Regeling vervallen per 01-01-2021

Regeling financiën Rotterdam 2013

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regeling financiën Rotterdam 2013

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de Directeur Middelen en Control van de Bestuursdienst van 18 juni 2013; kenmerk 1191516;

gelet op de Verordening financiën Rotterdam 2013;

overwegende, dat voor de effectuering van deugdelijk financieel beleid en beheer en een deugdelijke financiële organisatie aanvullende regels nodig zijn;

besluit vast te stellen:

Regeling financiën Rotterdam 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. De begrippen in deze regeling hebben dezelfde betekenis als overeenkomstige begrippen in de Verordening financiën Rotterdam 2013 en de Regeling Organisatie 2016, tenzij hierna opgenomen.

  • 2. In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:

    • a.

      beheersniveau (budgetten): administratieve omvang van budgetten waarop het operationeel beheer van budgetten wordt uitgevoerd;

    • b.

      bespaarde rente: rente die wordt berekend over de interne financieringsmiddelen;

    • c.

      budgethouder: concerndirecteur die door het college is aangewezen om de taakvelden van het aan hem toegewezen cluster te realiseren, waaronder mede verstaan Directeur Bestuurs- en Concernondersteuning en Directeur Middelen en Control;

    • d.

      cashpoolmethodiek: methodiek waarbij op de bankrekeningen saldo- en rentecompensatie plaatsvindt;

    • e.

      garantie: borgtocht in de zin van artikel 7:850 van het Burgerlijk Wetboek waarbij de gemeente zich tegenover een geldgever verbindt tot het nakomen van de geldleningsovereenkomst die de geborgde rechtspersoon bij de geldgever heeft afgesloten;

    • f.

      inleenrente: rente die de gemeente betaalt of zou betalen voor het aantrekken van een geldlening;

    • g.

      kredietrisico-opslag: opslag ter dekking van het verlies bij wanbetaling. De opslag is afhankelijk van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en de gestelde zekerheden in de vorm van onderpand of anderszins;

    • h.

      liquiditeitenplanning: gestructureerd overzicht van de toekomstige geldstromen ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

    • i.

      marktconforme garantiepremie: premie die de gemeente aan een derde in rekening brengt ten behoeve van wie de gemeente zich borg heeft gesteld met inachtneming van het risicoprofiel van die derde. De premie wordt berekend als het verschil tussen de marktconforme rente en de rente op een bancaire geldlening met borgstelling van de gemeente;

    • j.

      marktconforme rente: rente die aan een derde in rekening wordt gebracht met inachtneming van het risicoprofiel van die derde. Deze wordt bepaald als de inleenrente, verhoogd met een kredietrisicoopslag. Bij de bepaling van de hoogte van deze kredietrisico-opslag wordt uitgegaan van de referentie-opslagen die door de Europese Commissie worden gehanteerd als indicatie bij de bepaling van de marktrente in het kader van toezicht op staatssteun;

    • k.

      omslagrente: interne toerekening van de gemeentelijke vermogenskosten aan de investeringen;

    • l.

      taakveld: een (deel van een) taakveld uit de bij ministerieel besluit vastgestelde Regeling vaststelling taakvelden en informatie voor derden;

    • m.

      taakveldbegroting: begrotingsdocument van een afzonderlijk taakveld voor het eerstvolgende begrotingsjaar, waarvan de uitvoering door het college aan één van de concerndirecteuren is toebedeeld. Alle taakveldbegrotingen samen vormen de taakveldenraming;

    • n.

      taakveldverslag: document waarmee de concerndirecteur beleidsmatig en financieel verantwoording aflegt over de realisatie van de taakveldbegroting;

    • o.

      uitzetting: het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen.

Artikel 2 Begrotingsindeling

  • 1. Het college stelt met de vaststelling van de eerste taakveldenraming van een nieuwe raadsperiode de indeling van de begrotingsprogramma’s naar taakvelden vast die geldt voor deze raadsperiode en de toebedeling van taakvelden aan collegeleden en aan clusters.

