Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening liggeld voor woonschepen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Gemeenteblad 2014

Verordening liggeld voor woonschepen 2015

De raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 2014, met kenmerk AP020, raadsstuk 14bb4457;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

Verordening liggeld voor woonschepen 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    schip: elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven;

  • b.

    woonschip: schip dat uitsluitend of hoofdzakelijk gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;

  • c.

    scheepsoppervlak: product van de grootste lengte over alles van het woonschip en de grootste breedte over alles van het woonschip uitgedrukt in vierkante meters, waarbij dat product wordt afgerond op gehele vierkante meters naar beneden;

  • d.

    havenmeester: havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V.;

  • e.

    het voor bewoning bestemde deel van het scheepsoppervlak: het door of vanwege de havenmeester aan boord gemeten deel van het scheepsoppervlak waar zich de gemeubileerde gedeelten, alsmede de gedeelten met de keuken-, toilet-, bad- en/of douchegelegenheden bevinden, dan wel, indien na uitdrukkelijk verzoek daartoe door of vanwege de havenmeester meting aan boord van het woonschip door de gebruiker ervan niet wordt toegestaan, het gehele scheepsoppervlak;

  • f.

    aangewezen ligplaatsgebied: bij het Besluit aanwijzing ligplaatsen woonschepen 2013 (Gemeenteblad 2013, nr. 18) of bij de rechtsopvolger van dat Besluit aangewezen gebied voor het verblijf van woonschepen, varende woonschepen of schepen van oud-schippers of een gebied waar het innemen en hebben van een ligplaats uitdrukkelijk van gemeentewege wordt gedoogd.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • a. Onder de naam 'liggeld voor woonschepen' wordt precariobelasting geheven voor het innemen van een ligplaats met een woonschip op een aangewezen ligplaatsgebied binnen de gemeente, indien en voor zover de ligplaats gelegen is in water waarbij de ondergrond ervan eigendom is van de gemeente Rotterdam en het water voor de openbare dienst is bestemd.

  • b. Uitsluitend voor de toepassing van deze verordening wordt onder aangewezen ligplaatsgebied tevens begrepen het gebied opgenomen in het overgangsrecht zoals vermeld in artikel 5 van het Besluit aanwijzing ligplaatsen woonschepen 2013.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de ligplaats inneemt. Als degene die de ligplaats inneemt, wordt aangemerkt de houder van een ligplaatsvergunning, en bij gebreke van een ligplaatsvergunning de hoofdbewoner van het woonschip. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

  • 2. Bij gebreke van een in het eerste lid bedoelde vergunninghouder dan wel hoofdbewoner, wordt de precariobelasting als bedoeld in artikel 2 geheven van de eigenaar van het woonschip.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarieven

  • 1. De precariobelasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar de grootte van het scheepsoppervlak van het woonschip.

  • 2. Voor een woonschip met uitzondering van een woonschip als bedoeld in het derde lid geldt het volgende tarief:

    • a.

      indien het scheepsoppervlak 40 m² of minder bedraagt € 18,40 per kalendermaand dan wel € 220,80 per kalenderjaar;

    • b.

      indien het scheepsoppervlak meer dan 40 m² bedraagt voor de eerste 40 m² € 18,40 per kalendermaand dan wel € 220,80 per kalenderjaar, vermeerderd met voor elke volle 10 m² die het scheepsoppervlak te boven gaat € 8,30 per maand dan wel € 99,60 per jaar.

  • 3. Voor een woonschip dat van oorsprong geen woonschip is, geldt het in het tweede lid bedoelde tarief voor het voor bewoning bestemde deel van het scheepsoppervlak en 50% van dit tarief voor het overige deel van het scheepsoppervlak.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdgelang

  • 1. De precariobelasting als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde recht als er in dat belastingjaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde recht als er in dat belastingjaar, na het eindigen van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Het verzoek om ontheffing dient binnen zes weken na de opgetreden wijziging te zijn ingediend.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van een betalingsregeling kunnen worden voldaan, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf termijnen. De eerste termijn vervalt in dat geval één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen en telkens één maand later.

  • 3. Met betrekking tot een, ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de aanslag.

Artikel 9 Vrijstelling

Er wordt geen precariobelasting geheven ter zake van woonschepen waarvan de historische of bijzondere waarde voor de Rotterdamse haven, voor Rotterdam of voor de regio is vastgesteld na advies van een daartoe ingestelde commissie van deskundigen zoals bedoeld in het besluit Aanwijzing ligplaatsen historische vaartuigen (Gemeenteblad 2001, nr. 140) of de rechtsopvolger van dat besluit.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het liggeld voor woonschepen.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Verordening liggeld voor woonschepen 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 12 Overgangsbepaling

De Verordening liggeld voor woonschepen 2014 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2015 hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening liggeld woonschepen 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 en 11 november 2014.

De griffier,

J.G.A. Paans

De voorzitter,

A.Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 26 november 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Toelichting op de Verordening liggeld woonschepen 2015

Artikelsgewijs

Artikel 1

De definitie van ‘schip’ – die doorwerkt in de andere definities in dit artikel – is identiek aan de definitie van ‘schip’ in het Burgerlijk wetboek.

Artikel 2

De formulering van deze bepaling sluit aan bij de bepaling van artikel 228 van de Gemeentewet.

Artikel 9

Deze vrijstelling sluit aan bij de tot dusverre geldende vrijstelling.