Regeling vervallen per 13-12-2022

Besluit van de burgemeester van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent vuurwerk (Besluit tot inwerkingtreding van beleidsregels vuurwerk)

Geldend van 09-09-2020 t/m 12-12-2022

Intitulé

Besluit van de burgemeester van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent vuurwerk (Besluit tot inwerkingtreding van beleidsregels vuurwerk)

Gemeenteblad 2013

Besluit tot inwerkingtreding van beleidsregels vuurwerk

De burgemeester van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur Veiligheid van 27 juni 2013, kenmerk 1205762;

gelet op de artikelen 2:72 en 1:3, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012;

overwegende dat,

  • -

    het gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat wenselijk is de vuurwerkverkooppunten te reguleren;

  • -

    de vuurwerkverkooppunten te allen tijde moeten voldoen aan de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit en in aanvulling daarop in Rotterdam op grond van artikel 2:72 Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 een verbod geldt om zonder vergunning van de burgemeester vuurwerk te verkopen;

  • -

    dit betekent dat als er bij een vuurwerkverkooppunt sprake is van een onveilige situatie, de burgemeester deze vergunning weigert, kan intrekken of het verkooppunt per direct sluit;

  • -

    het om redenen van rechtsgelijkheid en rechtmatigheid wenselijk is beleidsregels vast te stellen als toetsingskader voor de vergunningverlening rond vuurwerkverkooppunten alsmede beleidsregels vast te stellen als toetsingskader voor het spreidingsbeleid van vuurwerkverkooppunten;

  • -

    in het belang van de openbare orde of ter voorkoming van overlast en de

bescherming van het woon- en leefklimaat een spreidingsbeleid voor verkooppunten wordt gevoerd of een maximum aantal af te geven vergunningen kan worden vastgesteld;

besluit vast te stellen:

Besluit tot inwerkingtreding van beleidsregels vuurwerk

Artikel 1 Vaststelling beleidsregels vuurwerk

De Beleidsregel vuurwerkverkooppunten Rotterdam (bijlage 1, behorende bij dit besluit) en het daarbij behorende spreidingsbeleid vuurwerkverkooppunten (bijlage 2, behorende bij dit besluit) worden vastgesteld.

Artikel 2 Termijn voor aanvraag vuurwerkvergunning

De termijn voor het indienen van een aanvraag voor een vuurwerkvergunning als bedoeld in artikel 2:72 APV is acht weken.

Artikel 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tot inwerkingtreding van beleidsregels vuurwerk.

Artikel 4 Publicatie

Dit besluit en de bij dit besluit behorende bijlagen worden gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2013.

Aldus vastgesteld op 27 juni 2013.

De burgemeester,

Ing. A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 11 juli 2013 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

Beleidsregelsvuurwerkverkooppunten Rotterdam

Inhoud

1 Inleiding 3

  • 1.

    1 Kwaliteit leefomgeving 3

  • 1.

    2 Reikwijdte en doel 3

Deel 1: De verkoopvergunning 3

2 Verkoopvergunning algemeen 3

  • 2.

    1 Verkoopverbod 3

  • 2.

    2 Wat wordt vergund 3

  • 2.

    3 Overige regelgeving 3

3 De aanvraagprocedure 3

  • 3.

    1 Termijn 3

  • 3.

    2 Adviesronde 3

  • 3.

    3 Beoordeling 3

4 Weigerings- en intrekkingsgronden 3

  • 4.

    1 Artikel 1:6, 1:8 en 2:72 3

  • 4.

    2 Naleefgedrag 3

  • 4.

    3 Slecht levensgedrag 3

  • 4.

    4 Woon- en leefklimaat, openbare orde 3

  • 4.

    5 Kwetsbare objecten 3

  • 4.

    6 Bibob 3

Deel 2: Toezicht en handhaving 3

5 Doelgroep 3

6 Toezicht 3

  • 6.

    1 Toezicht door DCMR 3

  • 6.

    2 Wijze van toezicht 3

7 Handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten 3

  • 7.

    1 Doel 3

  • 7.

    2 Het handhavingsarrangement 3

  • 7.

    3 Afwijken 3

    1 Inleiding

    1.1 Kwaliteit leefomgeving

    Rotterdam zet in op het creëren van een aantrekkelijke woonstad en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Om dit doel te bereiken besteedt Rotterdam onder meer aandacht aan het reguleren van vuurwerkverkooppunten, het toezicht op en de handhaving van regelgeving bij deze verkooppunten. De opslag en verkoop van vuurwerk (in voornamelijk woonwijken) is een bron van potentiële overlast en onveiligheid. Overlast ontstaat onder meer door het (direct) afsteken van vuurwerk in de directe omgeving van het verkooppunt. Dit zorgt voor een verhoogde druk op het woon- en leefklimaat.

    Vuurwerkverkooppunten moeten voldoen aan de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit. In aanvulling daarop geldt in Rotterdam op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) een verbod om zonder vergunning van de burgemeester vuurwerk te verkopen. Wanneer in een vuurwerkverkooppunt sprake is van een onveilige situatie, kan de burgemeester deze vergunning intrekken en/of het verkooppunt per direct sluiten.

    In deze beleidsregel wordt aangegeven op welke wijze Rotterdam omgaat met het reguleren van vuurwerkverkooppunten, het toezicht op en de handhaving bij deze vuurwerkverkooppunten.

    1.2 Reikwijdte en doel

    Deze beleidsregel heeft betrekking op de vuurwerkverkooppunten waar verkoop en/of opslag van consumentenvuurwerk plaatsvindt op het grondgebied van de gemeente Rotterdam.

    Deze beleidsregel dient de volgende doelen:

    • -

      Deze beleidsregel biedt een kader voor de beoordeling van aanvragen voor een vuurwerkverkoopvergunning in de zin van artikel 2:72 van de APV (deel 1).