  • 2. Elk taakveld is toebedeeld aan slechts:

    • a.

      één programma;

    • b.

      één collegelid; en

    • c.

      één cluster.

  • 3. De indeling en de toebedeling staan voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn om deze te wijzigen.

Artikel 3 Taakveldenraming en taakveldbegrotingen

  • 1. De concerndirecteuren bieden de concerncontroller per taakveld een taakveldbegroting aan, op grond waarvan hij een ontwerptaakveldenraming ter vaststelling aan het college aanbiedt.

  • 2. De ontwerptaakveldenraming bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het programma, het collegelid en de concerndirecteur waaraan elk taakveld is toebedeeld:

    • b.

      de risico’s die per taakveld worden onderscheiden;

    • c.

      een overzicht van de investeringen, waaruit per taakveld blijkt:

      • welk investeringskrediet in het begrotingsjaar wordt gevoteerd;

      • welke investeringsprojecten hiermee worden gerealiseerd, met de daarbij behorende kapitaallasten; en

      • welk investeringskrediet in voorgaande jaren is gevoteerd en benut.

  • 3. De ontwerptaakveldenraming bevat zo mogelijk indicatoren inzake de resultaten die per taakveld worden beoogd, indicatoren inzake de daartoe te leveren inspanningen en de hieraan verbonden streefwaarden.

  • 4. Per taakveld wordt onderscheid gemaakt tussen de programmalasten en de apparaatslasten. De wijze waarop de apparaatslasten worden toegerekend aan de taakvelden staat voor een begrotingsjaar vast en wordt in de ontwerptaakveldenraming toegelicht. Een wijziging van de wijze van toerekening wordt expliciet toegelicht.

  • 5. Met de collegevaststelling van de taakveldenraming - uiterlijk vóór aanvang van het desbetreffende begrotingsjaar - worden de afzonderlijke taakveldbegrotingen vastgesteld.

  • 6. De vastgestelde taakveldbegrotingen vormen de bestuurlijke opdracht van het college aan de concerndirecteuren van de clusters aan welke de taakvelden zijn toebedeeld.

Artikel 4 Omissieregeling taakveldenraming

  • 1. De concerndirecteuren kunnen de concerncontroller, tot een door hem te bepalen datum, een voorstel tot wijziging van de taakveldbegroting aanbieden, op grond waarvan hij een ontwerpomissieregeling ter vaststelling aan het college aanbiedt.

  • 2. In de ontwerpomissieregeling wordt voorgesteld de baten en lasten per taakveld, zoals opgenomen in de taakveldenraming, te corrigeren, zonder dat dit effect heeft op de totalen van de geraamde baten en lasten.

  • 3. Het college stelt de omissieregeling vast alvorens hij de eerste tussentijdse rapportage vaststelt.

  • 4. Met de vaststelling van de ontwerpomissieregeling worden de wijzigingen van de afzonderlijke taakveldbegrotingen vastgesteld.

Artikel 5 Verantwoording: tussentijdse rapportages

  • 1. De concerncontroller informeert het college bij gelegenheid van de voorjaarsnota en van de begroting over de realisatie van de taakveldenraming, op basis van tussentijdse rapportages over de realisatie van de taakveldbegrotingen.

  • 2. De tussentijdse rapportage over de taakveldenraming bevat in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van het programma, het collegelid en het cluster waaraan elk product is gekoppeld;

    • b.

      voortgangsinformatie in relatie tot de beoogde resultaten en de daarvoor te leveren inspanningen;

    • c.

      een uitleg waarom een beoogd resultaat of een te leveren inspanning niet is of wordt gerealiseerd;

    • d.

      de wijzigingen die worden doorgevoerd om de beoogde resultaten en de daarvoor te leveren inspanningen alsnog te realiseren;

    • e.

      een overzicht van in de taakveldenraming opgenomen indicatoren waarvan de streefwaarden worden bijgesteld;

    • f.

      een overzicht van ontwikkelingen die een substantieel effect hebben op de risico’s die per taakveld worden onderscheiden;

