Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening leges omgevingsvergunning 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening leges omgevingsvergunning 2015

Gemeenteblad 2014

Verordening leges omgevingsvergunning 2015

De raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 2014, met kenmerk AP020, raadsstuk 14bb4458;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

Verordening leges omgevingsvergunning 2015

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam 'leges omgevingsvergunning' worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst als bedoeld in artikel 1 dan wel degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.

Artikel 3 Heffingsmaatstaven en tarieven

  • 1. De leges omgevingsvergunning worden geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de leges omgevingsvergunning wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

  • 3. Indien een aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op meerdere vergunningplichtige activiteiten, worden de voor die activiteiten geldende tarieven opgeteld en via één aanslag in rekening gebracht.

  • 4. Indien sprake is van een gefaseerde aanvraag om omgevingsvergunning, worden per fase de leges in rekening gebracht die gelden voor de binnen de betreffende fase-aanvraag ondergebrachte activiteiten.

  • 5. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

Artikel 4 Wijze van heffing

De leges omgevingsvergunning worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 5 Termijn van betaling

De aanslagen moeten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 6 Teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 7 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges omgevingsvergunning.

Artikel 8 Intrekking oude verordening

De Verordening leges omgevingsvergunning 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Overgangsbepalingen

De Verordening leges omgevingsvergunning 2014 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2015 hebben voorgedaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leges omgevingsvergunning 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 en 11 november 2014.

De griffier,

J.G.A. Paans

De voorzitter,

A.Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 26 november 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch) Tarieventabel behorend bij Verordening leges omgevingsvergunning 2015

HOOFDSTUK 1 OMGEVINGSVERGUNNINGEN VOOR ACTIVITEIT BOUWEN (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

1.1   Maatstaf van heffing: Maatstaf van heffing zijn de totale bouwkosten van de zaak waarop de aanvraag om een vergunning betrekking heeft.

1.1.1   Het onder 1.1 gestelde is mede van toepassing op een nieuwe woonwagen of een bestaande woonwagen die wordt verplaatst dan wel uitbreiding of verandering ondergaat.

1.1.2   De totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2631 (investeringskosten van gebouwen) en de NEN 2634 (termen, definities en regels voor het overdragen van gegevens over kosten- en kwaliteitsaspecten voor bouwprojecten), tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat zulks tot een onjuiste uitkomst leidt.

  • 1.

    2   De omzetbelasting en de kosten van het verwerven van de grond maken geen deel uit van de totale bouwkosten.

  • 1.

    3   Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) bedraagt:

Categorie

Totale bouwkosten in €

Tarieven in €

0

0,00

t/m

7.700,00

316,00

I

7.700,01

t/m

15.400,00

466,00

II

15.400,01

t/m

35.900,00

1.072,00

III

35.900,01

t/m

71.900,00

1.580,00

IV

71.900,01

t/m

113.000,00

2.709,00

V

113.000,01

t/m

154.200,00

4.158,00

VI

154.200,01

t/m

267.000,00

9.808,00

VII

267.000,01

t/m

530.000,00

19.206,00

VIIII

530.000,01

t/m

1.100.000,00

37.914,00

IX

1.100.000,01

t/m

2.800.000,00

75.513,00

X

2.800.000,01

t/m

5.350.000,00

144.408,00

XI

5.350.000,01

t/m

10.700.000,00

190.739,00

XII

10.700.000,01

t/m

26.700.000,00

290.346,00

XIII

26.700.000,01

t/m

53.500.000,00

578.366,00

XIV

53.500.000,01

en hoger

1.015.985,00

  • 1.

    4 Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project dat voldoet aan het bepaalde in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 30% van de verschuldigde bouwleges.

  • 1.

    5 Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project waarvoor de aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van de applicatie Blitts, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 50% van de verschuldigde bouwleges.

  • 1.

    6 Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) betrekking heeft op het bouwen in afwijking van een eerder ingediend bouwplan waarvoor reeds een vergunning is verleend, worden de voor de oorspronkelijke vergunning geheven leges verrekend met het bedrag aan leges dat verschuldigd is voor de ingediende aanvraag tot wijziging met dien verstande dat altijd ten minste het bedrag dat verschuldigd is voor Categorie 0 in rekening wordt gebracht. Het vorenstaande vindt geen toepassing indien de afwijking van de verleende vergunning zodanig is dat, naar de omstandigheden beoordeeld, sprake is van een nieuw bouwplan.

HOOFDSTUK 2 TERUGGAAFREGELING OMGEVINGSVERGUNNING VOOR ACTIVITEIT BOUWEN

2.1.1 Indien - al dan niet ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht - wordt besloten om een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet te behandelen, wordt teruggaaf van 50% van de geheven leges verleend waarbij geldt dat maximaal € 20.000,00 verschuldigd zal zijn.

2.1.2 Indien binnen één maand na het indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht doch vóór het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 50% van de geheven leges verleend.

2.1.3 Indien de gevraagde vergunning op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet wordt verleend, wordt teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend.

2.1.4 Indien van een verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen gebruik wordt gemaakt, wordt op aanvraag teruggaaf van 30% van de geheven leges verleend. Deze teruggaaf wordt alleen verleend indien de vergunning binnen 2 jaar na de verlening schriftelijk wordt ingetrokken en indien de aanvraag tot teruggaaf van 30% van de leges binnen 1 jaar na de schriftelijke intrekking van de aanvraag om vergunning wordt ingediend.