    • -

      Deze beleidsregel biedt een kader voor de wijze waarop de gemeente Rotterdam bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen inzet ten aanzien van vuurwerkverkooppunten (deel 2).

    Hiermee is de beleidsregel een handleiding voor vergunningverleners en toezichthouders van de gemeente Rotterdam bij het beoordelen van aanvragen voor een verkoopvergunning en het inzetten van bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen. De beleidsregel biedt zodoende handvaten om te komen tot een goed onderbouwd besluit dat stand houdt in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Voor de burger maakt de beleidsregel de handelswijze van Rotterdam ten aanzien van vuurwerkverkooppunten inzichtelijk.

    Deel 1: De verkoopvergunning

    2 Verkoopvergunning algemeen

    2.1 Verkoopverbod

    Op 11 oktober 2012 is de APV gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging bevat de APV een verbod om zonder vergunning van de burgemeester consumentenvuurwerk te verkopen. Het verbod is opgenomen in artikel 2:72 van de APV.

    Met de verkoopvergunning beoogt de burgemeester de vuurwerkverkooppunten te reguleren vanuit het belang van openbare orde, volksgezondheid en milieu en het voorkomen van overlast. Aan de vergunningplicht is spreidingsbeleid gekoppeld, waarin onder meer een maximum aantal vuurwerkverkooppunten voor de gemeente Rotterdam is opgenomen. De burgemeester kan de verkoopvergunning intrekken als blijkt dat een exploitant zich niet aan de regelgeving houdt.

    2.2 Wat wordt vergund

    De verkoopvergunning geeft een persoon het recht om binnen de gemeente Rotterdam op een bepaalde locatie consumentenvuurwerk te verkopen.

    De vergunning is alleen geldig op de dagen waarop verkoop van consumentenvuurwerk op grond van (artikel 2.3.2 van) het Vuurwerkbesluit is toegestaan. Het Vuurwerkbesluit bepaalt dat op 29, 30 en 31 december consumentenvuurwerk verkocht mag worden. Als een van deze dagen een zondag is, mag op die zondag niet verkocht worden. In dat geval mag op 28 december vuurwerk worden verkocht.

    De verkoopvergunning is vijf jaar geldig.

    2.3 Overige regelgeving

    Om vuurwerk te mogen verkopen (en op te slaan) heeft een exploitant niet alleen een verkoopvergunning van de burgemeester nodig.

    Een exploitant moet daarnaast een melding op grond van het Vuurwerkbesluit doen, en de voorschriften van dit besluit naleven, of heeft (in een enkel geval) een omgevingsvergunning nodig. Ook moet verkoop van vuurwerk op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan.

    3 De aanvraagprocedure

    3.1 Termijn

    Om in aanmerking te komen voor een vuurwerkverkoopvergunning, moet de exploitant een aanvraag indienen bij de burgemeester, per adres van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

    3.1.1 Uiterlijke indieningsdatum

    In artikel 1:3, lid 1 van de APV is opgenomen dat een aanvraag voor een vergunning, die minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft wordt ingediend, door de burgemeester buiten behandeling gesteld kan worden. Het tweede lid van artikel 1:3 geeft aan dat deze termijn van drie weken voor bepaalde vergunningen kan worden verlengd tot ten hoogste acht weken. Deze mogelijkheid is opgenomen voor vergunningen die (redelijkerwijze) niet binnen drie weken kunnen worden behandeld.

    Voor een weloverwogen besluit op een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning wint de burgemeester advies in bij diverse instanties. Vanwege deze adviesronde zal de termijn van drie weken in de regel te kort zijn om een besluit te nemen op een aanvraag voor een verkoopvergunning vuurwerk. De burgemeester kiest er dan ook voor om de verkoopvergunning vuurwerk, als bedoeld in artikel 2:72 van de APV, aan te wijzen als vergunning die acht weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft moet worden ingediend, als bedoeld in artikel 1:3, lid 2 van de APV.

    Gelet op de start van de verkoopperiode op 29 december, houdt dit in dat de aanvraag voor een verkoopvergunning voor dat boekjaar uiterlijk op 31 oktober door de burgemeester moet zijn ontvangen. Aanvragen die op een later moment worden ingediend stelt de burgemeester in de regel buiten behandeling.

    3.2 Adviesronde

    De aanvraag om een verkoopvergunning wordt ingediend bij de DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna: DCMR). De DCMR stelt een advies op naar aanleiding van de aanvraag, dat de burgemeester betrekt bij zijn besluitvorming. In dit advies zal nadrukkelijk worden ingegaan op de vraag of er sprake is van één van de weigeringsgronden in de zin van artikel 2:72 van de APV. De DCMR betrekt bij zijn advies aan de burgemeester daarnaast de adviezen van de volgende partijen:

    • -

      De eenheidspolitie Rotterdam brengt advies uit over de openbare orde rondom een verkooppunt.

    • -

      De betreffende deelgemeente c.q. gebiedscommissie (per 1 januari 2014) brengt advies uit over de openbare orde en het woon- en leefklimaat rondom een verkooppunt.

    • 3.3 Beoordeling

    Op basis van het advies van DCMR neemt de burgemeester een besluit op de aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning. De burgemeester kan bij zijn besluitvorming afwijken van het advies van de DCMR.

    4 Weigerings- en intrekkingsgronden

    4.1 Artikel 1:6, 1:8 en 2:72

    De aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning kan op bepaalde gronden geweigerd worden. Deze gronden staan in de artikelen 1:6, 1:8 en 2:72 van de APV.

    Hieronder volgt een toelichting op een aantal van deze weigeringsgronden. De weigeringsgronden die hieronder niet aan bod komen spreken voor zich.