    • g.

      een overzicht van ontwikkelingen die nopen tot bijstelling van de geraamde baten en lasten;

    • h.

      een overzicht van beleidswijzigingen die nopen tot bijstelling van de geraamde baten en lasten;

    • i.

      de bedragen waarmee de geraamde baten en lasten per taakveld worden bijgesteld, zowel per saldo als uitgesplitst naar de afzonderlijke ontwikkelingen en beleidswijzigingen;

    • j.

      een beschrijving van de wijze waarop met het saldo van de bijstelling van de geraamde baten en lasten wordt omgegaan;

    • k.

      de wijzigingen van de investeringskredieten die per taakveld worden gevoteerd;

    • l.

      de wijzigingen in de lijst met investeringsprojecten die per taakveld worden gerealiseerd.

  • 3. Het college stelt de tussentijdse rapportage vast alvorens hij de raad de tussentijdse rapportage over de realisatie van de programmabegroting aanbiedt.

  • 4. Met de vaststelling van de tussentijdse rapportage worden de wijzigingen van de afzonderlijke taakveldbegrotingen vastgesteld.

Artikel 6 Verantwoording: taakveldenrealisatie, taakveldverslagen en décharge

décharge

  • 1. De concerndirecteuren bieden de concerncontroller per taakveld een taakveldverslag aan, op grond waarvan hij een ontwerptaakveldenrealisatie ter vaststelling aan het college aanbiedt.

  • 2. De concerncontroller zendt de ontwerpproductenrealisatie uiterlijk op 15 april volgend op het verslagjaar naar het college.

  • 3. Met de vaststelling van de taakveldenrealisatie wordt de concerndirecteuren decharge verleend voor de uitvoering van de taakveldbegrotingen van de clusters aan welke zij leidinggeven.

Artikel 7 Verbonden partijen

  • 1. De Directeur Middelen en Control is verantwoordelijk voor het beheer van verbonden partijen.

  • 2. De Directeur Middelen en Control kan besluiten om het beheer van een verbonden partij over te dragen aan een concerndirecteur.

  • 3. Het college stelt per verbonden partij een beheerplan vast, waaruit blijkt welke beheeractiviteiten worden uitgevoerd.

  • 4. Per verbonden partij wordt ten behoeve van het college een beheerverslag opgesteld, waaruit blijkt welke beheeractiviteiten zijn uitgevoerd.

  • 5. Het beheerplan wordt herijkt bij de periodieke evaluatie van de desbetreffende verbonden partij.

Artikel 8 Toerekening apparaatslasten

Op voorstel van de concerncontroller stelt de algemeen directeur de wijze van toerekening van de apparaatslasten aan de taakvelden vast, met inachtneming van eventuele bestuurlijke besluiten die hierop ingrijpen.

Artikel 9 Prijzen en tarieven

De wijze van berekening van prijzen en tarieven behoeft goedkeuring van de concerncontroller.

Artikel 10 Inflatiecorrectie

  • 1. Jaarlijks wordt ter voortzetting van een ongewijzigde exploitatie een inflatiecorrectie toegepast. De inflatiecorrectie wordt onderscheidenlijk toegepast op baten en lasten van de begroting en de meerjarenraming.

  • 2. De inflatiecorrectie wordt vastgesteld door de concerncontroller.

Artikel 11 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden budgethouder

  • 1. De budgethouder is ambtelijk verantwoordelijk voor:

    • a.

      het binnen de aan hem toegekende mandaten en volmachten realiseren van de taakvelden of bedrijfsvoeringsondersteunende activiteiten, die behoren bij de hem toegewezen budgetten;

    • b.

      de beheersing van de begrotingsuitvoering met betrekking tot deze budgetten;

    • c.

      de voorbereiding van het beleid ter zake;

    • d.

      de ontwikkeling van prestatie-indicatoren;

    • e.

      een systematische beheersing van risico’s.