2.1.5 Indien het college van burgemeester en wethouders niet binnen de in artikel 3.9, eerste lid dan wel artikel 3.9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel - indien van toepassing - binnen de in artikel 3.6, lid 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vastgelegde fatale termijn heeft beslist op een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vervalt de verplichting tot het betalen van leges en worden reeds betaalde leges teruggestort.

HOOFDSTUK 3 AFWIJKING VAN EEN BESTEMMINGSPLAN ZONDER DAT EEN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT BOUWEN IS VEREIST (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zonder dat met dezelfde aanvraag tevens een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangevraagd)

3.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het geldende bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, projectbesluit, beheersverordening, dan wel exploitatieplan bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarbij geen sprake is van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bedragen het tarief als genoemd onder 1.3 bij Categorie I.

HOOFDSTUK 4 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT AANLEGGEN (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

4.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) bedragen: het tarief als genoemd onder 1.3 bij Categorie I.

HOOFDSTUK 5 OMGEVINGSVERGUNNINGEN VOOR ACTIVITEIT SLOPEN (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1. lid 1, sub f, g en h en art. 2.2, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

5.1 Maatstaf van heffing: Maatstaf van heffing voor een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.2. lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de totale sloopkosten van de activiteit waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Bouwverordening Rotterdam 2010 (een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), betrekking heeft. Eventuele opbrengsten van het te slopen bouwwerk worden niet in mindering gebracht op de totale sloopkosten.

5.1.1 Het onder 5.1 gestelde is mede van toepassing op een woonwagen.

5.1.2 De totale sloopkosten worden berekend volgens de NEN 2631 (investeringskosten van gebouwen) en de NEN 2634 (termen, definities en regels voor het overdragen van gegevens over kosten- en kwaliteitsaspecten voor bouwprojecten), tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat zulks tot een onjuiste uitkomst leidt.

  • 5.

    2 De omzetbelasting maakt geen deel uit van de totale sloopkosten.

  • 5.

    3 Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in art. 5.1. bedraagt het tarief genoemd onder 1.3, met dien verstande dat voor 'stichtingskosten' 'sloopkosten' moet worden gelezen.

  • 5.

    4 Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1 lid 1, sub f, g en h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, bedraagt het tarief als genoemd onder 1.3 bij Categorie I.

HOOFDSTUK 6 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT EEN UITWEG TE MAKEN, TE HEBBEN OF TE VERANDEREN, OF HET GEBRUIK DAARVAN TE VERANDEREN (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

6.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van omgevingsvergunning voor de activiteit een uitweg te maken, te hebben of te veranderen, of het gebruik daarvan te veranderen (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht):

€ 1.083,00

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE ACTIVITEIT HET VELLEN VAN EEN HOUTOPSTAND (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

7.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van omgevingsvergunning voor de activiteit het vellen van een houtopstand (een aanvraag om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht):

€ 738,00

HOOFDSTUK 8 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR ACTIVITEIT BRANDVEILIG GEBRUIK (een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

8.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in art. 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening:

8. € 247,00

Met dien verstande dat dit bedrag wordt verhoogd voor een inrichting met een oppervlakte:

bedragen in €

500 m² of kleiner met

377,00

501 t/m 2.000 m² met

1.325,00

2.001 t/m 5.000 m² met

3.274,00

5.001 t/m 50.000 m² met

4.582,00

50.001 m² en hoger met

7.193,00

  • 8.

    2 Indien een vergunning als bedoeld in art. 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of art. 2.1.1 van de Brandbeveiligingverordening wordt aangevraagd voor een inrichting waarvoor reeds eerder een dergelijke vergunning is afgegeven en deze ingebruikneming door het college van burgemeester en wethouders uit eigener beweging is ingetrokken, worden leges berekend volgens het dubbele van de tarieven genoemd onder 8.1 van deze tarieventabel.

  • 8.

    3 Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning afwijkend van c.q. aanvullend op een eerder afgegeven vergunning als bedoeld in art. 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening, worden voor wat betreft het gewijzigde c.q. aanvullende gedeelte de leges berekend volgens de tarieven genoemd onder 8.1 van deze tarieventabel.

8.4 Indien een aanpassing van de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanwege aanpassingen van brandveiligheidinstallaties welke in de meeste ruimten aanwezig zijn, wordt het basistarief in rekening gebracht als genoemd in 8.1.

8.5 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in art. 2.1, lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening met de geldigheidsduur van maximaal één maand:

€ 197,00

8.6 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een toestemming dan wel ontheffing, als omschreven in een vergunning, gebruikstoestemming c.q. veiligheids-verklaring ingediend na de in de vergunning, toestemming c.q. verklaring genoemde termijn:

€ 201,00

Toelichting op de Verordening leges omgevingsvergunning 2015

Algemeen

De leges worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Vanaf 1 januari 1995 komt het begrip ‘leges’ niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip ‘rechten’ in artikel 229 van de Gemeentewet omvat mede de leges.

In de verordening is ervoor gekozen de rechten ‘leges’ te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van documenten.

De Verordening leges omgevingsvergunning bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten, de heffingsmaatstaven en de tarieven.

Artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten onder andere rechten kunnen heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nummer 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65).

Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie komen wij tot het oordeel dat voor de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd.

Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten geen legesheffing meer mogelijk is.

Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt.

Ten slotte merken wij op dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de verordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is dus sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting.