Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004

Geldend van 01-01-2004 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004

Burgemeester en wethouders van Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het hoofd van dienst van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, 28 november 2003, GGD-80607;

overwegende dat er gronden zijn om de Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijk Gezondheidsdienst op te stellen;

gelet op artikel 5, eerste en tweede lid, Verordening algemene subsidievoorwaarden 2001;

Besluiten:

vast te stellen de hierna volgende “Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004”, luidende:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

TITEL 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

1.

In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

a.

bestuursorgaan:

het College;

b.

GGD:

Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam en omstreken;

c.

subsidie:

de aanspraak op financiële middelen binnen het kader van deze regeling;

d.

bestemmingsreserve:

een afgezonderd deel van het vermogen van een subsidieontvanger dat een beperkte bestedingsmogelijkheid kent die door het bestuur van de subsidieontvanger wordt bepaald;

e.

hoofdfinancier:

de subsidieverstrekker die, in geval van meerdere financieringsbronnen ten minste de helft van het totale subsidiebedrag verleent voor hetzelfde doel of dezelfde activiteit;

f.

Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

g.

VAS:

Verordening algemene subsidievoorwaarden 2001;

h.

Uitvoeringsregeling:

Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004.

2.

De begripsbepalingen uit de VAS en de Awb hebben dezelfde inhoud en betekenis in deze uitvoeringsregeling, voor zover deze verordening niet anders heeft bepaald.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze uitvoeringsregeling is van toepassing op alle subsidieaanvragen die betrekking hebben op de beleidsterreinen van de GGD.

Artikel 3. Subsidieontvanger

  • 1. Subsidie kan worden verleend aan een rechtspersoon die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt activiteiten te ontplooien betrekking hebbend op de beleidsterreinen van de GGD. In uitzonderlijke gevallen, zulks ter beoordeling van het bestuursorgaan, kan subsidie worden verleend aan een rechtspersoon die met winstoogmerk werkzaam is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan, in bijzondere gevallen en indien de aard van de te ontplooien activiteiten daartoe aanleiding geeft, besluiten subsidie te verlenen aan een natuurlijk persoon, aan een groep van natuurlijke personen, dan wel aan een rechtspersoon in oprichting.

Artikel 4. Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Subsidie krachtens het bepaalde in artikel 2 van deze regeling wordt verleend onder de voorwaarde dat in de definitieve gemeentebegroting voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld.

  • 2. Deze voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daar niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op heeft gedaan.

TITEL 2 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 5. Verzoek eenmalige subsidie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 VAS wordt, voor zover van toepassing, bij de aanvraag voor het verkrijgen van een eenmalige subsidie, het volgende overlegd:

    • a.

      een duidelijke omschrijving van de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij in ieder geval tot uiting komt het maatschappelijk probleem en de doelstelling waarop de activiteit is gericht;

    • b.

      een begroting per activiteit, inclusief toelichting, waarbij alle kosten en opbrengsten aan de activiteit zijn toegerekend, inclusief de kosten voor personeel en accommodatie;

    • c.

      een overzicht van andere inkomstenbronnen of andere lopende of nog in te dienen subsidieaanvragen voor dezelfde activiteit;

    • d.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen of van de te hanteren tarieven of toegangsprijzen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan modellen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6. Verzoek structurele subsidie

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikel 8 VAS wordt, voor zover van toepassing, bij de aanvraag voor het verkrijgen van een structurele subsidie, het volgende overlegd:

    • a.

      een duidelijke omschrijving van de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij in ieder geval tot uiting komt het maatschappelijk probleem en de doelstelling waarop de activiteit is gericht;

    • b.

      een opgaaf van het aantal deelnemers, leden, contribuanten, donateurs, en dergelijke, waaruit kan worden opgemaakt voor welke groep subsidie wordt aangevraagd dan wel naar welke activiteit een indeling van deelnemers, leden, contribuanten, donateurs, en dergelijke, is op te maken;

    • c.

      een totale begroting van baten en lasten, inclusief toelichting, van de subsidieontvanger voor het boekjaar waarin de activiteit wordt gepland waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      een werkplan en, indien in de afgelopen drie jaren dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteit heeft plaatsgevonden, een verslag van de ontplooide activiteiten met een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van het behaalde resultaat;

    • e.

      een overzicht van de eventuele andere inkomstenbronnen of andere lopende of nog in te dienen subsidieaanvragen voor dezelfde activiteit;

    • f.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen of van de te hanteren tarieven of toegangsprijzen;

    • g.

      de jaarrekening met toelichting en de accountantsverklaring over het voorafgaande boekjaar;

    • h.

      de statuten van de subsidieontvanger.