  • 2. De budgethouder kan, binnen de aan hem toegekende mandaten en volmachten, de aan hem toegewezen budgetten aanwenden tot maximaal:

    • a.

      de in de taakveldenraming opgenomen bedragen;

    • b.

      de bedragen van de vastgestelde kredieten;

    • c.

      de omvang van de ingestelde voorzieningen.

  • 3. De budgethouder kan inkomsten verkrijgen of invorderen ter realisatie van de in de taakveldenraming opgenomen bedragen of van de geraamde bijdragen in de vastgestelde kredieten.

Artikel 12 Overdracht bevoegdheden budgethouder

  • 1. De budgethouder kan deelbudgethouders aanwijzen, die namens hem de in artikel 11, tweede lid, vermelde budgetten kan aanwenden.

  • 2. De budgethouder draagt zorg voor een systematische registratie van door hem conform het eerste lid overgedragen bevoegdheden.

  • 3. De budgethouder is belast met de bewaking en verantwoording van de besteding van zijn budget binnen de aan hem toegekende mandaten en volmachten.

  • 4. De budgethouder kan een budgetbeheerder aanwijzen die hem ondersteunt in de rol van budgethouder.

Artikel 13 Budgetbeheer

  • 1. Incidentele budgetten voor uitgaven en incidentele inkomsten mogen niet worden aangewend voor structurele uitgaven, tenzij het college anders besluit.

  • 2. De budgethouder is verantwoordelijk voor een juist en actueel inzicht in zijn budget en ziet daartoe op de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de registratie van verplichtingen, inkomsten, uitgaven en vorderingen.

  • 3. Uitgaven kunnen worden gedaan voor zover dat binnen de aan de budgethouder toegekende mandaten en volmachten is toegestaan en voor zover het budget toereikend is.

  • 4. Het budget kan niet voor een ander taakveld worden besteed dan waarvoor het bestemd is.

Artikel 14 Budgetsubstitutie en niet-begrote inkomsten

  • 1. De budgethouder is uitsluitend bevoegd binnen zijn taakveld verschuivingen aan te brengen tussen de op beheersniveau geraamde uitgaven, mits dit bijdraagt aan de realisatie van de aan zijn budget verbonden prestaties en de verschuivingen niet leiden tot wijziging van de totale baten en lasten van het betreffende taakveld in de taakveldenraming, en overigens met inachtneming van het gestelde in de volgende leden.

  • 2. De verschuiving mag niet structureel van aard zijn, dan wel structurele gevolgen hebben.

  • 3. Buiten de schuifruimte vallen:

    • a.

      doorbelastingen van de (hulp)kostenplaatsen;

    • b.

      kapitaallasten;

    • c.

      omwisseling van investeringskosten en exploitatiekosten; en

    • d.

      budgetten die gekoppeld zijn aan een reserve.

  • 4. De budgethouder is bevoegd inkomsten die hoger (blijken te) zijn dan hiervoor werd geraamd binnen het betreffende taakveld aan te wenden ter dekking van uitgaven op dat product, die hoger (zullen) uitkomen dan werd geraamd, één en ander met inachtneming van het gestelde in artikel 13.

  • 5. Tegenvallers op specifieke inkomsten dienen in principe binnen het desbetreffende taakveld te worden opgevangen.

  • 6. Meevallers op specifieke inkomsten op budgetten die bestaan op basis van een vastgesteld krediet mogen door de budgethouder worden aangewend voor het opvangen van overschrijdingen op het betreffende krediet. Deze regel wordt toegepast met inachtneming van de afgesproken prestatie en indien de op deze inkomsten eventueel van toepassing zijnde subsidiebepalingen of overeenkomsten met derden daartoe de ruimte bieden.

  • 7. Tegenvallers op specifieke inkomsten op budgetten die bestaan op basis van een vastgesteld krediet dienen in beginsel door de budgethouder binnen het desbetreffende investeringskrediet te worden opgevangen.

  • 8. Mee- en tegenvallers op algemene inkomsten komen ten gunste of ten laste van de algemene dekkingsmiddelen.

