Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016

Geldend van 18-07-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016

De concerndirecteur van het cluster Werk en Inkomen,

gelezen het voorstel van afdeling B&O van het cluster W&I van 25 januari 2016,

gelet op het artikel 1.3, tweede lid van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016 en artikel 3 van het Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging van de Algemeen Directeur 2012, artikel 18b Participatiewet en het Besluit taaltoets Participatiewet;

besluit:

vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

afsprakenplan:

een plan met de gemaakte afspraken tussen de belanghebbende en de medewerker van de gemeente, namens het college, over de wijze waarop de belanghebbende zich gaat inspannen om zijn vaardigheden in de Nederlandse taal te verbeteren;

algemene bijstand:

bijstand in het kader van levensonderhoud op grond van de Participatiewet;

belanghebbende:

de persoon die een uitkering aanvraagt op grond van de Participatiewet of een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet;

besluit taaltoets: het ‘Besluit taaltoets Participatiewet’;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

de Wet:

de Participatiewet;

eigen beperking(en):

beperking(en) waardoor de belanghebbende niet in staat is te werken aan de verbetering van zijn vaardigheden in de Nederlandse taal;

formeel taaltraject:

intensief taaltraject, bij een professionele taalaanbieder, dat tot doel heeft de belanghebbende op korte termijn de Nederlandse taal te laten beheersen op 1F (A2) niveau. Dit taaltraject is gericht op het behalen van een diploma;

leerbaar:

een persoon die makkelijk en snel leert;

schriftelijke kennisgeving:

de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 18b, vierde lid van de Wet;

taaltoets:

de toets, als bedoeld in artikel 18b, tweede lid van de Wet, die het college bij de belanghebbende afneemt om te beoordelen of hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst;

verwerven van de Nederlandse taal:

het leren van de Nederlandse taal met als doel de Nederlandse taal op niveau 1F (A2) te beheersen;

voldoende beheersing:beheersing van de Nederlandse taal op minimaal het referentieniveau 1F (A2) als vastgesteld op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal: Nederlandse taal en rekenen en het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;

voldoende inspanning:

  • bij een formeel taaltraject: het volgen door de belanghebbende van minimaal 80% van de taallessen en het tonen van een positieve en constructieve houding en gedrag gedurende het taaltraject;

  • bij een andere vorm van taalontwikkeling, niet zijnde een formeel taaltraject: op individuele basis bezien of de belanghebbende de gemaakte concrete afspraken uit het afsprakenplan voldoende is nagekomen en zich daarvoor voldoende heeft ingespannen;

voortgang:

indien de belanghebbende na het opnieuw afleggen van de taaltoets op minimaal 1 extra vaardigheid, ten opzichte van de laatst afgenomen taaltoets, de Nederlandse taal op niveau 1F (A2) beheerst.

Artikel 2 Bewijsstuk voldoende beheersing Nederlandse taal

  • 1. Naast de bewijsstukken zoals genoemd in artikel 18b, tweede lid, sub a en b van de Wet kan de belanghebbende middels één van onderstaande bewijsstukken aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst:

    • a.

      registratie in het GBA waaruit blijkt dat de belanghebbende gedurende zijn leerplichtige leeftijd minimaal acht jaar in Nederland heeft gewoond;

    • b.

      een certificaat/diploma als bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit inburgering;

    • c.

      een certificaat van een erkende/gecertificeerde opleiding/onderwijsinstelling waaruit blijkt dat de belanghebbende de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau beheerst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende opleiding/onderwijsinstelling of een onderwijsinstelling die in bezit is van een ISO-9001:2008 certificaat of vergelijkbaar certificaat;

    • d.

      het ondertekenen van een eigen verklaring waarbij de belanghebbende verklaart dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. De eigen verklaring wordt alleen aangeboden ter ondertekening indien de gemeentelijke medewerker er niet aan twijfelt dat belanghebbende de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau beheerst;

    • e.

      bewijs van uitslag taaltoets (certificaat). De afgenomen taaltoets dient te voldoen aan het Besluit taaltoets;

    • f.

      een beschikking van een andere gemeente, inclusief certificaat/uitslag taaltoets, waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst; of

    • g.

      diploma Nederlandstalig voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld diploma VSO of PRO onderwijs, volwassenenonderwijs, VMBO, MBO, HAVO, VWO, HBO of WO of een uittreksel uit het diplomaregister van DUO.