  • 2. Het bestuursorgaan kan modellen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7. Subsidiebeschikking

Een besluit tot verlening van subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    een omschrijving van de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de subsidievorm;

  • c.

    de hoogte van het subsidiebedrag;

  • d.

    indien er bevoorschot wordt, de wijze van bevoorschotting;

  • e.

    de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft;

  • f.

    de wijze waarop en de termijn waarbinnen een aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend.

TITEL 3 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht het bestuursorgaan in kennis te stellen van het voornemen tot statutenwijziging en de inhoud daarvan.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht het voornemen tot opheffing en ontbinding tenminste dertien weken voordat het definitieve besluit te dien aanzien wordt genomen ter kennis te brengen van het bestuursorgaan.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht de gesubsidieerde activiteit afdoende te verzekeren tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • 4. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de financiële stukken gedurende een aaneengesloten periode van zeven kalenderjaren na afloop van het betreffende boekjaar beschikbaar blijven.

  • 5. De subsidieontvanger is, onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 Awb, verplicht tot terugbetaling over te gaan indien:

    • a.

      in strijd is gehandeld met een of meer van de in de subsidiebeschikking opgenomen voorwaarden of met de in de Awb, VAS of deze Uitvoeringsregeling opgenomen voorwaarden;

    • b.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard;

    • c.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • d.

      conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de subsidieontvanger;

    • e.

      de organisatie of de rechtspersoon van de subsidieontvanger wordt opgeheven;

    • f.

      er sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de subsidieontvanger haar financiële middelen beheert;

    • g.

      handelingen worden gedaan die strijdig zijn met de wet of die in strijd zijn met de in het maatschappelijk verkeer gangbare normen;

    • h.

      de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden beëindigt of de vestiging of werkzaamheden buiten de regio van de GGD verplaatst;

    • i.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en kennis van de juiste gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • j.

      er naar het oordeel van het bestuursorgaan andere dringende redenen zijn.

Artikel 9. Vermogen

  • 1. Het bestuursorgaan kan een door de subsidieontvanger aangehouden bestemmingsreserve geheel of gedeeltelijk tot het vermogen van de subsidieontvanger rekenen, indien de hoogte of de aangegeven bestemming van de reserve naar het oordeel van het bestuursorgaan niet past in het doel van de verlening van de betreffende subsidie.

  • 2. In het geval er sprake is van meerdere subsidiestromen voor hetzelfde doel of dezelfde activiteit, waarbij het bestuursorgaan niet de hoofdfinancier is, worden de mutaties in het vermogen, de bestemmingsreserves en de voorzieningen evenredig toegerekend aan de verschillende inkomstenbronnen, tenzij deze mutaties direct aan de verschillende inkomstenbronnen kunnen worden toegerekend.

  • 3. Toevoeging van ontvangen subsidiegelden aan het vermogen van een subsidieontvanger bedragen, na eventuele correcties op grond van het eerste lid, in enig jaar niet meer dan tien procent van de over dat jaar toegekende subsidie of som van subsidies, verleend door de gemeente Rotterdam.

  • 4. Het bestuursorgaan kan een subsidie over jaar x lager vaststellen, als blijkt dat het vermogen en de bestemmingsreserves tezamen aan het einde van het jaar voorafgaand aan jaar x, meer bedragen dan dertig procent van de subsidie of som van subsidies die aan het bestuursorgaan werd aangevraagd.

  • 5. Indien het vermogen van een subsidieontvanger in enig jaar meer bedraagt dan veertig procent van de in dat jaar ontvangen subsidie of som van subsidies, verleend door de gemeente Rotterdam, dan kan verrekening van het meerdere plaatsvinden.

  • 6. Bij overschrijding van het gestelde in het derde lid kan het bestuursorgaan het bedrag voortvloeiende uit de overschreden norm betrekken in de subsidievaststelling.

  • 7. Indien het maximum vermogen conform het derde lid lager is dan tienduizend euro wordt het maximum vastgesteld op tienduizend euro.

TITEL 4 BETALING

Artikel 10. Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig het besluit of de beschikking tot subsidieverlening betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidieverlening betaald, tenzij bij het besluit of de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 11. Voorschotten

  • 1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger een voorschot verlenen, voor zover dit bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

  • 2. De beschikking vermeldt het bedrag van het voorschot, de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de termijnen waarin dit bedrag wordt betaald.

