Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005

Geldend van 16-06-2005 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van de Dienst dS+V, Beleid BWV 142398;

overwegende dat het gewenst is nadere uitvoeringsregels te stellen aan het verlenen van subsidies ten behoeve van woningverbetering in vooroorlogse stadswijken;

gelet op artikel 5, eerste lid, van de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001;

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Aanvrager:

De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag doet om verlening, vaststelling en uitbetaling van de door Burgemeester en Wethouders toegekende subsidie.

Bestemming:

Een gebruiksbeperking die voortvloeit uit een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet op Ruimtelijke Ordening dan wel een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in de wet op stads- en dorpsvernieuwing.

Eenheid:

Een woning of bedrijfsruimte.

Hotspot:

Een in het collegeprogramma van Rotterdam 2002 aangewezen locatie waar verloedering en verkrotting het beeld bepalen met een negatieve uitstraling op de directe omgeving.

Toegelaten instellingen:

Een instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

VAS 2001:

De Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001.

Voorziening:

Een bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een eenheid die strekt tot verbetering van de indeling of het woongerief, waaronder begrepen de noodzakelijke opheffing van technische gebreken, bouwkundige splitsing of samenvoeging.

(Maatwerk-)programma van eisen:

Een lijst van te treffen voorzieningen.

Hoofdstuk 2 Reikwijdte

Artikel 2: Doelgroep

  • 1. Subsidie wordt alleen verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon als deze eigenaar is van de eenheid.

  • 2. Toegelaten instellingen zijn uitgesloten van deze regeling.

Artikel 3: Typen subsidie

Binnen deze regeling behoren de volgende typen subsidie tot de mogelijkheden:

  • a.

    De prestatiesubsidie;

  • b.

    De laag rentende lening (subsidie op rente van de lening).

Artikel 4: Randvoorwaarden voor het verlenen van subsidie

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders wijst aan welke eenheid voor subsidie in aanmerking komt.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt per eenheid of groep eenheden een programma van eisen vast.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt per voorziening, genoemd in het maatwerk-programma van eisen of de voorziening voor subsidie in aanmerking komt en welk subsidietype, als bedoeld in artikel 3, dan van toepassing is.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders stelt de periode vast waarin subsidie ingevolge dit artikel kan worden aangevraagd.

Artikel 5: Gefaseerde uitvoering

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat zowel het treffen van de voorzieningen als het uitbetalen van de subsidie gefaseerd plaatsvindt.

Artikel 6: Gronden voor weigering van subsidie

  • 1. In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in artikel 10 VAS 2001, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieaanvraag om de volgende redenen weigeren:

    • a.

      Wanneer de eenheid bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd als logiesgebouw of verblijfsinrichting;

    • b.

      Wanneer in de eenheid drugsgerelateerde activiteiten worden ontplooid;

    • c.

      Wanneer de eenheid zodanig wordt gebruikt dat er, naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van overmatige overlast voor de nabijgelegen eenheden;

    • d.

      Wanneer de eenheid wordt gebruikt op een manier die strijdig is met de bestemming die erop rust.

  • 2. De subsidie wordt alleen verleend als deze in het belang is van de Volkshuisvesting.

  • 3. De prijs / kwaliteit verhouding van de voorzieningen in de subsidieaanvraag dient redelijk te zijn.

Hoofdstuk 3 Vaststellen hoogte van subsidie

Artikel 7: hoogte van de subsidie

  • 1. In geval van prestatiesubsidie gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      De prestatiesubsidie bedraagt een door burgemeester en wethouders te bepalen percentage van de kosten van de te treffen voorzieningen dan wel een door burgemeester en wethouders te bepalen geldsom;

    • b.

      Burgemeester en wethouders kunnen een maximum bedrag aan subsidie vaststellen;

    • c.

      Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de kosten voor het treffen van de voorzieningen alleen worden gesubsidieerd wanneer ze meer bedragen dan een door burgemeester en wethouders te specificeren minimum bedrag.