  • 2. Een kopie van het bewijsstuk, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, volstaat.

Artikel 3 Taaltoets en momenten beoordeling inspanning/voortgang

  • 1.

    • a.

      Indien de belanghebbende niet kan aantonen dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst dan neemt het college bij hem, binnen acht weken na datum ontvangst aanvraag uitkering, een taaltoets af. Dit is de eerste taaltoets die afgenomen wordt. Belanghebbende wordt, nadat de uitkomst van de eerste taaltoets bij het college bekend is, binnen een termijn van acht weken schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomst van de taaltoets.

    • b.

      Na zes maanden, vanaf de schriftelijke kennisgeving, wordt de inspanning van de belanghebbende over de voorgaande zes maanden om vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven, beoordeeld.

    • c.

      Na twaalf maanden, vanaf de schriftelijke kennisgeving, wordt de inspanning van de belanghebbende over de voorgaande zes maanden om vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven, beoordeeld.

    • d.

      Na de beoordeling na twaalf maanden, vanaf de schriftelijke kennisgeving, als bedoeld in sub c van dit lid, wordt de inspanning en eventueel de voortgang om de drie maanden opnieuw beoordeeld op basis van de voorgaande drie maanden.

    • e.

      Een volgende taaltoets wordt afgenomen zes dan wel twaalf maanden vanaf de schriftelijke kennisgeving, als uit de beoordeling over de voorgaande periode blijkt dat de belanghebbende onvoldoende inspanning heeft getoond of het college het vermoeden heeft dat de belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst.

    • f.

      Na de termijn van twaalf maanden, vanaf de schriftelijke kennisgeving, wordt een volgende taaltoets bij onvoldoende inspanning of het vermoeden dat de belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst, om de drie maanden afgenomen.

  • 2.

    • b.

      Bij een opnieuw af te nemen taaltoets worden alleen de vaardigheden getoetst die de belanghebbende, op basis van de eerdere afgenomen taaltoets(en), onvoldoende beheerste.

  • 3.

    • a.

      Er wordt afgezien van het afnemen van een taaltoets bij een belanghebbende bij wie het redelijke vermoeden bestaat dat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst maar tegelijk wordt vastgesteld dat de belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is om een taaltoets af te leggen en te werken aan het verwerven van vaardigheden in de Nederlandse taal vanwege zijn eigen beperkingen.

    • b.

      Er wordt afgezien van het afnemen van een taaltoets bij een belanghebbende met inburgeringsplicht volgens de Wet inburgering bij wie het redelijke vermoeden bestaat dat hij – vanwege recent verblijf in Nederland – de Nederlandse taal niet beheerst maar tegelijkertijd wordt vastgesteld dat de belanghebbende wel in staat is om te werken aan het verwerven van vaardigheden in de Nederlandse taal.

      Het betreft de belanghebbende met inburgeringsplicht die vanaf 1 januari 2016 een uitkering aanvraagt op grond van de Participatiewet.

  • 4. De taaltoets wordt door het college bekostigd, tenzij de belanghebbende buiten de reguliere momenten waarop de taaltoets wordt afgenomen, op zijn eigen initiatief zijn beheersing van de Nederlandse taal wil toetsen. In dat geval zijn de kosten voor rekening van belanghebbende.

Artikel 4 Verlaging bijstand

  • 1.

    • Indien de belanghebbende weigert om binnen een maand, vanaf de schriftelijke kennisgeving, aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal dan wordt de bijstand conform artikel18b, negende lid van de Wet verlaagd.

  • 2.

    • a.