  • 3. De beschikking vermeldt de verhouding tussen de omvang van het totale voorschot en de hoogte van de toegekende subsidie.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

TITEL 1 FINANCIËLE VERANTWOORDING

Artikel 12. Tussentijdse verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht twee maal per jaar, op de momenten genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, een tussenrapportage te overleggen met een overzicht van de ontplooide activiteiten, een financiële verantwoording en een prognose.

  • 2. Het bepaalde in het voorgaande lid is niet van toepassing als de subsidie wordt verleend in de vorm van een waarderingssubsidie.

  • 3. De subsidieontvanger stelt het bestuursorgaan onmiddellijk schriftelijk op de hoogte, indien de gesubsidieerde activiteit niet doorgaat en betaalt de te veel ontvangen subsidie binnen vier weken terug aan de GGD.

Artikel 13. Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger overlegt, als onderdeel van het verzoek om subsidievaststelling, na afloop van het kalenderjaar of tijdvak waarvoor subsidie is verleend of na afloop van de activiteit, een inhoudelijk verslag, alsmede een prestatieverantwoording waarin de geleverde prestaties worden verantwoord.

  • 2. In de prestatieverantwoording wordt opgenomen de confrontatie tussen prestatieafspraken volgens de subsidiebeschikking en de gerealiseerde prestaties met een door of namens het bestuur van de subsidieontvanger opgestelde analyse van belangrijke verschillen.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing als de subsidie wordt verstrekt in de vorm van een waarderingssubsidie.

Artikel 14. Financiële verantwoording

  • 1. Na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor een eenmalige subsidie is verleend, overlegt de subsidieontvanger voorts bij het verzoek om vaststelling van de subsidie, aan het bestuursorgaan een financieel verslag waaruit voldoende blijkt dat de activiteit heeft plaatsgevonden en hoe het subsidiebedrag is aangewend. Het verslag wordt door de subsidieontvanger ondertekend en gaat vergezeld van de van belang zijnde noodzakelijke bescheiden, ter beoordeling van het bestuursorgaan.

  • 2. Indien subsidie is verleend voor een kalenderjaar dan omvat het verzoek tot vaststelling van de subsidie in ieder geval de jaarrekening, waarin opgenomen een balans, een exploitatierekening met per gesubsidieerde werksoort een toelichting, en een inhoudelijk verslag, waarbij de begroting vergelijkend cijfermateriaal wordt opgenomen.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde jaarrekening geeft volgens de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaglegging een getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht zodat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a.

      het vermogen en het exploitatiesaldo;

    • b.

      de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidieontvanger.

  • 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing als de subsidie wordt verstrekt in de vorm van een waarderingssubsidie.

Artikel 15. Accountantscontrole

  • 1. Indien een of meerdere subsidies zijn verstrekt aan een subsidieontvanger, die per subsidie of in totaal, verstrekt door de gemeente Rotterdam, meer bedragen dan vijfhonderdduizend euro, dan is de subsidieontvanger verplicht om een rapport van bevindingen en een accountantsverklaring als bedoeld in het tweede lid te overleggen aan het bestuursorgaan.

  • 2. Indien een of meerdere subsidies zijn verstrekt aan een subsidieontvanger, die per subsidie of in totaal, verstrekt door de gemeente Rotterdam, meer bedragen dan vijftigduizend euro, dan is de subsidieontvanger verplicht om een accountantsverklaring, als bedoeld in artikel 1 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants 1994, te overleggen aan het bestuursorgaan.

  • 3. Indien een of meerdere subsidies zijn verstrekt aan een subsidieontvanger, die per subsidie of in totaal, verstrekt door de gemeente Rotterdam, meer bedragen dan twintigduizend euro, dan is de subsidieontvanger verplicht om een beoordelingsverklaring, als bedoeld in artikel 1 van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants 1994, te overleggen aan het bestuursorgaan.

  • 4. Indien een of meerdere subsidies zijn verstrekt aan een subsidieontvanger, die per subsidie of in totaal, verstrekt door de gemeente Rotterdam, minder bedragen dan twintigduizend euro, dan is de subsidieontvanger verplicht om een verklaring van de kascontrolecommissie of een door de voorzitter en penningmeester ondertekende declaratie te overleggen aan het bestuursorgaan.

