvoorziening op basis van aangepast vervoer toe aan de ouders van de leerling die een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoekt en vanwege zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen.

  • 2. Het bepaalde in artikel 23, tweede lid, is van toepassing.

Titel 7 Slotbepalingen

Artikel 25 Beslissing college in gevallen waarin deze verordening niet voorziet

In gevallen, die de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 26 Afwijken van bepalingen

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening, zo nodig na advies te hebben ingewonnen van de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie en eventueel andere deskundigen.

Artikel 27 Intrekking oude regeling

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Rotterdam 1999 (Gemeenteblad 1999, nummer 50) wordt ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 28 Overgangsregeling

  • 1. Voor een leerling als bedoeld in titel 6, voor wie in het schooljaar 2001-2002 krachtens de Wet Rea een vervoersvoorziening werd verstrekt, niet zijnde een voorziening in de vorm van een bruikleenauto of een voorziening die deel uitmaakt van of samenhangt met een leefvervoersvoorziening, blijft, indien de ouders dat wensen, zo nodig in afwijking van artikel 3 aanspraak bestaan op een gelijkwaardige voorziening van en naar de school die de leerling in het schooljaar 2002-2002 bezocht.

  • 2. Voor de leerling van leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs, die in het schooljaar 2001-2002 een vervoersvoorziening kreeg naar een school voor speciaal voortgezet onderwijs, leerwegondersteunend onderwijs, praktijkonderwijs of een opdc, blijft aanspraak bestaan op een vervoersvoorziening van en naar de school of opdc die de leerling in het schooljaar 2001-2002 bezocht, indien de afstand van de woning naar de school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 3. De bepalingen van titel 6 zijn voor de eerste maal van toepassing in het schooljaar 2002-2003. Op het vervoer van leerlingen, voorafgaand aan het schooljaar 2002-2003, en daarop betrekking hebbende geschillen blijven de regelingen zoals die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening luidden van toepassing.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst en wordt voor het eerst toegepast voor vervoersvoorzieningen voor het schooljaar 2002-2003.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening leerlingenvervoer gemeente Rotterdam 2002’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 juni 2002.
De Secretaris, De Voorzitter,
N.van Eck I.W. Opstelten
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 19 juli 2002 en ligt op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, stadskantoor kamer 100, ingang Rodezand 18.