    4.2 Naleefgedrag

    Artikel 2:72, lid 3 onder a van de APV bepaalt dat de vergunningaanvraag kan worden geweigerd of ingetrokken wanneer in of vanuit het vuurwerkverkooppunt zich een feit voordoet of zich feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed.

    Op basis van deze weigeringsgrond zal de handhavingsgeschiedenis van de exploitant c.q. het verkooppunt worden meegewogen bij de beoordeling van de vergunningaanvraag. Het niet naleven van (gedrags)regels voor veilige opslag van vuurwerkverkooppunten geeft informatie over de wijze waarop de aanvrager het verkooppunt exploiteert. Door overtredingen van de veiligheidsvoorschriften is er sprake van een verhoogd risico op een calamiteit. Daardoor wordt het woon- en leefklimaat en de openbare orde in de directe omgeving van de inrichting aangetast. Dit geldt met name waar de verkooppunten in de woonwijken/ het stadscentrum gevestigd zijn. Daarom verleent Rotterdam alleen een vergunning aan aanvragers met een goed naleefgedrag.

    Er zal daarbij worden gekeken naar de handhavingsgeschiedenis over een periode van vijf jaar. Deze periode sluit aan bij de geldigheidsduur van de verkoopvergunning. In feite komt het er dus op neer dat er wordt bezien of de aanvrager zich onder de vorige vergunning voldoende rekenschap heeft gegeven van de geldende wet- en regelgeving.

    Voor de criteria die gelden bij het weigeren van de vergunning op basis van het handhavingsverleden van de aanvrager, wordt aansluiting gezocht bij de systematiek van gele, oranje en rode kaarten zoals beschreven in hoofdstuk 7. Daarbij geldt het volgende uitgangspunt:

    Als de aanvrager in de voorgaande vijf jaren op basis van zijn handhavingsgeschiedenis in een zogenaamde rode kaartsituatie is beland, is dit aanleiding voor de burgemeester om de vergunningaanvraag te weig e ren.

    4.3 Slecht levensgedrag

    Artikel 2:72, lid 3 onder c van de APV bepaalt dat de vergunningaanvraag kan worden geweigerd wanneer de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Dit houdt in dat er aan de hand van een vergunningaanvraag van een exploitant een antecedententoets plaatsvindt. Op basis van deze toets wordt een oordeel gevormd over het levensgedrag van de aanvrager.

    De eis van het niet van slecht levensgedrag zijn is niet in de wet omschreven. Dat betekent dat voor de betekenis en reikwijdte van dit begrip gekeken wordt naar het specifieke geval rond de betreffende persoon. Concrete feiten en omstandigheden zijn daarbij doorslaggevend. Voor de reikwijdte van het begrip “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag” moet aansluiting worden gevonden bij de terminologie van de Drank- en Horecawet. Daaruit valt af te leiden dat de burgemeester vrij is in de (wijze van) beoordeling of er sprake is van slecht levensgedrag. Er geen beperkingen opgelegd aan de feiten of omstandigheden die mogen worden betrokken bij dit oordeel (zie ook ABRvS 26 juni 2002, 200106008/1). Op basis van jurisprudentie is een onherroepelijke veroordeling niet noodzakelijk om in de terminologie van de APV te mogen spreken van in enig opzicht slecht levensgedrag (zie ook ABRvS 12 maart 2001, GS 151 (2001) 7141, 2).

    4.4 Woon- en leefklimaat, openbare orde

    Artikel 2:72, lid 3 onder e van de APV bepaalt dat de vergunningaanvraag kan worden geweigerd in het belang van het woon- en leefklimaat. Artikel 1:8 van de APV bepaalt voorts dat de vergunningaanvraag kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de volksgezondheid en het milieu.

    Deze weigeringsgronden bieden de burgemeester de beleidsvrijheid om gevallen te bepalen waarin hij vergunningaanvragen wenst te weigeren. De burgemeester kiest er onder meer voor om deze beleidsvrijheid in te vullen middels spreidingsbeleid. Wanneer een vergunningaanvraag in strijd is met het spreidingsbeleid, zal de aanvraag worden geweigerd.

    Het spreidingsbeleid in opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel.

    `4.5 Kwetsbare objecten

    Artikel 1:8 bepaalt dat de vergunningaanvraag kan worden geweigerd in het kader van het belang van de openbare orde waaronder overlast kan worden begrepen, als het om de bescherming van de kwetsbare medemens gaat, in het belang van de volksgezondheid die door overlast dreigt te worden aangetast.

    De vergunning kan daarom worden geweigerd als het verkooppunt zich bevindt in de nabijheid van ziekenhuizen, bejaardentehuizen, scholen en dierenasiels. In het laatste geval is er sprake van handhaving van de openbare orde, waaronder de bescherming van dieren valt.

    4.6 Bibob

    De Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: ‘Wet Bibob’) is op 1 juni 2003 in werking getreden. Deze wet stelt bestuursorganen (zoals de gemeente of de provincie) in staat zich te beschermen tegen het risico dat (ongewild) criminele activiteiten door het openbaar bestuur worden gefaciliteerd door het verlenen of verlengen van:

    • 1.

      vergunningen;

    • 2.

      het verstrekken van subsidies; en

    • 3.

      het gunnen van (overheids-)aanbestedingen.

    De gemeente is niet verplicht om de mogelijkheden die de wet BIBOB biedt in alle gevallen toe te passen. De wet BIBOB wordt vooral gebruikt in gevallen waarin de kans dat zich criminele activiteiten voordoen het grootst is. De gemeente heeft daarom haar beleid voor het toepassen van de wet BIBOB vastgelegd in een aantal beleidslijnen.