  • 5. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het eerste, tweede, derde of vierde lid bedoelde verklaring, mits er geen nadere voorwaarden zijn gesteld door de geldverstrekker.

TITEL 2 WAARDERINGSSUBSIDIE

Artikel 16. Hoogte waarderingssubsidie

Een door het bestuursorgaan verleende waarderingssubsidie bedraagt nooit meer dan vijfduizend euro.

TITEL 3 NIET NAKOMEN VERPLICHTINGEN

Artikel 17. Niet tijdig indienen aanvraag structurele subsidie

Indien de subsidieontvanger waarmee het bestuursorgaan een structurele subsidierelatie onderhoudt, niet vóór 15 mei voorafgaand aan het nieuwe subsidietijdvak haar verzoek om verlening van de subsidie, dat voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen, heeft ingediend, kan het bestuursorgaan besluiten een korting van tenminste vijf procent op het in dat jaar te verlenen subsidiebedrag toe te passen.

Artikel 18. Niet tijdig indienen verzoek subsidievaststelling

Indien het verzoek om vaststelling van de subsidie niet tijdig is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld, waarbij een schatting wordt gemaakt van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 19. Niet voldoen aan verplichtingen

In het besluit tot subsidieverlening wordt de subsidieontvanger erop gewezen dat de subsidie lager kan worden vastgesteld, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 20. Beëindiging voortbestaan organisatie subsidieontvanger

Indien de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van de subsidieontvanger waarmee de GGD een subsidierelatie heeft, van rechtswege ophoudt te bestaan, hetzij door opheffing, door staking, door faillissement, door fusie, of door welke andere oorzaak dan ook, dan is de subsidieontvanger verplicht om naar rato van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, de te veel ontvangen subsidie per direct terug te betalen aan de GGD.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21. Overgangsrecht

  • 1. Deze uitvoeringsregeling is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding zijn verleend of vastgesteld.

  • 2. Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze regeling toegekende subsidies vindt plaats overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.

Artikel 22. Slotbepalingen

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als: “Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 november 2003.

De Secretaris,

N. van Eck

De Burgemeester,

R.M. de Faria, l.b.

Toelichting Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004

De Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004 (hierna: Uitvoeringsregeling GGD) omvat nadere regels gebaseerd op de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001 (VAS 2001, Gemeenteblad 2001-96). De VAS geldt als basisverordening voor het hele concern Rotterdam. Een van de juridische uitgangspunten van de VAS is dat het gebruik van uitvoeringsregels betekent dat maatwerk beschikbaar komt. In artikel 5 VAS is de ruimte gecreëerd voor het bestuursorgaan om per beleidsonderdeel nadere regels vast te stellen in de vorm van een zogenoemde uitvoeringsregeling.

1. Algemene toelichting

De Uitvoeringsregeling GGD bevat de uitvoeringsregels die gelden voor de subsidies die de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam en omstreken namens Burgemeester en wethouders verstrekt op het terrein van Jeugd en Opvoeding en Volksgezondheid. De beleidsvelden omvatten:

  • ·

    Onderwijs en Jeugd;

  • ·

    Volksgezondheid.

De Uitvoeringsregeling GGD vormt, samen met de Awb en de VAS het formele wettelijk kader waarbinnen subsidieverlening binnen de GGD geschiedt. De Uitvoeringsregeling GGD kan dan ook nooit op zichzelf worden gelezen, maar dient altijd in samenhang met andere, formele regelgeving te worden bezien.

Samengevat vormen de volgende regelingen voor de GGD de basis bij de behandeling van subsidieaanvragen:

  • ·

    Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • ·

    Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001 (VAS);

  • ·

    Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004 (Uitvoeringsregeling Subsidies GGD).

Het gaat hierbij niet alleen om de beoordeling van aanvragen omtrent subsidieverlening of subsidievaststelling, maar ook om betalingen, terugvorderingen en mogelijkheden van bezwaar en beroep.

De Uitvoeringsregeling subsidievoorwaarden Gemeentelijke Gezondheidsdienst 2004 volgt de opbouw van de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001:

Hoofdstuk 1

Inleidende bepalingen

Begripsbepalingen, subsidieverlening, verplichtingen subsidieontvanger en betaling

Hoofdstuk 2

Bijzondere bepalingen

Financiële verantwoording, waarderingssubsidie en niet nakomen verplichtingen

Hoofdstuk 3

Overgangs- en slotbepalingen

Dit hoofdstuk voorziet in de slotbepalingen, waaronder de overgangsbepalingen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

De in dit artikel opgenomen begripsbepalingen beogen de belangrijkste begrippen van een omschrijving te voorzien. Aangezien de Uitvoeringsregeling GGD alleen van toepassing is op subsidieaanvragen, is het begrip subsidie nader gedefinieerd.