      Indien de belanghebbende zich bereid verklaart binnen een maand, vanaf de schriftelijke kennisgeving, aan te vangen met het verwerven van de vaardigheden van de Nederlandse taal dan wordt binnen een termijn van vier weken, vanaf de datum dat de belanghebbende dient te starten met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal, getoetst of de belanghebbende daadwerkelijk is gestart.

    • b.

      Indien blijkt dat de belanghebbende niet gestart is met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal dan wordt voor de resterende maanden, tot maximaal zes maanden vanaf de schriftelijke kennisgeving, de bijstand alsnog conform artikel 18b, negende lid, van de Wet verlaagd.

  • 3. Indien de belanghebbende op een later moment, maar wel binnen zes maanden vanaf de schriftelijke kennisgeving, alsnog start met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal dan wordt de verlaging, zoals bedoeld in het eerste lid of tweede lid, sub b, beëindigd vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de datum waarop de belanghebbende is aangevangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

  • 4.

    • a.

      Na zes maanden vindt, op basis van artikel 3, eerste lid, sub b, een beoordeling plaats. Indien de belanghebbende zich, naar oordeel van het college, onvoldoende heeft ingespannen op basis van wat van hem verwacht mag worden, dan volgt een taaltoets, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub e.

    • b.

      Als de belanghebbende zich onvoldoende heeft ingespannen en uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende geen voortgang vertoont dan wordt de bijstand conform artikel 18b, tiende lid, van de Wet verlaagd.

  • 5.

    • a.

      Na twaalf maanden vindt, op basis van artikel 3, eerste lid, sub c, een beoordeling plaats. Indien de belanghebbende zich, naar oordeel van het college, onvoldoende heeft ingespannen op basis van wat van hem verwacht mag worden dan volgt een taaltoets, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub e.

    • b.

      Als de belanghebbende zich onvoldoende heeft ingespannen en uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende geen voortgang vertoont dan wordt de bijstand conform artikel 18b, elfde lid, van de Wet verlaagd.

  • 6.

    • a.

      Na de beoordeling na twaalf maanden, als bedoeld in artikel 3, lid 1, sub c, vindt om de drie maanden, op basis van artikel 3, eerste lid, sub d, een beoordeling plaats. Indien de belanghebbende zich, naar oordeel van het college, onvoldoende heeft ingespannen op basis van wat van hem verwacht mag worden dan volgt een taaltoets, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub f.

    • b.

      Als de belanghebbende zich onvoldoende heeft ingespannen en uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende geen voortgang vertoont dan wordt de bijstand conform artikel 18b, elfde lid, van de Wet verlaagd.

  • 7.

    • a.

      Als belanghebbende zich 12 maanden lang voldoende heeft ingespannen dan wordt de belanghebbende geacht aan zijn taaleis verplichtingen te hebben voldaan.

    • b.

      Vanaf het moment dat de situatie onder a zich voordoet, wordt belanghebbende in het kader van zijn re-integratie, zo nodig verplicht verder te werken aan de verbetering van zijn vaardigheden in de Nederlandse taal.

  • 8. Een verlaging van de bijstand wordt beëindigd indien de belanghebbende een bewijsstuk kan overleggen als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, sub a en b, van de Wet of een bewijsstuk als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze beleidsregels.

    Tevens wordt de verlaging van de bijstand beëindigd indien de belanghebbende kan aantonen dat hij voortgang heeft geboekt.

    De verlaging wordt beëindigd per eerste van de kalendermaand volgend op de datum waarop het bewijsstuk wordt overlegd.

Artikel 5 Aanbod verwerven vaardigheden Nederlandse taal

  • 1. Een formeel taaltraject kan aangeboden worden aan de belanghebbende die leerbaar is en voor wie de kansen op de arbeidsmarkt op de korte termijn worden vergroot indien hij de Nederlandse taal beter beheerst.