    In een van deze beleidslijnen, de Bibob-beleidslijn voor Milieu 2008, heeft Rotterdam de vuurwerkhandel aangewezen als branche waarin bij een vergunningaanvraag (voor een WABO vergunning) zal worden overwogen om de exploitant om extra informatie te verzoeken middels het toezenden van een Bibob-formulier en tot een daadwerkelijk Bibob-onderzoek over te gaan. Dit, omdat de branche gevoelig is voor criminaliteit.

    Nu de WABO vergunning voor de vuurwerkbranche voor het overgrote gedeelte van de bedrijven is vervallen, zal Rotterdam voortaan bij aanvragen voor een vuurwerkverkoopvergunning overwegen de Bibob-toets toe te passen. Op grond van de uitkomsten daarvan kan een vergunning aanvraag worden geweigerd of ingetrokken. Voor wat betreft de wijze waarop dit instrument door de gemeente aangewend wordt en wanneer, wordt aangesloten bij de genoemde Bibob-beleidslijn voor Milieu 2008.

    Deel 2: Toezicht en handhaving

    5 Doelgroep

    Toezicht- en handhaving bij vuurwerkverkooppunten is prioriteit in de gemeente Rotterdam. Als gevolg van de onderstaande kenmerken is er immers sprake van een kwetsbare doelgroep, waarbij het risico op niet naleven van de toepasselijke regelgeving, en daarmee het ontstaan van overlast, schade en onveilige situaties voor de omgeving, groot geacht wordt:

    1. Werkdruk

    De vuurwerkbranche kenmerkt zich doordat in een korte periode, van drie wettelijk toegestane verkoopdagen, veel geld verdiend kan en moet worden. Doordat de verkoop van consumentenvuurwerk zich toespitst op slechts drie verkoopdagen, moeten ondernemers snel en onder hoge druk werken. Het naleven van de regelgeving staat onder deze omstandigheden onder druk.

    2. Onvoldoende routine

    De opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is vaak een (neven)activiteit. Naast bijvoorbeeld de verkoop van fietsen (hoofdactiviteit) wordt er een aantal dagen per jaar consumentenvuurwerk verkocht aan particulieren (nevenactiviteit). Ondernemers werken hierdoor slechts drie dagen per jaar met vuurwerk en ontwikkelen onvoldoende routine met het naleven van de (strenge) regels uit het Vuurwerkbesluit.

    3. Gevoeligheid voor criminaliteit

    De vuurwerkbranche trekt (georganiseerde) criminaliteit aan. Op het product vuurwerk zit een grote winstmarge. Door beheersing van de markt kan in korte tijd veel geld verdiend worden. Dit maakt de branche gevoelig voor criminaliteit. Deze gevoeligheid komt in een aantal gevallen daadwerkelijk tot uiting. Uit uitgevoerde Bibob-onderzoeken in de branche zijn verschillende strafbare feiten naar voren gekomen, zoals witwassen, handel in drugs, opslag en verkoop van illegaal vuurwerk en lidmaatschap van een criminele organisatie.

    4. Veiligheidsaspect

    Het werken met vuurwerk is een risicovolle activiteit. Er wordt gewerkt met explosief materiaal, waarvan de opslag en verkoop veelal plaatsvindt bij vuurwerkverkooppunten in woonwijken of in het drukke stadscentrum. Het overtreden van de regelgeving uit het Vuurwerkbesluit bij deze verkooppunten brengt daardoor een verhoogd veiligheidsrisicoaspect met zich mee.

    6 Toezicht

    6.1 Toezicht door DCMR

    De exploitant van een vuurwerkverkooppunt is zelf verantwoordelijk om wet- en regelgeving na te leven. Rotterdam houdt toezicht op het naleefgedrag bij de vuurwerkverkooppunten. Toezichthouders van de DCMR voeren het toezicht uit. Uitgangspunt bij de uitvoering van het toezicht is dat bedrijven die de regelgeving goed naleven in aanmerking komen voor minder toezicht dan bedrijven die geen goed naleefgedrag vertonen.

    6.2 Wijze van toezicht

    De volgende controles worden uitgevoerd bij vuurwerkverkooppunten:

    • 1.

      Voorcontroles.

    • 2.

      Controles tijdens de verkoopdagen.

    Voorcontroles

    De voorcontroles vinden voorafgaand aan de verkoopperiode plaats. De nadruk van de controles ligt op de bouwkundige aspecten en de brandbeveiligingsinstallatie binnen de vuurwerkbedrijven.

    Controles tijdens de verkoopdagen

    De controles tijdens de verkoopdagen richten zich voornamelijk op de gedragsvoorschriften. Tijdens de verkoopdagen wordt er ook ‘omgevingstoezicht’ uitgevoerd. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan illegale opslag van vuurwerk in bijvoorbeeld bestelbusjes.

    7 Handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten

    7.1 Doel

    Wanneer uit toezicht blijkt dat bij vuurwerkverkooppunten de geldende wet– en regelgeving overtreden wordt, treedt Rotterdam handhavend op. Door geconstateerde overtredingen op een (daad)krachtige wijze te sanctioneren en de preventieve werking die daarvan uitgaat, beoogt Rotterdam de overlast- en veiligheidsaspecten voor de omgeving tot een minimum te beperken.

    Rotterdam heeft meerdere bestuurs- en strafrechtelijke sanctiemiddelen tot zijn beschikking. Te denken valt aan de last onder dwangsom, (spoedeisende) bestuursdwang, de bestuurlijke strafbeschikking milieu en het intrekken van de verkoopvergunning.

    Op welke wijze Rotterdam handhavend optreedt en daarbij sanctiemiddelen inzet, wordt beschreven in dit handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten. Het handhavingsarrangement maakt duidelijk welke sanctiemiddelen in nader omschreven situaties worden ingezet. Dit bevordert een eenduidige en transparante handelswijze van het bestuur.