Uit het tweede lid blijkt de samenhang tussen de Uitvoeringsregeling GGD en de VAS en de Awb. Indien binnen het kader van deze regeling begrippen worden gebruikt die niet als zodanig in deze regeling zijn gedefinieerd, dan geldt de definitie zoals gebruikt in de VAS of in de Awb.

Artikel 2. Reikwijdte

In het kader van rechtszekerheid en duidelijkheid regelt dit artikel wanneer de Uitvoeringsregeling GGD van toepassing is. Onverminderd hetgeen is bepaald in de VAS en in de Awb, is deze regeling van toepassing op alle subsidieaanvragen die binnen een beleidsvelden van de GGD vallen. Subsidieaanvragen die dus niet tot de beleidsvelden van de GGD behoren, vallen daarmee buiten deze regeling.

Artikel 3. Subsidieontvanger

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat de GGD in principe alleen subsidie verstrekt aan rechtspersonen die zonder winstoogmerk werkzaam zijn. Dit betekent niet dat de GGD geen zaken kan doen met commerciële instellingen. In dat geval prevaleert een inkooprelatie echter boven een subsidierelatie. Mocht de GGD van mening zijn dat er in een uitzonderlijk geval toch subsidie moet worden verleend aan een commerciële instelling, dan kan bij wijze van hoge uitzondering, door het bevoegde bestuursorgaan van de regel worden afgeweken.

In het tweede lid van dit artikel wordt melding gemaakt van de mogelijkheid dat het bevoegde bestuursorgaan in bijzondere gevallen subsidie kan verlenen aan niet-rechtspersonen. Zowel ter bescherming van het algemeen gemeentelijk belang, als ter bescherming van de organisatoren van activiteiten blijft, overeenkomstig het eerste lid, een rechtspersoon in beginsel een vereiste.

Artikel 4. Begrotingsvoorbehoud

Met dit artikel wordt geregeld dat een begrotingsvoorbehoud kan worden gemaakt ten aanzien van een subsidie die wordt verleend ten laste van een nog niet goedgekeurde of nog niet vastgestelde begroting. Het begrotingsvoorbehoud kan worden geformuleerd als een opschortende of ontbindende voorwaarde.

Indien de begroting, eenmaal vastgesteld of goedgekeurd, onvoldoende gelden ter beschikking stelt voor de betrokken subsidie(s), kan het begrotingsvoorbehoud worden ingeroepen. Ingevolge artikel 4.2.3.6 Awb, derde lid, moet binnen vier weken na vaststelling dan wel goedkeuring van de begroting op het voorbehoud een beroep zijn gedaan op straffe van het vervallen ervan.

Artikel 5. Verzoek eenmalige subsidie

In dit artikel wordt geregeld aan welke eisen en voorwaarden een aanvraag tot eenmalige subsidieverlening moet voldoen. Elk structureel aspect van een subsidieaanvraag valt dus buiten de strekking van dit artikel. Met name als het gaat om kosten voor personeel of kosten voor accommodatie is het essentieel dat deze een incidenteel karakter hebben bij een verzoek om eenmalige subsidie.

Daarnaast moet de aanvraag dusdanige informatie leveren, dat een goed beeld kan worden gevormd van de subsidiebehoefte. Dat betekent dat er in ieder geval helderheid moet bestaan over de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede de financiële situatie die gekoppeld is aan die activiteit. Kortom: wat wil de subsidieontvanger doen, hoe wil de subsidieontvanger dat doen en hoe wordt de eenmalige activiteit gefinancierd.

In het eerste lid onder sub c wordt aangegeven dat een overzicht moet worden gegeven van andere inkomstenbronnen of subsidieaanvragen. Deze formulering is opgenomen om het eventueel dubbel ontvangen van subsidiegelden voor een zelfde activiteit tegen te gaan.

Het spreekt voor zich dat bij een aanvraag tot een waarderingssubsidie minder eisen worden gesteld.