  • 2. Met de belanghebbende aan wie geen formeel taaltraject wordt aangeboden kunnen, op basis van maatwerk, afspraken worden gemaakt over de wijze waarop hij gaat werken aan het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

  • 3. In een afsprakenplan worden de gemaakte afspraken vastgelegd met betrekking tot de wijze waarop door belanghebbende aan de verwerving van de vaardigheden in de Nederlandse taal gaat werken en de minimale inspanning die hij moet leveren.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en werken terug tot 1 januari 2016.

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis Participatiewet 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 26 januari 2016.

Namens het college van burgemeester en wethouders,
Drs. ing. V.J.M. Roozen
Concerndirecteur Werk en Inkomen

Toelichting

Algemene toelichting

Middels artikel 18b van de Participatiewet (Wet taaleis Participatiewet) worden de voorwaarden in het kader van de bijstand uitgebreid met een taaleis, teneinde de kansen voor participatie op de arbeidsmarkt te vergroten. Reden hiervoor is dat de Nederlandse arbeidsmarkt moeilijk toegankelijk is voor mensen die de Nederlandse taal niet of beperkt beheersen. Ook eenvoudige werkzaamheden vragen vaak om een basiskennis van de Nederlandse taal. Het beheersen van de Nederlandse taal is een belangrijke succesfactor om uit de bijstand te komen en (weer) deel te nemen aan het arbeidsproces.

Als gevolg van deze wet dient de aanvrager van een bijstandsuitkering , maar ook een bestaande werkzoekende met een bijstandsuitkering, aan te tonen dat hij de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau beheerst. Dit kan hij onder andere aantonen door het bewijs te leveren (bijvoorbeeld middels rapporten/diploma’s) dat hij gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd, een diploma inburgering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering kan overleggen of een ander document kan overleggen waaruit blijkt dat hij de vaardigheden op minimaal het referentieniveau 1F (A2) beheerst. Indien de belanghebbende dit niet kan aantonen dient een taaltoets te worden afgenomen waaruit moet blijken of hij de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau beheerst. Indien uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal niet of niet in voldoende mate beheerst dan dient hij, binnen een maand nadat hij hiervan schriftelijk in kennis is gesteld, te starten met het leren van de Nederlandse taal en te voldoen aan de inspanning/voortgang die van hem verwacht wordt.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Bewijsstuk voldoende beheersing Nederlandse taal

Eerste lid, sub d

Het ondertekenen van de eigen verklaring dient gepaard te gaan met een bewijs waaruit geconcludeerd kan worden dat de belanghebbende de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau beheerst. Het gaat dan om een kopie van een ‘oude’ arbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat de belanghebbende een functie heeft uitgeoefend waarbij de beheersing van de Nederlandse taal op 1F (A2) niveau noodzakelijk is om de functie te kunnen uitoefenen of een curriculum vitae waaruit dit blijkt.

Eerste lid, sub e

Aan de taaltoets die afgenomen wordt zijn eisen en voorwaarden gesteld. Deze zijn opgenomen in het Besluit taaltoets. Zo dient de toets onder andere afgenomen te worden in een afgesloten ruimte en onder zodanige omstandigheden dat rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden van de belanghebbende, de betrouwbaarheid en validiteit van de toets moet gewaarborgd zijn en er moeten voorzorgsmaatregelen genomen worden ter voorkoming van niet waarheidsgetrouwe uitkomsten van de toets dan wel fraude.

Artikel 3 Taaltoets en momenten beoordeling inspanning/voortgang

Tweede lid

De taaltoets bestaat uit een mondeling en schriftelijk deel en toets de volgende vaardigheden:

mondeling

  • spreekvaardigheid;

  • luistervaardigheid; en

  • gespreksvaardigheid.

schriftelijk

  • schrijfvaardigheid; en

  • leesvaardigheid.

De vaardigheden die de belanghebbende op 1F (A2) niveau beheerst op basis van een eerder afgenomen taaltoets worden bij een nieuw af te nemen taaltoets niet opnieuw getoetst.