    7.2 Het handhavingsarrangenent

    Op grond van het handhavingsarrangement vuurwerkverkooppunten wordt een overtreding, of een situatie waarbij meerdere overtredingen bij een verkooppunt zijn geconstateerd, gewaardeerd met een rode kaart, een oranje kaart of een gele kaart.

    Rode kaart

    De ernst van de overtreding of het samenspel van overtredingen is aanzienlijk en dreigend. Er is sprake van een risicovolle situatie voor omwonenden en/of kans op schade in de directe omgeving van het verkooppunt. Het gaat om gevaarzettende situaties waarbij direct ingrijpen vereist is. Tevens weegt het gedrag mee van de overtreder: is het bewust en/of structureel. Hij wist of had kunnen weten dat hij de omgeving mogelijk gevaar bezorgde, maar heeft dat risico bewust genomen.

    Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake indien:

    • -

      Een verkooppunt (illegaal) vuurwerk opslaat in een voertuig dat in een woonwijk geparkeerd staat.

    • -

      Een verkooppunt wordt geëxploiteerd zonder geldige vuurwerkverkoopvergunning van de burgemeester.

    Wanneer er sprake is van dit soort ernstige gevaarzettende situaties krijgt de overtreder de ‘rode kaart’. De inzet van sanctiemiddelen is erop gericht om direct een einde te maken aan de gevaarzettende situatie en herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Afhankelijk van de aangetroffen situatie wordt een combinatie van de volgende sanctiemiddelen ingezet:

    Bestuursrecht:

    • -

      Het direct sluiten van de inrichting op grond van de APV voor de resterende duur van de verkoopperiode; en

    • -

      Het intrekken van de verkoopvergunning voor onbepaalde tijd.

    Strafrecht:

    • -

      Het opmaken van een bestuurlijke strafbeschikking of het opmaken van proces-verbaal; en voor zover van toepassing;

    • -

      Strafrechtelijke inbeslagname van illegaal vuurwerk (in overleg met het OM).

    Oranje kaart

    De aangetroffen situatie is gevaarzettend. Direct ingrijpen is echter niet noodzakelijk.

    Het gedrag van de overtreder is onverschillig of calculerend. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten doordat hij meerdere malen dezelfde overtreding begaat (recidive) of over meerdere verkoopperioden een patroon van overtredingen zichtbaar wordt.

    Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake indien:

    -De overtreder meerdere verkoopperioden achtereen de deur van de bewaarplaats heeft geblokkeerd (recidive).

    Deze overtreder heeft niet geleerd van de inzet van eerdere sanctiemiddelen. De volgende sanctiemiddelen worden ingezet:

    Bestuursrecht:

    • -

      Het intrekken van de verkoopvergunning voor de duur van één verkoopperiode; en voor zover noodzakelijk om een veilige situatie te waarborgen:

    • -

      Het toepassen van bestuursdwang door middel van het afvoeren van het consumentenvuurwerk.

    Strafrecht:

    -Het opmaken van een bestuurlijke strafbeschikking of uitgebreid proces-verbaal.

    Indien een overtreder voor een tweede maal een oranje kaart krijgt, wordt de verkoopvergunning niet voor één verkoopperiode, maar voor onbepaalde tijd ingetrokken. Wat dat betreft geldt het uitgangspunt twee keer oranje is rood.

    Gele kaart

    Dit zijn de (minder ernstige) situaties die niet onder de oranje en rode kaarten vallen. De bestuursrechtelijke sanctiemiddelen zijn er op gericht om de overtreder nog één kans te geven om de wet- en regelgeving na te leven. De volgende sanctiemiddelen worden ingezet:

    Bestuursrecht:

    -Last onder dwangsom (met een eenmalig te verbeuren dwangsom) of de last onder bestuursdwang.

    Strafrecht:

    -Het opmaken van een bestuurlijke strafbeschikking of uitgebreid proces-verbaal.

    Indien een overtreder voor een tweede maal een gele kaart krijgt, wordt de verkoopvergunning van deze overtreder voor één verkoopperiode ingetrokken. Wat dat betreft geldt het uitgangspunt twee keer geel is oranje.

    Geldigheidstermijn kaarten

    Opgelopen gele, oranje en rode kaarten blijven vijf jaar geldig. Na deze periode vervallen de kaarten en begint de ondernemer met een schone lei.

    7.2 . 1 Samenloop sanctiemiddelen

    Samenloop bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

    Opeenstapeling van bestuurlijke maatregelen is in het bestuursrecht toegestaan. Het gaat dan wel telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld).

    Bestuursrecht en strafrecht

    Het kan zijn dat een incident of overtreding maakt dat zowel op basis van bestuursrecht als op basis van strafrecht een maatregel of sanctie wordt getroffen. Een bestuursrechtelijke maatregel is altijd reparatoir bedoeld en heeft als doel om de geschokte openbare orde, veiligheid en woon- en leefklimaat te herstellen. Strafrecht is punitief: op een overtreding van een wetsartikel volgt strafoplegging/leedtoevoeging als sanctie. Bestuursrecht en strafrecht kunnen dus naast elkaar worden toegepast.

    7.3 Afwijken

    In uitzonderingsgevallen kan van dit handhavingsarrangement worden afgeweken. In een concreet geval kan er immers sprake zijn van een zodanige situatie, dat het toepassen van bestuurs- en/of strafrechtelijke sanctiemiddelen onevenredig zou zijn. Een afwijking van bovenstaand uitgangspunt dient gemotiveerd en gedocumenteerd te worden. In geval van een afwijking, ontvangt de overtreder in ieder geval een brief waarin hij wordt gewezen op de geconstateerde overtreding.

    7.3.1 Schematische weergave handhavingarrangement vuurwerk

    Bijlage 1: Tekst APV – weigeringsgronden

    Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

    1.Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf

    consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking

    stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van de burgemeester.

    2.Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor de duur van een

    jaar.