  • 2. In geval van laag rentende lening gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      De hoogte van de laagrentende lening wordt bepaald aan de hand van de goedgekeurde kosten van de te treffen voorzieningen tot een door burgemeester en wethouders te bepalen maximum bedrag;

    • b.

      De looptijd van de laagrentende lening en het kortingspercentage wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld;

    • c.

      Burgemeester en wethouders kunnen een lening weigeren indien de financiële situatie van de aanvrager zodanig is dat niet verwacht kan worden dat deze aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de lening kan voldoen.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan voor bedrijfsruimtes een afwijkend subsidieregime laten gelden.

Artikel 8: bepalen subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie wordt berekend op basis van een uitgesplitste begroting waarop per voorziening te beoordelen is welke kosten dit met zich meebrengt. Hierbij wordt tevens onderscheid gemaakt tussen subsidiabele voorzieningen, als bedoeld in artikel 4 derde lid, en niet subsidiabele voorzieningen.

  • 2. Bouwplaatskosten worden zo veel mogelijk toebedeeld aan de voorzieningen waarvoor ze gemaakt worden. Wanneer dit niet mogelijk is, of indien het algemene kosten betreft worden deze procentueel toebedeeld aan de verschillende voorzieningen.

  • 3. Voor het overige volgt de berekening van de subsidiabele kosten de rekenmethode bedoeld in de stichtingskostennota particuliere woningverbetering 2000 volgens de Subsidieverordening Particuliere Woningverbetering 2000.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rekenmethode voor het bepalen van de subsidiabele kosten (op onderdelen) afwijkt van de in het vorige lid bedoelde stichtingskostennota particuliere woningverbetering 2000.

Hoofdstuk 4 Nadere procedurele bepalingen

Artikel 9: Nadere voorwaarden bij het verlenen van een subsidiebeschikking

  • 1. Aanvullend aan het in artikel 7 VAS 2001 en artikel 12 VAS 2001 gestelde, dient de aanvrager de volgende bescheiden te overleggen om in aanmerking te komen voor de verlenen van subsidie:

    • a.

      Een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier, volledig ingevuld en ondertekend door de eigenaar;

    • b.

      In het geval de subsidie bestaat uit een laagrentende lening, verschaft de aanvrager aan de leningverstrekker volledig inzicht in zijn / haar financiële situatie. De leningverstrekker bepaalt welke gegevens hieromtrent aangeleverd moeten worden.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten tot vaststelling van een voorlopige subsidiebeschikking;

  • 3. Vanaf het moment van vaststellen van de voorlopige subsidiebeschikking mag niet worden overgegaan tot verkoop van de eenheid. Dit geldt tot aan het moment van de definitieve vaststelling van de subsidie conform de bepaling van deze uitvoeringsregeling, tenzij voor een zodanige verkoop vooraf door burgemeester en wethouders toestemming is verleend.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan verkoop als bedoeld in het tweede lid nadere voorwaarden stellen.

Artikel 10: Tussentijdse wijzigingen

  • 1. Indien tijdens het treffen van de voorzieningen zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde bouwplan af te wijken, behoeft die afwijking toestemming vooraf van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen ter zake van een planafwijking als bedoeld in het eerste lid de kosten van het meer- en minderwerk vast.

  • 3. Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien:

    • a.

      Opgegeven is tot welke andere wijzigingen de afwijking leidt in de gegevens zoals vermeld in de aanvraag;

    • b.

      Genoegzaam is aangegeven om welke reden de afwijking noodzakelijk is;

    • c.

      Er een gespecificeerde begroting is, of uiterlijk wordt overlegd bij de gereedmelding van de kosten die verband houden met de afwijking;

    • d.

      Door afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze regeling.

  • 4. Indien de kosten van het meer- en minderwerk niet gelijktijdig met de goedkeuring van de planafwijking kunnen worden vastgesteld, draagt de aanvrager het risico dat deze niet worden meegenomen in de subsidieaanvraag.

  • 5. Indien zonder voorafgaand toestemming van burgemeester en wethouders van het bouwplan wordt afgeweken, worden de hiermee samenhangende kosten van het meerwerk niet gerekend tot de kosten van de voorziening en evenmin gecompenseerd met kostenbesparingen als gevolg van eventueel minderwerk.

  • 6. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertig dagen na ontvangst van een verzoek tot afwijking.

Artikel 11: Gereedmelding en controle van de werkzaamheden

  • 1. Subsidie wordt slechts uitbetaald onder voorwaarde dat:

    • a.

      De aanvang van het treffen van de voorzieningen vooraf schriftelijk wordt gemeld bij burgemeester en wethouders met dien verstande dat deze melding, en dienovereenkomstig de start van het treffen van de voorzieningen, niet eerder plaatsvindt dan nadat het plan van uitvoering, inclusief een planning in de tijd van het treffen van de voorzieningen, door burgemeester en wethouders schriftelijk is goedgekeurd;

    • b.

      Binnen drie weken na de dag waarop het totale werk is opgeleverd de voltooiing van het treffen van de voorzieningen bij burgemeester en wethouders wordt gemeld. Daarbij moet vermeld worden welke voorzieningen niet of niet geheel conform het goedgekeurde plan zijn verricht;

    • c.

      De gereedmelding plaatsvindt binnen 18 maanden nadat met de uitvoering van de te treffen voorzieningen, overeenkomstig het hierboven onder b bepaalde, een aanvang is gemaakt.

  • 2. Het zonder toestemming afwijken van het goedgekeurde plan en de goedgekeurde raming van de kosten van het treffen van de voorzieningen alsmede het treffen van de voorzieningen zonder een goedgekeurd plan van uitvoering is voor eigen risico van de aanvrager.

  • 3. Burgemeester en wethouders controleren of de te treffen voorzieningen zijn uitgevoerd en of de uitvoering van voldoende kwaliteit is. Deze controle vindt plaats binnen 10 werkdagen na de dag waarop de gereedmelding van de in het plan van uitvoering begrepen voorzieningen heeft plaatsgevonden.

Artikel 12: Te overleggen stukken bij gereedmelding

  • 1. De gereedmelding gaat vergezeld van:

    • a.

      Een door burgemeester en wethouders vastgesteld en door aanvrager volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier;

    • b.

      Een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de subsidie is verleend;

    • c.

      Een opgave van de gereedmeldingsdatum van de te treffen voorzieningen;

    • d.

      Een kostenoverzicht volgens een door burgemeester en wethouders voorgeschreven model;

    • e.

      Alle rekeningen welke per kostencomponent, als in het overzicht aangegeven, zijn gerangschikt en waarbij het totaal van deze kostencomponent afzonderlijk is aangegeven;

    • f.

      Alle betalingsbewijzen op datum van betaling gerangschikt;

    • g.

      Een verklaring van een accountant waaruit blijkt, dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is, tenzij burgemeester en wethouders hebben aangegeven dat een dergelijke accountantsverklaring niet nodig is.

  • 2. De aanvrager dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen, als bedoeld in het derde lid sub e en f, ter controle beschikbaar te houden.

  • 3. De gereedmelding wordt tevens aangemerkt als een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

Artikel 13: Nadere voorwaarden voor het vaststellen van de subsidiebeschikking

Het college van burgemeester en wethouders besluiten tot een definitieve subsidiebeschikking indien, naast de criteria in de VAS 2001, voldaan worden aan de volgende criteria:

  • a.

    De eenheid is in gebruik overeenkomstig zijn bestemming;

  • b.

    De werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met de subsidieaanvraag;

  • c.

    Indien voor het treffen van de voorzieningen een bouwvergunning nodig is dient de bouwvergunning verleend te zijn en dienen de voorzieningen in overeenstemming met de bouwvergunning uitgevoerd te worden.

Artikel 14: Moment van uitbetaling

Uitbetaling van de subsidie vindt plaats na vaststelling van de definitieve subsidiebeschikking.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15: Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005 naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijk besluit kunnen zij afwijken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 16: Niet voorzien

In gevallen, waarin deze uitvoeringsregeling niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 17: Naamgeving

Deze uitvoeringsregeling kan worden aangehaald als “Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005”.

