Regeling vervallen per 31-12-2014

Verordening gemeentelijke ombudsman Rotterdam 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 30-12-2014

Intitulé

Verordening gemeentelijke ombudsman Rotterdam 2006

Gemeenteblad 2005

Verordening gemeentelijke ombudsman Rotterdam 2006

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het presidium van 1 december 2005 (05GR 4062); raadsstuk 2005-1581;

overwegende, dat het noodzakelijk is naar aanleiding van de wijziging van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 81 p tot en met z van de Gemeentewet de regels omtrent de gemeentelijke ombudsman Rotterdam aan te passen;

gelet op het advies van de commissie voor Bestuur en Veiligheid d.d. 8 december 2005;

gelet op titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede hoofdstuk IVC en de artikelen 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende Verordening gemeentelijke ombudsman Rotterdam 2006, luidende:

Paragraaf 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Gemeentelijke ombudsman Rotterdam

Er is een gemeentelijke ombudsman.

Artikel 1a

Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

-presidium: vertegenwoordiging vanuit de gemeenteraad bedoeld in artikel 5b van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad.

Artikel 2 Benoeming en herbenoeming ombudsman en

plaatsvervangend ombudsman

  • 1.

    Benoeming vindt slechts plaats nadat ten aanzien van de kandidaat-ombudsman of kandidaat-plaatsvervangend ombudsman een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en strafvorderlijke gegevens.

  • 2.

    De raad besluit ten minste zes maanden voor afloop van de benoemingsperiode over het al dan niet herbenoemen van de ombudsman en diens plaatsvervanger.

  • 3.

    Jaarlijks vindt er een gesprek plaats tussen de werkgeverscommissie, namens het presidium en de gemeentelijke ombudsman over het functioneren van de gemeentelijke ombudsman.

Paragraaf 2. BUDGET

Artikel 3 Budget van de ombudsman

  • 1.

    De ombudsman is bevoegd binnen een aan hem bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen en verplichtingen aan te gaan ten behoeve van de uitvoering van zijn taken.

  • 2.

    De ombudsman doet jaarlijks een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

  • 3.

    De ombudsman verantwoordt de baten en lasten van het vorige begrotingsjaar in het verslag aan de raad, zoals bedoeld in artikel 81 u, van de Gemeentewet.

Paragraaf 3. BUREAU

Artikel 5 Bureau van de ombudsman

  • 1.

    Rechtspositionele besluiten ten aanzien van de ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor het bureau van de gemeentelijke ombudsman geschieden door of vanwege het college op voorstel van de ombudsman.

  • 2.

    De ombudsman kan een of meer van zijn bevoegdheden aan een of meer van zijn medewerkers van zijn bureau mandateren.

Paragraaf 4. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 6 Klachten

De ombudsman kan mondelinge klachten in behandeling nemen.

Indien de ombudsman dit nodig acht, kan hij klagers behulpzaam zijn bij het op schrift stellen van een klacht.

Artikel 7 Privaatrechtelijke rechtshandelingen

De ombudsman kan in naam en onder verantwoordelijkheid van het college besluiten nemen omtrent: het aangaan, uitvoeren, wijzigen en beëindigen van obligatoire overeenkomsten, met dien verstande dat:

het betreft overeenkomsten die direct voortvloeien uit zijn taakuitoefening;

blijkens het vastgestelde budget, voor het aangaan van de betreffende overeenkomsten, voldoende financiële middelen beschikbaar zijn gesteld en voor zover deze middelen niet zijn uitgeput.

Artikel 8 Overige bevoegdheden

De ombudsman kan het beschikkingsbevoegde orgaan verzoeken om de uitvoering van een bepaald besluit of regeling voor bepaalde tijd op te schorten. Het orgaan kan dat verzoek gemotiveerd afwijzen.

Artikel 9 Rapportage en terugkoppeling

  • 1.

    De ombudsman stelt elk jaar vóór 1 april een verslag op van zijn werkzaamheden over het voorgaande jaar, inclusief de financiële verantwoording als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het jaarverslag wordt door de raad in zijn vergadering behandeld, binnen drie maanden na ontvangst. De raad kan bepalen dat het jaarverslag vóór de raadsbehandeling in een raadscommissie wordt behandeld.

  • 3.

    De ombudsman kan dadelijk na het afsluiten van een onderzoek de raad inlichten over zijn bevindingen en oordeel.

  • 4.

    De ombudsman kan door de commissie worden uitgenodigd de behandeling van het jaarverslag of een onderzoeksverslag in een of meer raadscommissies bij te wonen, om daar het verslag toe te lichten en eventuele vragen te beantwoorden.

Paragraaf 5. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening gemeentelijke ombudsman 2004 ingetrokken.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudsman Rotterdam 2006.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2005.

De Griffier, De Voorzitter,

K.D. Handstede I.W. Opstelten