    • 3.

      Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken, tijdelijk opschorten of wijzigen, indien:

    • a.

      in of vanuit het vuurwerkverkooppunt zich een feit voordoet of zich feiten hebben

    voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan

    voordoen waardoor de openbare orde en veiligheid of het woon- of leefklimaat in

    de omgeving van het vuurwerkverkooppunt nadelig zal worden beïnvloed;

    b.de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden

    verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het vuurwerkverkooppunt,

    dan wel toestaat of gedoogt dat in het vuurwerkverkooppunt strafbare feiten of

    activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde of het woon- en

    leefklimaat nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      de vestiging of de exploitatie van het vuurwerkverkooppunt in strijd is met een

    geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende

    beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer;

    • e.

      de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan zijn;

    • f.

      geen melding is gedaan op grond van het Vuurwerkbesluit.

    • 4.

      De vergunningaanvraag wordt ingediend door de exploitant van de inrichting.

    • 5.

      De vergunning is in de inrichting aanwezig.

    • 6.

      De vergunning vervalt:

    • a.

      indien de beslissing op een aanvraag om een nieuwe vergunning in werking is

    getreden;

    b.zodra de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk wordt beëindigd.

    Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

    Artikel 1:8 Weigeringsgronden

    De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

    • e.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    Bijlage 2:

    Spreidingsbeleid vuurwerkverkooppunten

    1 Inleiding 3

    • 1.

      1 Verkoopvergunning APV 3

    • 1.

      2 Aantal verkooppunten / spreidingsgedrag 3

    • 1.

      3 Problematiek en doel 3

    • 1.

      4 Verhouding tot andere regelgeving 3

    2 Motivatie spreidingsbeleid 3

    • 2.

      1 Openbare orde, woon- en leefklimaat en overlast 3

    • 2.

      2 Redenen spreiding 3

    3 Uitgangspunten spreiding vuurwerkverkooppunt 3

    4.Overzicht verkooppunten met bestaande rechten 3

    5 Artikelen 3

    1 Inleiding

    1.1 Verkoopvergunning APV

    In artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam (hierna: APV) is een verbod opgenomen om consumentenvuurwerk te verkopen zonder vergunning van de burgemeester.

    Artikel 2:72 van de APV geeft weer op welke gronden een verkoopvergunning geweigerd kan worden. Bij een aantal van deze weigeringsgronden heeft de burgemeester een redelijke mate aan beleidsvrijheid. In de toelichting op het artikel is aangegeven dat deze beleidsvrijheid onder meer tot gevolg heeft dat de burgemeester in het belang van de openbare orde of ter voorkoming van overlast en de bescherming van het woon- en leefklimaat een spreidingsbeleid voor verkooppunten kan voeren of een maximum aantal af te geven vergunningen kan vaststellen.

    Middels deze beleidsregel maakt de burgemeester gebruik van deze beleidsvrijheid uit de APV en stelt spreidingsbeleid voor vuurwerkverkooppunten vast. Daaraan gekoppeld stelt de burgemeester een maximum aan het aantal verkooppunten dat zich in Rotterdam kan vestigen. De burgemeester acht dit noodzakelijk in het belang van de openbare orde, ter voorkoming van overlast en ter bescherming van het woon- en leefklimaat.

    1.2 Aantal verkooppunten / spreidingsgedrag

    1.2.1 Ontwikkeling vanaf 2002

    Rotterdam heeft de afgelopen tien jaar een groot aantal vuurwerkverkooppunten gehuisvest. In 2002 was het aantal verkooppunten met 79 stuks het grootst.

    In 2004 liep het aantal verkooppunten terug tot 42 stuks. De oorzaak voor deze terugloop was gelegen in de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit in 2002. De meeste regels uit het Vuurwerkbesluit golden (wegens overgangsrecht) pas op 1 maart 2004 voor de ondernemers, hetgeen op dat moment een sanering van verkooppunten tot gevolg heeft gehad. Naar aanleiding van de strenge regels van het Vuurwerkbesluit en de investeringen die ondernemers daardoor moesten doen, besloot een aantal ondernemers in 2004 om te stoppen met de verkoop van vuurwerk. Een andere groep ondernemers voldeed niet op tijd aan de regels van het Vuurwerkbesluit en kon daardoor in 2004 geen vuurwerk verkopen.

    In de periode 2005 tot 2007 steeg het aantal vuurwerkverkooppunten vervolgens weer tot een aantal van 54 verkooppunten.

    1.2.2 Huidige situatie

    Rotterdam telt in de huidige situatie 36 vuurwerkverkooppunten.

    1.2.3 Wijziging Vuurwerkbesluit

    Op 1 juli 2012 is het Vuurwerkbesluit gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging hebben bedrijven die tot 10.000 kg vuurwerk opslaan en verkopen geen milieuvergunning meer nodig. Dit houdt in dat voor 98% van de bestaande vuurwerkverkooppunten in Rotterdam geen milieuvergunningplicht meer geldt.

    1.3 Problematiek en doel

    1.3.1 Problematiek

    In Rotterdam is op een aantal locaties sprake van een concentratie en groei van het aantal verkooppunten. Het aantal verkooppunten neemt jaarlijks toe. Verkooppunten zijn grotendeels in druk bevolkte gebieden gevestigd. Door de wijzigingen in het Vuurwerkbesluit kunnen verkooppunten vergunningvrij hun opslagcapaciteit uitbreiden tot 10.000 kilogram.

    Uit het oogpunt van veiligheid hoeft deze situatie niet direct een probleem te zijn. Vuurwerkverkooppunten moeten voldoen aan de strenge regels van het Vuurwerkbesluit. Wanneer alle voorschriften bij de vuurwerkverkooppunten worden nageleefd, zou een veilige situatie feitelijk gegarandeerd moeten zijn. Er is dan, op het gebied van veiligheid, geen aanleiding om (relatief grote) vuurwerkverkooppunten te weren uit woongebieden of het drukke stadscentrum of anderszins te spreiden.

