Regeling vervallen per 01-01-2023

Instellingsbesluit en Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

Geldend van 28-02-2017 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2016

Intitulé

Instellingsbesluit en Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van directeur Dienst Kunst en Cultuur van 7 juni 2005, Beleid EWO 146840;

overwegende:

  • dat uit de besluitvorming over de herstructurering van de gemeentelijke sector Kunst en Cultuur onder andere voortvloeit de instelling van een Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur als belangrijk adviesorgaan voor het gemeentebestuur voor de gehele sector kunst en cultuur;

  • dat tot de taken van deze Raad behoren de advisering aan het gemeentebestuur, het onderhouden van een organisatie voor publiek debat en de bevordering van kwaliteitszorg in deze sector;

gelet op artikel 84 van de Gemeentewet;

Besluit:

  • I.

    in te stellen een Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur;

  • II.

    vast te stellen de volgende Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.

    Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

  • II.

    Artikel 1 Begripsbepaling

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    Raad:

    de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur;

    College:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

    Stichting:

    de Rotterdamse Kunststichting.

    Artikel 2 Functie en taken

    • 1.

      De Raad heeft ten doel om, door middel van advisering, debat en de bevordering van kwaliteitszorg, bij te dragen aan de voorbereiding en uitvoering van het Kunst- en Cultuurbeleid van de gemeente Rotterdam.

    • 2.

      De Raad verstrekt, gevraagd en ongevraagd, adviezen. Adviezen worden gevraagd door en uitgebracht aan het college.

    • 3.

      De Raad onderhoudt een debatorganisatie. Deze debatorganisatie heeft tot taak het publieke debat over de ontwikkeling van kunst en cultuur in Rotterdam en over de relatie tussen kunst, cultuur en samenleving te ontwikkelen en organiseren.

    • 4.

      De Raad ondersteunt instellingen, organisaties en personen die door het toepassen van systemen van kwaliteitszorg hun werkprocessen, producten en diensten verbeteren.

    • 5.

      De Raad bevordert ook op andere dan bovengenoemde wijzen de ontwikkeling van het gemeentelijk werkveld kunst en cultuur, de samenwerking tussen en de professionalisering van de kunstinstellingen en culturele organisaties.

    • 6.

      Het college verstrekt de Raad alle informatie die nodig is voor een goede uitvoering van de taken van de Raad.

    Artikel 3 Samenstelling en benoeming

    • 1.

      De Raad bestaat inclusief zijn voorzitter uit maximaal 15 leden.

    • 2.

      De voorzitter dient woonachtig te zijn in Rotterdam. De leden die niet woonachtig zijn in Rotterdam dienen een band te hebben met kunst en cultuur in Rotterdam.

    • 3.

      De voorzitter en de leden worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college. De voorzitter wordt in functie benoemd.

    • 4.

      Leden worden voorgedragen door een benoemingsadviescommissie. Deze commissie bestaat uit de wethouder Participatie en Cultuur en de voorzitter van de Raad, aan te vullen met een of meer door hen beiden daartoe aangewezen deskundigen. De benoemingsadviescommissie plaatst, indien binnen de Raad een vacature ontstaat, een openbare oproep waarin het profiel van de vacature wordt beschreven.

    • 5.

      Het lidmaatschap van de Raad is niet verenigbaar met een functie, bestuurlijk of in dienstverband, bij een organisatie voor kunst en cultuur die gesubsidieerd wordt door de gemeente Rotterdam, met uitzondering van het bestuur van de Rotterdamse Kunststichting. Het lidmaatschap is eveneens niet verenigbaar met de functie van burgemeester of wethouder van Rotterdam. Lidmaatschap is evenmin verenigbaar met een dienstbetrekking bij de gemeente Rotterdam.

    • 6.

      De leden worden op persoonlijke titel benoemd. Zij vertegenwoordigen niet de belangen van specifieke groeperingen, sectoren of disciplines.

    • 7.

      De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij zijn herbenoembaar met een maximale zittingsduur van in totaal acht jaar.

    • 8.

      Het lidmaatschap eindigt, behoudens door het verloop van de benoemingsperiode, tevens:

    • a)

      op eigen verzoek van het lid;

    • b)

      door een ontslagbesluit van het college;

    • c)

      door overlijden;

    • d)

      door het aanvaarden van een onverenigbare functie bedoeld in het vijfde lid.

    Artikel 4 Vergaderorde en werkwijze

    • 1.

      De Raad vergadert ten minste vier keer per jaar en voorts voor zover de voorzitter dit voor een goede vervulling van de taken nodig acht, dan wel wanneer ten minste drie leden daarom verzoeken. Een vergadering vindt uitsluitend doorgang indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.

    • 2.

      De vergaderorde wordt bepaald door de voorzitter. De vergaderorde kan, indien de Raad dit wenst, door hem worden vastgelegd in een Huishoudelijk Reglement.

    • 3.

      De Raad kan commissies instellen en opheffen. Leden van deze Raad kunnen voorzitter of lid van deze commissies zijn. Het bepaalde in artikel 3, vijfde lid is niet van toepassing op de leden van deze commissies. In het Huishoudelijk Reglement kan de Raad nadere regels voor de taken, de samenstelling en het functioneren van deze commissies vastleggen.

    • 4.

      De commissies hebben een voorbereidende, begeleidende of uitvoerende taak die wordt vastgesteld door de Raad. Commissies mogen geen adviezen uitbrengen in de zin van artikel 2, tweede lid.

    Artikel 5 Ondersteuning

    • 1.

