Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening afvalstoffenheffing 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening afvalstoffenheffing 2016

De raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015, met kenmerk AP020, raadsstuk 15bb8495;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en artikel 229, eerste lid,

aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

Verordening afvalstoffenheffing 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarieven

  • 1. De belasting bedraagt per perceel, per kalenderjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door:

    • a.

      één persoon: € 321,20;

    • b.

      meer dan één persoon: € 346,90.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a.

      is het tarief, indien het belastingtijdvak een gedeelte van een kalenderjaar of gedeelten van kalenderjaren omvat, gelijk aan de som van zoveel twaalfde delen van het voor het desbetreffende kalenderjaar geldende tarief als daarvan kalendermaanden behoren tot het belastingtijdvak;

    • b.

      bedraagt de belasting, indien de huishoudelijke afvalstoffen afkomstig zijn van onzelfstandige wooneenheden, zoals een perceel dat gebruikt wordt voor kamerverhuur of voor huisvesting van studenten, of een verzorgingstehuis, voor een perceel waarop meerdere personen verblijven, per kalenderjaar:

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door één persoon: het tarief genoemd in het eerste lid, onderdeel a;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,

      • -

        indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door 2 tot en met 5 personen: het tarief genoemd in het eerste lid, onderdeel b;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door 6 tot en met 10 personen: € 1.062,50;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door 11 tot en met 15 personen verblijven: € 1.660,80;

      • -

        indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door meer dan 15 personen: € 1.660,80 vermeerderd met € 127,60 voor elke extra persoon boven de 15 personen.

Artikel 5 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien het aantal personen dat gebruik maakt van het perceel in de loop van het jaar wijzigt, bestaat geen aanspraak op ontheffing.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in één termijn welke vervalt 62 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt 31 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens 31 dagen later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

Artikel 9 Nadere regels door het college

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Intrekking oude verordening

De Verordening afvalstoffenheffing 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 11 Overgangsbepaling

De Verordening Afvalstoffenheffing 2015 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2016 hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 november 2015.

De griffier,
J.M. van Midden
De voorzitter,
A. Aboutaleb

Toelichting op de Verordening afvalstoffenheffing 2016

De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De afvalstoffenheffing kan in beginsel als een belasting worden beschouwd. Wel dient er een opbrengstlimiet in acht te worden genomen, in de zin dat de geraamde opbrengsten de geraamde kosten niet mogen overtreffen. Tegenover de heffing staat niet een individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het werkelijk meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, doch een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting bij het desbetreffende perceel door de gemeente. Dit leidt ertoe dat, indien de inzamelplicht bij een bepaald perceel door de gemeente niet wordt nagekomen, de gemeente ter zake van het gebruik van dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen.

De datum van 1 januari van het belastingjaar (of het begin van de belastingplicht) is bepalend voor het aantal personen per perceel. Dit is uit doelmatigheidsoverwegingen gedaan. Er hoeven dan namelijk geen wijzigingen te worden aangebracht (teruggave of navordering) indien het aantal personen in de loop van het jaar verandert.

Dit gemeenteblad 2015, nummer 169, is uitgegeven op 18 november 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)