    Voor spreiding van vuurwerkverkooppunten zijn echter wel andere argumenten te benoemen. Deze houden verband met de algemene gevoelens van onveiligheid bij burgers, het belang van de openbare orde en het voorkomen van overlast, de verkeersaantrekkende werking en de negatieve effecten op het woon- en leefklimaat. Op deze redenen wordt hieronder ingegaan.

    1.3.2 Doel

    Deze beleidsregel heeft tot doel regels te stellen voor de spreiding van vuurwerkverkooppunten.

    Een aanvraag voor een vuurwerkverkoopvergunning op grond van artikel 2:72 APV wordt geweigerd indien deze in strijd is met dit spreidingsbeleid.

    1.4 Verhouding tot andere regelgeving

    1.4.1 Vuurwerkbesluit

    In het Vuurwerkbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen voor vuurwerkopslagen. Deze veiligheidsafstanden moeten in acht worden genomen bij het verlenen van milieuvergunningen en bij het vaststellen van ruimtelijke ordeningsbesluiten. De veiligheidsafstanden bieden echter onvoldoende houvast om spreiding van vuurwerkverkooppunten te realiseren.

    Om deze reden wordt spreiding middels de APV gerealiseerd. In de memorie van toelichting op het op 1 juli 2012 gewijzigde Vuurwerkbesluit staat ook dat vestiging van vuurwerkopslagen gereguleerd kan worden door het instrument van de verkoopvergunning op grond van de APV.

    1.4.2 Bestemmingsplan

    Spreiding van vuurwerkverkooppunten kan ook gerealiseerd worden via het bestemmingsplan. Op dit moment bieden de Rotterdamse bestemmingsplannen daarvoor geen basis. Aangezien het erg ingrijpend (kostbaar) is om de bestemmingsplannen zodanig aan te passen dat spreiding van vuurwerkverkooppunten kan worden gerealiseerd, wordt er voor gekozen om de spreiding van verkooppunten in te realiseren middels deze beleidsregel. Dit sectorale beleid wordt opgenomen in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen.

    2 Motivatie spreidingsbeleid

    2.1 Openbare orde, woon- en leefklimaat en overlast

    Rotterdam heeft verschillende redenen om de vuurwerkverkooppunten te spreiden.

    In het algemeen geldt dat spreiding van vuurwerkverkooppunten plaatsvindt in het kader van de openbare orde, de bescherming van het woon- en leefklimaat en het voorkomen van overlast. Hieronder worden de redenen om vuurwerkverkooppunten te spreiden specifieker aangegeven.

    2.2 Redenen spreiding

    2.2.1Calamiteiten

    Hoewel vuurwerkbedrijven veilig geacht worden als zij voldoen aan de strenge eisen van het Vuurwerkbesluit, kunnen de gevolgen van een calamiteit bij een dergelijk bedrijf (door wat voor omstandigheid dan ook) in een dichtbevolkt gebied groot zijn. Binnen het druk bewoonde centrum van Rotterdam is de situatie ontstaan dat meerdere verkooppunten zich in elkaars nabijheid hebben gevestigd (bijvoorbeeld in één straat). Indien zich een calamiteit voordoet bij een verkooppunt zou een stapeling van effecten voor grote gevolgen kunnen zorgen.

    2.2.2Overlast

    Clustering van verkooppunten heeft een negatief effect op het woon- en leefklimaat in de directe leefomgeving van het verkooppunt. Ondanks het feit dat voor een verkooppunt voor vuurwerk en de bijbehorende opslag voorschriften zijn opgenomen in het Vuurwerkbesluit voor een veilige opslag, kan het toestaan van dergelijke opslagplaatsen in woonwijken voor de nodige maatschappelijke onrust zorgen. Bovendien wordt na de verkoop van vuurwerk regelmatig direct vuurwerk afgestoken. In woonwijken leidt dit tot overlast voor de bewoners.

    2.2.3Openbare orde

    Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Rotterdam, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel overbodig te maken en te voorkomen. Enkele grotere bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk op industrieterreinen of andere vrij liggende gebieden rondom de stad kunnen worden toegelaten.

    2.2.4Verkeersaantrekkende werking

    Vuurwerkopslag- en verkooppunten hebben een verkeersaantrekkende werking. Niet alleen de klanten tijdens de verkoopdagen zorgen voor meer verkeersbewegingen rondom het verkooppunt, maar ook het constant aanleveren van vuurwerk bij een verkooppunt is hier debet aan. Dit zorgt voor overlast en een verhoogde parkeerdruk.

    3 Uitgangspunten spreiding vuurwerkverkooppunt

    3.1.1Spreiding

    Het uitgangspunt van het spreidingsbeleid is het zo veel mogelijk spreiden van de verkooppunten over de gehele stad. De ervaring

    leert dat bij ieder afleverpunt van consumentenvuurwerk een vorm

    van overlast kan ontstaan, zoals aangegeven in hoofdstuk 2. Een toereikende spreiding is bereikt door tussen de verkooppunten een minimale afstand van 500 meter in acht te nemen alsmede het aantal vuurwerkverkooppunten in de totale gemeente te maximaliseren op een aantal van 36, conform het huidige aantal vergunde vuurwerkverkooppunten.

    3.1.2Overgangsrecht

    De verkooppunten die in 2012 consumentenvuurwerk hebben verkocht zullen vanwege bestaande rechten niet geweigerd worden op basis van dit spreidingsbeleid. Nieuwe aanvragen worden daarentegen wel getoetst aan dit spreidingbeleid.