Derde lid

Er zijn belanghebbenden die tijdelijk dan wel structureel mogelijk niet kunnen voldoen aan de taaltoets (en een eventueel benodigd taaltraject) vanwege eigen beperkingen. Hieronder zijn omstandigheden opgesomd die daarbij een rol kunnen spelen:

  • dyslexie;

  • analfabetisme;

  • leerproblemen;

  • cognitieve problemen;

  • psychosociale problemen;

  • verslaving;

  • andere gezondheidsredenen en/of medische gronden; en

  • audio- en visuele beperkingen.

Bij twijfel kan van de belanghebbende gevraagd worden bewijs te leveren dat sprake is van een eigen beperking. De eventuele kosten hiervan zijn voor rekening van de belanghebbende.

Andere indicaties die daarop kunnen duiden, zijn:

  • (eerdere) ontheffing van de inburgeringsplicht;

  • ontheffing van de arbeidsverplichting of tegenprestatie; of

  • volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid.

Er dient altijd een individuele beoordeling plaats te vinden. Indien de situatie van de belanghebbende wijzigt en hij na verloop van tijd wel in staat is om een taaltoets af te nemen en de vaardigheden in de Nederlandse taal te verwerven dan wordt alsnog binnen een termijn van 8 weken, vanaf datum vaststelling dat de belanghebbende daartoe in staat is, een taaltoets afgenomen indien de belanghebbende niet kan aantonen dat hij aan artikel 18b van de Wet voldoet. Denk hierbij aan de situatie dat bijvoorbeeld niet langer meer sprake is van een verslavingsprobleem of een gezondheidsprobleem.

Vierde lid

De taaltoets wordt op vaste momenten afgenomen conform artikel 3, eerste lid, sub a, e en f. Deze taaltoetsen worden door het college bekostigd. Het staat de belanghebbende vrij om buiten deze vaste momenten om, op eigen kosten, een taaltoets af te nemen om zijn beheersing van de Nederlandse taal te toetsen. Reden hiervoor kan bijvoorbeeld zijn dat de belanghebbende een eventuele opgelegde verlaging van de bijstand op grond van artikel 4, eerste lid, vierde lid (sub b), vijfde lid (sub b) of zesde lid (sub b) tussentijds wenst in te laten trekken door aan te tonen dat hij voortgang heeft geboekt.

Artikel 4 Verlaging bijstand

De beoordeling met betrekking tot het verrichten van voldoende inspanning zoals in het vierde, vijfde en zesde lid bedoeld, wordt bezien naar de inspanning die van de belanghebbende, gezien eventuele beperkingen, kan worden verwacht. Als deze toch onvoldoende inspanning heeft laten zien dan volgt een taaltoets.

Artikel 5 Aanbod verwerven vaardigheden Nederlandse taal

Lid 1

Onder een formeel taaltraject wordt een taaltraject verstaan bij een professionele taalaanbieder dat opleidt tot een diploma. Het is, in vergelijking met een informeel taaltraject, een duurder taaltraject. Dit taaltraject wordt ingezet ten behoeve van de belanghebbende die leerbaar is, een korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft en voor wie taal de enige dan wel één van de weinige drempels is voor participatie op de arbeidsmarkt.

Lid 2

Aan de belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt geen formeel taaltraject aangeboden maar op een andere wijze geoefend met het leren van de Nederlandse taal. Voorbeelden zijn:

  • een taalmaatje;

  • het oefenen met de taal via bijvoorbeeld het uitvoeren van een tegenprestatie;

  • zelfstudie via www.oefenen.nl; en/of

  • een laagdrempelig informeel taaltraject in de wijk (buurthuis/bibliotheek).

Daarnaast kunnen onderstaande soorten van trajecten gelijk gesteld worden aan het leren van de Nederlandse taal in het kader van de Wet:

  • parttime werk;

  • deelname aan een re-integratietraject (o.a. sociale activering, et cetera);

  • deelname aan een inburgeringstraject; en

  • traject gericht op oriëntatie op het ondernemerschap of zelfstandig ondernemerschap.

Door middel van het volgen van één van deze trajecten wordt immers ook geoefend met de Nederlandse taal.