Artikel 6. Verzoek structurele subsidie

De in dit artikel geformuleerde voorwaarden die gesteld worden aan een aanvraag tot structurele subsidie gelden als verdieping van artikel 8 VAS. Ten eerste moet uit de aanvraag duidelijk blijken wat het doel is dat een subsidieontvanger nastreeft. Daarnaast moet uit de aanvraag blijken voor welke groep mensen subsidie wordt aangevraagd en hoe die groep in verband kan worden gebracht met de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Verder worden extra voorwaarden verbonden aan de te verschaffen informatie omtrent de financiële situatie waarin de subsidieontvanger zich bevindt. Uit het werkplan moet bijvoorbeeld duidelijk worden wat de subsidieontvanger wil gaan doen, hoe de subsidieontvanger haar doelen denkt te realiseren en welke financiële consequenties dat met zich meebrengt. Ook een begroting van de subsidieontvanger, alsmede een jaarrekening met toelichting en de statuten behoren tot de bescheiden die moeten worden overlegd bij een verzoek om structurele subsidie. Daarnaast moet een overzicht worden gegeven van andere inkomstenbronnen of subsidieaanvragen bij de subsidieontvanger. Deze formulering is opgenomen om het eventueel dubbel ontvangen van subsidiegelden voor een zelfde activiteit tegen te gaan.

Artikel 7. Subsidiebeschikking

Naast de algemene eisen die de Awb en de VAS stellen aan een subsidiebeschikking, zoals een goede motivering en een bezwaar- of beroepsclausule, wordt er in dit artikel nog een aantal eisen aan de inhoud van de beschikking gesteld. Naast een heldere omschrijving waarvoor subsidie wordt verleend, wordt ook de subsidievorm (budgetsubsidie, exploitatiesubsidie, prestatiesubsidie, waarderingssubsidie, et cetera) in de beschikking genoemd. De overige voorwaarden spreken voor zich.

Artikel 8. Verplichtingen

In de Awb en de VAS wordt een opsomming gegeven van de verplichtingen die aan de subsidieontvanger worden verbonden. In dit artikel wordt een aantal expliciete verplichtingen aan de subsidieontvanger verbonden met als doel om de risico’s voor de GGD te minimaliseren en oneigenlijk gebruik van gemeenschapsgelden tegen te gaan.

Als er sprake is van belangrijke wijzigingen bij de subsidieontvanger, dan wordt de subsidieontvanger verplicht om de GGD daarvan onverwijld op de hoogte te stellen. Zulks geldt voor statutenwijziging, faillissement, fusie, overname, opheffing, ontbinding, et cetera, van de organisatie of de rechtspersoon van de subsidieontvanger. Daarnaast is de subsidieontvanger verplicht om activiteiten afdoende te verzekeren en de financiële stukken volgens de wettelijke bewaartermijn van zeven jaren te archiveren. Om oneigenlijk gebruik van gemeenschapsgelden tegen te gaan, is bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is om het ontvangen subsidiegeld terug te betalen aan de GGD als er sprake is van een situatie als benoemd in lid 5 onder sub a tot en met sub j.

Artikel 9. Vermogen

Het is niet de bedoeling dat de GGD instellingen financiert die reeds over voldoende middelen beschikken, noch dat middels subsidiegelden het vermogen van een instelling toeneemt. In dit artikel is geregeld dat bij de subsidieverlening en subsidievaststelling grenzen kunnen worden gesteld aan het vermogen van een subsidieontvanger.

Uit het eerste lid vloeit voort dat de GGD een eigen oordeel kan vormen over de juistheid van de toewijzing van middelen aan de bestemmingsreserve. Het tweede lid regelt de evenredige toerekening van subsidiegelden aan meerdere financiers, waarbij de GGD niet altijd als hoofdfinancier kan worden aangemerkt. De GGD is pas hoofdfinancier als zij minimaal de helft van de totaal verleende subsidie voor haar rekening neemt. In het derde lid is bepaald dat de vermogensaanwas van een subsidieontvanger in principe nooit meer mag zijn dan tien procent van de in dat jaar verleende subsidie.

Artikel 10. Betaling

Betaling van subsidiegeld vindt in de regel plaats volgens de beschikking tot subsidieverlening. In de beschikking kan worden opgenomen dat de GGD op vooraf bepaalde momenten voorschotten betaald. Deze voorschotten worden verrekend met de betaling van het subsidiebedrag.

Artikel 11. Voorschotten

Het is mogelijk om voorschotten te verlenen op een subsidie. In de beschikking staat dan vermeld hoe de subsidie wordt uitbetaald, wat de hoogte van de voorschotten bedraagt en op welke momenten betaling plaatsvindt. Zodra de subsidie is vastgesteld, moet het restant waarop de subsidieontvanger nog recht heeft, worden uitgekeerd, uiterlijk binnen vier weken na verzending van de vaststellingsbeschikking.