    De verkoopvergunningen zijn persoons- en inrichtingsgebonden. Indien de exploitant en/of het bedrijfsadres wijzigen, vervalt in beginsel het voorrangsrecht op de verkoopvergunning. Zie voor de uitzonderingen hieromtrent paragraaf 3.1.3.

    Indien een (historisch) verkooppunt langer dan 3 jaar geen gebruik heeft gemaakt van het voorrangsrecht, dan vervalt dit recht.

    Indien een verkoopvergunning van een verkooppunt wordt ingetrokken voor onbepaalde duur, dan vervalt het voorrangsrecht.

    3.1.3Belangenafweging in geval van nieuwe (rechts)persoon erfopvolging of ver-huizing

    Zoals hiervoor vermeld, is een verkoopvergunning (rechts)persoons- en inrichtings-

    (bedrijfsadres) gebonden en vervalt de voorrangsregeling bij overname door een andere

    (rechts)persoon of bij verhuizing naar een andere locatie. Onder bepaalde bijzondere

    omstandigheden kan een bestaande exploitant op een nieuwe locatie, maar wel in de

    directe nabijheid van de oude locatie het recht op voorrang behouden. Dit wordt per geval beoordeeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om gevallen van gedwongen verplaatsing van het verkooppunt in geval van sloop van het pand en/of herinrichting.

    Ook blijft het voorrangsrecht behouden als de oude onderneming wordt voortgezet in een

    nieuwe juridische structuur en de nieuwe (rechts)persoon minimaal 3 jaar zakelijk verbonden is geweest met de oude structuur.

    Ten slotte blijft het voorrangsrecht behouden indien het bedrijf door erfopvolging (tot in de

    tweede lijn) in andere handen overgaat.

    4. Overzicht verkooppunten met bestaande rechten

    Zaaknaam:

    Adres:

    1

    Tabakshop Zuid

    Riederlaan 91 b

    2

    Vuurwerk Magazijn 7-Kmap B.V.

    Roer 62-64

    3

    Cycle Centre Sling VOF

    Meyenhage 312-314

    4

    Koorn & Co

    Motorstraat 19

    5

    C. van Vugt Hoogvliet h/o Karwei

    Nieuwe Langeweg 30

    6

    Aparts Automaterialen VOF

    Vlaardingweg 54 c

    7

    Rijwielhuis T. de Ruiter

    Burgemeester van Esstraat 140 a

    8

    De Vaan Partijhandel

    Zuidhoek 37 b

    9

    Tabakswinkel Kouwenoord

    Kouwenoord 87

    10

    Firma A. Alblas en Zn.

    Paul Krugerstraat 109

    11

    Veldheer Beheer B.V.

    Emmastraat 19

    12

    Gayadien's Impex

    Drievriendenstraat 38 a

    13

    Vuurwerkrotterdam.nl

    Buitendijk 97

    14

    IXXi Kappers

    Zevenkampsering 333

    15

    Tuincentrum J. Meijer B.V.

    Kooiwalweg 12-14

    16

    Tabac And Gifts Shop Maestro

    Van Beethovensingel 30

    17

    Cultivar

    Schammenkamp 108

    18

    SD Studio B.V.

    Van Deventerstraat 15 a

    19

    Ronald Berkenpeis Tweewielers

    Dordtsestraatweg 639-641

    20

    S. Gozen en Z. Altuntas Primera

    Noordmolenstraat 67

    21

    Vuurwerkland Rotterdam

    Rhijnauwensingel 271

    22

    Shaikh & Shaikh CIGO Kouwenoord

    Rozenlaan 4

    23

    Bombay Trading

    Mathenesserweg 20 a

    24

    Condor Intershop B.V.

    Hilledijk 200 b

    25

    De Vuurwerkreus

    Anthonetta Kuylstraat 98

    26

    Stadscamping Rotterdam

    Kanaalweg 84

    27

    Tabac & Gifts Kerstendijk

    Kerstendijk 5

    28

    Firma C. van den Berg en Z'n

    Van Heusdenstraat 16

    29

    Tabac & Gifts Leentfaar

    Stadhoudersweg 4 a

    30

    Mons Tweewielers B.V.

    Wilhelm Tellplaats 29-31

    31

    Halfords

    Stadionweg 37 b

    32

    Prof Bike's

    Pretorialaan 56-58

    33

    Profile Roerade De Fietsspecialist B.V.

    Pearl Buckplaats 27

    34

    Bharat Lachmansingh B.M.C.

    1e Middellandstraat 27 b

    35

    MKB Bikes & Parts

    Nieuwe Binnenweg 221

    36

    ELO Vuurwerk

    Van Eversdijckstraat 34 a

    5 Artikelen

    Artikel 1:

    Het maximum aantal vuurwerkverkooppunten voor consumentenvuurwerk wordt vastgesteld op het huidige aantal vergunde vuurwerkverkooppunten van 36. Dit betreft de vergunde vuurwerkverkooppunten, bedoeld in hoofdstuk 4.

    Artikel 2:

    Bestaande vuurwerkverkooppunten die genoemd zijn in de lijst van hoofdstuk 4 mogen daar gevestigd blijven, zolang men voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en met inachtneming van het overgangsrecht genoemd in deze beleidsregel.

    Artikel 3:

    Een vuurwerverkoopvergunning wordt geweigerd indien:

    • a)

      het maximum aantal vuurwerkverkooppunten als bedoeld in artikel 1 is bereikt;

    • b)

      de vuurwerkverkoopvergunning wordt aangevraagd voor een vuurwerkverkooppunt dat op een afstand van minder dan 500 meter van een bestaand vuurwerkverkooppunt is gelegen.

    Artikel 4:

    Een vuurwerkverkooppunt houdt op als zodanig te bestaan indien er in drie aaneengesloten jaren geen gebruik is gemaakt van de vuurwerkverkoopvergunning.