Regeling vervallen per 01-07-2023

Nadere regels overige voorzieningen en vergoedingen participatie

Geldend van 30-12-2017 t/m 30-06-2023

Intitulé

Nadere regels overige voorzieningen en vergoedingen participatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur van cluster Werk en Inkomen van 12 april 2016; registratienummer 2016/030;

gelet op de artikelen 17 en 18 van de Participatieverordening Rotterdam 2015;

besluit vast te stellen:

Nadere regels overige voorzieningen en vergoedingen participatie

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      de Wet:

      de Participatiewet;

    • b.

      de Verordening:

      de Participatieverordening Rotterdam;

    • c.

      (arbeids)re-integratie:

      verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede de activiteiten, trajecten en voorzieningen die hierop zijn gericht;

    • d.

      doelgroep:

      de doelgroep zoals gedefinieerd in de Verordening.

    • e.

      niet-uitkeringsgerechtigde:

      de persoon bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, van de Wet;

    • f.

      werkgever:onderneming of organisatie waarvoor mensen in loondienst kunnen werken, ongeacht de rechtsvorm;

    • g.

      overige voorzieningen:

      instrumenten die kunnen worden ingezet voor participatie van de doelgroep voor het kunnen volgen van een traject of opleiding, verrichten van een tegenprestatie of instrumenten ter ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

    • h.

      armoedeval: het verschijnsel dat bij werkaanvaarding uit een bijstandsuitkering in de periode van vier tot twaalf maanden na deze werkaanvaarding sprake is van verlies van landelijke en/of gemeentelijke inkomensafhankelijke regelingen en toegenomen, aan het werk gerelateerde, kosten, het besteedbaar inkomen per saldo daalt.

  • 2. Voor de overige begripsbepalingen in deze nadere regels zijn de begripsbepalingen van de Wet van toepassing.

Paragraaf 2 Overige voorzieningen en vergoedingen

Artikel 2 Nazorg bij arbeidsinschakeling

  • 1. In het kader van de nazorg bij arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Verordening, kunnen voorzieningen verstrekt worden aan personen uit de doelgroep, die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen en aanvaarden van werk.

  • 2. Een voorziening als bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verstrekt voor zover:

    • a.

      er sprake is van een arbeidsovereenkomst en aanvaarding daarvan;

    • b.

      voor de voorziening geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, zoals een vergoeding door een werkgever dan wel organisatie waar de persoon het werk heeft aanvaard; en

    • c.

      de voorziening naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het verkrijgen van dit werk; en

    • d.

      de draagkracht van de persoon onvoldoende is om hierin te voorzien, waarbij de regels voor vaststelling van de draagkracht bij bijzondere bijstand van toepassing zijn.

  • 3.

    • a.

      De voorzieningen bij arbeidsinschakeling kunnen tot een maximum bedrag van € 1500,– per jaar, verstrekt worden per persoon tot uiterlijk drie maanden na aanvang van de arbeidsovereenkomst.

    • b.

      De onder a bedoelde voorzieningen, kunnen bestaan uit:

      • een voorziening om te reizen: zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid; dan wel

      • bruikleen van een scooter in eigendom van de gemeente, in de gevallen waarbij het openbaar vervoer dan wel een fiets geen optie zijn;

      • een kilometervergoeding voor eigen vervoer, ter hoogte van 19 cent per gereisde kilometer, indien de locatie met het openbaar vervoer niet of onvoldoende bereikbaar is;

      • overige voorzieningen, die direct verband houden met de arbeidsinschakeling.

  • 4.

    • a.

      De vergoeding voor overige voorzieningen bij arbeidsinschakeling worden in beginsel direct uitbetaald aan de organisatie die de voorziening uitvoert dan wel levert. Indien dit omwille van spoedeisendheid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt de vergoeding verstrekt aan de belanghebbende zelf.

    • b.

      In het geval dat het te verstrekken bedrag aan belanghebbende zelf wordt uitgekeerd, toont belanghebbende vooraf de aanschafprijs aan en legt hij achteraf een betalingsbewijs over, dan wel toont belanghebbende bij een kilometervergoeding aan dat voor belanghebbende de locatie niet of onvoldoende bereikbaar is per openbaar vervoer.

    • c.

      Bij verstrekking van een kilometervergoeding wordt het te verstrekken bedrag vastgesteld op basis van het aantal noodzakelijk te reizen kilometers voor woon-werkverkeer. De vergoeding wordt uitbetaald op het rekeningnummer van belanghebbende.

  • 5. Het maximum bedrag van € 1.500 per persoon per jaar kan, in afwijking van de termijn zoals vermeld in het derde lid, onder a, worden verstrekt voor de kosten van voorzieningen in het kader van de arbeidsinschakeling vanaf de vierde maand tot en met uiterlijk de twaalfde maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst als:

    • a.

      er sprake is van vergoeding van kosten van voorzieningen in de eerste drie maanden na aanvang van de arbeidsovereenkomst en het maximum bedrag nog niet is besteed;

    • b.

      er sprake is van armoedeval.