Artikel 18: Inwerkingtreding

De Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005 treedt in werking de dag na plaatsing in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 juni 2005.

De Secretaris,

A.H.P. van Gils

De Burgemeester,

I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 15 juni 2005

Algemene toelichting

Doelstelling:

Doel van deze regeling is verkrotting van vooroorlogse stadswijken tegen te gaan door investeringen in particuliere panden af te dwingen.

Structuur nieuwe subsidiemethodiek:

De bijgevoegde uitvoeringsregeling is een raamwerk om maatwerk te ontwikkelen per locatie, zo veel mogelijk binnen de spelregels van de particuliere woningverbetering. De regeling is een uitvoeringsregeling waaraan per locatie een programma van eisen gehangen kan worden dat toegesneden is op die bepaalde plek / woningvoorraad en het daar beschikbare budget.

Om maatwerk per locatie mogelijk te maken is gekozen voor een subsidieregeling die uit drie delen bestaat:

Allereerst twee basisregelingen

  • 1.

    Als basis wordt uitgegaan van de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden (VAS) 2001.

  • 2.

    Als uitwerking van artikel 5 van de VAS 2001 zijn nadere regels ontwikkeld: de bijgevoegde Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie WoningverbeteringRotterdam 2005

  • 3.

    Per locatie zal een programma van eisen (op basis van verschillen in woningtypologie of architectuur) ter goedkeuring worden aangeboden aan het college. In deze maatwerksubsidie per locatie zullen steeds de volgende zaken per project moeten worden vastgesteld:

    • -

      de aan te wijzen adressen

    • -

      het voor deze voorraad ontwikkelde programma van eisen

    • -

      de hoogte van de subsidie en de financiële consequenties

    • -

      de periode waarvoor de subsidieregeling geldig is

De Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005:

Bijgevoegde Uitvoeringsregeling Maatwerksubsidie Woningverbetering Rotterdam 2005 is een uitwerking van artikel 5 van de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden (VAS) 2001.

Doel van deze uitvoeringsregeling is:

  • §

    het mogelijk maken van maatwerk. Per locatie geldt een wisselend programma van eisen als voorwaarde van subsidie. Dit in tegenstelling tot de huidige particuliere woningverbetering, waar gewerkt wordt met een algemeen programma van eisen (het programma van eisen casco zoals dat is vastgesteld samen met subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000).

  • §

    Verschuiven van de subsidie op verbeteren van het casco van de panden naar verbeteren van de woningkwaliteit. Er wordt daarbij vooral gelet op de volgende aspecten:

    • -

      Veiligheid (zowel op het gebied van brandveiligheid als inbraakveiligheid)

    • -

      Sanitair ( het komt voor dat in de oorspronkelijke plattegrond geen badkamer aanwezig is en dat mensen die provisorisch op het balkon hebben geplaatst)

    • -

      Wooncomfort

    • -

      Indien een gebrek aan het casco algemeen voorkomt en duur is om te herstellen kan dit ook meegenomen worden in de subsidie.

  • §

    Per locatie bestaat er de mogelijkheid om, binnen de uitvoeringsregeling, te kiezen voor het verschuiven van subsidie in de vorm van prestatiesubsidie naar subsidie via een laag-rentende lening (subsidie op rente).

De 4 uitvoeringsniveau’s:

In beginsel worden binnen deze regeling 4 uitvoeringsniveau’s onderscheiden. Voor de niveaus 1, 2 en 3 geldt dat ze, tegelijk met het aanwijzen van adressen waarop deze regeling van toepassing is, door het college van burgemeester en wethouders zullen worden gekoppeld aan een programma van eisen dat op maat gemaakt is voor die bepaalde adressen.

Uitvoeringsniveau 1: Achterstallig onderhoud. Het betreft werkzaamheden, voortvloeiend uit het aanschrijvingsvrij maken van de woningen, die uitgevoerd moeten worden. Uitvoering van deze werkzaamheden is voorwaarde voor het in aanmerking komen voor de subsidie. Door middel van een aanschrijving op basis van de Woningwet worden eigenaren verplicht tot het uitvoeren van de vereiste voorzieningen.