  • 9. De budgethouder is bevoegd tot het genereren van niet begrote inkomsten, indien dit geen negatieve gevolgen heeft voor de voorbereiding en uitvoering van de afgesproken begrotingsrealisatie en productie.

  • 10. In het geval de voorgaande situaties zich voordoen:

    • a.

      betrekt de budgethouder dit bij de rapportages in de planning- en controlcyclus; en

    • b.

      draagt hij ervoor zorg dat deze in de administratie worden verwerkt.

Artikel 15 Fiattering, betalingen

  • 1. De budgethouder controleert de op zijn budgetten betrekking hebbende facturen en documenten over inkomsten op juistheid en volledigheid qua prestatie, activiteit, berekening, bedrag en andere van toepassing zijnde voorwaarden. Bij gebleken juistheid en volledigheid parafeert deze het document voor akkoord nadat hij daarop door codering heeft aangegeven ten laste of ten gunste van welk budget de uitgave of ontvangst moet worden geboekt.

  • 2. Bij afwezigheid van de budgethouder worden voornoemde bevoegdheden uitgeoefend door de functionaris die voor vervanging is aangewezen.

  • 3. Bij afwezigheid van de deelbudgethouder worden de overgedragen bevoegdheden uitgeoefend door een door deze aangewezen vervanger of, indien geen vervanger is aangewezen, door de budgethouder.

Artikel 16 Geldigheid budget

  • 1. Uitgaven, anders dan die ten laste van budgetten die bestaan op basis van een vastgesteld krediet, worden ten behoeve van het begrotingsjaar binnen de toegekende mandaten en volmachten gedaan en ten laste van het betreffende boekjaar gebracht indien de activiteit in het boekjaar heeft plaatsgevonden of de beoogde prestatie in dat boekjaar is geleverd.

  • 2. Een structureel uitgavenbudget dat in een begrotingsjaar niet of niet geheel is besteed, wordt toegevoegd aan het exploitatieresultaat van dat begrotingsjaar.

  • 3. Een incidenteel uitgavenbudget dat in een begrotingsjaar niet geheel is besteed, kan alleen bij besluit van de raad worden overgeheveld naar het volgende begrotingsjaar, onder de volgende omstandigheden:

    • a.

      de gevraagde financiële ruimte is aanwezig; en

    • b.

      in de begroting voor het volgende jaar zijn voor dezelfde prestatie geen middelen opgenomen.

  • 4. Dit budget vervalt als de middelen niet zijn ingezet in het jaar volgend op het begrotingsjaar waarvoor het budget is toegekend.

  • 5. Indien een investeringskrediet een uitvoeringsperiode betreft die meer dan één begrotingsjaar bestrijkt, kan de budgethouder binnen de aan hem toegekende mandaten en volmachten het aan hem toegekende budget besteden in of voor de betreffende jaren.

Artikel 17 Functiescheiding budgethouders

  • 1. Budgetverantwoordelijkheid is ondeelbaar, in die zin, dat het niet is toegestaan, dat twee of meer beschikkers de verantwoordelijkheid hebben voor hetzelfde taakveld met bijbehorend budget.

  • 2. De functie van budgethouder is principieel onverenigbaar met de functie van beheerder gemeentefinanciën, kashouder, kassier, de registrerende of controlerende functie.

  • 3. De concerncontroller, clustercontroller of hoofd interne controle kan uitsluitend deelbudgethouder zijn voor de kosten van aan hem toegewezen organisatieonderdelen.

Artikel 18 De administratieve organisatie en interne controle

De concerndirecteur is verantwoordelijk voor de administratieve organisatie en interne beheersing van het cluster dat hij in portefeuille heeft.

Artikel 19 Geautomatiseerde systemen

De concerncontroller houdt toezicht op en geeft voorafgaande goedkeuring aan bewerking of wijziging van de geautomatiseerde systemen in gebruik bij of ten behoeve van de financiële administratie.

Artikel 20 t/m 33

[Vervallen]

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze regeling wordt geplaatst in het Gemeenteblad en treedt in werking op het moment dat de Verordening financiën Rotterdam 2013 in werking treedt.