  • 6. Vergoeding van de kosten van de voorzieningen bij arbeidsinschakeling zoals bedoeld in het vijfde lid, geschiedt op aanvraag welke niet eerder mag worden ingediend dan vier maanden na aanvang van de arbeidsovereenkomst.

  • 7. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten in het vijfde lid genoemde periode, kunnen bestaan uit kosten voor de in het derde lid, onder b, bedoelde voorzieningen dan wel uit kosten van kinderopvang voor zover deze niet kunnen worden voldaan uit de kinderopvangtoeslag dan wel uit een tegemoetkoming kosten kinderopvang via de bijzondere bijstand.

  • 8. Voor bepaling van de hoogte van het bedrag van de armoedeval, zoals bedoeld in het vijfde lid, wordt door het college een berekening uitgevoerd.

  • 9. Peilmaand voor berekening van de armoedeval is de maand van aanvraag.

  • 10. Het college vergelijkt de peilmaand met de laatste volledige maand dat algemene bijstand aan de belanghebbende is verstrekt.

  • 11. Ten behoeve van de in het achtste lid bedoelde uit te voeren berekening levert belanghebbende alle benodigde en door het college gevraagde stukken aan.

  • 12. De vergoeding van of de bijdrage in de te verstrekken voorziening, zoals bedoeld in het zevende lid, geschiedt direct op rekeningnummer van belanghebbende.

Artikel 3 Vergoeding aanvullende voorzieningen

  • 1. Het college kan een (vergoeding voor een) aanvullende voorziening verstrekken aan een persoon uit de doelgroep, zoals bedoeld in artikel 18 van de Verordening, in het kader van een re-integratievoorziening dan wel tegenprestatie.

  • 2. Een (vergoeding voor een) voorziening als bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats voor zover:

    • a.

      hiervoor geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, waaronder een vergoeding/verstrekking door een werkgever dan wel organisatie waar de werkzoekende de Tegenprestatie verricht of is geplaatst in het kader van een re-integratievoorziening;

    • b.

      de voorziening naar het oordeel van het college noodzakelijk is; en

    • c.

      de draagkracht van de persoon onvoldoende is om in deze kosten te voorzien, waarbij de regels voor vaststelling van de draagkracht bij bijzondere bijstand van toepassing zijn.

  • 3. Aanvullende voorzieningen zijn voorzieningen, die een persoon in staat stellen een traject te volgen, om bemiddelbaar te worden voor de arbeidsmarkt, reguliere scholing te volgen, dan wel een tegenprestatie te verrichten, zoals:

    • a.

      reizen in het kader van, o.a.:

      • een te volgen re-integratietraject of opleiding;

      • sollicitatiegesprekken;

      • een door het college opgelegde tegenprestatie, bij uitzondering en alleen ter overbrugging van de eerste maand waarin de werkzaamheden aanvangen;

      • een afspraak met de gemeente over, het volgen van, een re-integratietraject.

    • b.

      overige aanvullende voorzieningen, die direct verband houden met het te volgen re-integratietraject, dan wel de uitvoering van de tegenprestatie.

  • 4.

    • a.

      Voor het maken van noodzakelijke reizen, zoals bedoeld in het derde lid, aanhef en onder a, kan het college verstrekken:

      • a.

        een dagkaart van de RET;

      • b.

        een voucher voor:

        • een abonnement voor een week dan wel een maand, gegeven voor het aantal sterren dat naar oordeel van het college noodzakelijk is, tot maximaal 3 sterren, ten behoeve van het opladen op de eigen persoonlijke OV-chipkaart door de RET;

        • een saldo ter hoogte van het bedrag dat naar oordeel van het college noodzakelijk is voor het reistraject dat afgelegd wordt tot een maximum van € 50, ten behoeve van het opladen van de eigen persoonlijke OV-chipkaart door de RET;

        • een fiets voor maximaal € 85 bij Fietspunt, in gevallen waarbij door het college is vastgesteld dat het openbaar vervoer geen optie is.

    • b.

      In geval van een afspraak met de gemeente over, het volgen van, een re-integratietraject worden de eerste twee zones van de reiskosten niet vergoed, tenzij sprake is van een deelname aan of voortraject van een schulddienstverleningstraject.

  • 5. Voor overige aanvullende voorzieningen, zoals bedoeld in het derde lid, onder b, kan het college per persoon tot maximaal € 500,– per jaar vergoeden.

  • 6.

    • a.

      De vergoeding voor overige aanvullende voorzieningen worden in beginsel direct uitbetaald aan de organisatie die de voorziening uitvoert dan wel levert. Indien dit omwille van spoedeisendheid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt de vergoeding verstrekt aan de belanghebbende zelf.

    • b.

      In het geval dat de vergoeding aan de belanghebbende zelf wordt verstrekt, dient de belanghebbende vooraf de aanschafprijs aan te tonen en achteraf een betalingsbewijs te overleggen.

  • 7. Onder de overige aanvullende voorzieningen worden niet de flankerende instrumenten begrepen, zoals bedoeld in artikel 17 van de verordening voor personen met een arbeidsbeperking.