Uitvoeringsniveau 2: Minimaal vereiste basispakket woningkwaliteit. Eigenaren worden verplicht de maatregelen die vallen binnen dit kwaliteitsniveau uit te voeren. Er wordt subsidie beschikbaar gesteld voor het treffen van de vereiste voorzieningen. Het betreft maatregelen die een basis woonkwaliteit garanderen na de ingreep. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in 4 groepen maatregelen.

  • a.

    Maatregelen die het sanitair in de woningen op basisniveau brengen;

  • b.

    Maatregelen die de elektrische installatie in de woning verbeteren;

  • c.

    Maatregelen die de brandveiligheid in de woningen verbeteren;

  • d.

    Maatregelen die de inbraakwerendheid van de woningen verbeteren;

Uitvoeringsniveau 3: Verbetering woningkwaliteit. Hieronder vallen maatregelen die de woningkwaliteit op een hoger niveau brengen, verdergaand dan het minimaal vereiste basisniveau, binnen de bestaande woning. Deze maatregelen zijn niet verplicht maar aanbevolen. Er wordt subsidie beschikbaar gesteld voor het treffen van deze voorzieningen.

Uitvoeringsniveau 4: Plattegrondverbetering / verbetering woningtypologie. Hieronder vallen maatregelen die de woning, of de buitenruimte bij de woning vergroten of de ontsluiting van de woning verbeteren. De eigenaar kan er voor kiezen deze maatregelen uit te voeren, dit is niet verplicht.

De uitvoeringsregeling is opgesteld als raamwerk om maatwerk per locatie mogelijk te maken. Wanneer een bepaald type voorraad met de bovenstaande onderverdeling van voorzieningen in uitvoeringsniveau’s niet optimaal gediend is, moet de vrijheid genomen worden om een andere, passender groepering van voorzieningen op te stellen. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat een bepaald gebrek bij bijna alle eenheden op een locatie voorkomt. Als het treffen van voorzieningen om dit gebrek te verhelpen zodanig veel kosten met zich meebrengt dat het eigenaren in financiële moeilijkheden kan brengen en de uitvoerbaarheid van het plan in gevaar brengt, kan overwogen worden dit mee te nemen in de subsidieabele maatregelen. Ook al betreft het een maatregel aan het casco die voortkomt uit achterstallig onderhoud en is het gebrek aanschrijfbaar.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2

: Doelgroep van de subsidie zijn alle eigenaren van eenheden in de vooroorlogse stadswijken, voorzover deze zijn aangewezen voor subsidie. Toegelaten instellingen vallen buiten deze regeling omdat die, bij een verbeterstrategie voor een buurt, vaak op een andere manier zijn betrokken en via andere bronnen worden gesubsidieerd in het traject. Ook is hun rol in het traject vaak anders. Zo kan het zijn dat een corporatie in een verbetertraject is gevraagd woningen aan te kopen, te verbeteren en te verkopen en zijn hierover gebiedsgerichte afspraken gemaakt waarin is vastgelegd hoe de financiële risico’s zijn verdeeld over gemeente en corporaties.

Artikel 3

: Met uitzondering van de hotspots, ligt de tijd van grote subsidiestromen steeds meer achter ons. De aanpak van de vooroorlogse stadswijken buiten de hotspots zal steeds meer worden gefinancierd in plaats van

gesubsidieerd met prestatiesubsidie. Dit artikel maakt een omslag mogelijk.

Artikel 4 en 7

: In de algemene toelichtingstaat is omschreven dat deze regeling een raamwerk is voor maatwerk per locatie. In artikel 4 en 7 staat omschreven wat in de maatwerkuitwerking geregeld moet worden om aan de slag te kunnen.

Artikel 6, derde lid

: In het tweede lid wordt met redelijk bedoeld dat namens burgemeester en wethouders een gecertificeerd kostentoetser de kosten beoordeeld. Deze stelt vast of de kosten geraamd voor de werkzaamheden redelijk genoemd mogen worden.