Artikel 12. Tussentijdse verantwoording

Niet alleen na afloop van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, maar ook tussentijds is de subsidieontvanger verplicht om verantwoording af te leggen over de besteding van subsidiegelden. Het tijdstip waarop de tussentijdse rapportage dient te worden overlegd, is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening. Ook kan de GGD de wijze bepalen waarop tussentijdse verantwoording dient plaats te vinden. Als een subsidieontvanger om wat voor reden dan ook niet in staat is om de activiteit waarvoor subsidie is verleend uit te voeren, dan is de subsidieontvanger verplicht om het geld dat daarvoor is ontvangen, binnen vier weken terug te betalen aan de GGD.

Artikel 13. Prestatieverantwoording

In dit artikel wordt geregeld dat bij de prestatieverantwoording wordt bezien of de prestatie die bij de subsidieverlening is afgesproken ook daadwerkelijk is behaald. Daartoe is de subsidieontvanger niet alleen verplicht om een prestatieverantwoording toe te zenden, maar tevens gehouden een inhoudelijk verslag van de ontplooide activiteiten aan de GGD te doen toekomen.

Onder de geleverde prestatie wordt verstaan het geleverde product of de uitgevoerde activiteit. Indien de prestatie afwijkt van wat bij de subsidieverlening is bepaald, dan zal de subsidieontvanger dit in zijn verantwoording dienen te verklaren middels een sluitende verschillenanalyse. De prestatieverantwoording vindt gelijktijdig met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie plaats. Bij subsidieverlening wordt bepaald voor welke datum dit moet geschieden. Deze datum is, ingevolge artikel 16 VAS, tweede lid, bij het ontbreken van een wettelijke termijn, vastgesteld op uiterlijk op 1 april na afloop van het kalenderjaar waarin of waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 14. Financiële verantwoording

In dit artikel wordt geregeld dat de subsidieontvanger verplicht is om een financiële verantwoording te overleggen aan het bestuursorgaan. Dit geldt zowel voor eenmalige als voor structurele subsidies en dient te worden overlegd bij het verzoek om vaststelling van de subsidie volgens artikel 16 tot en met 19 VAS. Uit de financiële verantwoording moet voldoende blijken of de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden en of het subsidiebedrag doelmatig en doelgericht is besteed, zulks ter beoordeling van het bestuursorgaan.

In het geval een subsidie is verleend over een heel kalenderjaar, dan is de subsidieontvanger verplicht om het financiële verslag te vergezellen van een jaarrekening met toelichting en een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteit waarvoor subsidie is verleend. Ook een begroting dient door de subsidieontvanger te worden meegestuurd.

De jaarrekening dient te worden opgesteld volgens de algemeen geldende Richtlijnen van de Jaarverslaggeving en dient een getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht te geven zodat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de opbouw van het resultaat en vermogen inclusief reserves van de subsidieontvanger. Inzicht in de inkomsten en uitgaven, kosten en opbrengsten, solvabiliteit en liquiditeit van de subsidieontvanger moet tevens uit de jaarrekening blijken.

In verband met de aard, het doel en de omvang van een waarderingssubsidie, wordt dit artikel buitenwerking gesteld voor alle waarderingssubsidies.

Artikel 15. Accountantscontrole

De GGD gaat uit van een holistische benadering als het gaat om de accountantscontrole bij subsidieverlening. Daarmee wordt bedoeld dat het voor de bepaling van de vorm van de verklaring van een accountant noodzakelijk is om te kijken naar het totaal verkregen bedrag aan subsidies. Dus niet alleen van de GGD, maar van alle gemeentelijke diensten ressorterend onder de verantwoordelijkheid van het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam.

Mocht de gemeente Rotterdam als concern meer subsidie aan een subsidieontvanger verlenen dan vijfhonderdduizend euro, dan is de subsidieontvanger verplicht om een rapport van bevindingen en een accountantsverklaring te overleggen aan de GGD. Onder een rapport van bevindingen wordt verstaan het verslag van de accountant dat op een constructieve wijze de voornaamste bevindingen en aanbevelingen schetst die het resultaat zijn van de accountantscontrole. Tevens wordt er ingegaan op de minimaal noodzakelijk geachte verbeteringen in de interne organisatie, mede met het oog op de controle van het volgend boekjaar.

