Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit eed en belofte gemeente Rotterdam

Geldend van 01-06-2012 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit eed en belofte gemeente Rotterdam

Burgemeester en wethouders van Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de wethouder van Middelen en Sport van 26 november 2003, P&O nr. 03/1872;

Gelet op artikel 99a van het Ambtenarenreglement;

Besluiten:

vast te stellen het hierna volgende BESLUIT betreffende de eed en belofte van de gemeente Rotterdam.

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder eed of belofte: de eed of de belofte, bedoeld in artikel 99a van het Ambtenarenreglement.

Artikel 2

De eed of belofte wordt afgelegd door degene die wordt aangesteld als ambtenaar in de zin van het Ambtenarenreglement.

Artikel 3

De ambtenaar bepaalt of hij de eed dan wel de belofte aflegt.

Artikel 4

Tenzij bijzondere omstandigheden dat verhinderen, legt de ambtenaar de eed of belofte af binnen vier maanden na de datum van ingang van de aanstelling. De ambtenaar ontvangt daartoe een oproep.

Artikel 5

De eed of de belofte wordt afgelegd ten overstaan van een vertegenwoordiger van het college dan wel een concerndirecteur.

Artikel 6

Vervallen.

Artikel 7

  • 1. Alvorens de eed of de belofte wordt afgelegd, wordt de tekst van de eed of de belofte hardop voorgelezen.

  • 2. De eed of de belofte wordt afgelegd overeenkomstig de Wet vorm van de eed.

Artikel 8

De tekst van de eed luidt als volgt:

“ Ik zweer dat ik de Grondwet en alle overige wetten van ons land zal eerbiedigen;

Ik zweer dat ik noch direct, noch indirect in welke vorm dan ook valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn aanstelling;

Ik zweer dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb geschonken of van niemand iets heb aanvaard en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik zweer dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand beloften heb gedaan en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik zweer dat ik mijn taken eerlijk, getrouw en nauwgezet zal vervullen en de belangen der Gemeente, zoveel in mijn vermogen is, zal behartigen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben;

Ik zweer dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig!".

Artikel 9

De tekst van de belofte luidt als volgt:

“Ik beloof dat ik de Grondwet en alle overige wetten van ons land zal eerbiedigen;

Ik verklaar dat ik noch direct, noch indirect in welke vorm dan ook valse informatie heb verstrekt in verband met het verkrijgen van mijn aanstelling;

Ik verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand iets heb geschonken of van niemand iets heb aanvaard en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik verklaar dat ik tot het verkrijgen van mijn aanstelling aan niemand beloften heb gedaan en dat ik dit ook niet zal gaan doen;

Ik beloof dat ik mijn taken eerlijk, getrouw en nauwgezet zal vervullen en de belangen der Gemeente, zoveel in mijn vermogen is, zal behartigen en zaken die mij uit hoofde van mijn functie vertrouwelijk ter kennis komen of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet inzien, geheim zal houden voor anderen dan die personen aan wie ik ambtshalve tot mededeling verplicht ben;

Ik beloof dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

Dat verklaar en beloof ik!"

Artikel 10

  • 1. Ten bewijze van het afleggen van de eed of de belofte ontvangt de ambtenaar een oorkonde.

  • 2. De oorkonde wordt ondertekend door de ambtenaar en degene ten overstaan van wie de eed of de belofte is afgelegd.

  • 3. Een gewaarmerkte kopie van de oorkonde wordt bewaard in het personeelsdossier van de ambtenaar.

Artikel 11

  • 1. Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 december 2003.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als Besluit eed en belofte gemeente Rotterdam.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 december 2003.

    De Secretaris, N.van Eck

    De Burgemeester, I.W. Opstelten

    Dit gemeenteblad is uitgegeven op 10 december 2003

Toelichting

Artikel 99a, tweede lid, van het Ambtenarenreglement bevat een verplichting om regels te stellen inzake het afleggen van de eed of de beIofte door de ambtenaar. Met het onderhavige Besluit eed en belofte gemeente Rotterdam wordt aan die verplichting voldaan.

 

Deze regeling bevat de verplichting tot het afleggen van de eed of de belofte voor degenen die nieuw door of vanwege de gemeente Rotterdam worden aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Enerzijds is dit besluit beperkt: zittende medewerkers vallen niet onder de regeling. Anderzijds vallen niet alleen de werknemers die door of namens het college worden aangesteld onder het bereik van dit besluit, maar bijvoorbeeld ook zij die bij de griffie, Rekenkamer Rotterdam of gemeentelijke Ombudsman komen te werken.

 

De in artikel 99a Ambtenarenreglement bedoelde eed of belofte bevat aspecten die nadrukkelijk rechtstreeks verband houden met het verkrijgen van de aanstelling als ambtenaar. In het kader van de integriteit wordt het dan ook van belang geacht dat de eed of belofte telkenmale wordt afgelegd als er een aanstelling tot ambtenaar wordt verleend. Daarom is in deze regeling vastgelegd dat de verplichting tot het afleggen van de eed of belofte geldt voor iedereen, wiens indiensttreding bij de gemeente Rotterdam gepaard gaat met het verlenen van een aanstelling, dus ook voor degene die wel eerder ter zake van een overheidsfunctie een eed of belofte heeft afgelegd en die bij indiensttreding bij de gemeente Rotterdam een nieuwe aanstelling tot ambtenaar krijgt.

 

De vorm van het afleggen van de eed of belofte is geregeld in de Wet vorm van de eed, waarin onder meer is bepaald:

Hij die ter uitvoering van een wettelijk voorschrift mondeling een eed, belofte (…) moet afleggen, zal:

a.      indien hij de eed aflegt, onder het opsteken van de twee voorste vingers van zijn rechterhand, uitspreken de woorden: “Zo waarlijk helpe mij God Almachtig”.

b.      indien hij de belofte aflegt, uitspreken de woorden: “Dat beloof ik”.

 

In de Wet vorm van eed is bovendien vastgelegd dat de eed of belofte op andere wijze kan plaatsvinden indien betrokkene dat op grond van zijn godsdienstige gezindheid meent te moeten doen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aanroepen van Allah.

 

De in artikel 99a van het Ambtenarenreglement en in dit besluit bedoelde eed of belofte bezegelt de keuze voor dienstverlening, integriteit en dienstbaarheid aan het openbaar bestuur. Deze eed staat geheel los van de ambtseed die sommige groepen ambtenaren dienen af te leggen in verband met hun aanwijzing tot opsporingsambtenaar.