  • 8. Kosten in het kader van dagbesteding voor de doelgroep Maatschappelijke Opvang worden sinds 1 januari 2016 vergoed vanuit de WMO.

Artikel 4 Inwerkingtreding

De Nadere regels overige voorzieningen en vergoedingen participatie, treden in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van

19 april 2016.

De secretaris,
Ph.F.M. Raets
De burgemeester,
A.Aboutaleb

Toelichting

Algemene toelichting

Het doel van het verstrekken van vergoedingen is het wegnemen van financiële belemmeringen met betrekking tot het deelnemen aan een re-integratietraject, voorziening, tegenprestatie of werkaanvaarding. Een individuele beoordeling dient ten grondslag te liggen aan de noodzaak tot toekenning van de vergoeding.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Nazorg bij arbeidsinschakeling

Nazorg bij arbeidsinschakeling is één van de onderdelen in artikel 17, lid 1 van de verordening. Voor de overige onderdelen, zoals de flankerende instrumenten, zijn geen Nadere regels opgesteld.

Eerste lid:

Met een voorziening in het kader van nazorg bij arbeidsinschakeling wordt bedoeld:

  • zaken die noodzakelijk zijn om het werk te kunnen aanvaarden, danwel;

  • als werkaanvaarding heeft plaatsgevonden, ten behoeve van het kunnen verrichten van de werkzaamheden.

Ter verduidelijking: de voorziening kan dus worden ingezet vóórdat de feitelijke arbeidsinschakeling heeft plaatsgevonden. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een werkgever de werkzoekende aanneemt, mits de werkzoekende zelf voorziet in het gereedschap dat benodigd is om de werkzaamheden uit te kunnen voeren.

Tweede lid

In onderdeel c is geregeld dat er een draagkracht wordt vastgesteld zoals dat ook voor de bijzondere bijstand gebeurt. Ontvangers van de algemene bijstandsuitkering wordt geacht onvoldoende draagkrachtig te zijn. Echter kan een toets op draagkracht er bij niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet toe leiden dat er op basis van die toets geen recht op een vergoeding bestaat.

Derde lid

Onderdeel a geeft aan dat er sprake moet zijn van een (af te sluiten) arbeidsovereenkomst. In dat kader kan tot € 1500,– worden verstrekt.

In onderdeel b is o.a. geregeld dat een scooter van de gemeente als reisvoorziening kan worden ingezet. Het tijdelijk in bruikleen nemen van een scooter in eigendom van de gemeente, kan alleen indien de locatie op de benodigde tijdstippen niet bereikbaar is met het OV dan wel per fiets. Het doel van deze voorziening is overbrugging gedurende maximaal 3 maanden, waarin de werkzoekende zelf eigen vervoer moet regelen om naar zijn werkplek te reizen.

In onderdeel b is ook geregeld dat overige voorzieningen kunnen worden aangeboden in het kader van arbeidsinschakeling. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), de verlenging van een verlopen taxi-pas, aanschaf gereedschap of werkkleding ten behoeve van de werkaanvaarding, dan wel extra begeleiding in het kader van nazorg.

Zaken die niet direct in verband staan met de arbeidsinschakeling vallen niet onder de genoemde overige voorzieningen. Voorbeelden zijn (een bijdrage aan) de aanschaf van eigen vervoersmiddelen, inburgeringszaken, huisraad, of medische kosten.

Vierde lid:

Dit betekent dat de vergoeding in beginsel niet rechtstreeks aan een werkzoekende wordt betaald. In voorkomende gevallen is dit redelijkerwijs niet mogelijk. In dat geval kan de vergoeding op de rekening van de werkzoekende worden gestort. Voorwaarde is dat vooraf de aanschafprijs bekend is en achteraf het bewijs van betaling wordt gegeven. Artikel 3 Vergoeding aanvullende voorzieningen

Tweede lid:

Zie toelichting op artikel 2, tweede lid.

Derde lid:

Reiskostenvergoeding in het kader van het uitvoeren van een tegenprestatie is alleen bij uitzondering mogelijk indien overbrugging in de eerste maand nodig is, bijvoorbeeld omdat de belanghebbende de reiskosten niet kan voorschieten. De maximale duur is dus één maand. Indien het openbaar niet toereikend is of duurder dan de voucher voor de fiets, kan de voucher voor de fiets worden aangeboden zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Voorbeelden van overige aanvullende voorzieningen zijn: een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), de verlenging van een verlopen taxi-pas, dan wel aanschaf gereedschap of werkkleding die noodzakelijk zijn voor het kunnen uitoefenen van de werkzaamheden in het kader van een tegenprestatie, werkstage, proefplaatsing of ander traject. Kleine cursussen die niet noodzakelijk zijn voor arbeidsinschakeling maar wel benodigd zijn voor bijv. noodzakelijk geacht vrijwilligerswerk en daarmee niet vallen onder de scholing en training zoals in artikel 8 van de Verordening, kunnen ook hieruit vergoed worden.

Zesde lid:

Zie toelichting op artikel 2, vierde lid. 

Dit gemeenteblad 2016, nummer 66, is uitgegeven op 2 mei 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)