In het tweede lid is geregeld dat bij subsidies van vijftigduizend euro of hoger een accountantsverklaring is vereist. Hierbij is het begrip accountantsverklaring in de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants 1994 omschreven als een schriftelijke mededeling van een accountant inhoudende de uitkomst van de controle van een verantwoording. Een controle is gedefinieerd als het geheel van werkzaamheden dat erop gericht is een (relatief) hoge maar niet absolute mate van zekerheid te verkrijgen omtrent de getrouwheid van een verantwoording, die in de accountantsverklaring in positief geformuleerde bewoordingen als “redelijke mate van zekerheid” wordt weergegeven.

Het derde lid regelt dat een subsidieontvanger een beoordelingsverklaring moet overleggen aan de GGD bij verleende subsidies lager dan vijftigduizend euro, maar hoger dan twintigduizend euro. Hierbij is het begrip beoordelingsverklaring in de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants 1994 omschreven als een schriftelijke mededeling van een accountant inhoudende de uitkomst van de beoordeling van een verantwoording. Een beoordeling is gedefinieerd als het geheel van werkzaamheden dat erop gericht is een beperkte mate van zekerheid te verkrijgen omtrent de getrouwheid van een verantwoording, welke mate van zekerheid lager is dan bij een controle.

Het gestelde in dit artikel is niet van toepassing indien de verstrekker van de subsidiegelden aan de GGD nadere of andere eisen stelt.

Artikel 16. Hoogte waarderingssubsidie

In dit artikel wordt geregeld dat de verlening van een waarderingssubsidie nooit meer kan bedragen dan vijfduizend euro. Indien een waarderingssubsidie wordt verleend, dan hoeft de subsidieontvanger in principe niet te voldoen aan het gestelde in voorgaande artikelen.

Artikel 17. Niet tijdig indienen aanvraag structurele subsidie

In artikel 8 VAS is geregeld dat een aanvraag voor een structurele subsidie schriftelijk voor 15 mei voorafgaande aan het jaar waarin de te subsidiëren activiteit gerealiseerd wordt of een aanvang neemt, bij het bestuursorgaan ingediend moet worden. Indien een aanvraag niet voor die datum door de GGD ontvangen is of niet voldoet aan de gestelde eisen in deze regeling, de VAS of de Awb, dan kan het bestuursorgaan besluiten om een korting van ten minste vijf procent toe te passen op elke aanvraag die na 15 mei wordt ontvangen.

Artikel 18. Niet tijdig indienen verzoek subsidievaststelling

In de artikelen 16 tot en met 19 VAS is geregeld wanneer een subsidieontvanger een verzoek tot subsidievaststelling moet hebben gedaan. Indien een subsidieontvanger zich niet aan het bepaalde in de artikelen 16 tot en met 19 VAS houdt, dan is de GGD gerechtigd om de subsidie ambtshalve vast te stellen, waarbij de GGD een eenzijdig recht heeft om de daadwerkelijke hoogte van het subsidiebedrag te schatten en te bepalen.

Artikel 19. Niet voldoen aan verplichtingen

In dit artikel wordt geregeld dat bij het vaststellen van een subsidie nadrukkelijk wordt gekeken of een subsidieontvanger aan de gestelde verplichtingen in de beschikking tot subsidieverlening, deze regeling, de VAS en de Awb heeft voldaan, op straffe van een mogelijk lagere vaststelling.

Artikel 20. Beëindiging voortbestaan subsidieontvanger

Op het moment dat de rechtspersoon van de subsidieontvanger of de organisatie waar de subsidieontvanger de activiteiten in heeft ondergebracht, op welke wijze dan ook, ophoudt te bestaan, dan is de subsidieontvanger verplicht om de te veel ontvangen subsidie terug te betalen aan de GGD. Bij het bepalen van het terug te betalen bedrag wordt gekeken naar het reeds verstreken tijdvak waarvoor geen terugbetaling geldt en het nog openstaande tijdvak, waarvoor wel terugbetaling dient te geschieden.

Artikel 21. Overgangsrecht

In dit artikel wordt melding gemaakt van het feit dat deze regeling niet van toepassing is op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend of vastgesteld. Ook wordt vaststelling van subsidie die voor inwerkingtreding van deze regeling is verleend volgens de voor inwerkingtreding geldende bepalingen afgehandeld.

Artikel 22. Slotbepalingen

Dit artikel regelt de datum van inwerkingtreding en geeft aan hoe deze regeling officieel kan worden aangehaald.