Artikel 35 Intrekking oude regelingen

  • 1. De Regeling financiële huishouding Rotterdam 2006 wordt ingetrokken.

  • 2. De Uitvoeringsregels begrotings- en verantwoordingscyclus 2006 worden ingetrokken.

  • 3. De Uitvoeringsregels resultaat en vermogen, activeren en waarderen worden ingetrokken.

Artikel 36 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling financiën Rotterdam 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 juni 2013.

De secretaris,

Ph. F. M. Raets

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Toelichting

Artikelgewijs

Artikel 1j Marktconforme rente

Als de gemeente een lening verstrekt aan een derde, moet worden voorkomen dat door middel van die lening sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Dit is het geval indien een te lage rente wordt bedongen. De rente mag niet lager zijn dan de rente op de kapitaalmarkt. Hierbij moet rekening worden gehouden met het risicoprofiel van de derde. De gemeente mag niet de rente in rekening brengen die op de kapitaalmarkt zou gelden voor de gemeente.

Artikel 1k Omslagrente

In het systeem van totaalfinanciering worden geen leningen aangetrokken voor specifieke activa. Om toch vermogenskosten te kunnen doorberekenen aan de investeringen, rekent de gemeente rente toe aan de investeringen. Dat is de omslagrente. Deze methode verdient vanuit het oogpunt van een zuivere kostprijsberekening voor gemeentelijke taken de voorkeur, omdat de financieringswijze (intern of extern) daarbij geen rol speelt.

Artikel 1l Taakveld en Artikel 2 Begrotingsindeling

Om éénduidige toewijzing van delen van de bij ministerieel besluit vastgestelde, landelijk geldende, taakvelden aan collegeleden en aan clusters mogelijk te maken zijn meerdere taakvelden opgedeeld. Deze zogenoemde Rotterdamse taakvelden zijn in praktische zin deel-taakvelden. Eén of meer Rotterdamse taakvelden tellen op tot een landelijk geldende taakveld. Het totaal van de Rotterdamse taakvelden is gelijk aan het totaal van de landelijke taakvelden. Omdat de sturing op en verantwoording over taakvelden gericht is op de Rotterdamse taakvelden, worden deze in de begrotings- en verantwoordingsdocumenten toegelicht.

Artikel 10 Inflatiecorrectie

De inflatiecorrectie is een technische correctie en wordt, gelet hierop, ambtelijk, door de concerncontroller, vastgesteld. De concerncontroller maakt hiermee aan het college inzichtelijk welk effect de inflatiecorrectie heeft op de begroting en meerjarenraming. Dit laat onverlet dat het college aan de raad kan voorstellen te besluiten tot een bezuiniging die de inflatiecorrectie geheel of gedeeltelijk teniet doet. Per saldo kan dan het beeld ontstaan dat de inflatiecorrectie niet of gedeeltelijk wordt toegepast.

Artikel 11 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

De taakveldenraming bevat zowel de programmakosten als de apparaatskosten. Voor de aan het taakveld, waarvoor de budgethouder verantwoordelijk is, toegerekende apparaatskosten gaat hij in strikte zin geen verplichtingen aan; deze kosten worden op basis van een concernbrede verdeelsleutel aan taakvelden toegerekend. De verantwoordelijkheid van de budgethouder betreft de omvang (hoeveelheid) van het beslag dat het taakveld legt op de apparaatskosten.

De bevoegdheid om de gemeente extern te vertegenwoordigen, waaronder het aangaan van verplichtingen, wordt verleend op basis van de gemeentelijke regelgeving op het gebied van mandaten en volmachten en niet op basis van deze regeling. Bij het gebruik van budgetten is het van belang kennis te nemen van deze gemeentelijke voorschriften.

Artikel 20 t/m 33

Deze artikelen zijn vervallen bij artikel 39, lid 3 van gemeenteblad 2015, nummer 88,: Treasurystatuut Rotterdam 2015.