      De Raad wordt bij de uitvoering van zijn taken ondersteund door een secretaris en een ondersteunend bureau.

    • 2.

      De secretaris, die in de vergaderingen van de Raad en zijn commissies een adviserende stem heeft, is hoofd van het bureau.

    • 3.

      De secretaris en de medewerkers van het bureau zijn in dienst van de stichting. Zij worden aangesteld, geschorst en ontslagen door het bestuur van de stichting.

    Artikel 6 Openbaarheid

    • 1.

      De vergaderingen van de Raad zijn niet openbaar, tenzij de voorzitter of ten minste de helft van het aantal ter vergadering aanwezige leden anders besluit.

    • 2.

      De adviezen van de Raad zijn openbaar. Zij worden binnen 24 uur na vaststelling gepubliceerd op de website van deze Raad of anderszins aan iedere geïnteresseerde al dan niet kosteloos ter beschikking gesteld.

    • 3.

      In afwijking van het in het tweede lid bepaalde kan op verzoek van het college dan wel krachtens een besluit van de Raad zelf een vertrouwelijk advies worden uitgebracht, indien zwaarwegende belangen van gemeente, organisaties of personen dit nodig maken.

    Artikel 7 Vergoedingen

    De leden van de Raad ontvangen een vacatiegeld voor de vergaderingen die zij bijwonen, overeenkomstig de gemeentelijke regelgeving.

    Artikel 8 Evaluatie

    De Raad evalueert voor de eerste maal in het eerste kwartaal van 2007 en vervolgens om de twee jaar de resultaten van zijn functioneren gedurende de daaraan voorafgaande periode en brengt daarover verslag uit aan het college.

    Artikel 9 Onvoorzien

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, de Raad gehoord.

    Artikel 10 Overgangsbepalingen

    • 1.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 3, vierde lid, worden de leden voor de eerste maal niet voorgedragen na een openbare oproep.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 3, zevende lid, worden de leden voor de eerste maal benoemd tot en met 31 december 2008.

    Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking op de tweede dag volgend op de publicatie daarvan in het Gemeenteblad.

    • 2.

      Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van

7 juni 2005.

De Secretaris, De Burgemeester,

A.H.P. van Gils I.W. Opstelten

Toelichting

Toelichting op de Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

De Verordening regelt functie, taken en organisatie van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur. Deze Raad is het belangrijkste adviesorgaan van de gemeente Rotterdam op het terrein van kunst en cultuur. De Raad adviseert aan het college van Burgemeester en Wethouders, nu het bestuur op dit terrein in handen van dit college ligt. Adviezen van de Raad zullen echter ook ter sprake komen in vergaderingen van de raadscommissies, van de gemeenteraad, wellicht ook van deelgemeenteraden. Gemeentelijke diensten zullen hun voordeel kunnen doen met de adviezen van de Raad. Toch blijft het college de aangewezen partij om adviezen te vragen. Gevraagde en ongevraagde adviezen zullen aan dit college worden uitgebracht. Praktisch gesproken zal dit proces veelal verlopen door tussenkomst van Directeur Kunst en Cultuur van de gemeente, die als diensthoofd met mandaat van het college opereert en die een belangrijke beleidsvoorbereidende en –uitvoerende taak heeft waar het om kunst en cultuur gaat.

Naast de adviserende taak onderhoudt de Raad een debatorganisatie. Deze organisatie is niet verbonden aan één bepaalde locatie, doch kan zich naar behoefte overal in de stad manifesteren. Ook heeft de Raad een belangrijke rol in het ontwikkelen en ondersteunen van systemen van kwaliteitszorg. Van culturele organisaties wordt verwacht, dat zij zich systematisch bezighouden met het verbeteren van hun producten en diensten. Voor dit permanente proces van kwaliteitsverbetering zijn diverse modellen en werkwijzen beschikbaar. De Raad ondersteunt de instellingen en organisaties door het aanreiken van modellen en werkwijzen en door de daadwerkelijke ondersteuning daarvan (bijvoorbeeld in de vorm van visitaties).

De Raad heeft de algemene opdracht om het belang van de sector kunst en cultuur te behartigen. De Raad is daarbij geen behartiger van bepaalde instellingsbelangen. De Raad is volstrekt onafhankelijk in zijn oordeelsvorming, zowel in relatie tot het gemeentebestuur als tot het culturele veld zelf. Leden van de Raad hebben geen bestuurlijke of vaste financiële relaties met instellingen, noch met het gemeentebestuur. Van de leden wordt verwacht, dat zij een zekere deskundigheid inbrengen op een bepaald deelterrein van het werkveld van de Raad en daarnaast een generalistische houding kunnen aannemen.

De Raad wordt in zijn functioneren ondersteunt door een secretaris en een bureau van de secretaris. Secretaris en overige medewerkers van dit bureau zijn in dienst van een stichting die als werkgeversinstituut functioneert. Het bestuur van deze stichting benoemt de secretaris en de overige medewerkers. Daarnaast faciliteert de stichting de werkzaamheden van de Raad op het punt van huisvesting, organisatie en activiteiten. De verhouding tussen deze stichting en de gemeente is gebaseerd op toepasselijke subsidieregelingen.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 17 juni 2005 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, ingang Rodezand 18, begane grond.

Toelichting op artikel 3

De tweede wijziging van de Verordening Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur d.d. 26 januari 2016 maakt het mogelijk dat leden van de Raad een functie bekleden in het bestuur van de Rotterdamse Kunstkring.